direct naar inhoud van Regels
Plan: Randweg Boekel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0755.BPHGRandwegBoekel-VI01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Randweg Boekel van de gemeente Boekel.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.BPHGRandwegBoekel-VI01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, steilranden, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemtypen/bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.6 Afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.7 Agrarisch

Het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 Agrarisch bedrijf - (vollegronds)teeltbedrijf

De functie Agrarisch bedrijf - (vollegronds) teeltbedrijf, zoals opgenomen in artikel 5 van het Omgevingsplan Buitengebied 2016 zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01.

1.9 Agrarisch bedrijf - veehouderij

De functie Agrarisch bedrijf - veehouderij, zoals opgenomen in artikel 6 van het Omgevingsplan Buitengebied 2016 zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01.

1.10 Agrarisch bedrijf - overig bedrijf

De functie Agrarisch bedrijf - overig bedrijf, zoals opgenomen in artikel 8 van het Omgevingsplan Buitengebied 2016 zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0755.Omgevingsplan2016-ON01.

1.11 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.13 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 Bestaand
  • 1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • 2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

1.15 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.

1.18 Bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 Bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  • a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

1.20 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur.

1.23 Evenement

Een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van publiek voor informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden van vermaak. Onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.

1.24 Faunapassage:

Een bovengrondse en of ondergrondse voorziening die getroffen wordt om de diersoorten te voorzien van een passeermogelijkheid van wegen en/of water.

1.25 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 Gevel

Buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:

  • Voorgevel: de gevel aan de voorzijde van de hoofdmassa van een gebouw, die georiënteerd is ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • Zijgevel: de gevels van de hoofdmassa van een gebouw die haaks staan op de voorgevel.
  • Achtergevel: de gevel van de hoofdmassa van een gebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt.
1.27 Geluidhinder

gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid.

1.28 Grond(en)

de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen.

1.29 Kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.30 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.31 Maaiveld

Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.32 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.33 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.34 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.35 Ondergronds

Beneden het peil.

1.36 Overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.37 Overkapping

Overig bouwwerk, voorzien van een dak;

1.38 Peil
  • a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.39 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.40 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te hoop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.41 Standplaats

Het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren, het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.42 Verbeelding

De plankaart van het plan.

1.43 Voorwerp van beeldende kunst

Door kunst voortgebracht voorwerp, zoals schilderijen en beelden.


Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

De buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.5 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik waaronder in ieder geval ook wordt verstaan:
    • 1. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
    • 2. hobbymatig agrarisch grondgebruik, dierenweide;
    • 3. beweiding door manegepaarden;
    • 4. met dien verstande dat de aanleg van nieuwe fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot Wonen niet is toegestaan;
  • b. waterlopen;
  • c. in- en uitritten bij functies;
  • d. kleinschalig dagrecreatief medegebruik van gronden mits geen onevenredige aantasting van de openheid plaatsvindt;
  • e. nieuwe natuurgebieden en nieuwe landschapselementen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bebouwing

Ten behoeve van de toegelaten functies zijn toegestaan:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waarvoor de maatvoeringen gelden zoals weergegeven in 3.2.2;
  • b. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
  • c. bestaande bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, voor zover de bouwhoogte, oppervlakte of inhoud ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt dan weergegeven in 3.2.2; voor deze bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, geldt de bestaande bouwhoogte, oppervlakte of inhoud als maximum.

