Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Heilaar, wijzigingsplan Heilaarstraat naast nr 231.
|
Artikel 3 Wonen
|
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daarbij behorend(e):
-
groen;
-
water;
-
parkeren;
-
nutsvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
-
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen gebouwen worden gebouwd;
-
Er mogen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak' maximaal twee vrijstaande woningen aanwezig zijn cq. worden gebouwd.
-
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' mogen uitsluitend geluidsgevoelige object(en) worden opgericht wanneer de gevel evenwijdig aan de weg wordt uitgevoerd als een dove gevel.
-
Het overschrijden van de bouwgrenzen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel', slechts is toegestaan ten behoeve van geringe uitbreidingen als bedoeld in artikel 2.10, met uitzondering van balkons, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt over ten hoogste 80% van de breedte van het hoofdgebouw.
-
Het bebouwingspercentage mag maximaal 40% bedragen, met dien verstande dat het maximale bebouwingsoppervlakte 450 m2 bedraagt.
-
Voor zover de bouwplannen voorzien in de realisatie van (een) geluidsgevoelig(e) object(en) mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde, tenzij het geluidsgevoelige object wordt voorzien van een dove gevel.
-
In afwijking van onderdeel e, dient, ingeval hogere waarden door het college van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld met betrekking tot een geluidsgevoelig object, de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit dit besluit aangehouden te worden.
3.2.2 Hoofdgebouwen
-
Een hoofdgebouw moet aan de Heilaarstraat gesitueerd zijn, waarbij de naar deze weg gerichte gevel tot maximaal 6 meter achter de aangegeven bouwgrens van de Heilaarstraat mag worden gebouwd.
-
De diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen.
-
De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 4 meter te bedragen.
-
De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen.
3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
-
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 4 meter te bedragen.
-
De bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 60 m² bedraagt, met inachtneming van hetgeen bepaald onder 3.2.1 c.
-
De goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3,50 en 5,50 meter bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak maximaal 1 meter mag bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 voor:
-
voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;
-
het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;
-
de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
-
de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn;
-
voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
|