Plan: | Belgerenseweg 4-6, Vlierden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0762.BP201505-C001 |
Voorliggend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan "Belgerenseweg 4-6, Vlierden" van de gemeente Deurne. Op de locatie Belgerenseweg 4-6 te Vlierden was een agrarisch bedrijf gevestigd, waarvan de bedrijfsbebouwing inmiddels is gesloopt. De bedrijfswoning is behouden en krijgt in voorliggend bestemmingsplan een woonbestemming.
Ter plaatse van de voormalige bedrijfsbebouwing worden vijf bouwkavels gerealiseerd door Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Twee van deze kavels worden gerealiseerd met behulp van de Ruimte voor Ruimte-regeling. De bouwtitels voor de overige drie bouwkavels komen uit het woningbouwcontingent van de gemeente Deurne.
De locatie, waar de veehouderij was gevestigd, ligt aan de westrand van de kern Vlierden. De omliggende bebouwing bestaat overwegend uit woningen. Door het beëindigen van de agrarische activiteiten en de overtollige bebouwing te slopen, is sprake van een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.
Om de saneringskosten voor het opheffen van de veehouderij te kunnen financieren, zullen op de locatie woningbouwkavels uitgegeven worden. Deze herontwikkeling is echter niet mogelijk op grond van het vigerende bestemmingsplan. Vandaar de noodzaak om het bestemmingsplan te herzien.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie Q. Onderstaande tabel bevat de perceelnummers, oppervlakten en eigenaren.
perceel | oppervlakte | eigenaar | ||
1164 | 1.073 | m² | T.C. Meulendijks | |
1918 | 300 | m² | T.C. Meulendijks + F.A.C.M. Gijsbers |
|
1919 (gedeeltelijk) | 9.860 | m² | Gemeente Deurne |
De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 11.233 m².
Deze oppervlakte is gemeten op basis van de digitale kadastrale kaart en kan afwijken van de oppervlakte zoals deze is opgenomen in het formele kadastrale bericht. De oppervlakte in het kadastrale bericht is leidend, maar om praktische redenen is in dit rapport de meetbare oppervlakte van de digitale kadastrale kaart aangehouden.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kom Vlierden, 1e herziening":
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De volgende bestemmingen zijn relevant voor onderhavig plan:
Ter plaatse van de bestemming 'Woongebied' zijn de gronden alleen bedoeld voor bestaande woningen. Het oprichten van nieuwe woningen is niet toegestaan.
Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Het realiseren van nieuwe woningen is niet toegestaan.
Op grond van het vigerende bestemmingsplan is het bouwen van nieuwe woningen dus niet mogelijk.
Dit rapport is voorts als volgt opgebouwd.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied, waarin achtereenvolgens de geschiedenis, de wijdere omgeving en de directe omgeving en het plangebied worden beschreven.
Het plangebied behoort tot het landelijk woongebied van Vlierden. Op de topografische kaart van 1900 is sprake van een bebouwingscluster aan het einde van het toenmalige straatdorp Vlierden, zie onderstaande afbeelding. Sprake is van een relatief oude bebouwingssituatie. De bestaande situatie wijkt op de volgende punten af van de historische situatie:
Het wegenpatroon is sinds 1900 weinig veranderd.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE 1900
De historische situatie (1900) is nog herkenbaar in het huidige wegenpatroon. De locatie is onderdeel van het oude dorpslint. Het toevoegen van enkele woningen op deze plek is historisch gezien dus een logische stap.
De kern Vlierden is ontstaan als agrarisch gehucht op een kruispunt van wegen. Dit gehucht is uitgegroeid tot een dorp met lintbebouwing langs de belangrijkste wegen. De wegen kennen een gekromd verloop. De aansluitpunten bestaan uit kenmerkende driehoeken: kleiner in de vorm van een tip; groter in de vorm van een plaatse (dorpsplein). Het plangebied ligt aan de rand van de dorpskom Vlierden, in de oksel van twee wegen. De Brouwhuisweg vormt de lokale verbindingsweg Brouwhuis - Vlierden. De Belgerenseweg verbindt de kom van Vlierden met het buurtschap Belgeren. Het plangebied is dus goed ontsloten.
De omgeving van het plangebied is te kenmerken als een overgangszone van het dorpsgebied naar het buitengebied. Aan de noordoostzijde ligt de kom met een losse bebouwingsstructuur. Aan de zuidwestzijde ligt een open agrarisch landschap. Een en ander is weergegeven op onderstaande afbeelding.
DORPSE STRUCTUUR
Voor vrijkomende agrarische bebouwing moet een passende nieuwe functie gezocht worden. Vanwege de ligging aan de rand van het dorp is een herontwikkeling tot woningbouw een logische en passende functie.
Conclusies
Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het bestaande agrarische bouwvlak is ontsloten vanaf de Belgerenseweg aan de oostkant. Dit is een weg met een lage verkeersintensiteit. Het noordelijke deel van het plangebied ligt aan de Brouwhuisweg met eveneens een lage verkeersintensiteit. De panden in de kom zijn op deze weg ontsloten. Beide wegen komen in aanmerking voor de ontsluiting van de nieuwe woningen.
Het plangebied omvat grotendeels een bestaand agrarisch bouwvlak. De stallen met een oppervlakte van circa 1.750 m2 zijn recent gesloopt. De bedrijfswoning verkeert in goede bouwkundige staat. Deze blijft behouden. De overige gronden zijn in agrarisch gebruik.
Tegenover de bestaande bedrijfswoning ligt het tuinbouwloonbedrijf Van Horne. De bedrijfswoning van dit bedrijf ligt aan de wegzijde. De bedrijfsgebouwen staan op circa 65 meter van het plangebied. De overige bebouwing in de directe omgeving bestaat uit vrijstaande woningen.
De groene tip, het driehoekige grasveld ter plaatse van de kruising van de Belgerenseweg met de Brouwhuisweg, is een sterk en beeldbepalend element in de openbare ruimte. Bij de verkaveling van de nieuwe woningen wordt rekening gehouden met de oriëntatie van de woningen ten opzichte van deze groene ruimte.
Aan de noord- en zuidzijde en deels aan de oostzijde omzoomt een houtsingel het perceel, waardoor het plangebied grotendeels aan het zicht wordt onttrokken. Het perceel bestaat overigens uit grasland en tuin. Op de randen van het plangebied staan bomen, waarvan er een als waardevol is aangemerkt conform de Groene Parels van Deurne, zie paragraaf 4.3.5.
De gebiedsanalyse leidt tot de volgende relevante punten voor de planontwikkeling.
Na voorgaande gebiedsanalyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. De inrichting van de locatie met de verkaveling, de ontsluiting, het groen en water is weergegeven op de als bijlage 1 bijgevoegde inrichtingstekening en op onderstaande afbeelding.
