Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Het plan     

Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013, Rithsestraat 174´ van de gemeente Breda;

1.2 Bestemmingsplan     

de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013, Rithsestraat 174´ bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2021227025-ON01 met bijbehorende regels en toelichting;

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Afhankelijke woonruimte     

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.6 Agrarisch bedrijf     

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van intensieve veehouderijen welke alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';

1.7 Archeologische waarden     

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.8 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 Bebouwingspercentage     

een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 Bedrijfswoning     

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 Bestaande bebouwing     

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.12 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2021227025-CO01 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.14 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Boerderij met geïntegreerde bedrijfsruimte     

een authentieke agrarische bedrijfswoning waarbij de bedrijfsruimte (vroeger meestal de veestal) zodanig is geïntegreerd in de bouwmassa dat woning en bedrijfsruimte als een architectonische eenheid moet worden beschouwd.

1.16 Bijgebouw     

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak;

1.19 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 Bouwperceelgrens     

een grens van een bouwperceel;

1.21 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 Bouwwerk     

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing     

alle gebouwen welke zijn aangewezen als gemeentelijke- en/of rijksmonument en de in bijlage 1 opgenomen panden alsmede die bebouwing waarbij na bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat deze als cultuurhistorisch waardevol kan worden aangemerkt;

1.24 Dagrecreatie     

een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is;

1.25 Extensief recreatief medegebruik     

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving;

1.26 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 Glastuinbouw     

een agrarische activiteit waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen of tunnels;

1.28 Hoofdgebouw     

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.29 Legale bebouwing     

bebouwing dat op grond van een onherroepelijke bouw- of omgevingsvergunning is gebouwd of gebouwd kan worden dan wel bebouwing dat niet langer kan worden gewraakt;

1.30 Mantelzorg     

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.31 Peil     

  • Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
  • Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP).

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 De inhoud van een bouwwerk     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 De (bouw)hoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 Ondergeschikte bouwdelen     

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,50 meter bedraagt.

2.6 Peil     

  • Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
  • Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Agrarisch met waarden- landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en abiotische waarden;
  3. verspreid liggende legale bebouwing, zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan, voor zover die niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  4. water;
  5. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels     

Op of in de tot Agrarisch met waarden- landschapswaarden bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemming, met dien verstande dat:

  1. alle bebouwing uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;
  2. de bebouwing als bedoeld in lid 3.1 onder c mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel mag worden vervangen;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wat betreft terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter en buiten deze aanduiding maximaal 1.50 meter, voor wat betreft bouwwerken voor voerkuilen maximaal 2,5 meter, voor diverse soorten silo's, biovergistingsinstallatie en windmolens maximaal 16 meter en voor het overige 4 meter mag bedragen;

3.3 Specifieke gebruiksregels     

3.3.1 Voorwaardelijke verplichting     

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen is het bepaalde in artikel 6.3 van toepassing. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapsinvesteringsregeling' dient binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap te worden aangelegd en in stand gehouden, welke is toegevoegd in bijlage 1.

Artikel 4 Natuur     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de duurzame instandhouding van natuurgebieden;
  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur- en hydrologische waarden;
  3. behoud of versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  4. verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan;
  5. extensief recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels     

Op of in de tot Natuur bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de hoogte niet meer dan 1.50 meter mag bedragen en in de vorm van voorzieningen voor het extensief recreatief medegebruik zoals zitgelegenheden.

4.3 Specifieke gebruiksregels     

4.3.1 Voorwaardelijke verplichting     

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen is het bepaalde in artikel 6.3 van toepassing. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapsinvesteringsregeling' dient binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap te worden aangelegd en in stand gehouden, welke is toegevoegd in bijlage 1.

Artikel 5 Waarde - Archeologie     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels     

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’.
  2. In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen:
    1. gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;
    2. bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m².
  3. Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.

