direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a, Herziening 2025
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0755.TAM22a-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 toepassing omgevingsplan

artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.

1.2 plan

het TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a, Herziening 2025 met identificatienummer NL.IMRO.0755.TAM22a-ON01 van de gemeente Boekel.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan- en uitbouw

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

en dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of bijbehorend bouwwerk door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij het perceel in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aardkundige waarden

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn.

1.7 agrarisch bedrijf

een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf (Agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf), een veehouderij (Agrarisch bedrijf - veehouderij), een glastuinbouwbedrijf (Agrarisch bedrijf - glastuinbouwbedrijf), een paardenhouderij (Agrarisch - paardenhouderij) of een overig agrarisch bedrijf (Agrarisch bedrijf - overig bedrijf). Mest wordt niet tot de voortgebrachte agrarische producten gerekend.

1.8 agrarisch deskundige

de commissie Advies Agrarische Bouwaanvragen (AAB) dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen, op het gebied van land- en tuinbouw.

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 Beschermde bomen Boekel 2017

lijst van monumentale of waardevolle bomen zoals weergegeven en te raadplegen op de website Beschermde bomen Boekel 2017.

1.15 bestaande aantal dierplaatsen

het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan.

1.16 bestaande ammoniakemissie door beweiding

de beweiding zoals toegepast in het jaar voorafgaand aan de vaststelling van het plan.

1.17 bestaande ammoniakemissie per bouwvlak

bestaande ammoniakemissie wordt bepaald door:

  • a. de ammoniakemissie vanuit stallen, gebaseerd op het bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem;
  • b. indien van toepassing, ammoniakemissie vanuit mestopslag die geen onderdeel uitmaakt van het stalsysteem.
1.18 bestaande diersoorten

de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd.

1.19 bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bestaand stalsysteem

het legaal gerealiseerde stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan; bedoeld zijn de stalsystemen overeenkomstig de unieke stalbeschrijvingen van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) alsmede de nageschakelde initiatieven.

1.21 bestaande stikstofdepositie

bestaande stikstofdepositie wordt bepaald door:

  • a. de bestaande ammoniakemissie per bouwvlak, en;
  • b. de emissies door transportbewegingen die samenhangen met het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of stalsystemen, en;
  • c. indien van toepassing, de bestaande ammoniakemissie door beweiding.
1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor toegelaten functies geschikt of geschikt te maken is.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwwerkperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 carport

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.28 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw die zich tussen de dakvoet en de daknok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de daknok is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.29 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw die zich boven de dakvoet bevindt waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke daknok uitkomt en de onderzijden van de constructie in een of beide dakvlakken is zijn geplaatst.

1.30 detailhandel

bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dierenverblijf

gebouw, met inbegrip van de verharde uitloop, voor het houden van landbouwhuisdieren of een ander bouwwerk voor het houden van pelsdieren.

1.32 erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voor zover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.

1.33 erfbeplanting

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwwerkperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.34 erker

Een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.35 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.36 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.37 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.38 functievlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde toelaatbare functie.

1.39 gebouw

bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geurbelasting

de geurbelasting ter plaatse van de gevel van het gevoelige object, berekend met V-Stacks, uitgedrukt in Europese odour units per m3.

1.41 geurgevoelig object

a. gebouw:

1°. dat op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en;

2°. dat gezien de aard, indeling en inrichting geschikt is om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en

3°. dat permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; of

b. geurgevoelig gebouw dat nog niet aanwezig is, maar op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebouwd

1.42 groom

één iemand die zich, met name voor en na trainingen en wedstrijd en, bezighoudt met de verzorging van een rijpaard en het assisteren van een ruiter.

1.43 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij de productie die geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen en/of permanent aanwezige tunnels, met een hoogte van 1,5 m of meer.

1.44 groepsaccommodatie

een accommodatie die logies overwegend aan personen in groepsverband (geen gezinsverband zijnde) verstrekt.

1.45 grootschalige detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.46 hakhout

een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

1.47 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.48 hokdierenhouderij

veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkveehouderij en schapenhouderij.

1.49 hoofdgebouw

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is

1.50 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.51 hotel

horeca, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.52 houtopstand

zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend.

1.53 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.54 kamerverhuur

het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.

1.55 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken onderkomens, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.56 kantoorfunctie

gebruiksfunctie voor administratie.

1.57 kappen

rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een boom tot gevolg kunnen hebben.

1.58 kantoorgebouw

gebouw of gedeelte daarvan met alleen een of meer kantoorfuncties en nevengebruiksfuncties daarvan.

1.59 karakteristiek gebouw

een gebouw dat gelet op het uitwendige karakter wordt beschouwd als zijnde een onderdeel van het cultureel erfgoed vanwege zijn cultuurhistorische waarde, architectonische en/of kunsthistorische waarde, situationele en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid of zeldzaamheid; onder het uitwendige karakter wordt verstaan de bestaande totaliteit van:

  • a. de bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  • b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
  • c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;

onder uitwendig karakter kunnen mede worden verstaan:

  • d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
  • e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten.
1.60 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.61 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning en/of vrijstaand of bijbehorend bouwwerk door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, waarbij het perceel in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.62 kleinschalig dagrecreatief medegebruik

activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.63 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van kleinschalig dagrecreatief medegebruik.

