Gemeente Breda

Planteksten

Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Stationslaan, herziening 5Tracks.

Regels


 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Artikel 8 Overige regels

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Artikel 10 Slotregel

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan "Stationslaan, herziening 5Tracks" van de gemeente Breda.

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2018207003-VG01 en de bijhorende regels (en bijlagen).

 

1.3 aan- en uitbouwen

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt.

 

1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.9 brutovloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke maar met uitzondering van algemene of gezamenlijke verkeers- en/of expeditieruimten.

 

1.10 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

 

1.11 belwinkel

elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons.

 

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de ruimten onder peil.

 

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.18 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.21 coulissenlandschap

het gebied tussen de achtergevels van de gebouwen en het spoor, waarbij de beoogde landschappelijke kwaliteit van de inrichting overeenkomstig is met het Masterplan Coulissenlandschap, vastgesteld d.d. 13 februari 2013 door de gemeenteraad van Breda.

 

1.22 cultuur en ontspanning

voorzieningen op het gebied cultuur, sport, spel en ontspanning, zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, kookstudio, muziekschool, museum, wellness, fitnesscentrum en sportcentrum.

 

1.23 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

 

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat supermarkten die in dagelijkse artikelen voorzien niet zijn toegestaan.

 

1.25 dienstverlening

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, bank, postkantoor, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van een garagebedrijf, een seksinrichting en een belwinkel.

 

1.26 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidwering - conform NEN 5077- die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB ( in geval van verkeerslawaai) en 35 dB ( in geval van industrielawaai), alsmede en bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 Wet geluidhinder.

 

1.27 eerste bouwlaag

de bouwlaag van een gebouw die gelijk boven de begane grondlaag is gebouwd.

 

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.29 geluidgevoelig object

woning, ander geluidgevoelig gebouw of terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

1.30 geluidgevoelige ruimte

een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m².

 

1.31 geluidsluwe gevel

Een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan ten minste één verblijfsruimte - met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen.

 

1.32 groothandel in smart- en/of headproducten

Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen.

 

1.33 headshop

elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden.

 

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.35 horeca

  • horeca I: een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een seksinrichting.

  • horeca II: een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een seksinrichting.

  • horeca III: elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een seksinrichting.

  • horeca IV: inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend, met uitzondering van een seksinrichting.

  • horeca V: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (per nacht) met de daarbij behorende voorzieningen zoals een restaurant en vergader- en congresfaciliteiten (hotel).

 

1.36 kantoor

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.37 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

 

 

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceersta-tions, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.39 plaatsgebonden risico

het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen.

 

1.40 paviljoen

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat geen zelfstandige functie heeft, maar ondergeschikt is aan een of meerdere functies in het hoofdgebouw.

 

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.42 risicovolle inrichting

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico of een risicoafstand moet worden aangehouden dan wel andere inrichtingen, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens de op grond van het Bevi vastgestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar of een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.

 

1.43 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.44 short stay

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week tot maximaal zes maanden.

 

1.45 smartshop

elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen.

 

1.46 verdieping

de bouwlaag van een gebouw die gelijk boven de begane grondlaag of daarboven is gebouwd.

 

1.47 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.48 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

 

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en wadi's.

 

1.50 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

 

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.5 diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel de gevel waaraan wordt gebouwd.

 

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

2.7 peil

2,40 meter boven NAP.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. dienstverlening;

  3. horeca in de categorieën 'horeca I', 'horeca II' en 'horeca V' en terrassen ten behoeve van de functie horeca;

  4. kantoor;

  5. cultuur en ontspanning;

  6. openbare ruimte i.c. wegen, paden en pleinen;

  7. coulissenlandschap;

  8. gebouwde parkeervoorzieningen;

  9. waterberging;

  10. woningen, waaronder short stay, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  11. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingen, calamiteitenroutes, geluidswerende voorzieningen, groen, water, tuinen, erven, nutsvoorzieningen, stallingsplaatsen, verbindingselementen zoals bruggen en laad- en losvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. op en onder de in 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

 

3.2.2 Gebouwen

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dienen gebouwen in de bouwgrens gebouwd te worden.

  2. hoofdingangen dienen aan de zijde van de Stationslaan gerealiseerd te worden;

  3. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;

  4. het bebouwingspercentage bedraagt 100%, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  5. gebouwde parkeervoorzieningen zijn zowel beneden peil als tot maximaal 4,5 meter boven peil toegestaan.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt ten hoogste 12 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 6 meter;

  3. in aanvulling op het bepaalde in sub b zijn erf en terreinafscheidingen slechts toegestaan aan de zijde van de Stationslaan.

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 meter;

  5. binnen het plangebied is de realisatie van één paviljoen toegestaan, mits wordt voldaan aan de voorwaarde in lid 3.2.3 onder d en het brutovloeroppervlak ten hoogste 75 m2 bedraagt.

 

3.2.4 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het bouwen van woningen is uitsluitend toegestaan indien:

  1. de gevels worden uitgevoerd als dove gevel, tenzij via akoestisch onderzoek is aangetoond dat, al dan niet door afschermende bebouwing of geluidwerende voorzieningen, de geluidbelasting op de gevel lager of gelijk is aan:

  1. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of;

  2. de voor deze gevels vastgestelde hogere waarde zoals opgenomen in Bijlage 2 deze regels.

  1. in aanvulling op het bepaalde in sub a. moet de woning voorzien zijn van minimaal één geluidluwe gevel indien:

  1. er sprake is van een toepassing van een dove gevel of

  2. uit de vastgestelde hogere waarde zoals opgenomen in Bijlage 2 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde met meer dan 5 dB wordt overschreden.

