direct naar inhoud van Artikel 3 Recreatie - Recreatiewoning
Plan: De Vers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0756.BP10OVLDeVers-VG01

Artikel 3 Recreatie - Recreatiewoning

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Recreatiewoning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve doeleinden met daarbij behorende voorzieningen;
  • b. het recreatief wonen in recreatiewoningen van personen de elders hun hoofdverblijf hebben en uitsluitend door middel van bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. het recreatief verblijven in een groepsaccommodatie;
  • d. centrale voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen";
  • e. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • i. bijgebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn maximaal 234 recreatiewoningen toegestaan;
  • b. recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag worden bebouwd tot het maximum van het, ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage" vermelde bebouwingspercentage;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 85 m²;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte".

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 3 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter, met uitzondering van de centrale voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen". De goot- en bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen" mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte".

3.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijgebouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de recreatiewoning te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 3.2.3 sub a geldt, dat voor de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de recreatiewoning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de goot en/of nokhoogte mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen;
    • 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning;
    • 4. de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen mag per recreatiewoning ten hoogste 20 m² bedragen;
  • d. bijgebouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • e. de goot- en nokhoogte van bijgebouwen mag respectievelijk niet meer dan 2,7 meter en 3,2 meter bedragen.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag maximaal 2 meter bedragen;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder d ten aanzien van het vergroten van de oppervlakte van de recreatiewoningen tot een maximum van 95 m²;
  • b. de onder sub a genoemde ontheffing wordt slechts verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken mag niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving moet gewaarborgd blijven;
    • 3. de brandveiligheid en rampenbestrijding moet gewaarborgd blijven.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning en van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. harde horeca.