direct naar inhoud van Regels
Plan: Stationsstraat-Haspelweg, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201502-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Stationsstraat-Haspelweg, 1e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201502-C001 van de gemeente Deurne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis- verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden-beroep

Een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is .

Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-wetenschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.8 afhankelijke woonruimte:

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw met woonfunctie, een aanbouw dan wel een bijgebouw bij dat hoofdgebouw met woonfunctie, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw met woonfunctie en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt.

1.9 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak dan wel van één of meerdere percelen aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.14 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  • c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  • d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • f. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.15 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luiddeop het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan .

1.16 bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.17 bestaand
  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van
    het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaan, in aanbouw zijn of gebouwd mogen worden krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.
  • bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan plaatsvindt of mag plaatsvinden krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.
1.18 bestaande (bedrijfs- of burger)woning

een bedrijfs- dan wel burgerwoning die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestond of in uitvoering was krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning, of een woning die nog gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning of waarvoor de verleende omgevingsvergunning nog onherroepelijk wordt.

In verband met dit bestemmingsplan wordt een omgevingsvergunning gelijkgesteld met een bouwvergunning zoals bedoeld in artikel 40 lid 1 van de Woningwet zoals deze gold tot 1 oktober 2010.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.22 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.33 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.35 kwetsbaar object
  • a. woningen, niet zijnde:
    • 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
    • 2. bedrijfswoningen;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. sociale werkplaatsen, of;
    • 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.
1.36 lijst van bedrijfsactiviteiten

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisie legging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in behorende bij deze regels.

1.37 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.38 mantelzorg

het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

1.39 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkaar snijden.

1.40 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, dakvenster, balkon, luifel, galerij, schoorsteen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken , met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.41 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.42 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 perifere detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting w.o. meubelen, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een verkoopvloeroppervlak per vestiging nodig hebben van tenminste 450 m2 voor de uitstalling.

1.44 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 straatmeubilair

alle zodanig gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, afvalverzamelvoorzieningen, kunstwerken, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.

1.47 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.48 verkoopvloeroppervlak

de oppervlakte van de geheel of grotendeels voor publiek toegankelijke ruimte die is bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop van goederen, waaronder begrepen showroom, uitstallingsruime, kassa's, e.d. met uitzondering van magazijn, opslagruimte, kantoor, e.d.

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, (hemel)waterberging, (hemel)waterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.).

1.50 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.

2.8 de ondergrondse (vertikale) diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.9 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande bedrijven;
  • b. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfactiviteiten (bijlage 1 van deze planregels) behorende tot de categorie 2 met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoren, doch uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2';
  • c. bestaande bedrijfswoningen;
  • d. productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven genoemd onder 3.1 onder a en b;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen en laad- en losplaatsen op eigen terrein;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. kabels en leidingen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en - overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en - overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 10 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt aan één zijde minimaal 5 meter;
  • c. de afstand tot de achterste perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  • e. bedrijfsgebouwen en - overkappingen mogen via een platte afdekking of een kapconstructie met minimaal 2 hellende dakvlakken met een nok, worden afgedekt. De dakhelling bij een kapconstructie bedraagt maximaal 45o, met dien verstande dat tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45o en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45o en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
  • f. voor het aantal parkeerplaatsen en laad- en losplaatsen gelden de parkeernormen zoals bedoeld in 7.3.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. nieuwbouw van een bedrijfswoning is niet toegestaan, uitgezonderd vervangende nieuwbouw;
  • b. vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning en mits de inhoud maximaal 750 m³ bedraagt;
  • c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden tevens de volgende regels:
    • 1. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 meter;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. vanaf de maximaal toegestane goothoogte mogen bedrijfswoningen via een platte afdekking of een kapconstructie met minimaal 2 hellende dakvlakken met een nok, worden afgedekt. De dakhelling bij een kapconstructie bedraagt minimaal 250 en maximaal 60o, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60o en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60o-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning op het desbetreffende perceel bedraagt minimaal 3 meter;
  • c. de afstand van een bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 meter;
  • f. onverminderd het bepaalde in 3.2.1 onder a bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning maximaal 75 m²;
  • g. vóór de voorgevel van de bedrijfswoning mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand tot de voorgevel van de erker, het entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van de bedrijfswoning maximaal 1 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de erker, het entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelgrens minimaal 2 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt of maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfs- of burgerwoning plus 0,25 meter;
    • 4. de gezamenlijke breedte van de erker, het entreeportaal en vergelijkbaar bouwwerk maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning bedraagt.

3.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen, mits minimaal 80 % van het ondergrondse gebouw onder een hoofd- en/of bijgebouw is gelegen;
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal 4 meter.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de hoogte van antennes bedraagt maximaal 15 meter;
  • c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt de hoogte maximaal 4 meter.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing en het bebouwingspercentage ten behoeve van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de brandveiligheid
  • e. de parkeer- en laad- en losruimte op eigen terrein;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afstand tot voorste perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en/of - overkappingen op een afstand van minimaal 5 meter tot de voorste perceelgrens, indien dit uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet onaanvaardbaar is.