3.2.2 Specifieke bouwregels

Voor de ten behoeve van de functie toegelaten bebouwing geldt het volgende:

  • a. perceels- en terreinafscheidingen zijn toegestaan tot een hoogte van 1 meter;
  • b. afscheidingen voor grootvee zijn toegestaan tot 1,25 meter;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor verkeersgeleiding, verlichting, bewegwijzering, abri's, kunstwerken en vergelijkbare noodzakelijke nutsvoorzieningen zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 6 meter;
  • d. hoogspanningsmasten zijn toegelaten tot een hoogte waarbij geen ontoelaatbare verstoring plaats vindt van de radar en/of het vliegverkeer;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van het gebruik zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 4 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 van de planregels voor:

  • a. gebouwen en overkappingen voor onderhoud en beheer, schuilgelegenheden en vergelijkbare voorzieningen ten behoeve van de bestemming natuur, zoals opgenomen in artikel 4.1 met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een maximale goot-en bouwhoogte van respectievelijk 3 meter en 5 meter;
  • b. schuilgelegenheden voor dieren met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 meter en 5 meter;
  • c. hoge teeltondersteunende voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • d. nut en noodzaak van de voorzieningen zijn aangetoond;
  • e. schuilgelegenheden zoals bedoeld onder b:
    • 1. aansluitend op de functie Agrarisch bedrijf - (vollegronds)teeltbedrijf, Agrarisch bedrijf - veehouderij, Agrarisch bedrijf - overig bedrijf of Wonen worden gerealiseerd;
    • 2. uitsluitend mogen worden gerealiseerd, indien op de aansluitende functie Agrarisch bedrijf - (vollegronds)teeltbedrijf, Agrarisch bedrijf - veehouderij, Agrarisch bedrijf - overig bedrijf of Wonen in fysiek opzicht geen effectieve ruimte meer aanwezig is voor de realisering;
    • 3. uitsluitend mogen worden gerealiseerd in een dierenweide met een oppervlakte van ten minste 5.000 m²;
    • 4. uitsluitend mogen worden geplaatst indien voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing die ten minste voldoet aan de beleidsregels zoals opgenomen in bijlage 1;
    • 5. uitsluitend mogen worden geplaatst indien bebouwing en locatie voldoen aan de algemene regels van omgevingskwaliteit.
  • f. voor de voorzieningen als genoemd in lid c de volgende, aanvullende regels gelden:
    • 1. de voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en de continuïteit van het agrarische bedrijf; hierover wordt advies gevraagd aan een agrarische deskundige;
    • 2. bijbehorende voorzieningen zoals een waterbassin zijn toegestaan;
    • 3. kassen zijn niet toegestaan;
    • 4. de voorzieningen dienen aansluitend aan Bebouwd gebied met de functie Agrarisch bedrijf - (vollegronds)teeltbedrijf te worden gerealiseerd;
    • 5. de omvang van de voorzieningen bedraagt per (vollegronds) teeltbedrijf ten hoogste 3 ha;
    • 6. de voorziening mag uitsluitend worden gerealiseerd indien op de aansluitende functie Agrarisch bedrijf - (vollegronds)teeltbedrijf in fysiek opzicht geen effectieve ruimte meer aanwezig is voor de realisering;
    • 7. de voorzieningen doen geen onevenredige afbreuk aan de landschappelijke en ecologische waarden ter plaatse;
    • 8. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing die ten minste voldoet aan de beleidsregels zoals opgenomen in bijlage 1;
    • 9. er is sprake van hydrologisch neutraal ontwikkelen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ander gebruik dan is bepaald in artikel 3.1;
  • b. het opslaan, storten of bergen van zand, specie en andere materialen en producten, behalve wanneer dit noodzakelijk is voor het op de toegelaten functie gerichte gebruik van de gronden

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. afschermend groen en water;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. verkeersvoorzieningen in de vorm van parrkeervoorzieningen, inritten en semiverharde paden.

met bijbehorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op/in de voor "Groen" aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van herplant van te rooien beplanting.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ander gebruik dan is bepaald in artikel 4.1;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik waardoor de afschermende functie van het groen onevenredig afneemt of de natuurlijke kwaliteiten van het groen onevenredig worden aangetast;
  • c. gebruik dat het waterbergend vermogen van de als "Groen" aangeduide gronden verkleind;
  • d. het kappen van bomen en het rooien van houtgewas.