1.64 kwetsbaar gebouw

kwetsbaar gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving.

1.65 landschappelijke waarden

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.66 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.67 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen:

  • a. het in pension houden van paarden en/of pony's;
  • b. horeca (kantine, foyer en dergelijke) en verenigingsaccommodatie;
  • c. het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.68 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.69 mestbassin

voorziening voor het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie van meststoffen, met uitzondering van een mestkelder of een opslagtank.

1.70 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding hygiënisatie of indamping van mest.

1.71 mestsilo

permanente of semi permanente constructie met harde wanden, al dan niet met kunststoffolie binnenzak, en een kap, drijvend dek of vergelijkbare voorziening die de bovenzijde afsluit.

1.72 mestzak

mestbassin, geheel of gedeeltelijk gelegen boven het maaiveld, voornamelijk opgebouwd uit folies waarvan de bodemafdichting en afdekking één geheel vormen.

1.73 mobiele mestinstallatie

in zijn geheel verplaatsbare en verrijdbare, niet onlosmakelijk met de grond verbonden installatie voor de bewerking van mest.

1.74 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.75 nieuwvestiging

het omschakelen naar een andere functie op de gronden die aangemerkt zijn als gronden zonder bouwvlak maar waarbij, voor het volledig kunnen uitoefenen van de nieuwe functie, de gronden aangemerkt moeten gaan worden als bouwvlak.

1.76 nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.77 odour units (ouE/m3. P98)

geurconcentratie als aantallen Europese odour units in een volume-eenheid lucht (ouE/m3), gemeten volgens de NEN-EN 13725:2003 'Luchtbepaling van de geurconcentratie door dynamische olfactometrie'; voor de geurbelasting wordt uitgegaan van het gebruikelijke 98-percentiel geurconcentratie hetgeen betekent dat de - met een verspreidingsmodel - berekende geurconcentratie gedurende 98 procent van de tijdseenheid niet wordt overschreden.

1.78 omgevingsplan

omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet.

1.79 omschakeling of vestiging

het omschakelen naar of vestigen van een andere functie op de gronden die zijn aangemerkt als bouwvlak.

1.80 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als nevenactiviteit een duidelijke relatie heeft met de toegestane hoofdactiviteit en in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de toegestane hoofdactiviteit.

1.81 ondergronds bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde straatpeil.

1.82 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegrond)teeltbedrijf, paardenhouderij of glastuinbouw valt zoals witloftrekkerijen, champignonkwekerijen, wormenkwekerijen of aquacultuur.

1.83 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.84 paardenbak en vergelijkbare voorzieningen

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining; onder vergelijkbare voorzieningen worden verstaan paddocks (relatief kleine omheinde uitloop, veelal voorzien van een zandbodem, in aansluiting op de stalling en ten behoeve van de vrije uitloop van paarden en pony's), stap- trainingsmolens, longeercirkels en paardencarrousels.

1.85 paardenhouderij

een agrarisch bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op:

  • a. het houden, melken, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden en/of;
  • b. het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.86 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.87 paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.

1.88 permanente bewoning

het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar.

1.89 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.90 plattelandswoning

een agrarische bedrijfswoning welke gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het binnen hetzelfde functievlak aanwezige agrarisch bedrijf.

1.91 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.92 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.93 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.94 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen.

1.95 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.96 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.97 standplaats voor toeristisch kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende een gedeelte van het jaar.

1.98 straatpeil
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.99 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen of constructies die bij agrarische bedrijven worden toegepast om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren, nader te onderscheiden in:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, te onderscheiden in:
    • 1. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals afdekfolies, acryldoek, insectengaas, tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1.50 m;
    • 2. hoge tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 m;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen, te onderscheiden in:
    • 1. lage permanente voorzieningen: voorzieningen zoals containervelden;
    • 2. hoge permanente voorzieningen: voorzieningen zoals teeltondersteunende kassen, tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, stellingen en regenkappen met een bouwhoogte van meer dan 1.50 m.
1.100 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren.

1.101 vellen

rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben.

1.102 verblijfsmiddelen

de voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.103 verhard oppervlak

oppervlak waarop bouwwerken of verhardingen aanwezig zijn.

1.104 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.105 (vollegronds)teeltbedrijf

een agrarisch bedrijf dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.106 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.107 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.108 voorgevelrooilijn

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.109 vrijstaand

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelgrens zijn gebouwd.

1.110 vuurwerk

artikel voor vermaak, dat een explosieve stof of explosief mengsel bevat en tot doel heeft warmte, licht, geluid, gas of rook te maken door zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties.