5.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.2 indien:

  1. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of
  2. passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
    3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
    4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
    6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en

      overige waterpartijen;
    7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
    8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
  2. Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.
  3. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
5.4.1 Overige regels     

1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     
  1. Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de bestemde of nader aangeduide gebieden, onder verwijzing naar de tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

Overzicht van werken en werkzaamheden

Bodem

  1. Het verlagen, vergraven of egaliseren van de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen.
  2. Het ophogen van de bodem1.
  3. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,30 meter.
  4. Het aanleggen en/of verharden van bedrijfswegen, onderhoudspaden, paden voor dagrecreatief medegebruik, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak'.
  5. Het aanbrengen van tijdelijk teeltondersteunend voorzieningen.

Beplanting/grondgebruik

  1. Het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten.
  2. Het beplanten van gronden met houtgewas (bos heesters) alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen.
  3. Het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van sierteelt of boomteelt.
  4. Het permanent omzetten van grasland in bouwland.

Water2

  1. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van vaarten, waterlopen, sloten en greppels.
  2. Het beïnvloeden van de grondwaterstand door de aanleg van een werk voor bemaling, onderbemaling of drainage.
  3. Het aanbrengen van kades of het wijzigen daarvan1.

1 Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde gezag.

2 Deze werkzaamheden zijn uitsluitend omgevingsvergunningplichtig voorzover daarbij landschappelijke waarden (aardkundig, cultuurhistorisch, visueel-ruimtelijk) en of natuurlijke waarden in het geding zijn. De waterhuishoudkundige aspecten zijn veiliggesteld via de Keur van het Waterbeheerplan.

Tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden

Bestemmingen/aanduidingen

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

Agrarisch met waarden-landschapswaarde

A

A

A

A

+

A

A

A

A

A

A

A

Natuur

A

A

A

A

S

A

A

S

A

A

A

A

Waarde – Archeologie

A

A

A

A

+

A

A

A

A

A

A

A

+: toegestaan

A: omgevingsvergunning vereist

S: strijdig gebruik

  1. Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 5.4.1.1 onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden op deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het verkeersbelang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd dan wel de in geval van de aanwezigheid van boven- of ondergrondse leidingen de betreffende leidingbeheerder een positief advies heeft afgegeven.

  1. Toegestane werkzaamheden

Het bepaalde onder 5.4.1.1 onder a is niet van toepassing op:

  1. werken en/of werkzaamheden met een omvang van maximaal 100m²;
  1. Gebruiksregels

Voor zover in de "Tabel omgevingsvergunningen" werken en/of werkzaamheden zijn aangeduid met de letter S is het verboden de betreffende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren binnen de aangegeven bestemmingen. Het aldaar uitvoeren of laten uitvoeren van de betreffende werken en/of werkzaamheden wordt in elk geval aangemerkt als strijdig gebruik.

2 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid en
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 6 Overige bepalingen     

6.1 Anti-dubbeltelregel     

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

6.2 Algemene bouwregels     

  1. Indien het gebruik van gronden en bebouwing of de maatvoering van de bebouwing of het aantal woningen dat bestaat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag dit legaal afwijkende gebruik, maatvoering c.q aantal woningen te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.
  2. Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
    2. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.

6.3 Algemene gebruiksregels     

  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen gebruik van gebouwen en gronden voor een seksinrichting of gebruik van gebouwen voor smart-, head- en growshops of een combinatie daarvan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

6.4 Algemene afwijkingsregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en gelet op het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen gewenst of noodzakelijk is;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen op de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 7 Overgangsrecht     

7.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10%.
  3. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.
  3. In het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel     

Deze planregels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Planregels deel uitmakende van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013, Rithsestraat 174´ van de gemeente Breda.

Bijlagen bij regels 2     

1 Landschappelijke inpassing

Landschappelijke inpassing

Toelichting 1     

1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Op de locatie Rithsestraat 172 – 174 te Breda zijn versnipperd enkele stroken met de bestemming ‘Natuur’ gelegen. De initiatiefnemer heeft het voornemen om deze versnipperde stukken natuur te verplaatsen en samen te voegen tot één geheel. Dit is nodig voor een optimale bedrijfsvoering op de locatie Rithsestraat 174. Daarnaast is het realiseren van één totaal landschapsplan voor de planlocatie een kwaliteitsverbetering van het landschap.

