Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Lagebrugweg 5 en Oude Peelstraat 30 te Helenaveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0762.BP202105-C001
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
 
het bestemmingsplan ‘Lagebrugweg 5 en Oude Peelstraat 30, Helenaveen’ met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP202105-C001 van de gemeente Deurne.
 
1.2 bestemmingsplan
 
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
 
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
 
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 afhankelijke woonruimte
 
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder.
 
1.6 bebouwing
 
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bed & breakfast
 
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.
 
1.8 bedrijfsactiviteiten
 
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
 
1.9 bedrijfsgebouw
 
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
 
1.10 bedrijfswoning
 
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
 
1.11 bestemmingsgrens
 
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 bestemmingsvlak
 
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 bevoegd gezag
 
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
1.14 bijbehorend bouwwerk
 
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.15 bijgebouw
 
een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.16 bouwen
 
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17 bouwgrens
 
de grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwlaag
 
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
 
1.19 bouwperceel
 
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.20 bouwperceelgrens
 
een grens van een bouwperceel.
 
1.21 bouwvlak
 
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.22 bouwwerk
 
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.23 bouwwerk, geen gebouw zijnde
 
elke constructie, niet zijnde een gebouw, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
 
1.24 cultuurhistorische waarden
 
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
 
1.25 detailhandel
 
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse.
 
1.26 evenement
 
voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten of daarmee gelijk te stellen activiteiten.
 
1.27 gebouw
 
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 groenblauwe mantel
 
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;
 
1.29 hoofdgebouw
 
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.30 huishouden
 
een aantal aan elkaar, door familie- of daarmee gelijk te stellen band, gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning (bijvoorbeeld een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.
 
1.31 kampeermiddel
 
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
 
1.32 kwaliteitsverbetering van het landschap
 
kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, zoals weergegeven in bijlage 1 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
 
1.33 landschappelijke waarden
 
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
 
1.34 logies
 
verblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.35 maatschappelijke voorzieningen
 
openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid bestaande uit dag- en nachtverblijf.
 
1.36 mestbewerking
 
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
 
1.37 nutsvoorziening
 
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.38 overig bouwwerk
 
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden
 
1.39 overtollige bebouwing
 
bebouwing die niet (meer) wordt gebruikt voor het doel, dan wel ten behoeve van de bestemming waar deze oorspronkelijk voor is gebouwd.
 
1.40 pand
 
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar.
 
1.41 recreatief medegebruik
 
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
 
1.42 seksinrichting
 
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, escortbureau en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.43 statische opslag
 
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en die tevens niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt , gerepareerd of verhandeld.
 
1.44 woning
 
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 de dakhelling
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de
bovenzijde daarvan als goothoogte aangemerkt.
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 peil
 
de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel.
 
2.7 toepassing van maten
 
de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en/ of natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor de waarden het behoud en bescherming van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone –groenblauwe mantel’; 
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorende:
  1. perceelsontsluitingen;
  2. tuinen, erven en verhardingen.
3.2 Bouwregels
 
Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
    2. het oprichten van perceelsafscheidingen uitsluitend is toegestaan in de vorm van open afrasteringen;
    3. silo’s en teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan;
    4. door de bouw het behoud en bescherming van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van banken, picknicktafels en dergelijke niet meer mag bedragen dan 2 m;
    2. de bouwhoogte van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en voorzieningen voor bewegwijzering niet meer mag bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  3. detailhandel;
  4. woondoeleinden;
  5. het plaatsen van kampeermiddelen, met uitzondering van het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van evenementen, die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben;
  6. recreatieve activiteiten, met uitzondering van exensief recreatief medegebruik.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.4.1 Omgevingsvergunningplicht
 
Het is verboden op de in 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
 
3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
 
Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  4. die worden verricht in het kader van vruchtwisseling.
3.4.3 Toetsing
 
De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder 3.4.4 opgenomen criteria.
 
3.4.4 Schema
 
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden
Criteria voor vergunningverlening
  • het verwijderen van perceelsrandbegroeiingen in de vorm van bomen en struiken;
  • de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden.
  