1.111 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.112 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.113 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in sub c.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 van dit omgevingsplan zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op meerdere locaties in de gemeente Boekel die in dit plan omschreven zijn, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.TAM22a-ON01.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op artikel 22.23 van dit omgevingsplan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:

3.1 afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

3.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

3.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.7 ondergeschikte delen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 4 Algemeen gebruiksverbod

Niet genoemde activiteiten en activiteiten die in strijd zijn met dit plan zijn niet toegestaan.

Hoofdstuk 2 Regels voor functies en activiteiten

Artikel 5 Agrarisch

5.1 Functieomschrijving

In het voor 'Agrarisch' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. agrarisch grondgebruik waaronder in ieder geval ook wordt verstaan:
    • 1. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met dien verstande dat deze voorzieningen niet zijn toegestaan op de gronden met de functie Groen;
    • 2. hobbymatig agrarisch grondgebruik, dierenweide;
    • 3. beweiding door manegepaarden;
    • 4. met dien verstande dat de aanleg van nieuwe fruitboomgaarden uitsluitend is toegestaan indien een minimale afstand van 50 m vanaf de fruitbomen tot de functie Wonen wordt aangehouden;
  • b. overige vergunde kleinschalige bedrijfsmatige nevenactiviteiten;

het aanleggen, in gebruik nemen en in stand houden van bijbehorende voorzieningen zoals:

  • c. waterlopen;
  • d. tuinen;
  • e. in- en uitritten bij functies;
  • f. nieuwe natuurgebieden en nieuwe landschapselementen.
5.2 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden ook de volgende beoordelingsregels:

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bouwen

In afwijking van artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan geldt voor bouwwerken, geen gebouw zijnde dat:

  • a. erf- en perceelsafscheidingen zijn toegestaan tot ten hoogste 1 m;

In aanvulling op artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan geldt:

  • b. afscheidingen voor grootvee zijn toegestaan tot 1,25 m;
  • c. dat overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, voor verkeersgeleiding, verlichting, bewegwijzering, abri's, kunstwerken en vergelijkbare noodzakelijke voorzieningen van algemeen nut, ten dienste van het gebruik zijn toegestaan tot ten hoogste 6 m;
  • d. hobbymatige paardenbakken en vergelijkbare voorzieningen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.200 m² met dien verstande dat:
  • e. silo's en windturbines zijn niet toegestaan;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van het gebruik zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 4 m.

Artikel 6 Agrarisch - paardenhouderij

6.1 Functieomschrijving

In het voor 'Agrarisch - paardenhouderij' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. paardenhouderij bij wijze van hoofdactiviteit;
  • b. paardrijactiviteiten bij wijze van nevenactiviteit;
  • c. alsmede (vollegronds)teeltbedrijf of overig agrarisch bedrijf;
  • d. het wonen voor zover noodzakelijk voor de bedrijfsvoering tenzij in het plan anders is aangeduid;
  • e. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overnachting' tevens een logiesfunctie voor maximaal één groom en vier gastenverblijven;
  • f. het aanleggen, in gebruik nemen en in stand houden van bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en toegangswegen.
6.2 Beperking vergunningvrij artikel 22.26

In aanvulling op artikel 22.26 , aanhef en onder a, van dit omgevingsplan, geldt dat voor zover het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan zich kwalificeert als een bodemgevoelig gebouw, de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 50 m2.

6.3 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden ook de volgende beoordelingsregels:

6.3.1 Bouwen algemeen
  • a. bij nieuwbouw en/of vervangende nieuwbouw is realisatie van een nieuw zeer kwetsbaar gebouw, kwetsbaar gebouw of beperkt kwetsbaar gebouw of object binnen 10^6-contouren voor het plaatsgebonden risico van activiteiten met een extern veiligheidsrisico niet toegestaan.

6.3.2 Agrarische bedrijfsbebouwing

Voor het bouwen van agrarische bedrijfsbebouwing geldt het volgende:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 6 m respectievelijk 10 m bedragen;
  • b. voor zover de goothoogte of bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande goothoogte of bouwhoogte als maximum;
  • c. bij nieuwbouw en/of vervangende nieuwbouw wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing die ten minste voldoet aan de beleidsregels zoals opgenomen in bijlage 2 Beleidsnotitie erfbeplanting, of diens rechtsopvolgers;
  • d. bij nieuwbouw van gebouwen wordt hydrologisch neutraal gebouwd.

6.3.3 Bedrijfswoning met overkappingen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. het aantal toegestane bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • b. overkappingen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m³ bedragen tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 6 m respectievelijk 10 m bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van overkappingen of bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 4 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • g. overkappingen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen op het zijerf (gerekend vanaf de voorgevellijn van de woning) en het achtererf worden gebouwd waarbij de afstand tussen de bedrijfswoning en een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • h. voor zover de inhoud, oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande inhoud, oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte als maximum;
  • i. voor zover de afstand ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande afstand als maximum.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing De Bunders 4b

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing 1' aan De Bunders 4b, mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Agrarisch - paardenhouderij' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 4.