4.4.2 Uitzondering

Het verbod als genoemd in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. tot het het normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de functie behoren;
  • b. strekken tot uitvoering van de natuurcompensatie in het kader van het bestemmingsplan "Randweg Boekel".
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.1 van de planregels voor de werken en werkzaamheden als genoemd in lid a t/m c, indien het uitvoeren van de activiteit geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afschermende werling van het groen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een verkeersfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. de wegas van de randweg uitsluitend mag worden gesitueerd ter plaatse van de figuur 'as van de weg’;
    • 2. de randweg niet meer dan 2 x 1 rijstroken mag bevatten;
  • b. met deze wegen verband houdende voorzieningen (daaronder begrepen bouwwerken, geen gebouwen zijnde), zoals busstroken, op- en afritten, kruisingen/ aansluitingen, parallelwegen, bruggen, viaducten, duikers, tunnels, stuwen, pompkelders, trottoirs, bermen, bermsloten, taluds, verlichting, verkeersregelinstallaties, bewegwijzering, abri’s en telefooncellen, fietskluizen en fietsparkeerplaatsen, evenwel met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • c. langzaamverkeersroutes;
  • d. passeerstroken voor landbouwverkeer;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. watergangen met onderhoudsstroken en waterberging;
  • g. kunstwerken;
  • h. voorwerpen van beeldende kunst;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. wildtunnels en faunapassages;
  • k. overige nutsvoorzieningen;
  • l. overige waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen worden gebouwd.
  • b. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 30 m².
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter.

5.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 meter bedragen, met uitzondering van voorwerpen van beeldende kunst en kunstwerken. Het bepaalde in 5.4.2 is van toepassing;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering maximaal 12 meter bedragen.

5.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het bevorderen van de verkeersveiligheid;
  • b. het bevorderen van de sociale veiligheid;
  • c. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ander gebruik dan is bepaald in artikel 5.1;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

5.4.2 Uitvoering

Bij de uitvoering van de aanleg van de wegen, kunstwerken en andere met deze wegen verband houdende voorzieningen als bedoeld in 5.1 dient voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op nabijgelegen geluidsgevoelige objecten dan wel aan de berekende geluidswaarden, zoals bepaald in het "Akoestisch onderzoek", zoals opgenomen in een bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van deze regels.


Verder mogen bij de uitvoering van de aanleg van de wegen, kunstwerken en andere met deze weg verband houdende voorzieningen als bedoeld in 5.1 geen negatieve effecten plaatsvinden op het grondwater.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting

De gronden die zijn aangeduid met de bestemming "Verkeer" mogen uitsluitend worden gebruikt voor verkeer, indien de realisatie van de landschappelijke inpassingsmaatregelen, zoals opgenomen in bijlage 1, is verzekerd en de duurzame instandhouding ervan is geborgd.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 sub a onder 1 en het bepaalde in 5.4.1 onder a en toestaan dat de wegas maximaal 1 meter naar beide zijden verschoven mag worden, onder de voorwaarde dat uit onderzoek blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet Geluidhinder of andere relevante wetgeving.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;

met bijbehorende voorzieningen zoals taluds, groen en perceelsontsluitingen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Regels voor gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van een goede waterhuishouding, mag ten hoogste 1 meter bedragen.


Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse rioolleiding met een vrijwaringszone ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

7.2 Bouwregels
  • a. Op de in 7.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • b. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het plan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt wordt van de bestaande fundering;
  • c. In afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de vrijwaringszone van de dubbelbestemming "Leiding - Riool" enig bouwwerk te bouwen zonder toestemming van de leidingbeheerder.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. Het permanent opslaan van goederen.

7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod in artikel 7.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;
  • b. tot het normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de functie behoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. strekken tot uitvoering van de aanleg van de randweg conform het bestemmingsplan "Randweg Boekel".

7.4.3 Toetsingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend, mits hiervoor uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat.