Artikel 4 Maatschappelijk
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen, zoals opgenomen in de tabel in 4.4.2;
  2. bedrijfswoningen;
  3. een paardrijbak en overige voorzieningen ten behoeve van de hobbymatige uitoefening van paardensport;
met daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' ;
  2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
bedrijfsgebouwen
goothoogte
maximaal 8 m
bouwhoogte
maximaal 12 m
bebouwde oppervlakte
maximaal de bebouwde oppervlakte die per maatschappelijke voorziening is opgenomen in de tabel in 4.4.2
bedrijfswoning
aantal bedrijfswoningen
maximaal 1 bedrijfswoning per bestemmingsvlak
goothoogte vrijstaande bedrijfswoning
maximaal 4,5 m
bouwhoogte vrijstaande bedrijfswoning
maximaal 9 m
inhoud
maximaal 750 m3
bijgebouwen bij bedrijfswoning
gezamenlijke oppervlakte
maximaal 150 m2
goothoogte
maximaal 3 m
bouwhoogte
maximaal 6 m
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- van terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  2. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
 
4.2.1 onder b teneinde een vergroting binnen de planperiode toe te staan van de bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing, mits:
  1. de bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing, die is opgenomen in de tabel in 4.4.2 met niet meer dan 15% wordt vergroot;
  2. zorg wordt gedragen voor voldoende landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten) en kwaliteitsverbetering, op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 1 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  3. de (situering van de) uitbreiding geen onevenredige afbreuk doet aan de in de directe omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  5. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  6. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert (zuinig ruimtegebruik);
  7. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  2. detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  3. de zelfstandige woonfunctie, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  4. het plaatsen van kampeermiddelen;
  5. seksinrichtingen.
4.4.2 Hobbymatige paardensport
 
Binnen het bestemmingsvlak is één paardrijbak met een maximale omvang van 1.200 m2 toegestaan. Recreatieve paardensport is toegestaan binnen de bestemming.  
 
4.4.3 Maatschappelijke voorzieningen
 
Ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de volgende tabel zijn de in de tabel genoemde maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
 
Aanduiding
Adres
Toegestane activiteit
Toegestane bebouwde oppervlakte
Maximaal aantal personen nachtverblijf zorg
specifieke vorm van maatschappelijk - 10
Lagebrugweg 5
Zorginstelling met dagbesteding en nachtverblijf
2.200m2
5
specifieke vorm van maatschappelijk - 11
Oude Peelstraat 30
Zorginstelling met dagbesteding, educatie en nachtverblijf
1.000m2
16
 
4.4.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
 
Het gebruik van de gronden en bebouwing zoals opgenomen in 4.1 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing opgenomen beplantings- en beheerplan binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
 
4.4.5 Voorwaardelijke sloopverplichting
 
Het gebruik van gronden en gebouwen te plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' is enkel toegestaan indien de bebouwing, zoals aangegeven op de situatietekening in Bijlage 4, binnen uiterlijk 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan volle
dig is gesloopt.’
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.5.1 Wijziging buitengebied gebonden bedrijven en niet agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze gronden te wijzigen ten behoeve van het toestaan van:
  • een buitengebied gebonden bedrijf of
  • een niet-agrarisch bedrijf,
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
 
Gebruik:
  1. De ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie.
  2. Transportgerichte agrarisch technische hulpbedrijven zijn alleen toegestaan langs een gebiedsontsluitingsweg of een weg die qua functie en qua verkeersafwikkelingscapaciteit daarmee gelijk te stellen is.
  3. Niet- agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan indien ze zijn opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  4. Recreatieve functies zijn enkel toegestaan zijn enkel toegestaan indien ze zijn opgenomen in de categorieën 1, 2 of 3 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  5. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen kan worden toegestaan tot een maximum oppervlak van 200 m
  6. De wijziging mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie.
  7. Een wijziging voor statische opslag is niet toegestaan.
  8. Er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden.  
Bebouwing:
  1. De omvang van het bestemmingsvlak mag:
    1. voor agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven niet meer bedragen dan 1,5 ha;
    2. voor overige niet-agrarische bedrijven niet meer bedragen dan 5.000 m2
  2. Overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  3. Maximaal 400 m2 aan bebouwing is toegestaan.
  4. In uitzondering op het bepaalde onder j en k is voor een recreatieve functie maximaal 500 m2 aan bestaande bebouwing toegestaan, behoudens voor zover het betreft de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied kernrandzone 14' waarbinnen maximaal 750 m2 aan bestaande bebouwing mag worden hergebruikt.  
Omgevingskwaliteit: 
  1. Er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 1 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    2. Zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    3. Sloop:
      • met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
  2. De waarden die voorkomen ter plaatse van de in 10.11.1 vermelde gebiedsaanduidingen mogen niet onevenredig worden aangetast.
  3. Bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden.  
Verkeer:
  1. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  2. De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.
Belangenafweging:
  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
  2. Er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd.
 
Artikel 5 Waarde - Attentiegebied NNB
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Attentiegebied NNB' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de nabijgelegen natte natuurparel.
 