3.4.2 Afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder b. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en/of - overkappingen aan beide zijden in de zijdelingse perceelgrens, mits:

  • a. dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. dit geen onevenredige beperking oplevert van de brandveiligheid.

3.4.3 Afstand tot achterste perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder c. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en/of - overkappingen in de achterste perceelgrens, mits:

  • a. dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. dit geen onevenredige beperking oplevert van de brandveiligheid.

3.4.4 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder d. ten behoeve van een grotere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de bouwhoogte maximaal 11 meter bedraagt.

3.4.5 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder c. ten behoeve van een grotere hoogte van masten en kranen e.d. tot maximaal 15 meter.

3.4.6 Toelaatbaarheid

De in 3.4.1 tot en met 3.4.5 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige structuur;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen :

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning of afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor bedrijven genoemd in de behorende tot categorie 1;
  • c. uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, uitgezonderd productiegebonden detailhandel zoals bedoeld in 3.1 onder f en detailhandel in auto's zoals bedoeld in 3.1 onder d;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor buitenopslag van voer- en vaartuigen, voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • i. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Categorie 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 onder b jo. 3.1 onder b voor de vestiging van een bedrijf in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. er in de kern Deurne geen geschikte locatie beschikbaar is;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

3.6.2 Bedrijven niet in Lijst van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder b voor de vestiging van een bedrijf dat niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt, mits:

  • a. het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is aan de ter plaatse toegelaten categorieën bedrijven;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

3.6.3 Buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 onder g voor buitenopslag van voer- en vaartuigen, voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage, mits:

  • a. dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. dit geen onevenredige beperking oplevert van de brandveiligheid;
  • c. voldoende parkeerplaatsen en laad-en losplaatsen , volgens de parkeernormen zoals bedoeld in 7.3, op eigen terrein aanwezig blijven;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van perifere detailhandel , inclusief daarbij behorende en daaraan ondergeschikte kantoren en ondergeschikte horeca;
  • b. het uitoefenen van bestaande detailhandel, inclusief daarbij behorende en daaraan ondergeschikte kantoren;
  • c. verkooppunt voor motorbrandstoffen, doch uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • d. kantoren, doch uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoren';
  • e. openbare nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen;
  • g. wegen, erven en terreinen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. kabels en leidingen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen, overkappingen en kantoren

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overkappingen en kantoren gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfsgebouwen, overkappingen en kantoren mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  • b. de goot-en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-en bouwhoogte', met dien verstande dat de bouwhoogte van een ondergeschikt bouwdeel maximaal 11 meter mag bedragen ;
  • c. het bedrijfsvloeroppervlak van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de perifere detailhandel bedraagt maximaal 9430 m2;
  • d. het bedrijfsvloeroppervlak van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bestaande detailhandel bedraagt maximaal 762 m2;
  • e. het bedrijfsvloeroppervlak van kantoren, niet zijnde de ondergeschikte kantoren als bedoeld in 4.1 onder a en b, bedraagt maximaal 2345 m2;
  • f. voor het aantal parkeerplaatsen en laad- en losplaatsen gelden de parkeernormen zoals bedoeld in 7.3.

4.2.2 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen, mits minimaal 80 % van het ondergrondse gebouw onder een hoofd- en/of bijgebouw is gelegen;
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal 4 meter.

 

4.2.3 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 15 m2 ;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,20 meter.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van verlichting, vlaggenmasten en antennes bedraagt maximaal 7 meter;
  • c. de hoogte van een luifel bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' maximaal 5,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de brandveiligheid;
  • e. de parkeer- en laad- en losruimte op eigen terrein;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder a. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en/of overkappingen en/of kantoren buiten de aanduiding 'bouwvlak' mits:

  • a. dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. dit niet leidt tot een aantasting van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en/of tot een aantasting van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. dit niet leidt tot een aantasting van:
    • 1. de brandveiligheid;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid.
  • d. de gronden niet grenzen aan woonpercelen, uitgezonderd percelen met bedrijfswoningen;
  • e. dit niet leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen :

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en/of detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte horeca als bedoeld in 4.1 onder a dan wel detailhandel als bedoeld in 4.1 onder b;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak van de perifere detailhandel dan wel voor de uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak van de bestaande detailhandel;
  • c. het gebruiken van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. dienstverlening;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. tuinen en dakterrassen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. paden, erven en overige verhardingen
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. kabels en leidingen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage op percelen met alleen een woonfunctie bedraagt maximaal 50% , met uitzondering van bouwpercelen met alleen een woonfunctie met een oppervlakte kleiner dan 250 m2, waarvoor het bebouwingspercentage maximaal 60% per bouwperceel bedraagt;
  • b. het bebouwingspercentage op percelen met een andere dan alleen een woonfunctie bedraagt maximaal 80%.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-hoofdgebouw';
  • b. maximaal 3 -al dan niet grondgebonden - woningen zijn toegestaan;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • d. de breedte van een hoofdgebouw voor wonen bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. de goot-en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-en bouwhoogte';
  • f. vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling minimaal 25 graden en maximaal 60 graden bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 gradenlijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

