Plan: Haagse Beemden
Idn: NL.IMRO.0758.BP2009040001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Haagse Beemden.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, uitgezonderd intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en niet-grondgebonden agrarische bedrijven, die zijn afgestemd op behoud van landschappelijke en natuurlijke waarden in samenhang met de waterhuishouding;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden;

  3. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. groen;

  3. water.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. In afwijking van onderdeel a, zijn gebouwen in de vorm van een kijkhut en daarmee vergelijkbare gebouwen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik tot een maximale oppervlakte van 20 m2 en een maximale bouwhoogte van 2 meter en erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1,5 meter buiten het bouwevlak toegestaan.

  3. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf met één bedrijfswoning toegestaan.

  4. Met betrekking tot het bouwen van gebouwen groter dan 100 m2 wordt, voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen met betrekking tot de noodzakelijkheid van de gebouwen.

 

3.2.2 Gebouwen

  1. De inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen.

  2. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 7 meter bedragen.

  3. De bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 10 meter bedragen, met uitzondering van kassen waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen.

  4. De totale oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 250 m² bedragen.

  5. De goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen.

  6. De bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  2. De hoogte van voerkuilen mag maximaal 2,50 meter bedragen.

  3. De hoogte van voor silo's en kleine windmolens mag maximaal 16 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.

 

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

    1. het ophogen van de bodem;

    2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen van gronden dieper dan 0,5 meter;

    3. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen;

    4. het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen, alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moeras en ruigten;

    5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak';

    6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;

    7. het aanbrengen van drainage;

    8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

  2. Een vergunning als bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de waarden als bedoeld in lid 3.1 niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind.

  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden van geringe omvang en uit planologisch oogpunt van ondergeschikt belang gericht op en noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden of de instandhouding van het gebied, waaronder begrepen de normale agrarische bedrijfsvoering en de normale beheerwerkzaamheden door natuur- en waterbeherende instanties.

 

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' indien de gronden niet meer worden gebruikt voor agrarisch grondgebruik.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. bestaande bedrijven;

  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg en de bijbehorende detailhandelsvoorzieningen met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg en de bijbehorende detailhandelsvoorzieningen met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfs- of dienstwoning per bedrijf;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nutsvoorziening;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water;

met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen, anders dan het verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, genoemd onder d;

  2. geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals vermeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  3. zelfstandige kantoren;

  4. zelfstandige detailhandel.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangeduid.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' of ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  4. In aanvulling op onderdeel c, mag ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de bouwhoogte maximaal 4 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' anders is aangeduid.

  5. In afwijking van onderdeel b en c, zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de bouwregels, vermeld in artikel 19, lid 19.2.2, 19.2.3, 19.2.4 19.3 en 19.4 van toepassing.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. Ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een reclamezuil toegestaan met een maximale hoogte van

8 meter.

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  2. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage met maximaal 10%, met dien verstande dat:

  1. de stedenbouwkundige opzet niet wordt gewijzigd;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

 

 

Artikel 5 Bedrijventerrein

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in milieucategorie 1, 2 en 3.1 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' tevens bedrijven in milieucategorie 3.2 zijn toegestaan;

  2. bestaande bedrijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg en de bijbehorende detailhandelsvoorzieningen met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' tevens een risicovolle inrichting;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens zelfstandige kantoren met elk een bedrijfsvloeroppervlakte tot maximaal 130 m², dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en sport;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens maximaal 1 bedrijfs- of dienstwoning per bedrijf;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een nutsvoorziening;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water;

met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen, anders dan de risicovolle inrichting, genoemd onder e;

  2. geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals vermeld in 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  3. zelfstandige detailhandel.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangeduid.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' of ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  4. In afwijking van onderdeel b en c, zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de bouwregels, vermeld in artikel 19, lid 19.2.2, 19.2.3, 19.2.4 19.3 en 19.4 van toepassing.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een reclamezuil toegestaan met een maximale hoogte van 8 meter.

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage met maximaal 20%, met dien verstande dat:

  1. de stedenbouwkundige opzet niet wordt gewijzigd;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke.

