direct naar inhoud van Regels
Plan: Flemingstraat, Deurne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP202009-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Flemingstraat, Deurne' met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP202009-C001 van de gemeente Deurne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwd

blokken van 3 of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.6 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw met woonfunctie, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw met woonfunctie, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw met woonfunctie en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt.

1.7 arbeidsmigranten

personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben, maar die tijdelijk in Nederland verblijven, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.

1.8 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een aangegeven gedeelte van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.13 bedrijf aan huis

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.14 beroep aan huis

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.

1.15 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel gebruik dat is toegestaan krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.
1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.19 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 carport

een overkapping waaronder je een auto deels beschermd tegen weersinvloeden kunt parkeren

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden(definitie volgens artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)).

1.32 evenement

voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten of daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.33 garage

een stallingsruimte hoofdzakelijk bedoeld voor het stallen van een auto, motor of ander vervoermiddel op het maaiveld (niet onder de grond), alsmede een berg- en/of bewaarplaats voor niet bedrijfsmatige opslag van particuliere goederen;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 grootschalige huisvesting

huisvesting van meer dan 10 personen.

1.36 GSM-installatie / UMTS-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s).

1.37 GSM-mast / UMTS-MAST

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM of UMTS-installatie(s) kan (kunnen) worden geplaatst;

1.38 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijk gebouw valt aan te merken.

1.39 horeca

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  • a. het verstrekken van nachtverblijf;
  • b. het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
  • c. het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.40 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.

1.41 Huisvesting arbiedsmigranten
  • a. Structurele huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten over een aaneengesloten periode van zes maanden of meer per kalenderjaar.
  • b. Tijdelijke huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten voor een periode van maximaal zes maanden per kalenderjaar ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.
1.42 internetwinkel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen via internethandel, met dien verstande dat producten per post aan de koper worden verzonden en ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact;

1.43 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.44 kap

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.45 levensloopgeschikt

levensloopbestendig, zorg- en rolstoelgeschikt.

1.46 logies

het bedrijfsmatig (nacht) verblijf aanbieden, waarbij de afnemer het hoofdverblijf elders heeft.

1.47 mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

1.48 nevenactiviteit

een activiteit die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin een ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, daaronder begrepen wonen;

1.49 nieuwe woning

een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad.

1.50 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkaar snijden.

1.51 normenset Keurmerk SNF

de door Stichting Normering Flexwonen vastgestelde norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten (versie 8.0, d.d. 1 september 2019) met dien verstande dat indien voornoemde normenset wordt gewijzigd, een aanvraag moet voldoen aan de nieuwe normen.

1.52 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.53 Ondergeschikte bouwonderdelen

Onderdelen van een bouwwerk die qua aard en omvang van minder belang zijn, zoals erkers, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, kozijnen, plinten, pilasters, schoorstenen, ventilatiekanalen, zonnecollectoren en overstekende daken.

1.54 operator/provider

aanbieder van een mobiel netwerk;

1.55 opslag

het opslaan van materialen en materieel met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later hier weer over kan beschikken;

1.56 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak;

1.57 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.58 perceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.59 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.60 roaming

het gebruik maken van (delen van het) het mobiele netwerk van een andere operator/provider;

1.61 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.62 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Een standplaats wordt dagelijks verwijderd en is geen bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning bouwen nodig is;

1.63 tijdelijke arbeidsmigrant

arbeidsmigrant die maximaal één jaar in Nederland verblijft.

1.64 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel).

1.65 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.66 voorste bouwvlakgrens

de naar de weg of openbaar gebied gekeerde zijde c.q. grens van het bouwvlak; indien meerdere zijden van het bouwvlak naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste bouwvlakgrens aan.

1.67 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.68 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.69 wonen

huisvesting in een woning;

1.70 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.71 woonunit

een zelfstandig verplaatsbaar gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen.

1.72 zijdelingse-/achterperceelgrens

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.7 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 peil
  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.
2.10 Verticale diepte

de diepte, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen voor het verkeer;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. openbare nuts- en verkeersvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;
  • f. terrassen;
  • g. de bescherming en versterking van waardevolle laan- en groenstructuren;
  • h. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Gebouwen
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen toegestaan.
  • b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m3.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 meter.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van verkeersvoorzieningen, mag niet meer bedragen dan 8 meter.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. beroepen aan huis;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • b. het hoofdgebouw, bijgebouw of de overkapping moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn woningen tot een maximum van het genoemde aantal toegestaan;
  • d. binnen een bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven.