INRICHTINGSSCHETS
Alle overtollige bedrijfsbebouwing en verharding wordt verwijderd. De grond achter de woningen behoudt een agrarische bestemming, maar het agrarisch bouwblok komt te vervallen.
Binnen het plangebied worden vijf nieuwe vrijstaande woningen gerealiseerd. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en wordt als (reguliere) woning bestemd. Bij de oriëntatie van de woningen wordt zowel aangesloten bij de huidige als de historische structuur. De drie noordelijke reguliere woningen zijn georiënteerd op de Brouwhuisweg. De twee Ruimte voor Ruimte-percelen ten zuiden van de bestaande bedrijfswoning worden ontsloten op de Belgerenseweg. Deze percelen zijn met een oppervlakte van bijna 1.500 m² wat groter dan de noordelijke percelen.
Zowel de nieuwe woningen als de bestaande woning krijgen een goot- en bouwhoogte van 4,5 respectievelijk 9 meter, passend bij de bebouwing in de omgeving.
Alle woningen krijgen een eigen inrit en worden ontsloten op de Brouwhuisweg of de Belgerenseweg.
Verkeer
Het plan omvat het toevoegen van vijf woningen. Een woning heeft een verkeersaantrekkende werking van gemiddeld zes motorvoertuigbewegingen per etmaal. Het plan leidt dus tot een verkeersaantrekkende werking van maximaal 5 x 6 = 30 motorvoertuigen per weekdag. De wegen hebben (ruim) voldoende capaciteit om deze (beperkte) toename op te vangen.
Parkeren
In de Nota parkeernormen 2013 heeft de gemeente Deurne voor verschillende gebieden parkeernormen vastgesteld. Voorliggend plangebied ligt in het gebied 'overige kernen'. Hier geldt een parkeernorm van 2,1 voor een vrijstaande koopwoning, waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoekers in de openbare ruimte gerealiseerd mag worden.
Per woning kunnen twee parkeerplaatsen aangelegd worden, zoals blijkt uit de inrichtingstekening in bijlage 1 en bovenstaande afbeelding. Ook bij de bestaande woning is voldoende ruimte voor twee parkeerplaatsen. Voor het bezoekersparkeren is ook voldoende ruimte op de percelen zelf. Er worden derhalve - in afwijking van het gemeentelijke parkeerbeleid - geen parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm voor de woningen.
Bij de inrichting van het plangebied is zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanwezige waardevolle boom, zoals omschreven in paragraaf 2.3.3. Deze wordt waar mogelijk behouden. Zo is bij de situering van de inritten rekening gehouden met de locatie van de waardevolle boom. De tuinen rondom de woningen worden met erfbeplanting ingericht, zodat vanaf de weg een groen beeld ontstaat.
Aan de voorzijde van de kavels ligt in de bestaande situatie een greppel. Deze blijft in de nieuwe situatie behouden.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR. De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze belangen worden niet geschaad door voorliggend initiatief.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking, die per 1 oktober 2012 ook als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen, is gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder moet worden toegepast indien sprake is van 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Dit begrip is niet nader toegelicht door de wetgever. Uit recente jurisprudentie (uitspraak Raad van State, 201405237/1/R2) volgt dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een ontwikkeling van acht woningen niet als stedelijke ontwikkeling ziet. Voorliggend initiatief bevat vijf nieuwe woningen en de omzetting van een voormalige agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning. Er is dus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dus niet van toepassing.
Desalniettemin wordt het initiatief in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch aan de ladder getoetst. De ladder bestaat uit drie treden:
Ad 1.
Uit jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State, 201303143/1/R4) volgt dat actuele regionale behoefte bepaald kan worden op basis van een actuele regionale woonvisie en het regionaal woningbouwprogramma. In de regionale agenda wonen, vastgesteld eind 2014, zijn de afspraken over het regionaal woningbouwprogramma vastgelegd. Het gemeentelijke woningbouwprogramma (zie ook paragraaf 4.3.2) voldoet aan de regionale afspraken en voorliggend initiatief is opgenomen in deze planning. Aan trede 1 wordt voldaan.
Ad 2.
Na de voorgenomen grenswijziging van de Verordening ruimte, zie paragraaf 4.2.2, zal de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied liggen. Ook aan trede 2 wordt voldaan. Hiermee is aangetoond dat het initiatief aan de ladder voor duurzame verstedelijking voldoet.
Conclusie
Het project voldoet aan het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.
Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING
Analyse
Het plangebied ligt binnen accentgebied agrarische ontwikkeling. Hier geldt het provinciale beleid binnen het gemengd landelijk gebied, dat is gericht op multifunctioneel gebruik: "In de
gemengde plattelandseconomie is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor
de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige
bedrijvigheid, zorgfuncties etcetera. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar
ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties.
Ontwikkelingen, zoals wonen [...] passen qua aard, schaal en functie bij de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. De ontwikkeling van functies is in beginsel alleen mogelijk op vrijkomende locaties. Er wordt rekening gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende bestaande functies, zoals volwaardige agrarische bedrijven, recreatiebedrijven of woonfuncties."
Onderhavig bestaand agrarisch bedrijf grenst aan de bebouwde kom van Vlierden. De locatie biedt daardoor geen mogelijkheden voor een landbouwkundige ontwikkeling. De omschakeling van agrarisch bedrijf naar woongebied sluit naadloos aan op het bestaande stedelijke gebied en past binnen het opgestelde beleid.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Het plan omvat de realisatie van reguliere en Ruimte voor Ruimte bouwkavels en het tot woning bestemmen van de bestaande bedrijfswoning. Onderstaande afbeeldingen geven uitsneden van de kaarten 'stedelijke ontwikkeling', 'agrarische ontwikkeling' en 'water' van de Verordening ruimte 2014.
VERORDENING RUIMTE - STEDELIJKE ONTWIKKELING
VERORDENING RUIMTE - AGRARISCHE ONTWIKKELING
VERORDENING RUIMTE - WATER
Het plangebied ligt binnen de volgende voor het plan relevante aanduidingen:
Voorliggend initiatief wordt tevens beschouwd als een verzoek aan Gedeputeerde Staten (GS) om de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied te wijzigen, conform artikel 4.12. Na de grenswijziging ligt een deel van het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied. De volgende artikelen zijn van toepassing op voorliggend initiatief:
Uit de toelichting van dit bestemmingsplan volgt dat het initiatief aan deze artikelen voldoet.
Artikel 3 - Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Uit paragraaf 4.3.6 volgt op welke wijze invulling is gegeven aan de eis dat de ontwikkeling bijdraagt aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Het plan voldoet zowel aan het gemeentelijke als provinciale beleid ten aanzien hiervan.