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.2.1 Omgevingsvergunningplicht
 
Het is verboden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de onder 5.2.4 opgenomen
omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
 
5.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht
 
Het onder 5.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van het normale beheer en gebruik van de gronden;
  4. die plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
5.2.3 Advies
 
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde watergezag om advies.
 
5.2.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
 
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevings-vergunning voor werken en werkzaamheden
  • het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds aanwezige drainage;
  • het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk
indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/werkzaamheden de waterhuishoudkundige situatie in NNB niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden aangetast.
   
Artikel 6 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het beschermd dorpsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden in de vorm van:
  1. de zeldzame, zeer gave en herkenbare oorspronkelijke historisch-ruimtelijke structuur, in zowel de kern Helenaveen als daarbuiten (binnen dit plangebied), als resultante van de veenkoloniale ontginningsgeschiedenis tot landbouwgrond in het algemeen;
  2. de historisch-ruimtelijke/ stedenbouwkundige en landschappelijke waarden gevormd door de bijzondere samenhang en kwaliteiten van de volgende ruimtelijke aspecten in het bijzonder:
    1. het patroon van wegen, de vaarten/wateren en de verkaveling;
    2. de vele onverharde (smalle) wegen en jaagpaden langs de vaarten;
  3. de functieverdeling en visuele verschijningsvorm van de gronden (besloten openbare ruimte met wegen, vaarten en beplantingen, de open agrarische gronden en de besloten natuur- en bosterreinen);
  4. de verschijningsvorm en situering van bebouwing (de grotere ontginningsboerderijen langs de Helenavaart, aan de koppen van de zijvaarten; de kleinere boerderijen en woningen langs de Soemeersingel;
  5. de (relaties met de) landschappelijke omgeving.
6.2 Bouwregels
 
Op de in deze bestemming gelegen gronden gelden voor bouwwerken de volgende voorwaarden:
  1. de bestaande goothoogte, bouwhoogte, voorgevelbreedte, bebouwde oppervlakte en dakhelling van gebouwen mogen niet worden vergroot dan wel verkleind;
  2. vervangende herbouw ter plaatse en in dezelfde maatvoering is toegestaan.
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
  1. de lengte, breedte, goothoogte en/of totale hoogte;
  2. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm;
  3. de onderlinge situering van hoofd- en bijgebouwen;
mits:  
  1. dit noodzakelijk is uit een oogpunt van behoud en/of herstel van de monumentale en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing of vanwege de ligging in een waardevol ensemble;
  2. vooraf het advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.
6.4 Afwijken van de bouwregels
 
6.4.1 Andere situering
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, afwijken van het bepaalde in 6.2 onder b, teneinde bij herbouw af te wijken van de voorgeschreven situering, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van de in de nabijheid gelegen rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig karakter en de bouwkundige samenhang, zoals omschreven in bijlage 3 bij de deze regels, Bijlage:
  3. er vindt geen aantasting plaats van het beschermd dorpsgezicht;
  4. er geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  5. voldaan wordt aan de eisen ingevolge de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde.
 
6.4.2 Andere maatvoering gebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, afwijken van het bepaalde in 6.2, teneinde de bestaande goothoogte, bouwhoogte,
voorgevelbreedte, bebouwde oppervlakte en dakhelling van gebouwen te verkleinen of te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het karakter van de bestaande bebouwing alsook van de omgeving niet onevenredig mogen worden aangetast;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van de in de nabijheid gelegen rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig karakter en de bouwkundige samenhang, zoals omschreven in bijlage 3 bij deze regels, Bijlage:‘Aanwijzing beschermd dorpsgezicht Helenaveen’;
  4. er vindt geen aantasting plaats van het beschermd dorpsgezicht;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  6. voldaan wordt aan de eisen ingevolge de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde.  
6.4.3 Nutsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, afwijken van het bepaalde in deze regels, teneinde de nieuwbouw van gebouwen van openbaar nut toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het karakter en de situering van de bestaande bebouwing alsook van de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van de in de nabijheid gelegen rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het stedenbouwkundig karakter, zoals omschreven in bijlage 3 bij deze regels, Bijlage: ‘Aanwijzing beschermd dorpsgezicht Helenaveen’;
  4. er vindt geen aantasting plaats van het beschermd dorpsgezicht;
  5. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 30 m2;
  6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  7. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
  1. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen en het wijzigen van het profiel van wegen en paden;
  2. het wijzigen van het profiel van vaarten en waterlopen, het dempen en uitdiepen ervan;
  3. het wijzigen van het waterpeil door bemalen, opstuwen of afdammen;
  4. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  5. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  6. het aanbrengen en vellen of rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  7. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  8. het verwijderen van houtopstanden.
6.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
 
Het onder 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen
6.5.3 Toetsing
 
De in 6.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, landschappelijke, en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.
 
