Artikel 8 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van rivierwater van de Maas.
8.2 Bouwregels
In of op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de onder b genoemde riviergebonden activiteiten en de onder c genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
De riviergebonden activiteiten zijn (ja, mits):
de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
de aanleg of wijziging van scheepswerven;
de realisatie van natuur;
de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
de winning van oppervlaktedelfstoffen.
De niet-riviergebonden activiteiten betreffen (nee, tenzij):
een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet bui-ten het rivierbed worden gerealiseerd;
een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grond-gebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
De activiteiten genoemd onder b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft.
Er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit.
Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam worden gecompenseerd te worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
Specifiek voor het bepaalde onder c.4 geldt dat de gevraagde rivierverruimings- maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
In afwijking van het bepaalde onder a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
activiteiten als bedoeld in artikel 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;
activiteiten als bedoeld in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;
een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming;
tijdelijke activiteiten;
een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde onder c 1 t/m 3.
In alle onder b t/m d genoemde gevallen dient voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen advies ingewonnen te worden van de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat.
8.3 Omgevingsvergunning voor uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot ‘Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed’ bestemde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, ongeacht het bepaalde in de planregels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, of het anderszins verzetten van grond;
het dempen, graven, verdiepen, vergroten of herprofileren van waterlopen, sloten en greppels of het (anderszins) verlagen van de grondwaterstand, uitgezonderd legale grondwateronttrekkingen;
het aanleggen van landschapselementen;
het beplanten van gronden met opgaand houtgewas in verband met boom- of vaste plantenteelt of andere tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
het aanbrengen van tijdelijke, permanente of overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover geen bouwwerken zijnde.
8.3.2 Uitzonderingen
Het onder 8.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen belemmering plaats vindt van de afvoer, doorstroming en berging van het rivierwater van de Maas volgens deze dubbelbestemming;
die behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de tevens geldende overige bestemmingen.
8.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in 8.3.1, kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de afvoer, doorstroming en berging van het rivierwater van de Maas gewaarborgd is.
Zo nodig kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbonden worden ter voorkoming of vermindering van de nadelige effecten in voornoemd verband van de voorgenomen werken of werkzaamheden.
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.1 wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen van de hoofdingenieur-directeur van Rijkswater- staat.