direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Berktsedijk, Milhezerweg en Helmondseweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie 'Berktsedijk, Milhezerweg en Helmondseweg' en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Deurne. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Deurne. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan van de gemeente Deurne
  • 1. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Berktsedijk, Milhezerweg en Helmondseweg waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het gml-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 zoals vastgelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl.
  • 2. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn op de locatie, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a,b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet.
  • 3. De regels in afdeling 22.2 en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 4. In afwijking op het bepaalde in het derde lid geldt dat in ieder geval artikel 22.27 en artikel 22.36 sub b. en f. niet van toepassing zijn op dit hoofdstuk, tenzij dit in de regels expliciet anders is bepaald.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die, op de dag van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk van het TAM-omgevingsplan, tenzij in dit artikel daarvan is afgeweken.

2.2 Begripsbepalingen omgevingsplan van rechtswege

De begripsbepalingen zoals opgenomen in het omgevingsplan van rechtswege zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover deze niet in strijd zijn met de begripsbepalingen uit de Omgevingswet en de Amvb's.

2.3 TAM-omgevingsplan

Het TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22a Berktsedijk, Milhezerweg en Hemondseweg met identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 van de gemeente Deurne bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 met de in dit plan opgenomen regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.4 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Deurne.

2.5 Aan- of uitbouw

Een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

2.6 Aan-huis-verbonden-beroep

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning of in bijbehorende bouwwerken, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.

2.7 Aan-huis-verbonden-bedrijf

Een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning of in bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.8 Aanduiding

De geometrische bepaalde planobjecten, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels in dit hoofdstuk, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van de gronden en/of toedelen van milieugebruiksruimte aan milieubelastende activiteiten, zoals vastgelegd in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 zoals digitaal vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

2.9 Afhankelijke woonruimte

Een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw met woonfunctie, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij dat hoofdgebouw met woonfunctie, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw met woonfunctie en gelegen is binnen een aanduiding die de functie wonen mogelijk maakt.

2.10 Archeologische waarden

Aaarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

2.11 Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

2.12 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

2.13 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.14 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

2.15 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit hoofdstuk deze inrichting niet verbiedt.

2.16 Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of de woning wordt uitgeoefend.

2.17 Functiegrens

De grens van een functievlak.

2.18 Functievlak

Een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel.

2.19 Hoofdgebouw

Gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.

2.20 Huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.

2.21 Huisvesting arbeidsmigranten

Structurele huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten over een aaneengesloten periode van zes maanden of meer per kalenderjaar.

2.22 Kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

2.23 Logies

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

2.24 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

2.25 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam-) prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet gecombineerd met elkaar.

2.26 Voorgevel

De gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel).

2.27 Voorgevelrooilijn

De naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd.

2.28 Water

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

2.29 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

2.30 Wonen

Huisvesting in een woning.

2.31 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

2.32 Zijdelingse-/achterperceelsgrens

Een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op artikel 22.24 van het omgevingsplan gelden de meetbepalingen zoals opgenomein in lid 3.1 tot en met lid 3.9.

3.1 Afstand

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrenzen, gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

3.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.4 De goothoogte van een bouwwerk

Verticaal vanaf de laagst gelegen snijlijn van elk dakvlak, met elk daaronder staand buitenwerks gevelvlak, tot aan het peil.

3.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.6 De lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

3.7 De ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

3.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.9 Peil

Voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen:

  • de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Regels over functies en activiteiten

Artikel 4 Bos

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met
identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 is aangewezen als Bos.

4.2 Functieomschrijving

Een als Bos aangewezen locatie heeft de volgende functie(s) en gebruiksactiviteit(en):

  • a. bosbouw en houtproductie, ondergeschikt aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen van amfibieën, bosvogels en plantengezelschappen;
  • d. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer.
4.3 Beoordelingsregels voor het bouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende beoordelingsregels.

4.3.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en schuilgelegenheden zijn toegestaan.

4.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte informatievoorzieningen en entreevoorzieningen   maximaal 3 m  
bouwhoogte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik   maximaal 3 m  
bebouwde oppervlakte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik   maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid  
bebouwde oppervlakte en bouwhoogte schuilhut motorcrossterrein   15 m2
bouwhoogte: bestaand  
bebouwde oppervlakte en bouwhoogte hoogzitten   maximaal 15 m2 op het maaiveld, waarbij het overdekte en met minimaal 1 wand omsloten deel van het vloeroppervlak op hoogte maximaal 5 m² mag bedragen.
bouwhoogte maximaal 5,5 m.  
bebouwde oppervlakte nutsvoorzieningen   bestaand  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 2 m  

4.3.3 Toepassingsbereik

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in dit lid opgenomen beoordelingsregels.