Artikel 7 Agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf

7.1 Functieomschrijving

In het voor 'Agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. (vollegronds)teeltbedrijf bij wijze van hoofdactiviteit;
  • b. overig agrarisch bedrijf;
  • c. het wonen voor zover noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  • d. het aanleggen, in gebruik nemen en in stand houden van bijbehorende voorzieningen bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en toegangswegen;
  • e. de volgende nevenfuncties bij agrarische bedrijven:
    • 1. bewerking en/of verwerking van door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten in maximaal 15 % van de aanwezige bedrijfsgebouwen en tot maximaal 200 m²;
    • 2. detailhandel in door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten tot een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 50 m² of zeer beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
    • 3. gebruik van bestaande bouwwerken voor de stalling van caravans en kampeerauto's tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m².
7.2 Beperking vergunningvrij artikel 22.26

In aanvulling op artikel 22.26, aanhef en onder a, van dit omgevingsplan, geldt dat voor zover het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan zich kwalificeert als een bodemgevoelig gebouw, de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 50 m2.

7.3 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden ook de volgende beoordelingsregels:

7.3.1 Bouwen algemeen
  • a. bij nieuwbouw en/of vervangende nieuwbouw is realisatie van een nieuw zeer kwetsbaar gebouw, kwetsbaar gebouw of beperkt kwetsbaar gebouw of object binnen 10^6-contouren voor het plaatsgebonden risico van activiteiten met een extern veiligheidsrisico niet toegestaan.

7.3.2 Agrarische bedrijfsbebouwing

Voor het bouwen van agrarische bedrijfsbebouwing geldt het volgende:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 6 m respectievelijk 10 m bedragen;
  • b. voor zover de goothoogte of bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande goothoogte of bouwhoogte als maximum;
  • c. bij nieuwbouw en/of vervangende nieuwbouw wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing die ten minste voldoet aan de beleidsregels zoals opgenomen in bijlage 2 Beleidsnotitie erfbeplanting;
  • d. bij nieuwbouw van gebouwen wordt hydrologisch neutraal gebouwd.

7.3.3 Bedrijfswoning met overkappingen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. het aantal toegestane bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1 tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • b. overkappingen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m³ bedragen tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 6 m respectievelijk 10 m bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van overkappingen of bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 4 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • g. overkappingen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen op het zijerf (gerekend vanaf de voorgevellijn van de woning) en het achtererf worden gebouwd waarbij de afstand tussen de bedrijfswoning en een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • h. voor zover de inhoud, oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande inhoud, oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte als maximum;
  • i. voor zover de afstand ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande afstand als maximum.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Voorwaardelijke verplichting - Peelstraat 7
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing 2' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Agrarisch bedrijf - (vollegronds-)teeltbedrijf' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 7.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sloopverplichting 1' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Agrarisch bedrijf - (vollegronds-)teeltbedrijf' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 volledige sanering plaatsvindt van de aangegeven agrarische bedrijfsbebouwing en verharding aan de Peelstraat 7, zoals opgenomen in bijlage 16.

Artikel 8 Bedrijf - Kernen

8.1 Functieomschrijving

In het voor 'Bedrijf - Kernen' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. bedrijf overeenkomstig categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. uitsluitend één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ op de verbeelding;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. ondergeschikte detailhandel;
  • e. kantoren als ondergeschikte functie;
  • f. opslag en uitstalling achter de voorgevellijn;
  • g. het aanleggen, in gebruik nemen en in stand houden van:
    • 1. tuinen;
    • 2. erven en terreinen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. nutsvoorzieningen;
    • 6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 7. ontsluitingswegen en inritten.
8.2 Beperking vergunningvrij artikel 22.26

In aanvulling op artikel 22.26, aanhef en onder a, van dit omgevingsplan, geldt dat voor zover het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan zich kwalificeert als een bodemgevoelig gebouw, de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 50 m2.

8.3 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels.

8.3.1 Algemeen

Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

8.3.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt het volgende:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 6 meter respectievelijk 10 meter bedragen;
  • b. voor zover de goothoogte of bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Zandhoek-Bergstraat' met kenmerk NL.IMRO.0755.BPHBOEKzandhbergst-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte als maximum;
  • c. bij nieuwbouw van bedrijfsgebouwen dient minimaal 2 meter afstand tot het naastgelegen bouwvlak in acht te worden genomen;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het op de verbeelding aangegeven percentage als maximum te bebouwen gedeelte van het bouwvlak.

8.3.3 Bedrijfswoning bouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning geldt:

  • a. nieuwbouw van een bedrijfswoning is enkel toegestaan ter plekke van de aanduiding 'nieuwbouw toegestaan';
  • b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. voor zover de inhoud, goothoogte of bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Zandhoek-Bergstraat' met kenmerk NL.IMRO.0755.BPHBOEKzandhbergst-ON01 meer bedraagt geldt de bestaande inhoud, goothoogte of bouwhoogte als maximum en voor zover de afstand tot de perceelgrenzen minder bedraagt geldt de bestaande afstand als minimum.

