Regels
Inhoudsopgave Artikel 8 Waarde - Archeologie Artikel 9 Waterstaat - Waterberging Artikel 10 Anti-dubbeltelregel Artikel 11 Algemene bouwregels Artikel 12 Algemene gebruiksregels Artikel 13 Algemene aanduidingsregels Artikel 14 Algemene afwijkingsregels Artikel 15 Algemene wijzigingsregels Artikel 16 Algemene procedureregels HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan het bestemmingsplan Claudius Prinsenlaan, Amphia Molengracht met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2013007002-0401 van de gemeente Breda; 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 archeologische waarden waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen; 1.6 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.7 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke, met uitzondering van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. 1.8 bestaande situatie (bebouwing en gebruik) legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning; het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.9 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 1.10 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.11 bijgebouw: een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.12 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.13 bouwgrens de grens van een bouwvlak; 1.14 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder; 1.15 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.16 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.17 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.18 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.19 hoofdgebouw een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is; 1.20 maatschappelijke voorziening Voorzieningen inzake welzijn volksgezondheid (medisch en paramedisch) en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen; 1.21 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie; 1.22 ondergeschikte detailhandel detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passen bij de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie; 1.23 ondergeschikte dienstverlening een aan de maatschappelijke voorziening gerelateerd bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen publieksverzorgende dienstverlening; 1.24 ondergeschikte horeca het bedrijfsmatig verstrekken van met name niet-alcoholische dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de ondergeschikte horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie; 1.25 onderzoekscentrum Specialistisch poliklinisch radiotherapeutisch ziekenhuis met behandelmogelijkheden. 1.26 patiënteneenheden Het aantal patiënteneenheden (pe) is een maat voor de hoeveelheid klinische en poliklinische zorg die door een ziekenhuis geleverd wordt. Het betreft een gewogen eenheid gebaseerd op het aantal opnamen, het aantal verpleegdagen, het aantal eerste polikliniekbezoeken en het aantal verrichtingen in dagverpleging. Het aantal pe wordt berekend aan de hand van de volgende formule: Aantal patiënteneenheden = (10 x aantal opnamen) + (0,5 aantal verpleegdagen) + (3,5 x aantal dagverplegingdagen) + (1,2 x aantal eerste polikliniekbezoeken) Artikel 2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel. 2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen. 2.3 Bebouwingspercentage Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden. 2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 Diepte van een gebouw De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd. 2.6 Goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7 Hoogte van een dakopbouw Vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.8 Inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.9 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt. 2.10 Oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.11 Peil Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang. Indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de bovenzijde van de begane grond ter plaatse van de hoofdtoegang. Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP) HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels Artikel 3 Groen 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: groen water met daarbij behorende voorzieningen zoals oeverbeschoeiingen, kademuren, bruggen, trappen, duikers, waterkeringen, tunnels, aquaducten etc.; nutsvoorzieningen verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden en in- en uitritten. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter. Artikel 4 Maatschappelijk 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een ziekenhuis; aan het ziekenhuis gerelateerde ondergeschikte dienstverlening, -horeca, en -detailhandel; voor de onder a en b genoemde functies mag, met uitzondering van de bijgebouwen en luifels, het bvo gezamenlijk maximaal 138.000 m² met een maximum van 1.093.000 aantal patiënteneenheden bedragen; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sm-ozc', 'specifieke vorm van maatschappelijk - onderzoekcentrum' voor het onderzoekcentrum; ter plaatse van de aanduiding 'p', parkeerterrein, voor parkeervoorzieningen voor maximaal 940 parkeerplaatsen voor medewerkers van het Amphia Ziekenhuis; ter plaatse van de aanduiding 'pg' voor een gebouwde parkeervoorziening voor minimaal 1210 parkeerplaatsen; ter plaatse van de aanduiding 'sle-lsvw', specifieke vorm van leiding – stadsverwarming, voor deze leiding; ter plaatse van de dubbelbestemming 'water-waterberging' voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, met een minimum van 2450 m³ aan waterberging; waterpartijen met daarbij behorende voorzieningen zoals oeverbeschoeiingen, kademuren, bruggen, trappen, duikers, waterkeringen, tunnels, aquaducten etc.; groen; nutsvoorzieningen, waaronder warmte-koude opslag, gasopslag, noodstroomaggregaten en milieudepots; wegen, fiets- en voetpaden; verspreid liggende parkeerplaatsen buiten de aanduiding ‘p’ met een maximum van 100; geluidwerende voorzieningen; kunstobjecten. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd; de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. bijgebouwen zijn niet toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'bg' 'bijgebouwen uitgesloten'; 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,5 meter bedragen; De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen;. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'pg' zijn geen erf- en terreinafscheidingen toegestaan. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen. 4.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor bouwen van bijgebouwen buiten het bouwvlak met dien verstande dat: de gezamenlijke oppervlakte maximaal 2000 m2 bedraagt met een maximum bouwhoogte van 7 m, waarbij geldt dat de schoorsteen ten behoeve van de rookgasafvoer de bouwhoogte mag overschrijden met maximaal 3 meter; 4.4 Specifieke gebruiksregels Het totaal aantal parkeervoorzieningen bedraagt ten minste 2250 parkeerplaatsen. Artikel 5 Verkeer 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen, straten en (voet- en fiets)paden; parkeren; groen; water; nutsvoorzieningen. 