Regels
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het toevoegen van twee wooneenheden en het daarbij ontwikkelen van natuur op de locatie Lange Bunder en Eikbergseweg en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22g) van het omgevingsplan van de gemeente Breda. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22g van het omgevingsplan van de gemeente Breda. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22g' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22g’ gelezen worden.
Artikel 1 Toepassingsbereik
- De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
- De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Lange Bunder en Eikbergseweg, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0758.TAM2024223012-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Artikel 2 Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in Artikel 3 daarvan is afgeweken.
Artikel 3 Aanvullende begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden, in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde in artikel 2, de volgende begripsbepalingen:
3.1 plan
Het TAM-omgevingsplan “Hoofdstuk 22g Lange Bunder en Eikbergseweg” met identificatienummer
NL.IMRO.0758.TAM2024223012-ON01 van de gemeente Breda.
3.2 aan- en uitbouwen
Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt.
3.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
3.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
.
3.5 afhankelijke woonruimte
Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
3.6 archeologische waarden
Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
3.7 bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.8 bebouwingspercentage
Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.
3.9 bed & breakfast
Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf al dan niet met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning.
3.10 begane grond
De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
3.11 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
- Legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning.
- Het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
3.12 bijgebouw
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
3.13 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
3.14 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
3.15 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
3.16 dagrecreatie
Een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is.
3.17 dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
3.18 dakhelling
De hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak.
3.19 dakopbouw
Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw.
3.20 drainage(voorziening)
Ontwateringsmiddel voor het kunstmatig laag houden van de grondwaterstand welke vrij afstroomt waarbij niet direct of indirect gebruik gemaakt wordt van een pomp(constructie).
3.21 extensief recreatief medegebruik
Recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
3.22 groothandel in smart- en/of headproducten
Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen.
3.23 headshop
Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden.
3.24 hospitaregeling
Het verhuren van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal twee personen, door de volledige eigenaar/eigenaren van de woning of de hoofdhuurder van de woning van een woningcorporatie, die in dezelfde woning woont/wonen.
3.25 huishouden
Een samenlevingsvorm van een of meer personen, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
3.26 kamerverhuur
Het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstande dat toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt;
3.27 kap
De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°.
3.28 kwaliteitsverbetering van het landschap
De in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling uit te voeren aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de extensieve recreatieve mogelijkheden in het plangebied, een en ander overeenkomstig de Landschapsinvesteringsregeling Breda en wijzigingen daarvan.
3.29 landschapselementen
Landschappelijk, cultuurhistorische en natuurlijk waardevolle elementen in het landschap zoals onder andere houtopstanden, houtwallen en singels of andere natuurlijke elementen anders dan opgaande beplanting zoals moerasjes, poelen en steilranden welke geen agrarische productiefunctie hebben.
3.30 landschapswaarden
De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk, cultuurhistorisch, ecologisch of geomorfologisch opzicht.
3.31 lessenaarsdak
Een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde.
3.32 mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een
Hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
3.33 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie.
3.34 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.
3.35 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak.
3.36 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
3.37 recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
3.38 ruimtelijke kwaliteit
Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
3.39 ruimtelijke ontwikkeling
Bouwactiviteiten en planologische bedrijfsactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologische regime nodig is.
3.40 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
3.41 selectiebesluit
Een door het bevoegd gezag genomen besluit op basis van het in het archeologische onderzoeksrapport opgestelde selectieadvies.
3.42 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen, zoals kassen, tunnels, afdekfolies, containervelden en dergelijke die dienen ter ondersteuning van een agrarisch bedrijf.
3.43 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen die dienen ter ondersteuning van de diverse teelten in de grond en gedurende maximaal 6 maanden van het jaar noodzakelijk zijn en worden opgericht, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten.
3.44 verblijfsrecreatie
Vormen van recreatie waarbij ook nachtverblijf wordt geboden zoals campings, hotels, pensions en bed & breakfast.
3.45 voorgevel
De naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
3.46 vrijstaande woning
Een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.
3.47 wonen
Het voeren van een huishouden in een woning.
3.48 woning
Een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
3.49 woonruimte
Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, met inbegrip van een standplaats voor een woonwagen en de ligplaats voor een woonschip
3.50 woonschip
Drijvende woonfunctie op een locatie die in het omgevingsplan is aangewezen als een ligplaats voor een woonschip.
3.51 zolder
Een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt.
Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen
4.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel.
4.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel
De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
4.3 Bebouwingspercentage
Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.
4.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
4.5 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
4.6 Diepte van een gebouw
De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
4.7 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. De druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat voor de meest voorkomende dakvormen in onderstaande afbeelding is aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald.