Artikel 4.3 - Nieuwbouw van woningen
De reguliere kavels die in het plan zijn opgenomen passen binnen de kwantitatieve afspraken die de gemeente daaromtrent in het ruimtelijke regionaal overleg heeft gemaakt.
Artikel 4.12 - Wijziging grenzen bestaand stedelijk gebied op verzoek
Het initiatief betreft een beperkte afronding van het bestaand stedelijk gebied waarbij tevens toepassing is gegeven aan artikel 3.2 'kwaliteitsverbetering van het landschap', zoals blijkt uit paragraaf 4.3.6.
Artikel 7.8 - Ruimte voor Ruimte
In dit artikel worden voorwaarden gesteld ten aanzien van Ruimte voor Ruimte-ontwikkelingen. Zo moet worden voldaan aan de beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006 en moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Uit de paragrafen 3.3 en 4.2.3 blijkt dat hieraan wordt voldaan.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan de kaders van de Verordening ruimte.
De beleidsregel Ruimte voor Ruimte heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door, in afwijking van de regel dat geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd aan het buitengebied, op passende locaties de bouw van woningen toe te staan in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen. Op 20 december 2005 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de (aangepaste) "Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006" vastgesteld.
De beleidsregel bevat zowel voorwaarden voor de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen (sloopregeling) als voor de locaties waar de Ruimte voor Ruimte-kavels mogen worden gerealiseerd.
De ontwikkeling van Ruimte voor Ruimte-kavels is direct gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stallen en de bijbehorende milieuwinst mag één Ruimte voor Ruimte-woning worden gebouwd.
Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling. De benodigde dossiernummers voor onderhavig plangebied zijn opgenomen in onderstaande tabel.
aanvraagnummer | mestnummer | sloop in m2 | toegekende sloop in m2 | ||
4532589 | 116011807 | 4.168 | 2.000 | ||
totaal ingebrachte sloop m2 | 2.000 |
Overigens voldoet voorliggend bestemmingsplan aan de in de 'Beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006' gestelde planologische voorwaarden voor Ruimte voor Ruimte-kavels.
Conclusie
Het plan voldoet aan de beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006.
Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Op de kaart van de Structuurvisie Deurne, vastgesteld op 6 december 2011, ligt het plangebied binnen de aanduiding 'Bestaande woongebieden', zie onderstaande afbeelding.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
De gemeente Deurne wil haar positie als aantrekkelijke woongemeente versterken met behoud van eigen identiteit als verstedelijkt dorp met landelijke kernen. Nieuwbouw van woningen vindt bij voorkeur plaats door middel van kleinschalige toevoegingen of herstructurering. De gemeente wil geen woningen bouwen in grote uitleglocaties.
Voorliggend plan is een kleinschalige herstructureringslocatie, waarbij een agrarisch bedrijf wordt vervangen door woningen.
Conclusie
Het plan past binnen de kaders van de Structuurvisie Deurne.
De gemeentelijke Woonvisie 2008 -2020 is in samenwerking met maatschappelijke partners tot stand gekomen en beschrijft het woningbouwprogramma voor de kern Deurne en de kerkdorpen Liessel, Vlierden, Neerkant en Helenaveen. De behoefte in Vlierden bedraagt volgens de Woonvisie 85 woningen voor de planperiode 2008 - 2020. Dit komt overeen met een gemiddelde bouwproductie van 6 à 7 woningen per jaar. Voorliggend plan bevat twee woningen die gerealiseerd worden op basis van de Ruimte voor Ruimte-regeling. De overige drie nieuwe woningen en de omzetting van de voormalige agrarische bedrijfswoning passen binnen de kwantitatieve kaders van de gemeentelijke Woonvisie.
De Regionale Agenda Wonen 2013 is vastgesteld in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) van 28 november 2012. Hierin is het woningbouwprogramma voor de periode 2013-2023 vastgelegd voor de regio Eindhoven. De gemeente Deurne mag in deze periode totaal 1.059 woningen netto toevoegen aan de woningvoorraad. De twee Ruimte voor Ruimte-woningen vallen buiten deze afspraken. De in voorliggend plan opgenomen drie reguliere nieuwe kavels en de tot burgerwoning om te zetten voormalige agrarische bedrijfswoning passen binnen de gemaakte kwantitatieve afspraken.
Conclusie
Het plan past binnen het gemeentelijke woningbouwbeleid.
De Welstandsnota van de gemeente Deurne is op 6 september 2011 vastgesteld door de gemeenteraad. De locatie ligt op de Welstandskaart 2011 Kerkdorpen binnen de aanduiding 'Landelijk Wonen'. Binnen deze categorie is het doel van het welstandsbeleid als volgt omschreven:
"De woningen in deze categorie zijn onder architectuur gebouwd. Er is veel aandacht besteed aan de stedenbouwkundige opzet en aan de inrichting van de openbare ruimte. Het welstandsbeleid richt zich op het handhaven van deze hoge kwaliteit, zowel van de bebouwing afzonderlijk als van het totaalbeeld. Daarnaast moet het karakter van wonen in het buitengebied behouden blijven. De nadruk ligt op losse bebouwing op ruime kavels. De woningen hebben een hoge kwaliteit en zo worden zij dan ook getoetst."
De beoogde doelstelling van de Welstandsnota voor de categorie Landelijk Wonen kan gerealiseerd worden binnen de kaders van voorliggend bestemmingsplan. De feitelijke toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op de Welstandsnota. De uiteindelijke toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
In januari 2010 heeft de gemeenteraad het Verkeers- en Vervoersplan Deurne (VVP) vastgesteld. De Brouwhuisweg is aangeduid als:
Dit heeft verder geen consequenties voor voorliggend plan. Verder bevat deel C van het VVP concrete maatregelen voor de periode 2010 - 2020. Voor dit plan zijn echter geen specifieke maatregelen opgenomen.
Conclusie
In het VVP staat geen beleid dat specifiek van toepassing is op deze ontwikkeling.
Typerend voor de gemeente Deurne is de waardevolle groenstructuur. Binnen de gemeente staan verschillende bijzondere, waardevolle en monumentale bomen en bossen. De door de gemeenteraad vastgestelde Kadernota Bomenbeleid 2009 bevat richtlijnen voor de wijze waarop er de komende jaren moet worden omgegaan met het groen binnen de gemeente. Die groenstructuur moet zoveel mogelijk worden behouden.
Als uitwerking van de Kadernota bomenbeleid is ook het Groenstructuurplan vastgesteld met als doel het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke en gewenste kwaliteitskenmerken van de niet-bebouwde ruimte in zowel het buitengebied als de kernen.
