Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water van de rivier de Maas en diverse andere regionale beken of waterlopen, in de vorm van:
de eigenlijke waterkeringen (met name dijklichamen of kaden met bijbehorende voorzieningen);
de daarbij behorende (buiten)beschermingszones zoals eveneens opgenomen binnen deze dubbelbestemming (en die gelden tot in principe 50 m uit de teen van de eigenlijke waterkering, tenzij anders weergegeven).
9.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen binnen deze bestemming de navolgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen geldt, dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterkering.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van een veilige waterkering en daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van het waterschap (Aa en Maas).
9.4 Omgevingsvergunning voor uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot ‘Waterstaat - Waterkering’ bestemde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, ongeacht het bepaalde in de planregels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen, diepploegen of het anderszins verzetten van grond;
het aanleggen van nieuwe of vervangen van ondergrondse leidingen of drainage, of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem;
het dempen, graven, verdiepen, vergroten of herprofileren van waterlopen, sloten en greppels of het (anderszins) verlagen van de grondwaterstand, uitgezonderd legale grondwateronttrekkingen;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het vellen of rooien van diep(er) wortelende opgaande beplanting;
het verwijderen van landschapselementen;
het aanleggen van landschapselementen;
het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
het omzetten van grasland in bouwland;
het verwijderen van onverharde wegen of paden;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
het aanbrengen van tijdelijke, permanente of overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover geen bouwwerken zijnde.
9.4.2 Uitzonderingen
Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen belemmering plaats vindt van waterkerende functie en de daarvoor vereiste bescherming volgens deze dubbelbestemming;
die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de tevens geldende overige bestemmingen;
indien daarvoor op grond van de Keur van het waterschap een vergunning of ontheffing vereist is.
9.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in onder 9.4.1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterkerende functie en de daarvoor vereiste bescherming niet wordt aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake op die plaatsen waar de breedte van de waterkeringen met (buiten)beschermingszone volgens de geldende keur van het waterschap (Aa en Maas) vooralsnog minder bedraagt dan de breedte van de onderhavige dubbelbestemming, voor welke situaties dan ook geen advies van het waterschap (Aa en Maas) ingewonnen behoefd te worden.
Zo nodig kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbonden worden ter voorkoming of vermindering van de nadelige effecten in voornoemd verband van de voorgenomen werken of werkzaamheden.
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder 9.4.1 wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen van het waterschap (Aa en Maas).