Binnen het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Zuid 2013” is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de huidige stroken met de bestemming ‘Natuur’ te wijzigen naar de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’. Om de ontwikkeling juridisch/planologisch mogelijk te kunnen maken is gekozen voor het opstellen van onderhavig bestemmingsplan.

1.2 Begrenzing plangebied     

Voorliggend plangebied is gesitueerd aan de Rithsestraat, ten zuidwesten van de stad Breda. In de directe omgeving van het plangebied zijn een agrarisch bedrijf met bijbehorende gronden en diverse woningen gesitueerd.

1.3 Vigerend bestemmingsplan     

Ter plaatse van de planlocatie vigeren het bestemmingsplan “Buitengebied Zuid 2013” vastgesteld op 12 juni 2019, en het wijzigingsplan “Buitengebied Zuid 2013, wijzigingsplan Rithsestraat 172” vastgesteld op 20 november 2017.

2 Planbeschrijving     

2.1 Bestaande situatie     

Op de locatie Rithsestraat 172 – 174 is in de huidige situatie een oppervlakte van ca. 1.166 m² voorzien van de bestemming ‘Natuur’. Dit is grotendeels de landschappelijke inpassing ten behoeve van het wijzigingsplan ter plaatse van de locatie Rithsestraat 172. Deze locatie is in 2017 omgezet naar de woonbestemming. In verband met de verkoop van deze locatie is deze landschappelijke inpassing nog niet gerealiseerd. De eigenaar van Rithsestraat 174 heeft deze locatie inmiddels gekocht. De landschappelijke inpassing ten behoeve van Rithsestraat 172 zou bestaan uit het aanleggen van houtwallen. In verband met de aankoop van Rithsestraat 172 door de eigenaar van Rithsestraat 174 is in overleg met de gemeente besloten de landschappelijke inpassing te wijzigen. De gemeente heeft daarom ook niet gehandhaafd op het aanleggen van de landschappelijke inpassing met de huidige bestemming ‘Natuur’ ten behoeve van het wijzigingsplan Rithsestraat 172. In figuur 1 is de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding

Figuur 1: bestaande situatie huidige bestemming 'Natuur'

2.2 Bedrijfsbelang     

De initiatiefnemer is in bezit van de agrarische gronden rondom de planlocatie. Deze gronden worden gebruikt ten behoeve van de akkerbouw, aspergeteelt. Indien de houtsingels gerealiseerd worden zijn deze gronden slecht bereikbaar. Daarnaast worden deze gedeeltelijk onbruikbaar doordat de houtwallen schaduw veroorzaken en er hierdoor meer kans is op ziektes (schimmels). Om de teelt te optimaliseren is het van belang om de landschappelijke inpassing te verplaatsen.

2.3 Voorstel nieuwe situatie     

Op de locatie Rithsestraat 172 – 174 worden de huidige stroken natuur samengevoegd en verplaatst tot één landschapsplan om de kwaliteit van de flora en fauna in de omgeving te verbeteren. De oppervlakte van de bestemming ‘Natuur’ wijzigt niet, dit blijft ca. 1.166 m². De huidige stroken met de bestemming ‘Natuur’ worden gewijzigd naar de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’. De feitelijke situatie ter plaatse van de toekomstige stroken met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ wijzigt niet. In figuur 2 is de nieuwe situatie van het landschapsplan weergegeven. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende landschapselementen: hakhoutsingel, amfibieënpoel, knip-scheerheggen, struweelhaag en een hoogstam fruitboomgaard.

afbeelding

Figuur 2: nieuwe situatie

2.4 Omgevingsafwegingen     

2.4.1 Ecologische afweging     

Houtwallen of houtsingels leveren een verbinding op voor flora, insecten en klein wild. Echter, in de omgeving bevinden zich al verscheidene houtsingels en bomen rijen. De toevoeging zou dus relatief weinig nieuwe biodiversiteit opleveren doordat er al genoeg van de voorgestelde landschapselementen aanwezig zijn.