4.8 Hoogte van een dakopbouw
Vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
4.9 Hoogte van een kap
Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
4.10 Hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
4.11 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
4.12 Lessenaarsdak
In afwijking van het bepaalde in de leden 4.4 en 4.7 bij een gebouw met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte.
4.13 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
4.14 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. Bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,50 meter bedraagt.
4.15 Peil
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld.
- Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP).
- Indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd: de bovenkant van de spoorstaaf.
Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies dan wel toegestane gebruiksactiviteiten.
Artikel 6 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
2 Regels voor functies en activiteiten
7.1 Functieomschrijving
Ter plaatse van ‘Natuur’ zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
- De duurzame instandhouding van natuur.
- Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur- en hydrologische waarden.
- Behoud of versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden.
- Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' tevens daarvoor.
- Verspreid liggende legale bebouwing, niet zijnde woningen, zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan.
- Extensief recreatief medegebruik.
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Beoordelingsregels
- Bouwwerken geen gebouw zijnde zijn enkel toegestaan, ten dienste van de functie Natuur, in de vorm van voorzieningen voor het extensief recreatief medegebruik (zoals zitgelegenheden) en mogen niet hoger zijn dan 1,50 meter hoog.
- De bebouwing als bedoeld in 7.1 onder e. mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - landschapsinvesteringsregeling" dient binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het plan een op basis van de toegestane ruimtelijke ontwikkeling vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap te worden aangelegd en in stand gehouden, die voldoet aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda. De mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling en de locatie van de daarbij vereiste kwaliteitsverbetering in de vorm van de aanleg van natuur zijn opgenomen in Bijlage 22g.1.
7.4 Uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 16 lid 3 ‘Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden’ van toepassing.
Artikel 8 Wonen - Buitengebied
8.1 Functieomschrijving
Ter plaatse van ‘Wonen - Buitengebied’ zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
- Wonen;
- Een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- Kamerverhuur niet is toegestaan waarbij toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt.
Met daaraan ondergeschikt:
- In- en uitritten;
- Nutsvoorzieningen;
- Parkeren;
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Beoordelingsregels voor het bouwen
8.2.1 Algemeen
- Enkel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag per vlak maximaal één woning aanwezig zijn c.q. worden gebouwd.
- De woning mag worden gebouwd, verbouwd, uitgebreid en vervangen met dien verstande dat de inhoud van de woning, de bebouwing onder peil niet meegerekend, nooit meer zal mogen bedragen dan 1000 m³ met uitzondering van:
- Boerderijen met geïntegreerde bedrijfsruimte waarvan de inhoud gelijk mag zijn aan het bestaande bouwvolume onder de voorwaarde dat de boerderij in zijn oorspronkelijke karakter wordt gehandhaafd of;
- Bestaande woningen met een grotere inhoud, daarbij mag de legaal afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.
- De maximum goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan is aangeduid met de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ of ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)’ mag de maximum bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en geldt geen maximum goothoogte;
- Bijgebouwen zowel vrijstaand als aangebouwd mogen worden opgericht zowel binnen als buiten het bouwvlak met dien verstande dat het gezamenlijke grondoppervlak maximaal 100 m² bedraagt en de goothoogte maximaal 3 meter en bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen, met uitzondering van bestaande bijgebouwen met een grotere oppervlakte, daarbij mag de legaal afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd;
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gerealiseerd met een maximaal bouwhoogte van 6 meter met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
8.3 Specifieke beoordelingsregels voor het bouwen
8.3.1 Specifieke beoordelingsregels voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in een woning of een bijgebouw bij een woning in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2 voor het toestaan en inrichten van een verblijfgsrecreatieve voorziening in een woning of een bijgebouw bij een woning in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen, als voldaan wordt aan de volgende specifieke beoordelingsregels;
- Voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de ‘Beleidsregels Groen en Water 2023’ en wijzigingen of rechtsopvolgers daarvan;
- Maximaal 200 m² bebouwing mag voor deze functie worden gebruikt;
- De woning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie mag niet worden uitgebreid, tenzij het maximaal toegestane bouwvolume nog niet is benut;
- De (agrarische) bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
- De te ontwikkelen activiteiten mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
- Er geldt een sloopverplichting ten aanzien van de niet cultuurhistorisch waardevolle c.q. monumentale bijgebouwen, welke verplichting inhoudt dat er maximaal 500 m² aan bijgebouwen aanwezig mogen blijven.