UITSNEDE GROENSTRUCTUURPLAN
De doorgaande wegenstructuur van de kern Vlierden dient aangezet te worden (deels te blijven) met een doorgaande bomenstructuur van de tweede grootte (bomen met een omvang van 10 - 18 meter). Uit de afbeelding blijkt dat dit voor de Brouwhuisweg van toepassing is. Binnen het plangebied zijn geen groenstructuren waarop het groenstructuurplan van toepassing is.
Conclusie
Binnen het plangebied zijn geen groenstructuren waarop het Groenstructuurplan van toepassing is. Voorliggend initiatief vormt geen belemmering voor de uitvoering van het groenstructuurplan.
Het college van burgemeester en wethouders heeft een lijst vastgesteld waarin alle waardevolle en monumentale bomen (de Groene Parels) van Deurne staan. De Groene Parels zijn te bekijken op een interactieve kaart. Onderstaand een uitsnede van deze kaart.
UITSNEDE DE GROENE PARELS VAN DEURNE
Analyse en waardering
Binnen of nabij het plangebied staan waardevolle solitaire bomen. Het gaat hier om:
Uitgangspunt voor het plan is om zoveel mogelijk rekening te houden met de waardevolle bomen. Het behoud hiervan is wenselijk. Alleen het behoud van de zomereik in de groene afscherming aan de noordzijde van het plangebied is kan wellicht in het geding komen. Met de ligging van de inritten bij de nieuwe woningen is rekening gehouden met het behoud van deze waardevolle boom. In de inrichtingsschets (kaartbijlage 1) is deze boom ingetekend. Voor het kappen van deze waardevolle bomen is een omgevingsvergunning vereist.
Conclusie
In het inrichtingsplan is rekening gehouden met bestaande waardevolle bomen.
De gemeente Deurne heeft in de Nota Kostenverhaal 2014 haar beleid vastgelegd voor de toepassing van de provinciale regeling 'kwaliteitsverbetering van het landschap', zoals bedoeld in artikel 3.1 en 3.2 van de Verordening ruimte (zie paragraaf 4.2.2). Dit is ook vastgelegd in het bestemmingsplan Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied (2014). In de Nota Kostenverhaal 2014 staat beschreven op welke wijze de omvang van de benodigde kwaliteitsverbetering berekend moet worden. Tevens bevat de nota een lijst met forfaitaire grondwaarden voor verschillende bestemmingen, die door een onafhankelijke taxateur zijn vastgesteld.
Deze paragraaf beschrijft op welke wijze de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt gerealiseerd. Aan de orde komen:
Voorliggend initiatief wordt beschouwd als een verzoek aan Gedeputeerde Staten (GS) om de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied te wijzigen, conform artikel 4.12 van de Verordening ruimte. Na de grenswijziging ligt het deel van het plangebied met de drie reguliere kavels (noord) binnen het bestaand stedelijk gebied. Conform regionale afspraken wordt uitgegaan van een minimumbijdrage per m² uit te geven grond. De minimumbijdrage zoals van toepassing bij dergelijke stedelijke ontwikkelingen is 1% van de uitgifteprijs. Voor deze drie reguliere kavels betekent dat een benodigde bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap van € 7.150,-.
De woningen staan op ruime, groene kavels. Aan de zijde van het landschap worden de kavels begrensd door (beuken)hagen. De hoogte van de hagen is zo'n 1,20 meter, waardoor een zichtrelatie vanaf de percelen met het waardevolle open achterland blijft behouden. Vanuit het landschap zorgen de hagen wel voor een gesloten groene afscherming van de tuinen. Het plan draagt zodoende bij aan de zorg van de ruimtelijke kwaliteit. Het beplantingsplan met de hagen is opgenomen als bijlage 3 bij de regels.
Aan de extra kwaliteitsverbetering van het landschap wordt in voorliggend plan voldaan door het storten van de volledige benodigde bijdrage (€ 7.150,-) in het gemeentelijke groenfonds.
Kwaliteitsverbetering door menging van kavels
De mate van kwaliteitsverbetering wordt in voorliggend plangebied versterkt door de menging van Ruimte voor Ruimte-kavels en reguliere kavels in het plan. De reguliere woningen zijn niet strijdig met de Ruimte voor Ruimte-woningen, want zonder de toevoeging van reguliere kavels is voorliggend plan financieel niet haalbaar. De reguliere kavels in het plan dragen daardoor bij aan het tot stand brengen van de kwaliteitsverbetering van het landschap (stallensloop), die met behulp van de Ruimte voor Ruimte-regeling reeds is gerealiseerd.
De wijze waarop binnen dit plan wordt omgegaan met een mix van Ruimte voor Ruimte-kavels en reguliere contingenten, kan worden gezien als een voorloper op het voorstel aan Gedeputeerde Staten om flexibelere producten te realiseren in overleg met gemeenten om invulling te geven aan de financiële doelstelling van de Ruimte voor Ruimte-regeling.
Gelet op de Verordening ruimte moet bij het nemen van een ruimtelijk besluit (i.c. het vaststellen van het bestemmingsplan) aangetoond zijn, dat wordt voldaan aan het principe van zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit. Hiertoe is in de regels (lid 4.3.1) de verplichting opgenomen tot het aanleggen en instandhouden van het nieuwe landschappelijke groen, voordat de woningen in gebruik mogen worden genomen.
Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Verkennend bodemonderzoek
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Archimil een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Belgerenseweg 6, Vlierden" (27 augustus 2013, nr. 0734R093). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
In het onderzoek zijn grofweg drie deellocaties onderzocht. Een bovengrondse tank aan de oostzijde van de Belgerenseweg (dit deel valt buiten het plangebied), het bebouwde erf in de oksel van de Belgerenseweg en de Brouwhuisweg en het maïsveld in de zuidwesthoek van het plangebied.
Archimil concludeert dat ter plaatse van het maïsveld in de bovengrond geen verontreinigingen zijn aangetroffen. De hypothese niet-verdachte locatie kan hier worden aangenomen. Ter plaatse van het bebouwde erf zijn lichte verontreinigingen met PCB's aangetroffen in de bovengrond. De puinlaag die als verharding danwel fundering is toegepast is indicatief onderzocht waarbij relatief lage gehalten aan organische en anorganische stoffen ziin aangetroffen. Ook is op het erf op twee plaatsen asbestverdacht materiaal op de bodem aangetroffen. De hypothese niet-verdachte locatie dient voor het erf dan ook te worden verworpen op basis van deze onderzoeksresultaten. Een onderzoek naar het voorkomen van asbest is noodzakelijk.