5.2.3 Bijgebouwen bij hoofdgebouwen, geen woningen zijnde

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen woningen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. een bijgebouw mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst;
  • c. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, bedraagt maximaal 500 m² ;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling maximaal 45 graden bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale nokhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van maximaal 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de bouwhoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw maximaal 5 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van maximaal 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de bouwhoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 5 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 gradenlijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

5.2.4 Bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. een bijgebouw mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst;
  • c. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt;
  • d. bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, bedraagt per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden, maximaal:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1000 m2;
    • 4. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2;
  • f. de horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw maximaal 18 meter bedraagt;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter. Uitsluitend voor de bouw van duivenhokken bedraagt de goothoogte maximaal 4,5 meter;
  • h. de bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling maximaal 45 graden bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale nokhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van maximaal 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de bouwhoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw maximaal 5 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van maximaal 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de bouwhoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 5 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 gradenlijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

5.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen, mits minimaal 80 % van het ondergrondse gebouw onder een hoofd- en/of bijgebouw is gelegen;
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal 4 meter.

5.2.6 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 15 m2 ;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,20 meter.

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2. onder f met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:

  • a. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • b. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4.2 Aangebouwde bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.4. onder d voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. het gebruik of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw als afhankelijke woonruimte;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel of perifere detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • e. het gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor een seksinrichting.

5.5.2 Aan-huis-verbonden beroep

Bij woningen zijn aan -huis- verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit maximaal 50% bedraagt van het bruto vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 60 m2;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen, met inachtname van de parkeernormen zoals bedoeld in 7.3, op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 en 5.5.1 onder e voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden bedrijf, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
  • c. de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
  • e. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen, met inachtname van de parkeernormen zoals bedoeld in 7.3, op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

5.6.2 Oppervlakte aan-huis-verbonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.2 onder b tot maximaal 75 m2, mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene beschermingsregel

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk met het daarbij behorende bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

7.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en dakhellingen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en dakhellingen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.3 Parkeren

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende aanvraag op het eigen terrein in de parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de "Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013", zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels.

7.4 Bouwhoogte in verband met militaire doeleinden

Teneinde militair vliegverkeer en radarsignalen niet te verstoren gelden de volgende regels:

  • a. windturbines waarvan de tippen van de wieken hoger zijn dan 114 meter boven NAP, zijn niet toegestaan;
  • b. overige bouwwerken waarvan de bouwhoogte hoger is dan 65,00 meter boven NAP, zijn niet toegestaan.
7.5 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden de ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen :

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

8.2 Afwijken van de gebruiksregels
8.2.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 onder a voor het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte , mits:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
  • c. de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, de gemeente onmiddellijk dient te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend;
  • f. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

8.2.2 Bed and breakfastvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 onder b voor het gebruik van woningen voor bed & breakfast voorzieningen, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. deze nevenactiviteit enkel in de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - plaatsvindt;
  • c. de nevenactiviteit ondergeschikt van aard is;
  • d. er geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaatsvindt;
  • e. de gebruiksoppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m²;
  • f. ten behoeve van de bed & breakfast voorziening niet meer dan 15 bedden worden toegestaan. Permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen, volgens de parkeernormen zoals bedoeld in 7.3, op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • i. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Veiligheidszone-lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen als buffer.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) zijn binnen deze aanduiding geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, dan wel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels kan worden afgeweken en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, inhoud, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, inhoud, afmetingen, oppervlakten en percentages, uitgezonderd de minimum- en maximummaten, inhoud, afmetingen, oppervlakten en percentages zoals genoemd in artikel 4 (Detailhandel) van dit plan en uitgezonderd de maximale bouwhoogten genoemd in dit plan;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,20 meter bedraagt;
    • 3. de (nok)hoogte van gebouwen niet meer dan 5,50 meter bedraagt;
    • 4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
  • c. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van
  • d. bouwpercelen, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • e. voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    • 1. inpassing in het landschap.Bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht. GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
    • 3. de hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van de planregels waarin verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen of naar gemeentelijk beleid, indien deze wettelijke regelingen of dit gemeentelijk beleid na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan wordt gewijzigd.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Procedure

Bij het nemen van een beslissing over nadere eisen zoals geregeld in dit plan, nemen Burgemeester en Wethouders de volgende procedure in acht:

  • a. het ontwerpbesluit ligt - met bijbehorende stukken, waaronder een eventueel verzoek - gedurende twee weken voor eenieder ter inzage;
  • b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennisgegeven;
  • c. de kennisgeving houdt de mededeling in:
    • 1. van de zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit;
    • 2. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
    • 3. wie in de gelegenheid worden gesteld zienswijzen naar voren te brengen;
    • 4. op welke wijze dit kan geschieden.
  • d. gedurende de onder a van dit artikel genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Wettelijke regels

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Een en ander behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979, inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Stationsstraat-Haspelweg, 1e herziening' van de gemeente Deurne.