4.4 Specifieke functieregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de functie wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. lawaaisporten;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met
identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 is aangewezen als Wonen.

5.2 Functieomschrijving

Een als Wonen aangewezen locatie heeft de volgende functie(s) en gebruiksactiviteit(en):

  • a. wonen in woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en verhardingen.
5.3 Beoordelingsregels voor het bouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende beoordelingsregels.

5.3.1 Algemeen
  • 1. De gronden en bouwwerken moeten gebruikt worden op een wijze die ten dienste staat van de in 5.2 genoemde functies van de gronden.
  • 2. De gronden en bouwwerken moeten gebruikt worden op een wijze die in overeenstemming is met de in 5.5.1 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.
  • 3. Per functievlak is één woning toegestaan.
  • 4. Herbouw van een woning is niet toegestaan.

5.3.2 Hoofdgebouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.3.1 gelden voor het bouwen van woningen de volgende beoordelingsregels:

goothoogte   maximaal 4,5 m  
bouwhoogte   maximaal 9 m  
inhoud   maximaal 750 m3;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' geldt 900 m3 als maximale inhoud;  
dakhelling   minimaal 12 graden
maximaal 70 graden

de dakhelling geldt niet voor aan- en uitbouwen en dakkapellen  

5.3.3 Bijgebouwen bij hoofdgebouwen, niet alleen woning zijnde

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
  • b. voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:

gezamenlijke oppervlakte   maximaal 150 m2  
goothoogte   maximaal 3 m  
bouwhoogte   maximaal 6 m  

5.3.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
  • b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

5.3.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte erfafscheidingen   maximaal 1 m vóór de voorgevelrooilijn
maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 3 m  

5.3.6 Verbod op het bouwen van erf- of terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel

Het is verboden om een erf- of terreinafscheiding te bouwen voor de voorgevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

5.3.7 Toepassingsbereik

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in dit lid opgenomen beoordelingsregels.

5.4 Afwijkende beoordelingsregels voor het bouwen
5.4.1 Hoofdgebouwen
  • a. In afwijking van het bepaalde in artikel 5.3.2 is een andere minimale of maximale dakhelling toegestaan mits:
    • 1. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
  • a. In afwijking van het bepaalde in artikel 5.3.6is een andere afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de openbare ruimte toegestaan mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat; en
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
5.5 Specifieke functieregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de functie wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de functie gerichte gebruik;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. detailhandel;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. aan-huis-verbonden bedrijven.

5.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen

Bij een woning is een beroep aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden beroep mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • c. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen gemeente Deurne 2019 of diens opvolger zoals geldt ten tijde van aanvang van deze activiteit;
  • d. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning.

5.5.3 Huisvesting van arbeidsmigranten - toegestaan

In één woning worden maximaal vier arbeidsmigranten gehuisvest.

5.5.4 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt verstaan:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. het gebruik van meer dan 30 m2 van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor dierenverblijven of hobbykassen.
5.6 Vergunningplicht - beroep aan huis
5.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken voor het uitoefenen van beroep aan huis, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de omvang van de activiteit meer bedraagt dan maximaal 60 m2

5.6.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel tot een maximum van 75 m2;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen gemeente Deurne 2019 of diens rechtsopvolger;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning.

5.6.3 Aanvraagvereisten

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een opgave van de omvang van de activiteit in m2;
  • b. het type beroep aan huis activiteit dat is voorzien;
  • c. de omgang met parkeren, waarbij onderbouwd moet worden dat voldaan wordt aan de Nota parkeernormen gemeente Deurne 2019 of diens rechtsopvolger.
5.7 Vergunningplicht voor een bedrijf aan huis
5.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een bedrijf aan huis uit te oefenen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie.