7.4.4 Advies

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 7.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

 

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse rioolleiding met een vrijwaringszone ter breedte van 3 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

8.2 Bouwregels
  • a. Op de in 8.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • b. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het plan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt wordt van de bestaande fundering;
  • c. In afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de vrijwaringszone van de dubbelbestemming 'Leiding - Water' enig bouwwerk te bouwen zonder toestemming van de leidingbeheerder.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Vergunningplichte werken en/of werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. Het permanent opslaan van goederen.

8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod in artikel 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;
  • b. tot het normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de functie behoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. strekken tot uitvoering van de aanleg van de randweg conform het bestemmingsplan "Randweg Boekel".

8.4.3 Toetsingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend, mits hiervoor uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat.

8.4.4 Advies

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 8.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 9 Waarde - Aardkundig waardevol

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aardkundige en geomorfologische waarden in het gebied.

9.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag worden gebouwd, zoals is toegestaan in de overige bestemmingen van deze gronden.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werkzaamheden of andere werken uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen zoals afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen of aanleggen van ondergrondse leidingen;
  • c. het aanleggen of veranderen van drainage en het onderbemalen;
  • d. het aanleggen of dempen van sloten, greppels, dammen, stuwen of kleine geïsoleerde wateren;
  • e. het omzetten van grasland (naar bouwland, boomteelt of vaste plantenteelt);
  • f. het wijzigen van de perceelsindeling;
  • g. het aanleggen van mestzakken.

9.3.2 Uitzonderingen

Het verbod in artikel 9.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;
  • b. tot het normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de functie behoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

9.3.3 Toetsingskader

De omgevingsvergunning om van het gestelde verbod af te wijken wordt verleend, indien het uitvoeren van de activiteit geen onevenredige nadelige invloed heeft op de betreffende aardkundige en geomorfologische waarden (wijstgronden, bolle akkers, Peelrandbreuk).

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen welke betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

10.2.2 Toepassingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 10.2.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  • c. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.

10.2.3 Voorschriften aan de omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 10.2.2 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

10.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 10.2.1, 10.2.2 en 10.2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ophogen en ontginnen;
  • b. het aanleggen van drainage;
  • c. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • i. het tot stand brengen en of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • j. het aanleggen of verbreden/verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

10.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. die worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 10.2 van toepassing is;
  • f. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek.

10.3.3 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 10.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

10.3.4 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 10.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

10.3.5 Voorschriften aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 10.3.4, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.


Artikel 11 Waterstaat - Waterlopen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse gelegen waterlopen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van het oprichten van gebouwen binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.


Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden op of in de gronden met deze bestemming de volgende handelingen uit te voeren:

  • a. aanleggen, wijzigen, vervangen of verwijderen van afrastering, bruggen, duikers, kabels, leidingen stuwen of drainage;
  • b. aanleggen, wijzigen, of dempen van een oppervlaktewater;
  • c. het hebben of aanbrengen van (tijdelijke) obstakels;
  • d. het lozen of onttrekken van water op of uit het oppervlaktewater;
  • e. het inrichten, hebben of wijzigen van wandel- en fietsroutes of ruiterpaden;
  • f. recreatief medegebruik.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan van het bepaalde in artikel 11.4 worden afgeweken, mits:

  • a. er sprake is van normaal onderhoud en beheer door, of in opdracht van de beheerder van de watergang;
  • b. recreatief medegebruik geschied zonder winstoogmerk en terplekke niet met verbodsborden is verboden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 4 m onder peil en op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het toestaan dat het bestemmingsvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. toestemming voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 55 m3 zal bedragen;
    • 2. de (nok)hoogte niet meer dan 3,5 meter zal bedragen;
  • d. toestemming voor het vergroten van de (nok)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 meter;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 meter;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en

  • a. de ligging van bestemmingsgrenzen wijzigen, met dien verstande dat:
    • 1. de bij de wijziging betrokken grenzen met niet meer dan 2 m mogen worden verschoven;
    • 2. de belangen en waarden van omliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

16.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het bestemmingsplan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
  • c. lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Randweg Boekel van de gemeente Boekel.