4.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende maatvoeringseisen:
    • 1. goothoogte of bouwhoogte: niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
    • 2. dakhelling: ten minste 0° en ten hoogste 30°;
    • 3. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 19 meter bedragen;
  • b. de voorgevels dienen in de voorste bouwvlakgrens te worden gebouwd, danwel maximaal 2 meter achter de voorste bouwvlakgrens;
  • c. de horizontale diepte van de tweede bouwlaag mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • d. de breedte van de tweede bouwlaag bedraagt maximaal 2/3 van de gevel;
  • e. de tweede bouwlaag mag maximaal 1 meter uit de voorgevellijn (naar achteren) worden gebouwd.

4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
  • a. Voor het bouwen van een bijgebouw en/of een overkapping gelden de volgende maatvoeringseisen:
    • 1. goothoogte of bouwhoogte: niet hoger dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. bouwhoogte: maximaal 3,2 m;
    • 3. oppervlakte:
      • 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
      • 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
      • 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2;
      • 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1.000 m2.
  • b. De voorgevel van een bijgebouw of overkapping wordt minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw geplaatst.

4.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
  • d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
  • 1. de situering en afmetingen van bebouwing;
  • 2. de situering van in- en uitritten en nutsgebouwen;
  • b. Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige/architectonische inpassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 4.2.2 onder a over de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat;
  • b. het bepaalde in 4.2.2 onder b over de situering van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste bouwvlakgrens, mits:
    • 1. dit vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat;
  • c. het bepaalde in 4.2.2 onder b voor het bouwen van een erker, entreeportaal of een ander vergelijkbaar bouwwerk op een afstand tot niet meer dan 2 meter voor de voorgevel, mits:
    • 1. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder bedraagt dan 1 meter;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
  • d. het bepaalde in 4.2.3 onder b voor het bouwen van carports mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 4 meter wordt overschreden;
    • 2. dit vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis;
  • c. een strijdig gebruik zoals opgenomen in artikel 8.1 (Strijdig gebruik).

4.5.2 Beroep aan huis

Beroepen aan huis zijn toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
  • b. de woning hierdoor niet het karakter van een woning verliest;
  • c. deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat;
  • d. de extra benodigde parkeerplaatsen voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in artikel 8.3 (Parkeren);
  • e. geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
  • f. de bewoner(s) van het pand het beroep uitoefenen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Beroep aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.5.2 onder a tot niet meer dan 100 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 40% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

4.6.2 Bedrijf aan huis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder b voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 40 m2;
  • b. de woning hierdoor niet het karakter van een woning verliest;
  • c. deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat;
  • d. de extra benodigde parkeerplaatsen voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in artikel 8.3 (parkeren);
  • e. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
  • f. de bewoner(s) van het pand het bedrijf uitoefenen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden

5.2 Bouwregels
5.2.1 Verbod

Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 4' (mede) bestemde gronden.

5.2.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat geen bodemverstorende activiteit met zich meebrengt;
  • c. een bouwwerk waarbij de bodemverstoring minder bedraagt dan 50 cm;
  • d. een bouwwerk of totaal aan te realiseren bouwwerken met een omvang van minder dan 1.000 m², dieper dan 50 cm, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.2 wordt meegerekend;
  • e. bebouwing welke nodig is voor archeologisch onderzoek met en maximale bouwhoogte van 3 meter;

met dien verstande dat bevoegd gezag in geval van verlening van een omgevingsvergunning bevoegd zijn een daartoe aangewezen partij toestemming te verlenen om archeologische waarnemingen te doen ten tijde van graafwerkzaamheden ten behoeve van het bouwwerk.

5.2.3 Bestaande informatie en reeds verricht onderzoek

Het in artikel 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien uit bestaande informatie en/of verricht archeologisch onderzoek reeds blijkt dat er geen archeologische waarden hoeven te worden verwacht.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 voor de bouw van bouwwerken indien en voor zover de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch rapport heeft voorgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarbij naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate is vastgesteld dat bij de realisatie van de bodemingrepen:

  • a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
  • b. er geen archeologische waarde aanwezig zijn; of
  • c. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

5.3.2 Voorwaarden aan de vergunning

Bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffend van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • d. richtlijnen geven omtrent de wijze waarop omgegaan wordt met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de (mede) bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen onder het maaiveld, zoals afgraven, (diep)ploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakte verharding, aanleg van drainage, verwijderen van fundering;
  • b. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:

  • a. een diepte hebben die minder bedraagt dan 50 cm;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 1.000 m², dieper dan 50 cm, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.2.2 wordt meegerekend;
  • c. betrekking hebben op normaal onderhoud of agrarisch bodemgebruik;
  • d. betrekking hebben op onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen en bijbehorende werken zoals gemalen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan dan wel het een archeologisch onderzoek betreft waarvoor het bevoegd gezag goedkeuring voor heeft gegeven;

met dien verstande dat bevoegd gezag in geval van verlening van een omgevingsvergunning bevoegd zijn een daartoe aangewezen partij toestemming te verlenen om archeologische waarnemingen te doen ten tijde van graafwerkzaamheden ten behoeve van de werkzaamheden.