5.7.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
  • c. het bedrijf valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, bijlage 1 of een bedrijf dat daarin niet voorkomt, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een milieucategorie 1- of 2 bedrijf;'
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen gemeente Deurne 2019 of diens rechtsopvolger;
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

5.7.3 Aanvraagvereisten

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een opgave van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijf aan huis activiteit in m2;
  • b. het type bedrijf aan huis activiteit dat is voorzien;
  • c. een toets aan relevante milieu- en omgevingsaspecten, waarbij in elk geval ingegaan moet worden op de omgang met parkeren en de verkeersveiligheid;
  • d. een beoordeling van de gevolgen op aangrenzende gronden en bouwwerken en de gebruiksmogelijkheden hiervan.
5.8 Vergunningplicht voor een afhankelijke woonruimte
5.8.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken voor afhankelijke woonruimte te gebruiken.

5.8.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als:

  • a. er sprake is van een behoefte aan mantelzorg van een persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. het een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk betreft behorende bij een woning binnen een locatie waarbinnen een permanente woning is toegestaan;
  • c. de afhankelijke woonruimte niet meer dan 80 m² bedraagt;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • e. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Deurne 2019 of diens rechtsopvolger.

5.8.3 Aanvraagvereisten

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een opgave van reden voor het gebruik als afhankelijke woonruimte;
  • b. er aantoonbaar sprake is van (de noodzaak voor) mantelzorg;
  • c. welk bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte zal worden gebruikt;
  • d. het beoogd oppervlak dat als afhankelijke woonruimte zal worden gebruikt;
  • e. een toelichting hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
  • f. een toets aan relevante milieu- en omgevingsaspecten.
  • g. de omgang met parkeren, waarbij onderbouwd moet worden dat voldaan wordt aan de Nota parkeernormen gemeente Deurne 2019 of diens rechtsopvolger.

5.8.4 Informatieplicht

Degene aan wie de omgevingsvergunning voor een afhankelijke woonruimte is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

5.8.5 Intrekken omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor een afhankelijke woonruimte wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

5.9 Vergunningplicht voor een bed & breakfastvoorziening
5.9.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk met de functie wonen te gebruiken voor bed & breakfastvoorzieningen als ondergeschikte activiteit bij een woonfunctie.

5.9.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • b. de nevenactiviteit is uitsluitend in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de oppervlakte van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • f. ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden of 15 personen toegestaan.
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen 2019 of diens rechtsopvolger;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

5.9.3 Aanvraagvereisten

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. in welk bouwwerk(en) de bed & breakfastvoorzieningen zijn voorzien;
  • b. het beoogde oppervlak dat als bed & breakfastvoorziening zal worden gebruikt;
  • c. het aantal bedden;
  • d. het aantal personen waaraan bed & breakfast wordt geboden;
  • e. een toets aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten, waarbij in elk geval ingegaan moet worden op de omgang met parkeren en de verkeersaantrekkende werking van de bed & breakfastvoorzienining.
5.10 Vergunningplicht voor kamerverhuur en logies
5.10.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor kamerverhuur en logies.

5.10.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als:

  • a. het aantal personen dat gebruikmaakt van de kamerverhuur niet meer bedraagt dan 10;
  • b. het gebruik geen overlast oplevert voor het woonmilieu, en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen 2019 of diens rechtsopvolger;
  • d. het gebruik naar aard in overeenstemming is met het woonkarakter van de omgeving.

5.10.3 Aanvraagvereisten

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. het aantal personen waaraan kamerverhuur of logies wordt geboden;
  • b. een toets aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten, waarbij in elk geval ingegaan moet worden op de omgang met parkeren en de verkeersaantrekkende werking van de kamerverhuur en logies.
5.11 Maatwerkvoorschriften en vergunningvoorschriften

Het college van burgemeester en wethouders kan een maatwerkvoorschrift stellen of een vergunningvoorschrift verbinden aan een omgevingsvergunning:

  • a. ten aanzien van de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. ten aanzien van het treffen van bouwkundige of bouwtechnische maatregelen, ten behoeve van:
    • 1. een goede woonsituatie;
    • 2. een goede milieusituatie;
    • 3. de omgevingsveiligheid.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met
identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 is aangewezen als 'Waarde - Archeologie 3'.

6.2 Functieomschrijving

Een als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen locatie is, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen.
  • h. uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,50m beneden het maaiveld.

6.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. tot 0,5 m beneden het maaiveld;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)';
  • c. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)' en dieper dan 0,5 m onder maaiveld, tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2.

6.3.3 Toetsing
  • a. De in 6.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/ werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/ werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.3.4 Archeologisch onderzoek

De in 6.3.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of;
  • c. geen archeologische waarde aanwezig is.

Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met
identificatienummer NL.IMRO.0762.TAMOP202506-B001 is aangewezen als 'Waarde - Archeologie 4'.