8.3.2 Specifieke beoordelingsregels voor het bouwen van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2 voor het bouwen van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, als voldaan wordt aan de volgende specifieke beoordelingsregels;
- Maximaal 75 m² mag hiervoor worden opgericht;
- Het te bouwen bijgebouw vormt een ruimtelijke eenheid met de woning;
- Er mag geen strijd ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en er mag geen belemmering optreden voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;
- Zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen moet het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte worden beëindigd;
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
8.5 Specifieke beoordelingsregels gebruiksactiviteit
8.5.1 Specifieke beoordelingsregels voor het gebruik van een bijgebouw voor een aan huis verbonden beroep
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het gebruik van een bijgebouw voor een aan huis verbonden beroep, als voldaan wordt aan de volgende specifieke beoordelingsregels;
- Voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de ‘Beleidsregels Groen en Water 2023’ en wijzigingen of rechtsopvolgers daarvan;
- De voor deze functie te gebruiken oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2 tenzij een groter aantal m² aan bijgebouwen aanwezig is dan de maximaal toegestane 100 m2 in welk geval 10 % van het meerdere tevens voor het aan huis gebonden beroep mag worden aangewend;
- De te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen, zoals de aanleg van extra parkeerruimte, noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
8.5.2 Specifieke beoordelingsregels voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in een woning of een bijgebouw bij een woning in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in een woning of een bijgebouw bij een woning in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen, als voldaan wordt aan de volgende specifieke beoordelingsregels;
- Voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de ‘Beleidsregels Groen en Water 2023’ en wijzigingen of rechtsopvolgers daarvan;
- Maximaal 200 m² van de woning en/of een bijgebouw bij een woning voor deze functie mag worden gebruikt;
- De woning geschikt blijft voor zelfstandige bewoning;
- De woning en/of het bijgebouw bij een woning ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid, tenzij het maximaal toegestane bouwvolume nog niet is benut;
- De (agrarische) bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
- De te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
- Er een sloopverplichting geldt ten aanzien van de niet cultuurhistorisch waardevolle c.q. monumentale bijgebouwen, welke verplichting inhoudt dat er maximaal 500 m² aan bijgebouwen aanwezig mogen blijven.
Artikel 9 Waarde – Archeologie
9.1 Functieomschrijving
Ter plaatse van ‘Waarde - Archeologie’ zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
9.2 Beoordelingsregels voor het bouwen
9.2.1 Bouwwerken
- In het voor 'Waarde - Archeologie’ aangewezen gebied mag niet worden gebouwd.
- In afwijking van lid a zijn bouwwerken toegestaan ten behoeve van:
1. Gebouwen die worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;
2. Bouwwerken die worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m² en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld.
- Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.
9.3 Specifieke beoordelingsregels voor het bouwen
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met lid 9.2 als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:
- Op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn met dien verstande dat daarnaast ook voldaan moet worden aan het bepaalde in de basisfunctie.
- Passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
9.4 Uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
- Het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- Het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
- Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
- Het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- Het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
- Het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- Andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
- Alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
- Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.
- In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
Artikel 10 Waarde – Cultuurhistorie
10.1 Functieomschrijving
Ter plaatse van 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
10.2 Uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 16 lid 3 ‘Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden’ van toepassing.
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Bestaande maatvoering
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot.
12.2 Bouwen beneden peil
Voor het bouwen van beneden het peil gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- Het bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- In afwijking van hetgeen onder lid a is bepaald mag het bouwen van beneden het peil gelegen gebouwen tevens plaatsvinden buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits het uitsluitend plaatsvindt onder de buiten de aanduiding 'bouwvlak' aanwezige bebouwing;
- Het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot een diepte van maximaal 4 meter onder peil.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- Het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart- en headshop, alsmede een groothandel in smart- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting
- Het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of huisvesting in verband met mantelzorg;
- Het gebruik van bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
- Het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast;
- Kamerverhuur, waarbij toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 Gebiedsaanduiding ‘wetgevingzone – zoekgebied ecologische verbindingszone’
- Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens toegewezen voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.
- Het oprichten van bebouwing, voor zover dit is toegelaten volgens de krachtens dit plan aan de toegewezen functies en planregels, is uitsluitend toegestaan indien het gebied hierdoor niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakte aan te brengen van meer dan 100 m².
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
15.1 Bouwactiviteit
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met de voorgaande regels:
- Overschrijding van de bij recht in de gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is.
- Overschrijding van de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
- Overschrijding van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- De oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;
- De hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
15.2 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunning genoemd onder 15.1 kan worden verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
- Er wordt geen onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Overige regels
16.1 Parkeren
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen, het gebruik van bouwwerken of het gebruik van gronden, gelden de volgende beoordelingsregels:
- Er wordt in voldoende mate voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen op eigen terrein. Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor motorvoertuigen en fietsen wordt vastgesteld aan de hand van de Nota Parkeernormen Breda 2021 en wijzigingen of rechtsopvolgers daarvan;
- De onder a. genoemde parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden.
