direct naar inhoud van Artikel 8 Algemene ontheffingsregels
Plan: De Vers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0756.BP10OVLDeVers-VG01

Artikel 8 Algemene ontheffingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, danwel de situering van ontsluitingen of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede in de vorm van bouwvlakken, voorzover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisie-signalen, alsmede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik niet zijnde C-2000 infrastructuur;
  • d. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatiehuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    • 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter bedraagt.
  • e. het toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning op een perceel met de bestemming 'Wonen' tijdelijk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. de bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening wordt gehouden met de milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake de bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
    • 5. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw; afwijking hiervan is slechts toegestaan indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;
    • 6. burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.