8.3.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

In aanvulling op/in afwijking van artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan gelden de volgende regels voor bouwwerken geen gebouw zijnde:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd op een afstand van tenminste 3 meter;
  • c. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m;
  • e. De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • f. Voor de voorgevellijn mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m;
    • 3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

8.3.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bouwen

In aanvulling op/in afwijking van artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan gelden de volgende regels voor bouwwerken geen gebouw zijnde:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. De (bouw)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m;
  • c. De (bouw)hoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • d. De (bouw)hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan bedragen 4 m;
  • f. Carports mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De carports mogen uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van de woning worden gebouwd;
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

Artikel 9 Groen

9.1 Functieomschrijving

In het voor 'Groen' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. extensief recreatief medegebruik;
  • b. het aanleggen, in gebruik nemen en in standhouden van:
    • 1. groen;
    • 2. water;
    • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen; en
    • 5. toegangswegen.
9.2 Specifieke functieregels

Voor het toegestane gebruik in 9.1 geldt het volgende:

  • a. extensief dagrecreatief medegebruik waardoor de afschermende functie van het groen onevenredig afneemt of de natuurlijke kwaliteiten van het groen onevenredig worden aangetast, zijn niet toegestaan;
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen van bomen en rooien van houtgewas.

9.3.2 Uitzondering

Het gestelde verbod in lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. tot het normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de functie behoren;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

9.3.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning om van het gestelde verbod in lid 9.3.1 onder a af te wijken (omgevingsvergunning voor afwijkingsactiviteit) wordt verleend:

  • a. indien het uitvoeren van de activiteit geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afschermende werking van het groen.

9.3.4 Maatwerkvoorschrift

Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften vaststellen gericht op herplant.

Artikel 10 Wonen - Buitengebied

10.1 Functieomschrijving

In het voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een:
    • 1. aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziekstudio en -winkel' is het toegestaan om een muziekstudio en -winkel met bijbehorende repetitie- en opslagruimte te exploiteren met een maximum gebruiksoppervlakte van 405 m²;
  • d. het aanleggen, in gebruik nemen en in stand houden van bijbehorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
10.2 Beperking vergunningvrij artikel 22.26

In aanvulling op artikel 22.26, aanhef en onder a, van dit omgevingsplan, geldt dat voor zover het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan zich kwalificeert als een bodemgevoelig gebouw, de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 50 m2.

10.3 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden ook de volgende beoordelingsregels:

10.3.1 Bouwen algemeen
  • a. voor zover de oppervlakte, dakhelling, goothoogte of bouwhoogte of de afstand ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer of minder bedraagt dan bepaald in dit artikel geldt de bestaande oppervlakte, dakhelling, goothoogte of bouwhoogte of de afstand als maximum of minimum;
  • b. bij nieuwbouw en/of vervangende nieuwbouw is realisatie van een nieuw zeer kwetsbaar gebouw, kwetsbaar gebouw of beperkt kwetsbaar gebouw of object binnen 10^6-contouren voor het plaatsgebonden risico van activiteiten met een extern veiligheidsrisico niet toegestaan.
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

10.3.2 Hoofdgebouwen bouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het volgende:

  • a. het aantal toegestane hoofdgebouwen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • b. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 600 m³ tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 6 m respectievelijk 10 m bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • e. voor zover de goot- of bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt dan door dit plan toegestaan wordt, geldt de bestaande goot- of bouwhoogte als maximum;
  • f. voor zover op een hoofdgebouw de regeling in 10.3.1 van toepassing is en de inhoud ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt dan onder 10.3.1 bepaalt, geldt de bestaande oppervlakte als maximum met dien verstande dat - in afwijking van het bepaalde onder 10.3.1 - in geval van herbouw het hiervoor bepaalde slechts van toepassing is, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

10.3.3 Bijbehorende bouwwerken bouwen

In aanvulling op/in afwijking van artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan gelden de volgende regels voor bijbehorende bouwwerken:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag ten hoogste 4 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale oppervlakte bijgebouwen' geldt een maximaal gezamenlijk oppervlak zoals weergegeven op de verbeelding;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen op het zijerf (gerekend vanaf de voorgevellijn van de woning) en het achtererf worden gebouwd waarbij de afstand tussen de woning en een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • d. voor zover de goot- of bouwhoogte of de afstand tussen het hoofdgebouw en een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 meer bedraagt dan door dit plan toegestaan wordt, geldt de bestaande goot- of bouwhoogte of de afstand als maximum;
  • e. voor zover op een bijbehorend bouwwerk het bepaalde in artikel 10.3.1 onder a van toepassing is, geldt in het geval van herbouw of vervangende nieuwbouw dat dit uitsluitend mag op dezelfde locatie als het bijbehorend bouwwerk aanwezig was ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01.