6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
6.6.1 Sloopverbod
 
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (sloopvergunning) bebouwing geheel of gedeeltelijk te (doen) slopen.
 
6.6.2 Uitzonderingen sloopvergunningplicht
 
Het onder 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan sloopvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.
6.6.3 Toetsing
 
De in 6.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, architectonische, en/of stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.
‘Aanwijzing beschermd dorpsgezicht Helenaveen’;
  
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uit-voering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
8.2 Bestaande maten
 
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  3. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
8.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming van de cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing
ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’, waarbij de in de 'Welstandsnota 2016' opgenomen categorie 'beschermd dorpsgezicht Helenaveen' leidraad vormt.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
  1. Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
    1. het gebruik van gebouwen voor bed & breakfast voorzieningen;
    2. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur of logies;
    3. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
    4. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor statische opslag;
    5. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de bestemming;
    6. enige vorm van handel, behoudens voor zover dit op grond van de bestemming is toegestaan.
 
9.2 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen
 
Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.
 
9.3 Parkeren
 
9.3.1 Parkeernormen
 
Bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden,
dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de ‘Regeling parkeernormen
Deurne 2019’, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de regeling die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde regeling is komen te vervallen.
 
9.3.2 Afwijken
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.3.1 mits de afwijking in overeenstemming is met het vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid zoals weergegeven in de ‘Regeling parkeernormen Deurne 2019’ inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de regeling die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde regeling is komen te vervallen.
 
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
 
10.1 Wetgevingszone waarden
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - groenblauwe mantel' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en bescherming van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning laanbeplanting' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige laanbeplanting als landschapswaarde.
10.2 Wetgevingzone omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
10.2.1 Omgevingsvergunningplicht
 
Het is verboden op de in 10.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder d opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
 
10.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht
 
Het onder 10.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van bosbouw/ bosbeheer, landschapsbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van leidingen.
10.2.3 Toetsing
De onder 10.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder 10.2.4 opgenomen criteria.
 
10.2.4 Schema omgevingsvergunning werken en werkzaamheden
De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder d opgenomen criteria.
 
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel':
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 ;
  • het afgraven, vergraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;
  • het vellen of rooien van houtgewas;
  • het dempen van poelen, sloten en greppels;
  • het graven van poelen, sloten en greppels;
  • de aanleg van drainage.
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
 
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning laanbeplanting':
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden';
  • het vellen of rooien van houtgewas;
  • het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.
er mag geen aantasting plaatsvinden van de aangeduide landschapselementen.
  
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering en situering
 
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voor zover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast.
 
11.2 Omgevingsvoorziening bed & breakfastvoorzieningen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 onder a. om als een verruimde gebruiksmogelijkheid bed & breakfastvoorzieningen toe te staan, mits:
  1. de bebouwing blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  2. deze nevenactiviteit uitsluitend in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend;
  3. de nevenactiviteit ondergeschikt is van aard;
  4. er geen uitbreiding plaatsvindt van de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit;
  5. de gebruiksoppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m2;
  6. de bed & breakfastvoorziening niet meer dan 9 bedden of 15 personen omvat;
  7. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  9. de bed & breakfastvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
  10. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
11.3 Omgevingsvergunning kamerverhuur en/of logies
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 onder a. ten behoeve van het gebruik als kamerverhuur of logies in de woning, mits:
  1. het aantal personen dat gebruik maakt van de kamerverhuur niet meer bedraagt dan 10;
  2. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert, en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. het gebruik naar de aard in overeenstemming is met het woonkarakter van de omgeving.
11.4 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden-bedrijf
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-bedrijf, mits:
  1. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  2. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de (bedrijfs)woning.
  3. Het bedrijf-aan-huis behoort tot de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  4. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend in een (bedrijfs)woning en de bij die (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen, niet zijnde (agrarische) bedrijfsgebouwen.
  5. Het bedrijf-aan-huis dient milieukundig aanvaardbaar te zijn en er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
 
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Wijziging ten behoeve vergroting inhoudsmaat woning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat de inhoudsmaat van een (bedrijfs)woning kan worden vergroot, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de inhoud bedraagt niet meer dan 1.000 m3;
  2. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 1 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
  5. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  7. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Lagebrugweg 5 en Oude Peelstraat 30, Helenaveen’.