in die gevallen dat de bebouwing, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, afwijkt van de daarop van toepassing zijnde bouwregels, volgens regels hoofdstuk 2 , maar wel past binnen de grenzen van daarop tevens van toepassing zijnde afwijking, geldt dat de bebouwing ook op die afwijkende punten aan het plan voldoet;
in die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, horizontale dan wel verticale diepte, inhoudsmaat, oppervlaktemaat, afstand tot de perceelsgrens en/of de afstand tot enige op de plankaart of in de regels aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in regels hoofdstuk 2 respectievelijk de afwijkingen , van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, horizontale dan wel verticale diepte, inhoudmaat, oppervlaktemaat, afstand tot de perceelsgrens en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in de bouwregels binnen de verschillende bestemmingen indien het een voortzetting betreft van een artikel 9 lid 1 sub b genoemde bestaande afwijking.
9.2 Ondergronds bouwen
op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van de bouwregels van de bestemmingen in dit bestemmingsplan mag ook ondergronds gebouwd worden;
de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen maximaal 3,5 m bedragen.