 

 

3.2.5 Voorwaardelijke verplichting trillingen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen/gebouwen kan alleen worden verleend, wanneer er is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd wordt waarbij de streefwaarden voor woningen in een nieuwe situatie, zoals bedoeld in Richtlijn B van Stichting Bouwresearch (SBR) niet worden overschreden.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 3.2.4 ten behoeve van de verplichting geluidsgevoelige objecten te voorzien van tenminste één geluidsluwe gevel, mits:

  1. de realisatie van één geluidsluwe gevel aantoonbaar - mede vanwege stedenbouwkundige uitgangspunten - niet mogelijk is;

  2. het ontbreken van een geluidsluwe gevel wordt gecompenseerd, door bijv. een afsluitbaar balkon (koude serre), of een gezamenlijk (niet openbare) geluidsluwe buitenruimte (binnentuin).

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  1. detailhandel, dienstverlening, inclusief ondergeschikte en onzelfstandige horeca, cultuur en ontspanning en horeca in de categorieën 'horeca I' en 'horeca II' is uitsluitend toegestaan op de begane grond en de bovengelegen verdieping, waarbij het gezamenlijke brutovloeroppervlak ten hoogste 3.000 m2 bedraagt, en voor wat betreft de functies detailhandel en horeca het brutovloeroppervlak per vestiging ten hoogste 400 m2 bedraagt;

  2. woningen en short stay woningen zijn, met uitzondering van entrees naar woningen en short stay woningen, uitsluitend toegestaan op de verdiepingen;

  3. het gezamenlijk aantal woningen en short stay woningen bedraagt maximaal 250 eenheden;

  4. het gezamenlijke brutovloeroppervlak van kantoren bedraagt minimaal 13.000 m2 en maximaal 18.000 m2;

  5. horeca in de categorie 'horeca V', waarbij hotelkamers uitsluitend zijn toegestaan op de verdiepingen en de aan het hotel ondergeschikte horeca en congres faciliteiten zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond;

  6. het aantal hotelkamers bedraagt minimaal 150 en maximaal 180 kamers.

 

3.5 Voorwaardelijke verplichting coulissenlandschap

Het gebruik op grond van lid 3.1 is niet eerder toegestaan dan dat is verzekerd het coulissenlandschap zal worden gerealiseerd en behouden.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het gebruiksbepalingen in lid 3.4 onder a en lid 3.4 onder d, ten behoeve van het maximale bruto-vloeroppervlak per vestiging, mits:

  1. de afwijking niet meer dan 10% van het maximum betreft;

  2. het gezamenlijke brutovloeropppervlak voor de functies als genoemd in lid 3.4 onder a niet meer dan 3000 m2 bedraagt;

  3. middels een groepsrisicoberekening wordt aangetoond dat ter plaatse wordt voldaan aan het geldende groepsrisicoplafond;

  4. de afwijking geen significant negatieve effecten heeft op de verkeersgeneratie;

  5. het programma voldoet aan de eisen met betrekking tot parkeren, zoals vastgelegd in Artikel 8 Overige regels.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

 

5.1 Algemeen

  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart- en headshop, alsmede een groothandel in smart- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;

  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

 

6.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

 

6.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone–vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid transportroutes, worden opgericht.

 

6.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 voor het oprichten van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen'. Een omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat, ter waarborging van de zelfredzaamheid van personen en de bestrijding van de gevolgen van calamiteiten, in het kader van het beperken van het groepsrisico (GR), eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van:

  1. de brandwerendheid van constructies en gevels;

  2. de brand- en rookontwikkeling van materialen;

  3. de luchtdichtheid van constructies en gevels;

  4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen;

  5. de situering van hoofdentree(s);

  6. de ontruimingstijd van bouwwerken.

6.1.3 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de aanduiding 'Veiligheidszone–vervoer gevaarlijke stoffen', aan de hand van de op dat moment geldende regelgeving, te wijzigen, te verkleinen of geheel te laten vervallen.

 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat het oppervlak van de dakvlakken voor maximaal 30% per gebouw bebouwd mogen worden met plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers,lichtuitlopen, opbouwen ten behoeve van technische installaties, lichtkappen e.d..

  2. de bestemmingsgrenzen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de planregels voor het toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 8 Overige regels

 

8.1 Parkeren

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen wordt verleend, indien wordt aangetoond dat in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw;

  2. Het parkeren of stallen van auto's dient plaats te vinden in, op of onder het gebouw, danwel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort;

  3. Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt vastgesteld op basis van de parkeernormen in tabel 1 van Bijlage 1 van deze regels en de in tabel 2 van Bijlage 1 vastgestelde percentages voor dubbelgebruik, met dien verstande dat de berekening voor het dubbelgebruik wordt uitgevoerd conform de van de CROW-publicatie 317;

  4. Een parkeerplaats dient, qua afmetingen, ten minste te voldoen aan de landelijk richtlijn NEN 2443 voor parkeergarages en parkeerterreinen, en indien deze richtlijn gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan deze wijziging;

  5. De onder a. genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

 

8.2 Afwijken van de parkeerregels

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 8.1 indien:

  1. het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingsruimte is voorzien.

  1. Het college kan aan de omgevingsvergunning, als bedoeld onder a (financiële) voorwaarden verbinden.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 9 Overgangsrecht

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Stationslaan, herziening 5Tracks'.