10.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bouwen

In afwijking van artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan geldt voor bouwwerken, geen gebouw zijnde dat:

  • a. erf- en perceelsafscheidingen zijn toegestaan tot ten hoogste 1 m;

In aanvulling op artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan geldt:

  • b. dat de goot- en bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 4 m respectievelijk 6 m mag bedragen;
  • c. voor zover op een overkapping het bepaalde in artikel 10.3.1 onder a van toepassing is, geldt in het geval van herbouw of vervangende nieuwbouw dat dit uitsluitend mag op dezelfde locatie als de overkapping aanwezig was ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan 'Omgevingsplan Buitengebied 2016' met kenmerk NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01 .

10.4 Meldingsplicht voor afwijken van de functieregels
10.4.1 Afwijken gebruiksactiviteit

Met een melding wordt een gebruiksactiviteit toegelaten die in strijd is met lid 10.1 voor:

  • a. het gebruik van een woning voor de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten.

10.4.2 Voorwaarden en indieningsvereisten melding

Voor een melding gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. De woning wordt door niet meer dan één huishouden of maximaal zes tijdelijke arbeidsmigranten die geen huishouden vormen bewoond;
  • b. Voorts gelden de voorwaarden zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van bijlage 3 Huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten.

10.4.3 Procedureregel melding

Voor het doen van een melding geldt de volgende procedureregel:

  • a. De melding met onderbouwing dat aan de voorwaarden wordt voldaan wordt ingediend via het gemeentelijke digitale loket;
  • b. Ingebruikname is pas toegestaan indien aan de voorwaarden is voldaan, dan wel deze voorwaarden zijn gerealiseerd.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Voorwaardelijke verplichting Neerbroek 15c

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 1' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 5.

10.5.2 Voorwaardelijke verplichting Peelstraat 7

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sloopverplichting 1' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 volledige sanering plaatsvindt van de aangegeven agrarische bedrijfsbebouwing en verharding aan de Peelstraat 7, zoals opgenomen in bijlage 16.

10.5.3 Voorwaardelijke verplichting Hoekstraat 1-1a
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 2' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 8;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sloopverplichting 2' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 volledige sanering plaatsvindt van de aangegeven agrarische bedrijfsbebouwing aan de Hoekstraat 1 en 1a, zoals opgenomen in bijlage 15;

en mag alleen worden gesloopt indien:

  • c. voorafgaand aan het indienen van de sloopmelding(en) een nader bodemonderzoek verricht is om de omvang van de sterke grondverontreiniging in kaart te brengen;
  • d. (na sloop/verwijdering huidige sheds, beton en puingranulaat) het terreindeel ter plaatse van de voormalige asbesthoudende sheds aanvullend wordt onderzocht middels een verkennend asbestonderzoek, conform de NEN 5707.

10.5.4 Voorwaardelijke verplichting Zandhoek 4a en ong.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 3' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 9.

10.5.5 Voorwaardelijke verplichting Neerbroek 18-20

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 4' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 10.

10.5.6 Voorwaardelijke verplichting Peelsehuis 10
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 5' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 11;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sloopverplichting 3' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 volledige sanering plaatsvindt van de aangegeven agrarische bedrijfsbebouwing aan de Peelsehuis 10, zoals opgenomen in bijlage 17;

er mag alleen worden gesloopt indien:

  • c. voorafgaand aan de sloop van de opstallen volledige asbestsanering heeft plaatsgevonden;
  • d. tevens moet de aanwezige halfverharding vanwege een asbest verdachte situatie onderzocht worden op asbest en bij aantreffen van asbest volledig gesaneerd moeten worden;
  • e. (voorafgaand aan het verlenen van de bouwvergunning) het uitgraven van de bouwput gecombineerd wordt met het benodigde archeologische proefsleuvenonderzoek.

10.5.7 Voorwaardelijke verplichting Neerbroek ong., naast nr 19

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 6' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Buitengebied' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 14.

Artikel 11 Wonen - Kernen

11.1 Functieomschrijving

In het voor 'Wonen - Kernen' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. het aanleggen, in gebruik nemen en in stand houden van tuinen, erven en verhardingen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, beeldende kunstwerken en verblijfsvoorzieningen.
11.2 Beperking vergunningvrij artikel 22.26

Artikel 22.26, aanhef en onder a, van dit omgevingsplan, wordt als volgt aangevuld:

7° en, voor zover het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan kwalificeert als een bodemgevoelig gebouw, de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 50 m2.

11.3 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden ook de volgende beoordelingsregels.

11.3.1 Hoofdgebouwen bouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd,
  • c. woningen mogen uitsluitend in de aangeduide bouwwijze gebouwd worden waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  • d. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • g. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • h. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'twee-aaneen' mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
    • 2. 'vrijstaand' mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen.