7.2 Functieomschrijving

Een als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen locatie is, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen.
  • h. uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,50m beneden het maaiveld.

7.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. tot 0,5 m beneden het maaiveld;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)';
  • c. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)' en dieper dan 0,5 m onder maaiveld, tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m2.

7.3.3 Toetsing
  • a. De in 7.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/ werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/ werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.3.4 Archeologisch onderzoek

De in 7.3.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of;
  • c. geen archeologische waarde aanwezig is.

Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Uitzondering ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen locaties worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de locatie niet meer dan 1 meter bedraagt.

9.2 Bestaande maatvoering
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in dit hoofdstuk is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in dit hoofdstuk is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
9.3 Ondergronds bouwen

In aanvulling op de beoordelingsregels die elders in dit hoofdstuk zijn bepaald voor het bouwen, gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
9.4 Parkeren
9.4.1 Aanvullende beoordelingsregels voor bouwen

In aanvulling op de beoordelingsregels die elders in dit hoofdstuk zijn bepaald voor het bouwen, geldt tevens de volgende beoordelingsregel:

  • a. er dient in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden, alsmede voor het laden en lossen van goederen moeten voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein, een en ander volgens de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' (zoals vastgesteld op 19 november 2019) of diens opvolger, zoals geldt ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning.

9.4.2 Aanvraagvereisten toets aanvullende beoordelingsregels

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden tevens de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een tekening waaruit in voldoende mate blijkt dat op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd met een opgave van het aantal parkeerplaatsen.

9.4.3 Afwijkende aanvullende beoordelingsregels voor bouwen

Indien er niet voldaan kan worden aan het bepaalde in 9.4.1 geldt dat de omgevingsvergunning toch kan worden verleend als er door bijzondere omstandigheden de aanleg van parkeergelegenheid op eigen terrein en/of voorzieningen voor laden en lossen van goederen op eigen terrein op overwegende bezwaren stuit op voorwaarde dat voldaan wordt aan de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' of diens opvolger zoals geldt ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning, opgenomen voorwaarden voor afwijking.

9.4.4 Aanvraagvereisten toets afwijkende aanvullende beoordelingsregels

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden tevens de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een opgave van reden(en) waarom niet in voldoende parkgelegenheid conform de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' (zoals vastgesteld op 19 november 2019) of diens opvolger kan worden voorzien;
  • b. een toets aan de in de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' (zoals vastgesteld op 19 november 2019) of diens opvolger opgenomen voorwaarden voor afwijking.

Artikel 10 Algemene functieregels

10.1 Parkeren
10.1.1 Bestaande parkeerplaatsen

Tot verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van aangelegde parkeerplaatsen voor andere gebruiksdoeleinden dan parkeren.

10.1.2 Aanvullende beoordelingsregels gebruik

In aanvulling op de beoordelingsregels die elders in dit hoofdstuk zijn bepaald voor het gebruik, geldt tevens de volgende beoordelingsregel:

  • a. er dient in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden, alsmede voor het laden en lossen van goederen moeten voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein, een en ander volgens de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' (zoals vastgesteld op 19 november 2019) of diens opvolger zoals geldt ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning.

10.1.3 Aanvraagvereisten toets aanvullende beoordelingsregels

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden tevens de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een tekening waaruit in voldoende mate blijkt dat op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd met een opgave van het aantal parkeerplaatsen.

10.1.4 Afwijkende aanvullende beoordelingsregels gebruik

Indien er niet voldaan kan worden aan het bepaalde in 10.1.2 geldt dat de omgevingsvergunning toch kan worden verleend als er door bijzondere omstandigheden de aanleg van parkeergelegenheid op eigen terrein en/of voorzieningen voor laden en lossen van goederen op eigen terrein op overwegende bezwaren stuit op voorwaarde dat voldaan wordt aan de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' (zoals vastgesteld op 19 november 2019) of diens opvolger zoals geldt ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning, opgenomen voorwaarden voor afwijking.

10.1.5 Aanvraagvereisten toets afwijkende aanvullende beoordelingsregels

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden tevens de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een opgave van reden(en) waarom niet in voldoende parkgelegenheid conform de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' (zoals vastgesteld op 19 november 2019), of diens opvolger kan worden voorzien;
  • b. een toets aan de in de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' (zoals vastgesteld op 19 november 2019) of diens opvolger opgenomen voorwaarden voor afwijking.
10.2 Vrijwaringszone - ihcs
10.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - ihcs 174m +nap', gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de IHCS-zone van het vliegveld de hierna volgende bepalingen.