5.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 kan worden verleend indien en voor zover de aanvrager van de omgevingsvergunning een archeologisch rapport heeft voorgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarbij naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate is vastgesteld dat bij de realisatie van de bodemingrepen:

  • a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
  • b. er geen archeologische waarde aanwezig zijn; of
  • c. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

5.4.4 Voorwaarden aan de vergunning

Bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffend van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • d. richtlijnen geven omtrent de wijze waarop omgegaan wordt met (toevals)vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
5.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken dan wel de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dar ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nader eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen aanduidingsvlakken, bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als balkons, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

7.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.3 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • d. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
  • b. Het gebruiken van bouwwerken voor de huisvesting van arbeidsmigranten met uitzondering van maximaal vier arbeidsmigranten in één woning;
  • c. Het gebruik van gronden voor evenementen;
  • d. Het gebruik van gronden als standplaats;
  • e. het gebruik van bedrijfsruimte en woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  • f. het gebruik van woningen voor kamerverhuur en/of logies;
  • g. het gebruik van bouwwerken voor prostitutie, een seksinrichting of escortbedrijf;
  • h. enige vorm van handel, behoudens voor zover dit op grond van de bestemming is toegestaan;
  • i. het gebruik van gronden voor de opslag van onbruikbare of aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken goederen, machines of voertuigen en van materialen, emballage en afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • j. het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond.
8.2 Afwijken van de gebruiksregels
8.2.1 Internetwinkels

Het uitoefenen van een internetwinkel is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de in artikel 4 bedoelde gronden en bouwwerken woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. er alleen internetverkoop plaatsvindt;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
  • d. er geen sprake is van uitstalling en het bezichtigen van goederen;
  • e. er is geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • f. er geen opslag en verkoop van vuurwerk, motorbrandstoffen, chemische en brandgevaarlijke stoffen en goederen e.d. plaatsvindt;
  • g. er geen inloop- of kijkdagen plaatsvinden;
  • h. de omvang van de activiteiten mag niet meer dan 30 m2 bedragen;
  • i. de activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;
  • j. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • k. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • l. de levering van goederen de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;
  • m. er geen reclame uitingen en/of etalage wordt gerealiseerd.

8.2.2 Afhankelijke woonruimte
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 onder a om een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 2. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 3. de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • b. Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
  • c. De omgevingsvergunning zoals genoemd onder a wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

8.2.3 Huisvesting arbeidsmigranten
  • a. Met een omgevingsvergunning kan, in afwijking van het bepaalde in 8.1 onder b, de huisvesting van arbeidsmigranten worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. ter plaatse van de huisvesting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de bedrijfslocatie zelf maakt geen onderdeel uit van deze beoordeling);
    • 2. er geen belemmeringen voor (ontwikkelingen van) omliggende (agrarische) bedrijven ontstaan;
    • 3. de huisvesting voldoet aan het normenset Keurmerk SNF;
    • 4. er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar of realiseerbaar is. Uitgangspunt is de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals die op het moment van de aanvraag geldt. Maar het is ook mogelijk dit aantoonbaar anders te regelen. Dit dient dan nader aangetoond en onderbouwd te worden.
    • 5. de huisvesting mag niet leiden tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
    • 6. tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
    • 7. bij structurele huisvesting wordt tevens voldaan aan het bepaalde in lid b en c;
  • b. Voor de structurele huisvesting van arbeidsmigranten op een locatie, niet zijnde een agrarische bedrijfslocatie, moet tevens aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
    • 1. het maximale aantal te huisvesten personen is afgestemd op de omvang van de locatie, de ligging in zijn omgeving, de grootte van een bestaand pand, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen;
    • 2. de afstand, gemeten vanuit het erf, tot andere grootschalige huisvesting voor arbeidsmigranten bedraagt:
      • tot 100 personen ten minste 250 meter.
      • bij 100 personen of meer ten minste 500 meter.
    • 3. beheer en toezicht dient op een adequate wijze geregeld te zijn met bij meer dan 10 personen in ieder geval één aanspreekpunt en 24 uur per dag bereikbaarheidsdienst;
    • 4. de bebouwing, met uitzondering van een bedrijfswoning, niet is gelegen op een bedrijventerrein met uitzondering van een bestaand op zichzelf stand kantoorpand;
    • 5. de omgevingsvergunning voor maximaal 10 jaar wordt verleend.
  • c. Als strijdig gebruik wordt aangemerkt de huisvesting van arbeidsmigranten in:
    • 1. een caravan;
    • 2. een recreatiewoning.

