Regels
Inhoudsopgave Artikel 7 Waarde - Archeologie Artikel 10 Algemene gebruiksregels Artikel 11 Algemene aanduidingsregels Artikel 12 Algemene afwijkingsregels HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 Plan Het bestemmingsplan ‘Kom Prinsenbeek, Prinsenboschlaan' met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2013064006-0401 van de gemeente Breda. 1.2 Bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 Aan- en uitbouwen Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt. 1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een (bedrijfs-)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs-)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5 Aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.6 Aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.7 Afhankelijke woonruimte Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. 1.8 Archeologische waarden Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen. 1.9 Bebouwing Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.10 Bed & Breakfast Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning en/of bijgebouw. 1.11 Begane grond De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau. 1.12 Belwinkel Elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons. 1.13 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik) Legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning; het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.14 Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak. 1.15 Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.16 Bevoegd gezag Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.17 Bijgebouw Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.18 Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.19 Bouwgrens De grens van een bouwvlak. 1.20 Bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder. 1.21 Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22 Bouwperceelgrens Een grens van een bouwperceel. 1.23 Bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.24 Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25 Dak Iedere bovenbeëindiging van een gebouw. 1.26 Dakopbouw Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw. 1.27 Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.28 Geluidgevoelig object Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder. 1.29 Geluidgevoelige ruimte Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van minimaal 11 m². 1.30 Geluidluwe gevel Een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan tenminste één verblijfsruimte - met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen. 1.31 Groen Bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en andere daarmee vergelijkbaar groen. 1.32 Grondgebonden woning Woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld. 1.33 Groothandel in smart-, grow- en/of headproducten Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen. 1.34 Growshop Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden. 1.35 Headshop Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden. 1.36 Hoofdgebouw Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.37 Huisvesting in verband met mantelzorg Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning. 1.38 Kamerverhuur Het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstande dat het verhuren van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal 2 personen, door een eigenaar (hospita) die in dezelfde woning woont niet als kamerverhuur wordt aangemerkt. 1.39 Kap De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°. 1.40 Lessenaarsdak Een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering ervan plaatsvindt aan één zijde. 1.41 Mantelzorg Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. 1.42 Nok Het snijpunt van twee hellende vlakken. 1.43 Nutsvoorzieningen Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie. 1.44 Onderbouw Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven het peil is gelegen. 1.45 Prostitutie Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.46 Seksinrichting Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.47 Selectiebesluit Een door het bevoegd gezag genomen besluit op basis van het in het archeologische onderzoeksrapport opgestelde selectieadvies. 1.48 Smartshop Elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen. 1.49 Student Een deelnemer die is ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een deelnemer die is ingeschreven aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. 1.50 Voorgevel De naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.51 (Voor)gevelrooilijn Langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. 1.52 Vrijstaande woning Een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen. 1.53 Woning Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. 1.54 Woonunit Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit een bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning. 1.55 Zolder Een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt. Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel. 2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen. 2.3 Bebouwingspercentage Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden. 2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 Dakhelling Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.6 Diepte van een gebouw De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd. 2.7 Goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.8 Hoogte van een dakopbouw Vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.9 Hoogte van een kap Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.10 Inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.11 Lessenaarsdak In afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte. 2.12 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt. 2.13 Oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.14 Peil De hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel. HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Verkeer 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden en toegangswegen tot woningen; hekwerken en terreinafscheidingen; parkeren; groen; nutsvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van hekwerken en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. Artikel 4 Wonen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan; met daarbij behorend(e): groen; nutsvoorzieningen; parkeren; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd. Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder e. en f. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%. 4.2.2 Hoofdgebouwen De maximale goot- en bouwhoogte mag respectievelijk 7 en 11 meter bedragen; De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter; Hoofdgebouwen mogen met 3 meter worden uitgebreid tot een maximale diepte van 12 meter. 4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van: carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter. Vrijstaande bijgebouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens. De goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen of maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning. De bouwhoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen. In afwijking van onderdeel c en d, mag een zijdelings aangebouwde aan- en uitbouw of aangebouwd bijgebouw worden uitgebreid met ten hoogste één bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt: onder het dakvlak, en tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan. Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 50 m². 4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen. In afwijking van het bepaalde onder b. mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. 4.3 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid b, voor: het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat: maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt; het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat; de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving; de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn; voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als huisvesting in verband met mantelzorg, met dien verstande dat: maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend; de huisvesting niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving; geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmeringen ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven; zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als huisvesting in verband met mantelzorg moet worden beëindigd. Artikel 5 Wonen W - 1 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan; geluidbeperkende voorzieningen; met daarbij behorend(e): groen; nutsvoorzieningen; parkeren; voet- en rijwielpaden; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen gebouwen worden gebouwd. Uitsluitend 1 vrijstaande woning mag worden gebouwd c.q. aanwezig zijn met een maximum oppervlakte van 400 m². Per vierkante meter verhard oppervlak dient op eigen terrein 78 liter hemelwater te worden geborgen in een eigen voorziening. Afwijking van hetgeen is opgenomen onder c. is slechts mogelijk indien deze afwijking niet leidt tot structurele wateroverlast en deze afwijking geen belemmering vormt voor het gebruik van de grond. De geluidbelasting op de gevel mag niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde(n). 5.2.2 Hoofdgebouwen Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan zoals is aangegeven. 5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 sub a. mogen vrijstaande bijgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Vrijstaande bijgebouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens. De goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen of maximaal 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning. De bouwhoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen. Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 100 m². 5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Carports en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen. De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. 5.3 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid b, voor: het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat: maximaal 100 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt; het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat; de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving; de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn; voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als huisvesting in verband met mantelzorg, met dien verstande dat: maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend; de huisvesting niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving; geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmeringen ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven; zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als huisvesting in verband met mantelzorg moet worden beëindigd. Artikel 6 Leiding 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ter plaatse van de aanduiding 'leiding - gas' mede bestemd voor een gasleiding. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen In geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor die van de enkelbestemmingen en overige dubbelbestemmingen. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Leiding'. 6.2.2 Gebouwen De hoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen. 6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen. 6.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat: vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder; de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen; 6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen; het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; het permanent opslaan van goederen. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: het normale onderhoud betreffen; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding- en/of energievoorzieningbeheerder ontstaat of kan ontstaan en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Artikel 7 Waarde - Archeologie 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 7.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’. In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen: gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld; bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m²; Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit. 7.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 indien: op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen. 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m2: het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven; het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. Aan een vergunning als bedoeld onder a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast. HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 8 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 9 Algemene bouwregels Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot. Artikel 10 Algemene gebruiksregels Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting; het gebruik van bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of huisvesting in verband met mantelzorg; het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast; het gebruik van een woning voor kamerverhuur. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Artikel 11 Algemene aanduidingsregels 11.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen spoor - gr contour Op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen spoor - gr contour' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan het groepsrisico. Artikel 12 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt. Artikel 13 Overige regels 13.1 Parkeren Bij het bouwen en het uitbreiden of veranderen van functies op grond van deze planregels dient, overeenkomstig het door de gemeente Breda vastgestelde parkeer- en stallingsbeleid, voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd. De in lid a. bedoelde parkeergelegenhied dient in stand te worden gehouden. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning (financiële) voorwaarden verbonden kunnen worden. 13.2 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14 Overgangsrecht 14.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 15 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan ‘Kom Prinsenbeek, Prinsenboschlaan’'.