10.2.2 Beoordelinsregels voor het bouwen

Op de in 10.2.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van het vliegveld. Bouwen ten behoeve van de functie is uitsluitend toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte, zoals ter plaatse op grond van de functie geldt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - ihcs 174m +nap' een maximale bouwhoogte geldt van 174 m boven NAP.

10.2.3 Specifieke beoordelingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 teneinde het oprichten van hogere bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende functies toe te staan, mits hierbij de IHCS-zone niet wordt geschaad. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij het ministerie van Defensie.

10.3 Overige wetgevingszones
10.3.1 Wetgevingszone waarden
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' zijn de gronden mede aangeduid voor de instandhouding van waarden ten behoeve van de verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem, gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur/ Natuur Netwerk Nederland (EHS/ NNN).

10.3.2 Wetgevingzone omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in 10.3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder d opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

  • b. Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • 5. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het TAM-omgevingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • 6. welke ten tijde van het van kracht worden van het TAM-omgevingsplan in uitvoering waren;
  • 7. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van bosbouw/ bosbeheer, landschapsbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van leidingen;
  • 8. welke worden verricht in het kader van vruchtwisseling, voorzover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen'.

  • c. Toetsing

De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder d opgenomen criteria.

  • d. Schema omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden   Criteria voor vergunningverlening  
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning zoekgebied ecologische verbindingszone/ watersystemen':

- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;

- het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;

- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

- het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 m,;

- het vellen of rooien van houtgewashet dempen van poelen, sloten en greppels;

- het aanbrengen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen;

- het omzetten van grasland in bouwland/ scheuren van grasland;

- het diepwoelen of - ploegen van de bodem met meer dan 60 cm.  
- het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone mag niet worden geschaad;

- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hierover vindt overleg plaats met het waterschap;

- de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
10.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met dit TAM-omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw van een woning, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van (bedrijfs)woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  • c. de huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan in recreatieve verblijfsvoorzieningen;
  • d. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor statische opslag.
10.5 Nevenfunctie - enkelvoudige functie

Voorzover voor gronden tevens een nevenfunctie geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende functies de bepalingen van de nefenfucntie(s) in acht te worden genomen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering en situatie

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voorzover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de functie opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast.

11.2 Omgevingsvergunning nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bouwen van nutsvoorzieningen danwel antennemasten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m3;
    • 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. voor het bouwen van antennemasten gelden de volgende bepalingen:
  • 1. door de aanvrager wordt aangetoond dat de antenne-installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat netwerk;
  • 2. de mogelijkheden van site-sharing van de te plaatsen antenne-installaties dienen voldoende te worden gewaarborgd;
  • 3. de maximale hoogte van de mast bedraagt 40 m;
  • 4. de afstand van een vrije veldinstallatie tot een gebouw moet ten minste 25 m zijn;
  • 5. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • 6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke- en natuurwaarden;
  • 7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden;
  • 8. de oppervlakte van de bij de mast behorende apparatuur bedraagt maximaal 15 m2;
  • 9. de maximale hoogte van de bij de mast behorende apparatuurkast bedraagt 3 m;
  • 10. de minimale afstand van de mast met bebouwing tot aan de weg bedraagt 10 m.
11.3 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4 teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte (in medisch danwel sociaal opzicht) aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze functie toegestane woning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 3 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.

11.4 Omgevingsvergunning herbouw woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning de herbouw van de (bedrijfs)woning toe te staan, mits:

  • a. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is, waarbij dient te worden voldaan aan de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde;
  • b. sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 3 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. overtollige bebouwing, waaronder de voormalige woning, wordt gesloopt.
11.5 Aanvullende aanvraagvereisten

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende aanvullende aanvraagvereisten:

  • a. indien de afwijkende beoordelingsregels in artikel PM op de aanvraag van toepassing zijn worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
    • 1. de beoogde afwijking;
    • 2. de beoogde situering;
    • 3. de beoogde maatvoering;
    • 4. een beoordeling van de gevolgen zoals omschreven in artikel PM.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het TAM-omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is zonder vergunning en in strijd met de regels die golden direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, daaronder begrepen de op dat moment geldende overgangsbepalingen.
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd is met de regels die golden direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, daaronder begrepen de op dat moment geldende overgangsbepalingen.