Door het samenvoegen van de stroken natuur is het mogelijk om een kritieke massa te bereiken waarin een diverser biotoop kan worden gerealiseerd. Hierdoor kan er ruimte geboden worden voor een grotere biodiversiteit dan zou kunnen op de relatief smalle, geplande houtsingels. De nieuwe landschappelijke inpassing biedt namelijk ruimte voor een kleine hoogstamfruitboomgaard, kruidenrijk grasland, een kikkerpoel met bijpassende omzoming; en een op het oosten georiënteerde (in plaats van noord georiënteerde) houtsingel met mantel-zoom vegetatie.

2.4.2 Landschappelijke afweging     

Historisch gezien is er geen aanleiding geweest tot inpassing van dit erf in het bijzonder. In historische kaarten is te zien dat het erf nooit omzoomt is met houtsingels. Echter, in de omgeving was het wel een veelvoorkomend gebruik om het erf ofwel te omzomen met een houtsingel of met bomenrijen.

Vanaf de Hazardweg, welke in eigendom is van de initiatiefnemer, is de planlocatie zichtbaar. De Hazardweg wordt gebruikt als wandelpad, vanuit hier is er zicht op de bedrijfsbebouwing ter plaatse van Rithsestraat 174 indien de houtsingels niet gerealiseerd worden.

Het erf van de Rithsestraat 172-174 zal echter vooral gezien worden vanaf de hoofdwegen. Vanaf de Rithsestraat zelf biedt de alternatieve keuze een verbetering ten opzichte van het oude plan. Het zicht op de bedrijfsgebouwen wordt door de ingreep grotendeels ontnomen en er wordt een divers, cultuurhistorisch correct beeld toegevoegd aan het aanzicht van het erf.



Bovendien zal vanaf de Sprundelsebaan, de andere belangrijke verkeersader in de omgeving, ook weinig zicht zijn op de achterzijde van het erf door de meerdere houtsingels en bomenrijen die het perceel omringen.

De ecologische winst aan biodiversiteit wordt bereikt door te kiezen voor de nieuw voorgestelde optie met de realisering van de ecologische waarden in de hoek tussen Rithsestraat 190 en 174. De toename van de biodiversiteit is van groter belang dan de landschappelijke inpassing van het erf door de houtsingel aan de noordzijde van het perceel. De voorkeur gaat daarom uit naar het nieuwe voorstel waarbij de inpassing met de houtwal komt te vervallen.

3 Beleid     

3.1 Grondstof voor de toekomst, programma erfgoed 2019-2025     

In Grondstof voor de toekomst, programma erfgoed 2019-2025 is vastgesteld dat erfgoed wordt benut als onderlegger voor de (her)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. De erfgoedkaarten vormen nu letterlijk de onderlegger voor het handelen van de gemeente. Archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed vormen hierbij een belangrijk uitganspunt voor ontwikkelingen. Archeologie is vastgelegd in de ‘Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed, deel 1 Archeologie’, historische geografie en gebouwd erfgoed zijn vastgelegd in de ‘Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed, deel 2 Historische geografie en gebouwd erfgoed’. De kaarten dienen, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening, als leidraad voor de erfgoedadvisering bij het opstellen of afwijken van bestemmingsplannen.

Provinciaal beleid

  • De provincie Noord-Brabant heeft recent een beleidskader erfgoed voor de periode 2016 tot en met 2020 vastgesteld met als titel: De (verbeeldings)kracht van erfgoed. Daarbij kiest de provincie voor de volgende verhaallijnen: Bevochten Brabant, Religieus Brabant, Innovatief Brabant en Bestuurlijk Brabant. De gemeente participeert in deze verhaallijnen.
  • Daarnaast weegt de provincie in hoeverre erfgoed verbindingskracht heeft en gemeenschappen mobiliseert en activeert. Als dit andere provinciale opgaven (zoals ruimtelijke ontwikkelingen of sociale veerkracht) kan ondersteunen, of versterken, tekent dat het belang voor de Brabantse samenleving. Breda onderschrijft dit en doet door middel van de impactmeting erfgoed onderzoek naar de mogelijkheden hiervoor

