Artikel 12 Algemene gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik voor wonen van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning of overige gebouwen zonder woonbestemming;
het gebruik van gronden als standplaats voor onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel, bedrijf of dienstverlening met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden voor opslag van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met de verwezenlijking van de toegestane bouwwerken en werken;
het gebruik voor het aanwezig op opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan alsmede het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines voer- en vaartuigen.
12.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik voor wonen van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning of overige gebouwen zonder woonbestemming;
het gebruik van gronden als standplaats voor onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel, bedrijf of dienstverlening met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden voor opslag van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met de verwezenlijking van de toegestane bouwwerken en werken;
het gebruik voor het aanwezig op opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan alsmede het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines voer- en vaartuigen.
12.2 Afwijking gebruiksverbod
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 sub b en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 60 m²;
er sprake is van een ruimtelijke eenheid van hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van lid 12.1 sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunningbestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
12.3 Parkeervoorzieningen
Binnen het plangebied dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Hierbij gelden de volgende parkeernormen:
Voor maatschappelijke voorzieningen: 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid.
Voor gestapelde woningen: 1,6 parkeerplaatsen per wooneenheid.
Voor twee-aaneen en vrijstaande woningen: 2 parkeerplaatsen per wooneenheid.