Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nieuw bestemmingsplan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0756.BP14OvlMotorcross-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Motorcrossterrein Duivenbos Overloon met identificatienummer NL.IMRO.0756.BP14OvlMotorcross-VG01 van de gemeente Boxmeer.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.6 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Besluit milieueffectrapportage 1994

Besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieueffectrapportage van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van ter inzage legging van dit plan.

1.8 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.11 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.12 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

1.14 Dagrecreatief medegebruik 1:

Extensieve vormen van dagrecreatie die een kortstondig karakter hebben, in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is en routegebonden zijn, zoals wandelen, fietsen en paardrijden.

1.15 Ecologische hoofdstructuur

Samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.16 Ecologische verbindingszone

Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.

1.17 Ecologische waarden en kenmerken

Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.18 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 Gebruik

Gebruiken, doen/laten gebruiken.

1.20 Gemengd landelijk gebied

Multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur en de groenblauwe mantel.

1.21 Groenblauwe mantel

Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden.

1.22 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 Perceelsgrens

Een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.24 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.25 Weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand

Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.

2.2 Bouwhoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bos” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van bestaand bos en natuurgebied;
 
b. medegebruik als motorcrossterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘motorcrossterrein’;
 
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
d. waterhuishoudkundige doeleinden;
 
e. instandhouding van bestaande paden, wegen en dijken;
 
f. openbare nutsvoorzieningen;
 
g. dagrecreatief medegebruik;
 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden wordt uitsluitend een clubgebouw gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘motorcrossterrein’ met inachtneming van de volgende regels:
 
a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
 
b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
 
c. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-en bouwhoogte’ opgenomen maximale hoogten.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 8 meter bedraagt;
 
b. erf- en terreinafscheidingen zijn niet toegestaan behalve afzettingen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van deelnemers en toeschouwers.
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in dit plan in ieder geval verstaan:
 
a. het gebruik van gronden voor kamperen of andere vormen van verblijfsrecreatie;
 
b. het gebruik van bebouwing en gronden voor bedrijfsmatige uitoefening van detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid, industriële bedrijvigheid, escortbedrijven en/of seksinrichtingen, behoudens voor zover dat rechtstreeks verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik;
 
c. het beoefenen van lawaaisporten, met uitzondering van:
* motorcrosstrainingen voor maximaal 7½ uren per week;
* motorcrosswedstrijden voor maximaal 3 weekeinden per jaar;
* 4x4 terreinrijden voor maximaal 4 dagen per jaar.
  

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
 
a. het vellen, kappen en/of rooien van bomen en houtopstanden;
 
b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
 
c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
 
d. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
 
e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
 
f. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;
 
g. het graven, dempen, verdiepen, vergroten of anders aanpassen van waterlopen, sloten en greppels;
 
h. het verwijderen van landschapselementen;
 
i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatie-leidingen.
 
3.4.2 Uitzonderingen
Het in het voorgaande lid genoemde verbod is niet van toepassing:
 
a. voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
 
b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
 
c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
 
d. voor werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd.
 

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding - Hoogspanningsverbinding” aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de bovengrondse hoogspanningslijn 380 kV met de daarbij behorende bestemmingbreedte c.q. vrijwaringzone van 36 meter uit het hart van de leiding.

4.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden niet worden bebouwd, met uitzondering van hoogspanningsmasten tot een maximale hoogte van 55 meter.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
 
a. het uitvoeren van werken of werkzaamheden waardoor het maaiveldniveau wijzigt, zoals ontgrondingen, ontgravingen, egalisaties e.d.;
 
b. het beplanten van gronden met bos of hoger dan 1,5 meter opgaand ander gewas.
 
4.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
 
a. het normale onderhoud, beheer of gebruik betreffen;
 
b. van zodanige geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van bedrijfsveiligheid van de betreffende leidingen volgens deze dubbelbestemming.
 
4.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden een veilige ligging van de hoogspanningslijn waarborgen.
4.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 3” aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
5.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
 
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
 
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
 
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
5.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
 
a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt;
 
b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
 
c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
 
d. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt.
 
5.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
 
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
 
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
 
5.3.3 Toelaatbaarheid
a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
 
b. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
 
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
 
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
 
3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 

5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
5.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
5.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 3
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

7.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
 
a. de richtlijnen voor het afwijken van stedenbouwkundige bepalingen;
 
b. invloed van de omgeving op een bouwwerk;
 
c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
 
d. de ruimte tussen bouwwerken.
 

7.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsregel bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
 
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
 
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
 
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 

8.2 Overgangsregel gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik al bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
 

Artikel 9 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Motorcrossterrein Duivenbos Overloon’ van de gemeente Boxmeer.
   
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 december 2014.