Daarnaast is het grondwater diffuus licht verontreinigd met barium, cadmium en/of zink. Opgemerkt wordt dat de lichte verontreinigingen in grond en grondwater geen aanleiding vormen voor een nader onderzoek. De aanwezigheid van de stoffen vormt, gezien de concentraties, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaar. Het is echter aan te raden om geen freatisch grondwater te gebruiken voor consumptieve doeleinden, zoals het besproeien van gewassen en/of het drenken van dieren.
Asbestonderzoek
Om meer inzicht te krijgen in de mate en omvang van de verontreiniging met asbest op het terrein heeft Archimil een asbestonderzoek uitgevoerd: rapport "Nader onderzoek asbest Belgerenseweg 6, Vlierden" (1 mei 2014, nr. 0734R105). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.
Archimil concludeert dat direct ten westen van de gesloopte noordelijke stal asbestverdachte materialen op het maaiveld zijn aangetroffen. Er zijn acht sleuven gegraven voor nader onderzoek. In vijf van de acht sleuven zijn asbesthoudende materialen aangetroffen in de grove fractie. De interventiewaarde wordt in twee van de sleuven overschreden, waardoor sprake is van een bodemverontreiniging met asbest. Aangezien de concentratie boven 1000 mg/kgds ligt in de onverharde bovengrond is sprake van een onaanvaardbare situatie en dient een sanering uitgevoerd te worden.
Deze asbestsanering heeft inmiddels plaatsgevonden. Op 23 november 2015 is het saneringsplan onherroepelijk geworden. De bodem is daarmee geschikt voor wonen.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustig buitengebied (of rustige woonwijk) en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is te typeren als een gemengd gebied: lintbebouwing met woningen en bedrijvigheid tegen een agrarisch achterland. De richtafstanden mogen derhalve met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Binnen een straal van 300 meter van het plangebied liggen twee niet-agrarische bedrijven, zoals opgenomen in onderstaande tabel.
adres | bedrijf | SBI-code 2008 | cat. |
richtafstand geluid |
werkelijke afstand woning | |||
Belgerenseweg 3 | cateringbedrijf Catering Culinaria |
562 | 2 | 10 m | 28 m | |||
Belgerenseweg 7 | tuinloonbouwbedrijf P. van Horne BV |
016.01 | 3.1 | 30 m | 22 m |
Voor beide bedrijven is het milieuaspect geluid de bepalende factor.
Belgerenseweg 3
Deze inrichting betreft een bedrijf uit de categorie 'lichte horeca'. Het milieuaspect geluid heeft een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde woning ligt buiten deze richtafstand. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nader onderzoek verricht.
Belgerenseweg 7
De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het slopen en bouwen van kassen en algemene sloopwerkzaamheden. Op de bedrijfslocatie wordt materiaal en materieel opgeslagen. De milieuaspecten stof en gevaar hebben een richtafstand van 0 meter en kunnen derhalve geen belemmering vormen. Op het bedrijf vinden geen geurveroorzakende activiteiten plaats. Ook het aspect geur is dus geen belemmering.
Alleen aan de richtafstand voor geluid wordt niet voldaan. Nader onderzoek is derhalve noodzakelijk.
Tritium Advies heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek Industrielawaai, Omgeving ontwikkellocatie Belgerenseweg - Brouwhuisweg te Vlierden" (14 november 2013, nr. 1310/029/MVD-01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.
In het onderzoek is de geluidemissie berekend van de activiteiten en werkzaamheden binnen de inrichtingen:
Beide bedrijven zijn in het onderzoeksrapport nader beschreven.
Belgerenseweg 3
Tritium Advies concludeert dat:
Belgerenseweg 7
Tritium Advies concludeert dat:
Op basis van de resultaten kan worden gesteld dat ter plaatse van de ontwikkellocatie een akoestisch verantwoord woon- en leefklimaat gewaarborgd is indien de woningen op een afstand van minimaal 5,0 meter vanaf de grens van de ontwikkellocatie worden gesitueerd. In dit bestemmingsplan is de afstand van het bouwvlak voor de woningen vanaf de grens van de ontwikkellocatie minimaal 5,0 meter. Akoestisch gezien is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. Voor wat betreft het aspect geluid zijn er derhalve geen bezwaren om op de ontwikkellocatie woningbouw toe te staan.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
Uit de Risicokaart volgt dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Voor de beoordeling van het aspect geurhinder is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. Er moet worden aangetoond:
De gemeente Deurne heeft haar eigen geurbeleid vastgesteld in de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Deurne 2015'. In deze verordening zijn gebieden aangewezen waar afwijkende geurnormen gelden. Voorliggend plangebied ligt in gebied B 'invloedsgebied plangebieden voor woningbouw en industrieterrein en kernrandzones'. De maximale geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object (voorgrondbelasting) mag hier niet meer bedragen dan 5 OuE/m³. Voor de achtergrondbelasting is voor dit gebied een streefwaarde van 10 OuE/m³ opgenomen.
Binnen een straal van 400 meter van het plangebied liggen twee veehouderijen:
Brouwhuisweg 36
Op de veehouderij aan de Brouwhuisweg 36 zijn 95 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar (diercategorie A1) en 46 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (diercategorie A3) vergund. Voor deze diercategorieën is in de Regeling geurhinder en veehouderij geen geuremmissiefactor vastgesteld. Volgens artikel 4 van de Wet geurhinder veehouderij moet voor de afstand tussen een veehouderij en een binnen de bebouwde kom gelegen geurgevoelig object een afstand van 100 meter aangehouden worden. De werkelijke afstand tussen het plangebied en de veehouderij bedraagt ruim 250 meter. Hiermee is aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering vormt voor deze veehouderij.
Belgerenseweg 25
Op de veehouderij aan de Belgerenseweg 25 worden meer dan 5.000 varkens in de diercategorieën D1.1, D1.2, D1.3, D2 en D3 gehouden. Voor deze diercategorieën is in de Regeling geurhinder en veehouderij wel een geuremmissiefactor vastgesteld. Op basis van geuronderzoek moet aangetoond worden dat aan de geurnormen wordt voldaan. Onderstaande afbeelding geeft de geurhinder richting de omgeving weer ten gevolge van (alleen) deze veehouderij - dit is de zogenaamde voorgrondbelasting. Uit de afbeelding volgt dat het plangebied buiten de geurcontour van 5 OuE/m³ ligt. Daarnaast liggen binnen hetzelfde geurgebied reeds bestaande geurgevoelige objecten op kortere afstand van de veehouderij Belgerenseweg 25.
Hiermee is aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering vormt voor de ontwikkelingsmogelijkheden van deze veehouderij.
VOORGRONDBELASTING BELGERENSEWEG 25
Goed woon- en leefklimaat
Daarnaast moet worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied. Bij deze beoordeling dient zowel rekening te worden gehouden met de voorgrondbelasting als met de achtergrondbelasting.