 

 

Artikel 6 Centrum

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;

  2. dienstverlening;

  3. horeca behorende tot categorie 1, 2, 3, 4 en/of 6;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - a' maximaal vier horecabedrijven behorende tot categorie 1, 2, 3 en/of 6 zijn toegestaan, waarvan maximaal drie horecabedrijven behorend tot categorie 6;

  5. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - b' maximaal drie horecabedrijven behorende tot categorie 1, 2, 3, 4 en/of 6 zijn toegestaan, waarvan maximaal één horecabedrijf behorende tot categorie 4 en maximaal één horecabedrijf behorende tot categorie 6;

  6. maatschappelijke voorzieningen;

  7. ondergeschikte horeca, waarbij geldt dat bij:

    1. detailhandel tot en met 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak, maximaal 25% van het bedrijfsvloeroppervlak voor ondergeschikte horeca gebruikt mag worden;

    2. detailhandel groter dan 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak, maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak voor ondergeschikte horeca gebruikt mag worden;

met dien verstande dat de onder a tot en met g genoemde functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;

  1. wonen op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tot een hoogte van 3 meter geen bebouwing mag worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  4. De aangegeven bouwgrenzen mogen slechts worden overschreden voor uitbreidingen, zoals erkers, entreepartijen en overkappingen met een diepte van maximaal 2 meter.

  5. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 15 meter bedragen.

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de gebruiksmogelijkheden van de gronden wijzigen door het maximaal aantal toegestane horecabedrijven zoals vermeld in lid 6.1 onder d, te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. dit maximale aantal gewijzigd kan worden in één, twee of drie horecabedrijven;

  2. uitsluitend toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid indien het betreffende gebruik langer dan een jaar is beëindigd.

 

 

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een speelterrein;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' een kinderboerderij met daarbij behorende voorzieningen;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' tevens behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden;

  5. ondergeschikte horeca;

  6. ondergeschikte detailhandel;

met daarbij behorend(e):

  1. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. parkeren;

  5. verkeer;

  6. water.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangeduid.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

 

Artikel 8 Gemengd-1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. cultuur en ontspanning;

  3. dienstverlening;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. horeca behorende tot categorie 2 en/of 3 met een gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 600 m2;

  6. sportvoorzieningen, waaronder sportzalen, kleedruimten en sanitaire voorzieningen;

  7. ondergeschikte horeca;

  8. ondergeschikte detailhandel;

met daarbij behorend(e):

  1. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. parkeren;

  5. verkeer;

  6. water;

met uitzondering van:

  1. zelfstandige detailhandel.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 30 m2 per bouwperceel en met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  3. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. horeca, met uitzondering van het bepaalde in lid 8.1, onder e;

  3. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  4. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

 

 

Artikel 9 Gemengd-2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. dienstverlening;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

  4. sportvoorzieningen, waaronder sportzalen, kleedruimten en sanitaire voorzieningen;

  5. ondergeschikte horeca;

  6. ondergeschikte detailhandel;

met daarbij behorend(e):

  1. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. parkeren;

  5. verkeer;

  6. water;

met uitzondering van:

  1. zelfstandige detailhandel.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 30 m2 per bouwperceel en met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  3. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. horeca;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

 

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d, voor het verhogen van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen;

  2. de stedenbouwkundige opzet niet wordt gewijzigd;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak wijzigen, met dien verstande dat:

    1. geen nieuwe bouwvlakken tot stand worden gebracht, maar uitsluitend wijzigingen van aangegeven bouwvlakken;

    2. het bouwvlak met maximaal 40% mag worden vergroot;

    3. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;

    4. de stedenbouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke.

 

Artikel 10 Groen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen, zoals bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen;

  2. water;

  3. geluidbeperkende voorzieningen;

  4. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' tevens een voetbalkooi of een daarmee vergelijkbare speelvoorziening met daarbij behorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. verhardingen;

  2. nutsvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

10.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van ballenvangers maximaal 5 meter bedragen.

  4. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 15 meter bedragen.

  5. De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.

  6. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

Artikel 11 Horeca

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca behorende tot categorie 7;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 12 Kantoor

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangeduid.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van luifels mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 13 Maatschappelijk

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'militaire zaken' tevens militaire doeleinden;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens een zorgboerderij met daarbij behorende voorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens kantoren;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal 1 bedrijfswoning, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  7. ondergeschikte horeca;

met daarbij behorend(e):

  1. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. parkeren;

  5. verkeer;

  6. water.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 30 m2 per bouwperceel en met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

  3. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  4. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangeduid.

  5. De bouwhoogte mag maximaal 7 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of ‘maximale bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangeduid.

  6. In afwijking van onderdeel d en e, zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de bouwregels, vermeld in artikel 19, lid 19.2.2, 19.2.3, 19.2.4, 19.3, en 19.4 van toepassing.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1, onder d, voor het verhogen van het bebouwingspercentage met maximaal 20%, met dien verstande dat:

  1. de stedenbouwkundige opzet niet wordt gewijzigd;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke.

 

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak wijzigen, met dien verstande dat:

    1. geen nieuwe bouwvlakken tot stand worden gebracht, maar uitsluitend wijzigingen van aangegeven bouwvlakken;

    2. het bouwvlak met maximaal 40% mag worden vergroot;

    3. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;

    4. de stedenbouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast, zoals op het gebied van privacy, bezonning, uitzicht en dergelijke.