11.3.2 Bijbehorende bouwwerken bouwen

In aanvulling op/in afwijking van artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan gelden de volgende regels voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. voor de voorgevelrooilijn mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de afstand tot de openbare ruimte mag niet minder bedragen dan 3 m;
    • 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 5. de breedte mag niet meer bedragen dan de helft van de voorgevel;
  • d. Bij hoekwoningen mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  • e. het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m²;
  • f. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder e. geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m²;
  • g. het bebouwingspercentage onder sub e en f duidt op bijbehorende bouwwerken, waarbij de oppervlakte van het hoofdgebouw niet wordt meegeteld in deze berekening;
  • h. in afwijking van sub f geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximale oppervlakte bijgebouwen' een maximaal gezamenlijk oppervlak zoals weergegeven op de verbeelding;
  • i. in afwijking van sub f geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bijgebouwen Donkstraat 15' het bijbehorend bouwwerk maximaal 230 m2 mag bedragen;
  • j. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • k. met betrekking tot de bouwhoogte geldt het volgende:
    • 1. van bijbehorende bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m, behoudens het hierna onder 2 en 3 bepaalde;
    • 2. indien het bijbehorende bouwwerk wordt gebouwd in de zijdelingse perceelgrens mag de bouwhoogte in de perceelgrens niet meer bedragen dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelgrens toenemen tot niet meer dan 5 m, behoudens het hierna onder 3 bepaalde;
    • 3. indien een bijbehorend bouwwerk aan weerszijden van de zijdelingse perceelgrens aaneengesloten wordt gebouwd, mag de hoogte niet meer bedragen dan 3 m.

11.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bouwen

In aanvulling op/in afwijking van artikel 22.26 en 22.35 van dit omgevingsplan gelden de volgende regels voor bouwwerken geen gebouw zijnde:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. carports en overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. de carports en overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van de woning worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat deze gelegen dienen te zijn achter de voorgevelrooilijn.

11.3.4 Specifieke bouwregels
a Balkons

Balkons mogen voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m.
  • c. De breedte mag niet meer bedragen dan de helft van de voorgevel.

b Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van (half)ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • d. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden;
  • e. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 1 m;

11.4 Specifieke functieregels

Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen geldt het volgende:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. de activiteit heeft een geluidbelasting van maximaal 50 dB(A) op de dichtstbijzijnde gevel van een woning;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Voorwaardelijke verplichting Boekweit ong.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 7' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Kernen' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 6.

11.5.2 Voorwaardelijke verplichting hoek Zandhoek/ Bergstraat (naast Zandhoek 2a)

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 8' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Kernen' indien binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 13.

11.5.3 Voorwaardelijke verplichting Neerbroek 17

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 9' mogen de gronden alleen gebruikt en bebouwd worden ten behoeve van de gebruiksactiviteit 'Wonen - Kernen' indien binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit met imro-code NL.IMRO.0755.TAM22a-VA01 de erfbeplanting en landschappelijke inpassing uitgevoerd is en onverminderd in stand wordt gehouden, volgens het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 12.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Functieomschrijving

Het voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gebied is, naast de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten.

12.2 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

De omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit voor een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 250 m2 of dieper dan 0,4 m, wordt slechts verleend als:

  • a. aan de hand van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de archeologische waarde van het archeologisch monument of het te verwachten archeologisch monument naar het oordeel van het college niet of niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. de archeologische waarde van het te verwachten archeologisch monument kan worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

Uitzondering

De beoordelingsregels onder a en b zijn niet van toepassing, indien de bouwactiviteit betrekking heeft op:

  • d. Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het straatpeil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 250 m2 of een grotere diepte of hoogte hebben dan 40 cm:
    • 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen;
    • 2. aanleggen van drainage;
    • 3. uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 4. verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 5. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden;
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

12.3.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning voor een vergunning als bedoeld in 12.3.1, lid a wordt slechts verleend als:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen.

12.3.3 Uitzondering

De regels in 12.3.1 zijn niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
12.4 Nadere regels voor alle archeologische waarden

Voor:

  • c. activiteiten die geheel of gedeeltelijk in een of meerdere gebieden met archeologische verwachtingswaarden zijn gelegen en/of;
  • d. ingrepen met een geleidelijk negatief effect die mogelijk minder diep reiken dan 40 cm respectievelijk 50 cm beneden maaiveld en/of;
  • e. ingrepen met een naar verwachting langdurig effect en/of;
  • f. het programma van eisen;

gelden de beleidsregels zoals opgenomen in de Bijlage 18 Nota Archeologie waarbij in ieder geval geldt:

  • g. indien in één planlocatie meerdere verwachtingswaarden voorkomen, dan geldt de hoogste waarde (en dus de kleinste ondergrens); uitsluitend indien de hoogste waarde een zeer beperkt deel uitmaakt van het projectgebied (< 10%), kan na afweging worden besloten om de oppervlakte-ondergrens te hanteren die het grootste deel uitmaakt van de planlocatie;
  • h. indien op basis van de oppervlakte van de bodemverstorende ingrepen archeologisch onderzoek noodzakelijk is, vindt dit plaats in de gehele planlocatie;
  • i. indien de bodem in minder dan 5% van het ingrepengebied verstoord wordt, kan het bevoegd gezag afwijking verlenen van de verplichting tot uitvoering van archeologisch vooronderzoek.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 3

13.1 Functieomschrijving

Het voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gebied is, naast de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten.