De voorgrondbelasting is hierboven reeds beschreven en bedraagt ter plaatse van het plangebied maximaal 5 OuE/m³. Het leefklimaat bij deze geurbelasting is volgens de gemeentelijke gebiedsvisie 'goed' tot 'redelijk goed'.
Om de achtergrondgrondbelasting ter plaatse van het plangebied te bepalen is een geurberekening uitgevoerd, zie bijlage 6. Uit deze berekening volgt dat de achtergrondbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen niet meer dan 5,264 OuE/m³ bedraagt. De feitelijke geurbelasting blijft onder de streefwaarde van 10 OuE/m³ voor de achtergrondbelasting. Daarmee is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszones van de Brouwhuisweg en de Belgerenseweg. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft DPA Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek Belgerenseweg 4 te Vlierden, Wegverkeer" (29 juli 2015, nr. 20150036-03). Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd.
DPA Cauberg-Huygen concludeert dat ten gevolge van het wegverkeer op zowel de Brouwhuisweg als de Belgerenseweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De maximaal berekende geluidbelasting ten gevolge van de Belgerenseweg bedraagt 44 dB. Voor de realisering van woningen op deze locatie worden door de Wet geluidhinder geen restricties gesteld.
De geluidsbelasting op de gevel van de om te zetten voormalige agrarische bedrijfswoning is in het akoestisch onderzoek niet meegenomen. Deze woning ligt echter op een grotere afstand van de Belgerenseweg dan de nieuwe woningen. Hieruit wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting voor deze woning niet hoger is dan de maximaal berekende geluidbelasting van 44 dB. Voor de omzetting van de voormalige agrarische bedrijfswoning in een reguliere woning worden door de Wet geluidhinder dan ook geen restricties gesteld.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. In dat kader is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Radarverstoringsgebied
Over het gehele plangebied is een zogenaamd radarverstoringsgebied gelegen. Dit gebied dient om het ongestoord functioneren van radar- en communicatieapparatuur op het militaire luchtvaartterrein Volkel te waarborgen. Het radarverstoringsgebied betreft een cirkel met een straal van 15 Nautische mijl (27,8 km) gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit gebied dient voor ieder obstakel hoger dan 45 meter ten opzichte van de positie van de radar berekend te worden of verstoring van de radar optreedt. Derhalve is in dit bestemmingsplan voor het radarverstoringsgebied een regeling opgenomen.
Conclusie
De toegestane bebouwing is niet in strijd met de randvoorwaarden met betrekking tot radarverstoringsgebied en ILS-gebied.
Nabij Vlierden is een grondwaterwinning gelegen, waar grondwater gewonnen wordt uit de diepe watervoerende pakketten. Rondom het waterwingebied is een boringsvrije zone ingesteld. Het plangebied ligt geheel in deze boringsvrije zone. In deze zone gaat het erom dat fysieke aantastingen van de bodem worden vermeden, met name om de afdichtende kleilagen te beschermen. Derhalve is een verbod opgenomen om binnen deze zone dieper dan 30 meter te boren.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Voorliggend plan behoort tot één van de aangewezen gevallen: een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Onderhavig plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Uit onderzoek is echter gebleken dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende grenswaarden van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.
Onderstaande afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen NO2 en PM10 voor het jaar 2020 weer.
MONITORINGSTOOL NSL (BRON: WWW.NSL-MONITORING.NL/VIEWER)
Daarnaast heeft de gemeente Deurne een berekening van de fijnstofconcentratie op basis van de vigerende omgevingsvergunningen (peildatum 1 januari 2015) laten maken. De fijnstofconcentratie ter hoogte van het plangebied is volgens opgave van de gemeente gelegen onder 25 µg/m3, waardoor voldaan wordt aan de wettelijke norm van 40 µg/m3.
Uit de monitoringstool en de recente berekening van de gemeente volgt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen', zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieu-analyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significante nadelige milieugevolgen heeft. Ook heeft het plan geen siginificante effecten op Natura 2000-gebieden. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen en geen significante effecten op Natura 2000-gebieden.
Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De gemeente Deurne heeft haar archeologiebeleid vastgelegd in de 'Nota Archeologie gemeente Deurne'.
UITSNEDE ARCHEOLOGISCHE BELEIDSKAART
Volgens de bijbehorende archeologische beleidskaart ligt het plangebied in een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde. De kans op aanwezigheid van archeologisch waardevolle resten is dus gering. Nader onderzoek is slechts verplicht als er sprake is van een m.e.r.-plicht. Zoals in paragraaf 5.1.9 geconcludeerd is dat voor dit plan niet het geval. Nader archeologisch onderzoek is derhalve niet vereist.
Mochten tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007. Deze melding kan worden gedaan bij het provinciaal Meldpunt Archeologische bodemvondsten Noord-Brabant.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'archeologische landschappen' (bruine punten). Daarnaast zijn de Belgerenseweg en de Brouwhuisweg aangeduid als 'historische geografie' (gele lijn). De voorgenomen ontwikkeling tast deze waarden niet aan. In de nabije omgeving zijn geen monumenten aanwezig die door deze ontwikkeling worden beïnvloed.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
In een ruimtelijke procedure moet rekening gehouden worden met beschermde natuurwaarden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming is wettelijk geregeld via de Natuurbeschermingswet (Nb) 1998 en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Nb biedt bescherming aan de zogenaamde Natura 2000-natuurgebieden (door de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn aangewezen gebieden), beschermde natuurmonumenten en speciale aangewezen gebieden (zoals Wetlands). Daarnaast zijn er natuurgebieden die tot de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) behoren. De bescherming van de EHS is via de Wro geregeld.
Voor Natura 2000-gebieden is niet de locatie van het project, maar het effect op het gebied van belang. Deze zogenaamde 'externe werking' houdt in dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden. De bescherming van de EHS is alleen van toepassing op projecten binnen de EHS.
Op 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De PAS is een programma als bedoeld in artikel 19 van de Natuurbeschermingswet. Het doel van de PAS is enerzijds het stikstofoverschot (ammoniak en stikstofoxiden) in Natura 2000-gebieden te reduceren en anderzijds de vergunningverlening te vereenvoudigen. Bij een stikstofdepositie:
Het Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel is het dichtstbijzijnde natuurgebied en ligt op een afstand van circa 7.300 meter. Met behulp van de Aerius Calculator is de stikstofdepositie op dit natuurgebied berekend, zie bijlage 8. Hieruit volgt dat de activiteiten niet leiden tot een stikstofdepositie van meer dan 0,05 mol per hectare. Een melding in het kader van de PAS is dus niet noodzakelijk.
Het plangebied ligt niet binnen de EHS. Het initiatief heeft daarmee geen negatieve effecten op de EHS.