 

 

Artikel 14 Natuur

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden;

  2. waterhuishouding, waterberging, waterlopen;

  3. extensief recreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. verhardingen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

 

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

    2. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen;

    3. het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen, alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moeras en ruigten;

    4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

    5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;

    6. het aanbrengen van drainage;

    7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

  2. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en/of landschappelijke waarden van de gronden.

 

 

Artikel 15 Recreatie

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatie;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' tevens een kampeerterrein;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' uitsluitend volkstuinen;

  4. lig- en speelweiden, speelvoorzieningen en aanlegplaatsen;

  5. ondergeschikte horeca;

met daarbij behorend(e):

  1. (sanitaire) voorzieningen;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. parkeren;

  5. verkeer;

  6. water.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een kiosk, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 20 m2 per bouwperceel en met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

  4. De bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen.

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' geldt in afwijking van het bepaalde onder a, b en c, dat:

    1. per kavel een bouwwerk, zoals een kas, berging of schuilruimte mag worden opgericht, met dien verstande dat:

      1. de bouwhoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;

      2. de oppervlakte van een kas maximaal 12 m2 mag bedragen;

      3. de oppervlakte van een berging of schuilruimte maximaal 6 m2 mag bedragen;

    2. één gezamenlijke berging of schuilruimte aanwezig mag zijn met een oppervlakte van maximaal 80 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 10 meter bedragen.

  2. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 16 Sport

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen;

  2. sportzalen;

  3. kleedruimten en sanitaire voorzieningen;

  4. ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen, zoals buitenschoolse opvang;

  5. ondergeschikte horeca, uitsluitend in de vorm van een sportkantine;

met daarbij behorend(e):

  1. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. parkeren;

  5. verkeer;

  6. water.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een dugout, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een oppervlakte van 6 m2 per bouwwerk en met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 20 meter bedragen.

  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening mag maximaal 12 meter bedragen.

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 17 Verkeer

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. geluidbeperkende voorzieningen;

  3. parkeren;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens garageboxen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' tevens een spoorwegstation met de daarbij behorende voorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-langzaamverkeer' een langzaamverkeersroute;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' uitsluitend spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

met daarbij behorend(e):

  1. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. water.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

  1. De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’, gebouwen worden gebouwd ten behoeve van het verkeer zoals, tunnels, viaducten en ter plaatse van de aanduidingen 'garage', 'openbaar vervoerstation' en 'wonen'.

  3. In aanvulling op het bepaalde onder b, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tot een hoogte van minimaal 3 meter geen bebouwing mag worden gebouwd.

 

17.2.2 Gebouwen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' anders is aangeduid.

  3. De oppervlakte van een garagebox mag maximaal 25 bedragen.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de bouwregels vermeld in in artikel 19, lid 19.2.2, 19.2.3, 19.2.4, 19.3, en 19.4 van toepassing.

 

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen.

  2. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 15 meter bedragen.

  4. De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

Artikel 18 Water

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. doeleinden ten dienste van de waterhuishouding in brede zin;

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;

  2. verhardingen, zoals waterkeringen, steigers en bruggen.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterkeringen, duikers, tunnels, steigers, aquaducten, bruggen.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 19 Wonen

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' tevens cultuur en ontspanning;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tot een hoogte van minimaal 3 meter geen bebouwing mag worden gebouwd.

  2. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.

  3. Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan.

  4. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan.

  5. In afwijking van onderdelen c en d, mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per hoofdgebouw.

  6. In afwijking van onderdelen b, c en d, is ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' een maximaal aantal woningen toegestaan zoals aangeduid.

  7. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn gestapelde woningen toegestaan.

  8. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geringe bouwwerken, zoals liften, entreepartijen, trapportalen en trappenhuizen, buiten het bouwvlak gesitueerd worden tot een maximum van 30 m2 en balkons tot een maximum van 10 m2 per balkon, mits de stedebouwkundige hoofdopzet niet wordt gewijzigd en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

  9. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid:

 

vrijstaande woningen

40%, met een maximum van 400 m2

twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen

50%, met een maximum van 200 m2

aaneengebouwde woningen

60%

patiowoningen

80%

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag het bouwvlak volledig bebouwd worden, tenzij een ander bebouwingspercentage is aangeduid;

  2. In afwijking van onderdeel i, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' het bebouwingspercentage maximaal 40% bedragen, waarbij geen maximum oppervlaktemaat van toepassing is.

 

19.2.2 Hoofdgebouwen

  1. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 6 en 10 meter bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangeduid.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-patio type 2' de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen.