8.2.4 Evenementen

Met een omgevingsvergunning kunnen, in afwijking van het bepaalde in 8.1 onder c, evenementen worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vinden op één locatie maximaal 4 evenementen per jaar plaats;
  • b. het maximaal aantal bezoekers per dag bedraagt 5000;
  • c. een evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief minimaal 4 dagen voor op- en afbouw;
  • d. het evenement begint niet eerder dan 9.00 uur en sluit niet later dan 2.00 uur;
  • e. de maximale gevelbelasting op 2 meter uit de gevel van een geluidsgevoelige object bedraagt:

Periode   Tijden   Maximale gevelbelasting
 
Dag   07.00-19.00 u   75 dB(A)   89 dB(C)
 
Avond (zondag tot en met donderdag)   19.00-23.30 u   75 dB(A)   89 dB(C)  
Avond (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag)   19.00-01.30 u   75 dB(A)   89 dB(C)  
Nacht (zondag tot en met donderdag)   23.30-07.00 u   45 dB(A)   59 dB(C)  
Nacht (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag)   01.30-07.00 u   45 dB(A)   59 dB(C)  

  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is met in-/afstemming met omwonenden en direct belanghebbenden een verhoging naar 80 dB(A) en 94 dB(C) op 2 meter uit de gevel van geluidgevoelig object aanvaardbaar;
  • g. voor op- en afbouwwerkzaamheden voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. op- en afbouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden tussen 08.00 uur en 20.00 uur;
    • 2. afbouw van elektronische apparatuur is toegestaan tot maximaal één uur na de eindtijd;
    • 3. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 50 dB(A);
    • 4. het maximale geluidsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 70 dB(A).
  • h. er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:
    • 1. de mate waarin waarden, die de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    • 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  • i. de omgevingsvergunning voor maximaal 5 jaar wordt verleend.


8.2.5 Standplaatsen

Met een omgevingsvergunning kan, in afwijking van het bepaalde in 8.1 onder d, een standplaats worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. ter plaatse van woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. er ontstaan geen belemmeringen voor (de ontwikkeling van) omliggende bedrijven;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • d. de ontwikkeling leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van omliggende wegen;
  • e. de verkeersveiligheid komt niet in het geding;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

8.2.6 Bed & breakfastvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 onder e teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, bed & breakfastvoorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de bed & breakfastvoorzieningen is enkel in de woning en de daarbij behorende
    bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan;
  • c. de bed & breakfastvoorzieningen is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de bed & breakfastvoorzieningen plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • f. ten behoeve van bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden toegestaan of maximaal 15 gasten. Permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de bed & breakfastvoorzieningen dient te zijn
    afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • j. de bed & breakfastvoorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
  • k. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

8.2.7 Kamerverhuur en/of logies

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 onder f teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, kamerverhuur en/of logies toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de kamerverhuur en/of logies is enkel in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan;
  • c. het aantal personen dat gebruik maakt van de kamerverhuur mag niet meer bedragen dan 10;
  • d. er vindt geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de kamerverhuur en/of logies plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • f. het gebruik dient naar de aard in overeenstemming te zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de kamerverhuur en/of logies dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • j. de kamerverhuur en/of logies mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
  • k. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
8.3 Parkeren
8.3.1 Bouwregels
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede dat voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein.
  • b. Bij omgevingsvergunning om te bouwen wordt aan de hand van de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

8.3.2 Gebruiksregels
  • a. Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het (veranderen van het) gebruik van gronden of bouwwerken, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede voor het laden en lossen van goederen niet voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein, een en ander volgens de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' zoals vastgesteld op 12 november 2019 en opgenomen in Bijlage 1 bij de planregels.
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bestaand gebruik.

8.3.3 Binnenplanse afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 8.3.1 en 8.3.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en mits wordt voldaan aan de in de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' opgenomen voorwaarden voor afwijking, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 5,50 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
  • c. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwpercelen, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • d. voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    • 1. inpassing in het landschap; bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht; GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
    • 3. de bouwhoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de bouwhoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Flemingstraat, Deurne'.