Soortenbescherming
Staro Natuur en Buitengebied heeft een quickscan uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten: rapport "Quickscan flora en fauna Belgerenseweg 4 te Vlierden" (februari 2015, nr. 13-0247). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 9. De conclusies van het onderzoeksrapport zijn hieronder weergegeven.
"In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan in de tabellen van de Flora- en faunawet [...].
Soorten van FFtabel 1
Mogelijk wordt het plangebied gebruikt door enkele grondgebonden zoogdieren en amfibieën
die zijn opgenomen in FFtabel 1. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een vrijstelling: bij het
uitvoeren van ruimtelijk ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing
aan te vragen of te werken volgens een door de Minister goedgekeurde gedragscode.
Soorten van FFtabel 2
Mogelijk vormt het plangebied voortplantings- en landbiotoop van Alpenwatersalamander.
Nader onderzoek naar het voorkomen van deze soort in de periode april - eind mei is
noodzakelijk om overtreding van de Flora/ en faunawet te kunnen voorkomen.
Soorten van FFtabel 3
Het plangebied kan deel uitmaken van het leefgebied van vleermuizen. Voorgenomen
plannen zullen geen negatief effect hebben op het foerageergebied van vleermuizen.
Vanwege de afwezigheid van bomen met een holte kan de aanwezigheid van
vleermuisverblijfplaatsen redelijkerwijs worden uitgesloten.
Het voorkomen van rugstreeppad kan niet worden uitgesloten binnen het plangebied. Nader onderzoek naar het voorkomen van deze soort in de periode half april t/m juni is noodzakelijk.
Soorten van FFtabel vogels
Het plangebied is geschikt als foerageer- en broedgebied voor algemene vogelsoorten
(FFtabel vogels). Als het eventueel verwijderen van bomen en struiken buiten het
broedseizoen plaatsvindt, wordt voorkomen dat er negatieve effecten optreden ten aanzien
van algemeen voorkomende vogelsoorten.
Het plangebied vormt mogelijk onderdeel van belangrijk foerageergebied van steenuil en/of kerkuil. Nader onderzoek naar het voorkomen van deze soorten in de directe omgeving van het plangebied in de periode 15 februari tot 15 april is noodzakelijk om een inschatting te kunnen maken of mitigerende maatregelen en eventueel het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk zijn."
Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat nader onderzoek naar het voorkomen van de volgende soorten noodzakelijk is:
Alpenwatersalamander en rugstreeppad
Ten tijde van het eerste veldbezoek op 12 februari 2015 is ten zuiden van het bestaande woonhuis, op de locatie van de voormalige stallen, een vochtig, zandig terrein met enkele zandhopen en een aantal plassen aangetroffen. Deze omstandigheden zijn theoretisch geschikt als leefmilieu voor de Alpenwatersalamander en de rugstreeppad. In april 2015 is door Staro geconstateerd dat de terreininrichting was aangepast en dat het terrein daarmee niet langer geschikt is als leefgebied voor deze soorten. Hoewel er gedurende een korte periode sprake was van een geschikt leefklimaat, is er geen 'structureel' leefgebied aangetast. Of de rugstreeppad in de periode juni 2014 tot maart 2015 in het plangebied aanwezig is geweest, kan op dit moment niet meer vastgesteld worden. Het is onwaarschijnlijk dat de Alpenwatersalamander daadwerkelijk in het plangebied aanwezig is geweest. Deze soort verblijft vaak in de buurt van bos en houtwallen en ze overwinteren op het land en trekken in februari naar het water, waar de dieren in de periode april - eind mei baltsen (bron: www.ravon.nl). Een nader onderzoek naar het voorkomen van de Alpenwatersalamander en de rugstreeppad is niet doelmatig.
Steenuil en/of kerkuil
Op 26 mei 2015 heeft Staro de notitie 'Resultaten steenuilonderzoek, Belgerenseweg te Vlierden' opgesteld (nr. 15-0066), zoals opgenomen in bijlage 10. De conclusies zijn integraal opgenomen.
"Uit de verrichte veldonderzoeken en het contact met de uilenwerkgroep blijkt dat het plangebied geen belangrijk foerageergebied vormt voor steenuilen.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatief effect heeft op de in de omgeving aanwezige steenuilen. De ontwikkeling heeft ten aanzien van steenuilen geen overtreding van de Flora- en faunawet tot gevolg."
Voor wat betreft de Alpenwatersalamander en de rugstreeppad kan gesteld worden dat op dit moment geen sprake is van een geschikt leefklimaat. Nader onderzoek naar de steenuil en kerkuil heeft uitgewezen dat de ontwikkeling geen negatief effect heeft op de in de omgeving aanwezige steenuilen. Het aspect flora en fauna vormt daarmee geen planologische belemmering voor het plan.
Overigens dient het verwijderen van bomen en struiken buiten het broedseizoen plaats te vinden, om negatieve effecten ten aanzien van algemeen voorkomende vogelsoorten te voorkomen.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid van een zandbodem is doorgaans goed. Uit het rapport volgt dat de grondwaterstand tijdens het veldbezoek (28 juli 2013) circa 2 meter onder maaiveld stond.
Het plangebied is ingemeten door Coenradie, zie bijlage 2. De maaiveldhoogte van het plangebied en de directe omgeving varieert slechts enkele decimeters en ligt rond de 23 m + NAP.
Aan de voorzijde van de kavels ligt een greppel (blauwe lijn), die hier en daar wordt onderbroken. De greppel ligt grotendeels in de openbare ruimte op gemeentelijke grond. Overigens is binnen het plangebied en in de directe omgeving geen oppervlaktewater aanwezig, zoals ook blijkt uit onderstaande uitsnede uit de wateratlas.
UITSNEDE WATERATLAS
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied ligt tussen de 0,8 en 1,4 m -mv, volgens de wateratlas, zie onderstaande afbeelding.
UITSNEDE KAART GRONDWATERSTANDEN
Het verhard oppervlak in de bestaande situatie bestaat uit de bedrijfswoning, drie stallen en terreinverharding, zoals weergegeven op onderstaande afbeelding.
De stallen en de terreinverharding zijn gesloopt, waardoor de nieuwe woningen kunnen worden gerealiseerd. De oppervlakte van de stallen en de terreinverharding bedraagt respectievelijk 1.700 m2 en 300 m2. De te slopen oppervlakte is dus 2.000 m2.
In de nieuwe situatie worden vijf nieuwe woningen gerealiseerd en wordt de voormalige agrarische bedrijfswoning omgezet in een reguliere woning. Per woning wordt uitgegaan van een verharde oppervlakte van 300 m2 aan bebouwing en bestrating (aanname). In totaal bedraagt het verhard oppervlak in de nieuwe situatie dus maximaal 6 x 300 = 1.800 m2.