5.2 Bouwregels 5.2.1 . Gebouwen De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter met een maximum oppervlakte van 50 m². 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van lichtmasten mag maximaal 11 meter bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen. Artikel 6 Water 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: doeleinden ten dienste van de waterhuishouding in brede zin; langzaam verkeerroutes; groen. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, zoals oeverbeschoeiingen, kademuren, bruggen, trappen, duikers, waterkeringen, tunnels etc. 6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. Artikel 7 Leiding 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding – stadsverwarming' voor een leiding voor stadsverwarming; 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemeen Ingeval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor die van de bepalingen van de enkelbestemming en overige dubbelbestemmingen; in afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Leiding'. 7.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1.voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat: vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder; de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen; de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad. 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen; het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: het normale onderhoud betreffen; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding- en/of energievoorzieningbeheerder ontstaat of kan ontstaan en vooraf schriftelijk positief advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Artikel 8 Waarde - Archeologie 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 8.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waarde - Archeologie' . In afwijking van lid a mogen, met in achtnemeing van het bepaalde in de andere bestemmingen: gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld; de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m2; Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit. 8.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 indien: op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden al zodanig aanwezig zijn; dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen. 8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m2: het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; het aanbrengen van of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven; het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit het voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast. Artikel 9 Waterstaat - Waterberging 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterberging. 9.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat – Waterberging'. 9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. 9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren; het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²; het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen. HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 10 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 11 Algemene bouwregels Indien het gebruik van gronden en bebouwing of de maatvoering van de bestaande bebouwing afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd. Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen: het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het peil is gelegen; het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4,5 meter onder peil. Artikel 12 Algemene gebruiksregels Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting; Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Artikel 13 Algemene aanduidingsregels 13.1 veiligheidszone - bevb aardgasleiding invloedsgebied In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen in de 'veiligheidszone – bevb aardgasleiding invloedsgebied' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd en mag de afstand van bestaande bebouwing tot de aardgasleiding niet worden verkleind. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, indien aangetoond is dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, indien aangetoond is dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden ter plaatse de aanduiding 'veiligheidszone – bevb aardgasleiding invloedsgebied' de aanduiding wordt ontnomen, indien de risicovolle activiteit ter plaatse is beëindigd. 13.2 veiligheidszone - bevi lpg reservoir invloedsgebied In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen in de 'veiligheidszone – bevi lpg reservoir invloedsgebied' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd en mag de afstand van bestaande bebouwing tot het lpg reservoir niet worden verkleind. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, indien aangetoond is dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, indien aangetoond is dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden ter plaatse de aanduiding 'veiligheidszone – bevi lpg reservoir invloedsgebied' de aanduiding wordt ontnomen, indien de risicovolle activiteit ter plaatse is beëindigd. 13.3 veiligheidszone - bevi lpg vulpunt invloedsgebied In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen in de ‘veiligheidszone – bevi lpg vulpunt invloedsgebied’ geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd en mag de afstand van bestaande bebouwing tot het lpg vulpunt niet worden verkleind. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, indien aangetoond is dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, indien aangetoond is dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden ter plaatse de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi lpg vulpunt invloedsgebied’ de aanduiding wordt ontnomen, indien de risicovolle activiteit ter plaatse is beëindigd. Artikel 14 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het aantal van 1.093.000 patiënteneenheden niet wordt overschreden, met een omgevingsvergunning afwijken van: de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: de oppervlakte van de vergroting in de bestemming “maatschappelijk” niet meer dan totaal maximaal 200 m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt met een maximum van 4 meter. Artikel 15 Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 16, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bestemmingen wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening' voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten mits de hoogte maximaal 50 meter bedraagt. Artikel 16 Algemene procedureregels Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 17 Overgangsrecht 17.1 Overgangsrecht bouwwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid a met maximaal 10%. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 17.2 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 18 Slotregel 18.1 Citeertitel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Claudius Prinsenlaan, Amphia Molengracht'.
met daarbij behorende:
met daaraan ondergeschikt:
met daaraan ondergeschikt:
overige waterpartijen;