Archeologie

Ter plaatse van de planlocatie is gedeeltelijk sprake van een ‘hoge archeologische verwachting’ en gedeeltelijk is er sprake van een verstoring conform de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Breda. Om de archeologische waarden in ter plaatse van de planlocatie te beschermen conform het vastgestelde gemeentelijk beleid, de Erfgoedwet 2016 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, is in het bestemmingsplan gedeeltelijk de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen, met bijbehorende vrijstellingsgrenzen van 100 m2 en 30 cm -Mv.

afbeelding

Figuur 3: Uitsnede Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed 1

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het wijzigen van de agrarische bestemming in de bestemming ‘Natuur’. Daarnaast worden de huidige stroken met de bestemming ‘Natuur’ gewijzigd naar de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’. Op de planlocatie waar er sprake is van een ‘hoge archeologische verwachting’, vinden naar aanleiding van het wijzigingen van de bestemming geen grondroerende activiteiten plaats. Ter plaatse van het gebied dat aangeduid is als ‘verstoort’, zal gegraven worden ten behoeve van de aanleg van een amfibieënpoel. Het aspect archeologie staat het voorgenomen initiatief niet in de weg. Een archeologisch onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig.

Historische geografie

Historische geografie en gebouwd erfgoed zijn vastgelegd in de 'Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 2 van de gemeente Breda. Op onderstaande figuur is de planlocatie aangeduid met een ‘hoge cultuurhistorische waarde’. Bij een wijziging (of sloop) dient rekening te worden gehouden met de karakteristieke, de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en de architectonische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke kwaliteit. De cultuurhistorische waarde is hierbij sturend.

afbeelding

Figuur 4: Uitsnede beleidsadvieskaart Breda's erfgoed 2

Op de Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed 2 heeft de planlocatie een hoge waardering. Binnen de planlocatie is geen sprake van de aantasting van mogelijk aanwezige cultuurhistorische waarden. Er worden namelijk geen gebouwen gesloopt en geen belangrijke landschapselementen weggehaald. Gelet op de aard van onderhavige ontwikkeling wordt geen afbreuk gedaan aan de hoge cultuurhistorische waarden. De beoogde ontwikkeling is passend binnen de historische geografie van de omgeving.

Gebouwd erfgoed

Op de planlocatie of in de directe omgeving zijn geen beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.

3.2 Overig beleid     

De beoogde wijziging heeft geen invloed op de overige beleidskaders.

4 Milieuaspecten     

De beoogde wijziging heeft geen invloed op de milieuaspecten. De feitelijke situatie ter plaatse van de toekomstige stroken met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ wijzigt niet.

5 Juridische aspecten     

5.1 Algemene toelichting verbeelding     

De verbeelding is getekend uitgaande van het rapport ‘Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen’ (DURP) en het rapport ‘Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen’ (SVBP). Hierdoor wordt het mogelijk met toevoeging van een codering de plannen digitaal uit te wisselen.

De verbeelding is getekend op een kadastrale ondergrond. Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om het bijbehorende renvooi te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen de planlocatie gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemming omschrijvingen en de bouwregels te vinden.

Bestemmingsvlak

Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is.

Aanduidingen

De letteraanduidingen geven nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn aangegeven door aanduidingen.

5.2 Algemene toelichting regels     

De regels zijn gebaseerd op het rapport ‘Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen’ (SVBP). Hierin zijn afspraken en aanbevelingen opgenomen met betrekking tot de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan (digitaal en analoog). Deze afspraken en aanbevelingen zijn op 1 januari 2010 wettelijk vastgesteld.

5.3 Toelichting bestemmingen     

Van toepassing zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013, Rithsestraat 174’ van de gemeente Breda, zoals die gelden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

6 Uitvoerbaarheid     

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

De ontwikkeling op de locatie Rithsestraat 172 – 174 is een particulier initiatief. De in deze toelichting beschreven ontwikkeling zal dan ook volledig vanuit particulier initiatief gerealiseerd en gefinancierd worden. Het gehele terrein is particulier eigendom. Investeringen vanuit de gemeente zijn derhalve niet noodzakelijk.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

6.2.1 Vooroverleg     

Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd met het waterschap, diensten van het rijk en provincie die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening en eventueel andere gemeenten.