Per saldo neemt het verharde oppervlak dus af met 200 m2 (1.800 - 2.000 = -200 m2).
Voor ontwikkelingen waar het verhard oppervlak met niet meer dan 2.000 m2 toeneemt, hoeven op grond van de Keur geen compenserende maatregelen genomen te worden om versnelde afvoer van het hemelwater tegen te gaan. Bij voorliggend initiatief neemt het verhard oppervlak af en is dus sprake van een hydrologisch positieve ontwikkeling. Op grond van de Keur hoeft daarom geen extra waterbergingsvoorziening gerealiseerd te worden.
Het hemelwater dat op het verhard oppervlak op de percelen valt, wordt afgevoerd naar de greppel aan de voorzijde van het plangebied.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering geloosd worden. Hiervoor is voldoende capaciteit in het bestaande rioolstelsel.
Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het verhard oppervlak neemt per saldo af en daarmee de hoeveelheid regenwater die naar het oppervlaktewater afstroomt. Het vuile afvalwater wordt op de bestaande riolering afgevoerd.
De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan betreft een aantal aspecten. Eerst moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Vervolgens moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, beschikt de gemeente over voldoende financiële middelen om de plannen te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid blijkt uit de gemeentelijke grondexploitatie. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid Wro, is onderdeel van de grondexploitatie.
De woningmarkt lijkt na een aantal slechte jaren, momenteel weer langzaam aan te trekken. Daarbij is de verwachting op lange termijn dat er in deze regio voldoende vraag naar nieuwe woningen is, zoals ook blijkt uit het gemeentelijke woonbeleid, zie paragraaf 4.3.2. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat er voldoende vraag is naar de geplande woningen.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling toegelicht. Deze regeling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Bouwplannen worden niet alleen getoetst aan de paragraaf beeldkwaliteit en de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van:
maar worden daarnaast, voor zover van toepassing per geldend welstandsniveau, getoetst aan het gemeentelijk welstandsbeleid ten aanzien van:
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch (artikel 3)
Deze bestemming is toebedeeld aan de gronden die een vorm van agrarisch grondgebruik behouden. Hierop zijn geen kassen toegestaan.
Wonen (artikel 4)
In deze bestemming zijn zowel de bestaande woning als de nieuwe woningen geregeld. Voor de woningen gelden regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik. Ook het voorzien van voldoende parkeergelegenheid is in dit artikel geregeld. De Ruimte voor Ruimte-woningen zijn alleen toegestaan als wordt voldaan aan de regels uit de Beleidsregel ruimte-voor-ruimte 2006.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 6)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels (artikel 7)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt. Voorts zijn regels opgenomen ten aanzien van mantelzorg, bed & breakfast en kamerverhuur en/of logies.
Algemene aanduidingsregels (artikel 8)
Over het gehele plangebied ligt de aanduiding 'Vrijwaringszone - boringsvrije zone', ten behoeve van de bescherming van het drinkwaterwingebied en de aanduiding 'Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied', ten behoeve van het ongestoord functioneren van radar- en communicatieapparatuur op het militaire luchtvaartterrein Volkel.
Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud
en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.
Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
In het kader van het wettelijke vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan "Belgerenseweg 4-6, Vlierden" toegezonden aan de volgende instanties:
De reacties van deze instanties en de eventuele verwerking ervan in het ontwerpbestemmingsplan zijn hierna opgenomen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Reactie
Samenvattend bestaat de reactie van de provincie Noord-Brabant inzake het bestemmingsplan uit drie onderdelen:
De provincie constateert dat in het voorontwerpplan al de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Bestaand stedelijk gebied' en 'Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Gemengd landelijk gebied' zijn opgenomen. De provincie vraagt om deze aanduidingen ook in het ontwerpbestemmingsplan op te nemen.
De provincie geeft aan geen aanleiding tot opmerkingen te hebben inzake de berekende inspanningsverplichting voor de kwaliteitsverbetering van het landschap in verband met de realisering van de drie reguliere woningen. De provincie gaat ervan uit dat voor de fysieke tegenprestatie en de landschappelijke inpassing van de twee RvR-woningen als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan een gedegen beplantingsplan zal worden opgenomen.
In artikel 4 'Wonen' staan de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor zowel de reguliere als de RvR-woningen. De provincie ziet graag ook een maximale inhoudsmaat voor beide woningtypen opgenomen worden.
Verwerking in het vastgestelde bestemmingsplan
De reactie van de provincie is heeft geleid tot de volgende wijzigingen in het vastgestelde bestemmingsplan:
Beide gebiedsaanduidingen zijn, conform het verzoek van de provincie, gehandhaafd gebleven in het ontwerpbestemmingsplan.
In verband met dit bestemmingsplan hebben Gedeputeerde Staten (GS) van Noord-Brabant op 14 juni 2016 besloten om de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied te wijzigen, op basis van artikel 4.12 van de Verordening ruimte. Het besluit van GS is opgenomen als bijlage 12. Dit besluit heeft tot gevolg dat de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Bestaand stedelijk gebied' en 'Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Gemengd landelijk gebied' zijn komen vervallen bij de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Aan de extra kwaliteitsverbetering van het landschap wordt in voorliggend plan voldaan door het storten van de volledige benodigde bijdrage (€ 7.150,-) in het gemeentelijke groenfonds.
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de woningen is in bijlage 3 bij de regels een beplantingsplan opgenomen.
In de bouwregels van artikel 4 'Wonen' zijn reeds bepalingen opgenomen die de bouwmassa van de woningen inperken. Bovendien wordt middels dit bestemmingsplan voldaan aan alle eisen zoals die gesteld worden in de provinciale Verordening ruimte. Het opnemen van een maximale inhoudsmaat voor de woningen in het bestemmingsplan is niet middels vigerende regelgeving verplicht gesteld.
Deze reactie geeft derhalve geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Waterschap Aa en Maas
Reactie
Waterschap geeft aan dat de wateraspecten goed zijn verwerkt in het plan en dat zij verder geen op- of aanmerkingen heeft.
Verwerking in het ontwerpbestemmingsplan
Deze reactie leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 25 maart tot en met 5 mei 2016 ter inzage gelegen. Bovendien heeft op 17 februari 2016 een informatieavond plaatsgevonden.
Tijdens de termijn van terinzagelegging is één zienswijzen ontvangen, die door 15 personen is ondertekend. Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijze is opgenomen als bijlage 11. De ingekomen zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om het bestemmingsplan aan te passen.
Wel zijn, op verzoek van de provincie, de aanduidingen 'overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Bestaand stedelijk gebied' en 'overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Gemengd landelijk gebied' verwijderd.
Op 11 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van Deurne het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Het Vaststellingsbesluit is opgenomen.