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
1. Als voldaan wordt aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de Nota Parkeernormen Breda 2021 en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan; of
2. Als het voldoen aan de Nota Parkeernormen Breda 2021 en wijzigingen of rechtsopvolgers daarvan op overwegende bezwaren stuit en door het afwijken geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de parkeersituatie in de openbare ruimte en de woon- en leefsituatie.
16.2 Waterberging
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor het bouwen, uitbreiden van gebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
- Er dient een watervoorziening met voldoende capaciteit te worden gerealiseerd;
- De benodigde capaciteit van de watervoorziening wordt vastgesteld aan de hand van de “Beleidsregels Groen en Water 2023” van de gemeente Breda en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan.
- Na aanleg dient de watervoorziening in stand te worden gehouden;
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
1. Als voldaan wordt aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de “Beleidsregels Groen en Water 2023” van de gemeente Breda en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan, of;
2. Als het voldoen aan de ‘Beleidsregels Groen en Water 2023’ en wijzigingen of rechtsopvolgers daarvan op overwegende bezwaren stuit.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders binnen de bestemde of nader aangeduide gebieden, onder verwijzing naar de tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
Overzicht van werken en werkzaamheden
Bodem
- Het verlagen en/of egaliseren van de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen.
- Het ophogen van de bodem(1)
- Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem zoals het indrijven van voorwerpen in de bodem, allen dieper dan 0,30 meter.
- Het aanleggen en/of verharden van wegen en paden zoals bedrijfswegen, onderhoudspaden, paden voor dagrecreatief medegebruik, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak'.
- Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
Beplanting/grondgebruik
- Het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen en/of struwelen alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten.
- Het beplanten van gronden met houtgewas (bos heesters) alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen.
- Het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van sierteelt of boomteelt.
- Het permanent omzetten van grasland in bouwland.
Water (2)
Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van vaarten, waterlopen, sloten en greppels.
- Het beïnvloeden van de grondwaterstand door de aanleg van een werk voor bemaling, onderbemaling of drainage.
- Het aanbrengen van kades of het wijzigen daarvan
Tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden
Bestemmingen/aanduidingen | a. | b. | c. | d. | e. | f. | g. | h. | i. | j. | k. | l. |
Natuur | A | A | A | A | S | A | A | S | S | A | S | A |
Waarde - Archeologie | | | | | | | | | | | | |
Waarde – Cultuurhistorie | | | | | | | | | | | | |
+: toegestaan
A: omgevingsvergunning vereist
S: strijdig gebruik
b. Voorwaarden voor de omgevingsvergunning
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 16.3 onder a. ‘Verboden werkzaamheden’, is slechts toelaatbaar indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden op deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het verkeersbelang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd dan wel de in geval van de aanwezigheid van boven- of ondergrondse leidingen de betreffende leidingbeheerder een positief advies heeft afgegeven.
c. Toegestane werkzaamheden
Het bepaalde onder 16.3 onder a ‘Verboden werkzaamheden’ is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- Het normale onderhoud en/of beheer van de gronden en/of de instandhouding van het gebied betreffen, waaronder begrepen de normale beheerswerkzaamheden door natuurbeherende instanties en de normale agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van het diepwoelen/diepploegen over een oppervlakte van meer dan 100 m2 binnen de dubbelbestemming Waarde-Archeologie;
- Onderdeel zijn van een door Gedeputeerde Staten in het kader van de landinrichting goedgekeurd plan van wegen en waterlopen of goedgekeurd landschapsplan;
- Plaatsvinden binnen de aanduiding 'bouwvlak' tenzij hier de functie ‘Waarde – Archeologie’ of ‘Waarde – Cultuurhistorie’ is toegekend en op basis van die functie een omgevingsvergunning als bedoeld onder 16.3 onder a. is vereist;
- Zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
d. Gebruiksregels
Voor zover in de "Tabel omgevingsvergunningen" werken en/of werkzaamheden zijn aangeduid met de letter S is het verboden de betreffende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren binnen de aangegeven bestemmingen. Het aldaar uitvoeren of laten uitvoeren van de betreffende werken en/of werkzaamheden wordt in elk geval aangemerkt als strijdig gebruik.
(1) Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde gezag.
(2)Deze werkzaamheden zijn uitsluitend vergunningplichtig voorzover daarbij landschappelijke waarden (aardkundig, cultuurhistorisch, visueel-ruimtelijk) en of natuurlijke waarden in het geding zijn. De waterhuishoudkundige aspecten zijn veiliggesteld via de Keur van het Waterbeheerplan.
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Aanwezige bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
- Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
17.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
17.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Bestaand gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met dit hoofdstuk strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.2.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.