  3. De oppervlakte van een tweede bouwlaag mag ter plaatse van:

    1. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio type 1' maximaal 80 m² bedragen;

    2. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio type 2' maximaal 30 m² bedragen.

  4. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter bij twee-aaneenwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat deze afstand slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen.

  5. Het hoofdgebouw mag worden uitgebreid tot een diepte van maximaal 12 meter, met dien verstande dat:

    1. bij vrijstaande woningen een diepte van maximaal 15 meter is toegestaan;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geen maximale diepte geldt;

    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2' geen maximale diepte geldt;

    4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' het hoofdgebouw met maximaal 3 meter mag worden uitgebreid, zonder dat daarbij een maximale dieptemaat van 12 of 15 meter geldt.

 

 

19.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van:

    1. carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd;

    2. geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd of op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.

  3. De goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen of maximaal 0,40 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning liggen.

  4. De bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen.

  5. In afwijking van het bepaalde onder c. en d., mag een zijdelings aangebouwd bijgebouw of aan- en uitbouw worden uitgebreid met ten hoogste één bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt:

    1. onder het dakvlak, en

    2. tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

  6. In afwijking van het bepaalde in lid 19.2.1, onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-erfbebouwing' bijgebouwen buiten het bouwvlak en vóór de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd, waarbij geldt dat:

    1. voor de percelen aan de Dotterbloem 1 t/m 13 (oneven) tot een maximum oppervlakte van 35 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter mag worden gebouwd;

    2. voor de percelen aan de Wilgenbroek 97 t/m 291 (oneven) tot een maximum oppervlakte van 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter mag worden gebouwd;

    3. voor het perceel aan de Elzenbroek 8 tot een maximum oppervlakte van 60 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter mag worden gebouwd.

  7. Bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 60 m², met dien verstande dat:

    1. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' een gezamenlijk oppervlak van maximaal 150 m2 is toegestaan;

    2. in afwijking van onderdelen d en g, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 4000 m2 bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 250 m2 en een goot- en bouwhoogte van 3 respectievelijk 6 meter;

    3. in afwijking van onderdelen d en g, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 4000 m2 bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 450 m2 en een goot- en bouwhoogte van 3 respectievelijk 8 meter.

    4. in afwijking van artikel 19, lid 19.2.1, onder a, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' buiten het bouwvlak bijgebouwen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

      1. het totale gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen maximaal 450 m2 bedraagt;

      2. de bijgebouwen buiten het bouwvlak een gezamenlijk oppervlak hebben van maximaal 50 m2;

      3. een bijgebouw buiten het bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 25 m2.

 

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.

  2. De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c, mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 19.2.1 onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:

    1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;

    2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;

    3. het bepaalde in lid 19.2.1 tot en met 19.2.3 in acht moet worden genomen;

    4. de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

  2. lid 19.2.1, onder i, voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m2 en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m2, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeersveiligheid;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 26, onder a, onderdeel 2, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

    2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

    3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

    4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

    5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

  2. artikel 19, lid 19.1, onder a, voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

    1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;

    2. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;

    3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

    4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn.

 

Artikel 20 Leiding

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding–hoogspanningsverbinding’ een hoogspannings- leiding;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding–riool’ een rioolpersleiding;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding–water’ een waterleiding;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding–stadsverwarming’ een leiding voor stadsverwarming;

  5. de aanleg, onderhoud en bescherming van de leiding.

 

20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken ten behoeve van de bestemming ‘Leiding’.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;

  2. de bouwregels van de betreffende bestemmingen inacht worden genomen;

  3. de belangen van de leidingbeheerder niet onevenredig worden geschaad.

 

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

    3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

    4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

    5. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

    6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.

  2. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingbeheerder ontstaat of kan ontstaan en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 21 Waarde - Archeologie

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m2;

  3. met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2, indien:

  1. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn;

  2. er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m2:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

    3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;

    4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

    5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

    6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
      overige waterpartijen;

    7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

    8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  2. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  3. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

 

 

Artikel 22 Waarde - Attentiegebied ecologische hoofdstructuur

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Attentiegebied ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of

ontwikkeling van de hydrologische waarden.

 

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels.

 

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

    1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

    2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

    3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

    4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

  2. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

    1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden; en

    2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

 

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering en de aanleg, onderhoud en bescherming van de waterkering.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Waterstaat - Waterkering'.

 

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2.1, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterstaatbeheerder;

  2. de bouwregels van de betreffende bestemmingen in acht worden genomen;

  3. de belangen van de waterstaatbeheerder niet onevenredig worden geschaad.

 

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

    3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

    4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

    5. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

    6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

    7. het aanleggen van andere ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

  2. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterstaatbeheerder ontstaat of kan ontstaan en deze alvorens te beslissen een positief advies heeft afgegeven.