13.2 Beoordelingsregels bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.28 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

De omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit voor een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 of dieper dan 0,5 m, wordt slechts verleend als:

  • a. aan de hand van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de archeologische waarde van het archeologisch monument of het te verwachten archeologisch monument naar het oordeel van het college niet of niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. de archeologische waarde van het te verwachten archeologisch monument kan worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.

Uitzondering

De beoordelingsregels onder a en b zijn niet van toepassing, indien de bouwactiviteit betrekking heeft op:

  • d. Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder straatpeil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
13.3.1 Verbod
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 2.500 m2 of een grotere diepte of hoogte hebben dan 50 cm:
    • 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen;
    • 2. aanleggen van drainage;
    • 3. uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 4. verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 5. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden;
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

13.3.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning voor een vergunning als bedoeld in 13.3.1, lid a wordt slechts verleend als:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen.

13.3.3 Uitzondering

De regels in 13.3.1 zijn niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

13.4 Nadere regels voor alle archeologische waarden

Voor:

  • a. activiteiten die geheel of gedeeltelijk in een of meerdere gebieden met archeologische verwachtingswaarden zijn gelegen en/of;
  • b. ingrepen met een geleidelijk negatief effect die mogelijk minder diep reiken dan 40 cm respectievelijk 50 cm beneden maaiveld en/of;
  • c. ingrepen met een naar verwachting langdurig effect en/of;
  • d. het programma van eisen;

gelden de beleidsregels zoals opgenomen in de Bijlage 18 Nota Archeologie waarbij in ieder geval geldt:

  • e. indien in één planlocatie meerdere verwachtingswaarden voorkomen, dan geldt de hoogste waarde (en dus de kleinste ondergrens); uitsluitend indien de hoogste waarde een zeer beperkt deel uitmaakt van het projectgebied (< 10%), kan na afweging worden besloten om de oppervlakte-ondergrens te hanteren die het grootste deel uitmaakt van de planlocatie;
  • f. indien op basis van de oppervlakte van de bodemverstorende ingrepen archeologisch onderzoek noodzakelijk is, vindt dit plaats in de gehele planlocatie;
  • g. indien de bodem in minder dan 5% van het ingrepengebied verstoord wordt, kan het bevoegd gezag afwijking verlenen van de verplichting tot uitvoering van archeologisch vooronderzoek.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Vrijwaringszone - Vogelbeheergebied

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vogelbeheergebied' geldt voor het gebruik de volgende aanvullende bepalingen:

  • a. nieuwe open waterpartijen zijn hier niet toegestaan;
  • b. open visbassins zijn niet toegestaan;
  • c. opslag of bewerking van organisch materiaal in de open lucht;
  • d. afvalwaterzuiveringsinstallaties.
15.2 Karakteristieke gebouwen
15.2.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het slopen van de bouwwerken.

15.2.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning om van het gestelde verbod in 15.2.1 af te wijken (omgevingsvergunning voor afwijkingsactiviteit) wordt door het bevoegd gezag verleend, indien de aanwezige cultuurhistorische en of landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

15.2.3 Uitzondering

Het verbod onder 15.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. van geringe omvang zijn dan wel het normale beheer en onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
15.3 Overige zone - Cultuurhistorisch vlak - ensembles
15.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak - ensembles':

  • a. oppervlakte verhardingen aan te brengen of te verwijderen;
  • b. houtgewas aan te brengen;

b Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning om van het gestelde verbod af te wijken (omgevingsvergunning voor afwijkingsactiviteit) wordt verleend, indien het uitvoeren van de activiteit geen onevenredige nadelige invloed heeft op de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteit van het ensemble die is gebaseerd op de samenhang tussen de verschillende gebouwen, monumenten, karakteristieke gebouwen, groen, verhardingen, bolle akkers, archeologische en/of aardkundige en geomorfologische waarden in het ensemble en de historische locatie van het ensemble.

c Uitzondering

Het verbod onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. tot het normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de functie behoren;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Parkeren
  • a. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets op eigen terrein, zoals vastgesteld in de huidige CROW-normen en wijzigingen of of rechtsopvolgers daarvan;
  • b. de onder a. genoemde parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden;
  • c. met een maatwerk- of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van het bepaalde onder a als dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 17 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

Artikel 18 Overgangsrecht gebruik

    • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
    • 2. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
    • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
    • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
    • 5. Het overgangsrecht voor gebruik zoals bedoeld in artikel 18 van dit TAM-omgevingsplan, heeft een geldingstermijn van 10 jaar vanaf de dag van de terinzagelegging van dit ontwerp TAM-omgevingsplan.

Artikel 19 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • 4. Het overgangsrecht voor bouwwerken zoals bedoeld in artikel 19 van dit TAM-omgevingsplan, heeft een geldingstermijn van 10 jaar vanaf de dag van de terinzagelegging van dit ontwerp TAM-omgevingsplan