Het plan is in het kader van het vooroverleg beschikbaar gesteld aan de volgende partners:

  • Provincie Noord-Brabant
  • Waterschap Brabantse Delta
  • Brandweer Midden- en West-Brabant
  • Natuurplein

Reactie Provincie Noord-Brabant

Gemeente Breda heeft het plan in conceptversie in het kader van het wettelijk vooroverleg aangemeld bij de Provincie Noord-Brabant middels het elektronisch formulier van de Provincie Noord-Brabant. Het ingevulde formulier in relatie tot de betrokken ruimtelijke aspecten leidt tot het maken van opmerkingen. De provincie is van mening dat in dit concept de nadruk met name lag op het bedrijfsbelang zonder dat hierbij is aangeven wat hieronder verstaan wordt. Ook was onvoldoende aangegeven waarom één landschapsplan een kwaliteitsverbetering van het landschap oplevert. Deze opmerkingen zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt en nader gemotiveerd.

Reactie Waterschap Brabantse Delta

Het plan is in het kader van het vooroverleg ook verstuurd naar Waterschap Brabantse Delta. Zij hebben binnen de termijnen geen vooroverlegreactie gegeven.

Reactie brandweer Midden- en West-Brabant

6 december 2021 heeft Brandweer Midden- en West-Brabant een advies uitgebracht voor de locatie Rithsestraat 172 – 174 te Breda. De brandweer heeft geen opmerkingen ten aanzien van externe veiligheid dan wel brandveiligheid.

Reactie natuurplein de Baronie

14 december 2021 is er een gesprek geweest tussen de behandelend ambtenaar van de gemeente en natuurplein de Baronie. In verband met de aankoop van Rithsestraat 172 door de eigenaar van Rithsestraat 174 is in overleg met de gemeente besloten de landschappelijke inpassing te wijzigen. De vooroverleg reactie die daaruit voorkomt is als volgt. De stroken natuur, die conform het voorontwerp worden verplaatst, waren in het vigerende bestemmingsplan opgenomen ten behoeve van landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing is echter nooit in zijn geheel gerealiseerd. Hoe wordt gegarandeerd dat het nieuwe landschapsplan wel wordt gerealiseerd en hoe wordt hierop gehandhaafd? In paragraaf 2.1 van de toelichting is omschreven waarom er niet is gehandhaafd. Om te voorkomen dat de landschappelijke inpassing niet gerealiseerd wordt is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 3.3 en 4.3 van de regels ten behoeve van de realisatie van de landschappelijke inpassing. De gemeente kan handhavend optreden op basis van deze regels. Daarnaast wordt er een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer waarin opgenomen wordt dat de landschappelijke inpassing binnen twee jaar gerealiseerd moet zijn.

6.2.2 Omgevingsdialoog     

De omgevingsdialoog is schriftelijk gevoerd. De bewoners van de volgende adressen zijn geïnformeerd: Rithsestraat 148, 152, 155, 170, 177, 190 en 192 te Breda. De omwonenden zijn geïnformeerd doormiddel van een brief, zie bijlage 2 van de afzonderlijke bijlagen, over het initiatief op de locatie Rithsestraat 172 – 174 te Breda. In de brief is ook het toekomstige landschapsplan opgenomen. De brieven zijn 18 maart 2023 bezorgd. In de brief is opgenomen dat de omwonenden 2 weken de tijd hadden om te reageren. Er is maar één reactie binnengekomen welke erg positief is over initiatief, er wordt gezegd dat het een mooi plan is dat de flora en fauna verbeterd en er wordt gesproken over een aangenaam beeld vanuit de weg.

6.2.3 Ontwerp     

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd.

Bijlagen bij toelichting 4     

1 Vooroverlegreacties

Provincie Noord-Brabant

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

2 Omgevingsdialoog

Omgevingsdialoog