DOCUMENT
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan ‘Molenstraat ’ van de gemeente Best.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0753.molenstraat2010-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aaneengebouwde woning:
woning die deel uitmaakt van bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
aan-huis-verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
achtergevel:
gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel.
achtergevelrooilijn:
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd. indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een op de verbeelding dan wel in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:
bestaat of in uitvoering is;
mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die het-zij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gestapelde woning:
woning die deel uitmaakt van bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen.
halfvrijstaande bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen bestemming als belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel valt aan te merken.
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
omgevingsvergunning voor het aanleggen:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
peil:
voor een gebouw, gelegen op een afstand van 4 m uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;
voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.
perceelsgrens:
de grens van het bouwperceel.
twee-aaneen woning:
woning die deel uitmaakt van bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd.
voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw en indien aanwezig gerelateerd aan de ligging van de voorgevelrooilijn.
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
vrijstaand bijgebouw:
een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
vrijstaande woning:
woning waarbij sprake is van een hoofdgebouw dat vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
werk:
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning/wooneenheid/woonhuis:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
zijgevel:
gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of achtergevel.
zorgwoningen:
zelfstandige woningen die voorzien in begeleid wonen, waar zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, een woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstcentrum.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
afstand tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de bestemmingsgrens.
afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand van de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.
breedte van bouwpercelen:
de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrenzen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gasregelstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden en groen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 4 Dienstverlening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
zakelijke dienstverlening;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:
De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
zorgwoningen ten behoeve van begeleid wonen;
ondergeschikte kantooractiviteiten;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet meer en niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)'.
Het aantal zorgwoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
5.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen;
fiets- en voetpaden;
bermen en beplanting;
parkeerplaatsen;
speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bij de bestemming behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen.
De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 10 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 7 Wonen - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woonhuizen;
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang';
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per bouwperceel is ten hoogste één woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, tenzij anders is aangegeven.
De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen gebouwd worden.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, met inachtneming van de volgende regels:
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².
De afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.
De afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen.
De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:
ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ alleen bij de eindwoning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: ten minste 3 m;
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ten minste 0 m.
Indien de bestaande afstand van een eindwoning tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan 3 m, dan geldt deze bestaande afstand als minimale afstand.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 1' mag de goothoogte van maximaal 30% van de breedte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 9 m.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang' mag de hoogte van de onderdoorgang niet minder bedragen dan 3 m over de volledige breedte.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geen bijgebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande bijgebouwen.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.
De gronden buiten het bouwvlak, die zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, bedraagt per perceel niet meer dan voor:
percelen kleiner dan 300 m²: 70 m²;
percelen gelijk aan of groter dan 300 m²: de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m².
De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 30 m².
Per grondgebonden woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen gebouwd worden.
Per gestapelde woning mag niet meer dan 1 vrijstaand bijgebouw gebouwd worden.
De goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte gelijk aan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.2.3 Kleine hobbyruimten
Voor het bouwen van kleine hobbyruimten van lichte constructie gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van kleine hobbyruimten van lichte constructie, zoals duivenhokken, volières, buitenrennen en kassen, mag niet meer bedragen dan 10 m².
De bouwhoogte van kleine hobbyruimten van lichte constructie mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
De carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd.
De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
De oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen.
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
een goede woonsituatie;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:
De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag uitsluitend geparkeerd worden, met uitzondering van bestaande bijgebouwen.
Artikel 8 Wonen - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woonhuizen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen twee-aaneen woningen gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen gebouwd worden.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, met inachtneming van de volgende regels:
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².
De diepte mag niet meer bedragen dan 0,90 m.
De breedte mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel.
De afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.
De afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 2' mag de goothoogte van een aaneengesloten deel van maximaal 25% van de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 13 m.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 3' mag van een aaneengesloten deel van maximaal 33% van de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 17 m, met dien verstande dat de afstand van het deel van het hoofdgebouw met de hogere goothoogte tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 20 m.
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet meer en niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)'.
De breedte van een hoofdgebouw:
bij twee-aaneen woningen mag niet meer bedragen dan 7 m;
bij vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
De diepte van een hoofdgebouw:
bij twee-aaneen woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
bij vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 15 m.
Ondergrondse parkeergarages zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van inritten.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bouwmogelijkheden' moet bij de realisering van de toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder dan wel de van toepassing zijnde vastgestelde Hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.
De gronden die zijn gelegen achter de achtergevellijn mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt per perceel niet meer dan voor:
percelen kleiner dan 300 m²: 50 m²;
percelen gelijk aan of groter dan 300 m²: de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m².
De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m².
Per grondgebonden woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen gebouwd worden.
Per gestapelde woning mag niet meer dan 1 vrijstaand bijgebouw gebouwd worden.
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.2.3 Kleine hobbyruimten
Voor het bouwen van kleine hobbyruimten van lichte constructie gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van kleine hobbyruimten van lichte constructie, zoals duivenhokken, volières, buitenrennen en kassen, mag niet meer bedragen dan 10 m².
De bouwhoogte van kleine hobbyruimten van lichte constructie mag niet meer dan 5 m bedragen.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
De carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
In afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bouwmogelijkheden' de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 3 m.
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
een goede woonsituatie;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:
De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 9 Leiding - Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de gasvoorziening dient te zijn gewaarborgd.
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
9.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
Diepploegen.
Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
9.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit de onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning :
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
10.3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
10.3.1 Aanlegverbod
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen.
Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
10.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik voor wonen van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning of overige gebouwen zonder woonbestemming;
het gebruik van gronden als standplaats voor onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel, bedrijf of dienstverlening met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden voor opslag van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met de verwezenlijking van de toegestane bouwwerken en werken;
het gebruik voor het aanwezig op opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan alsmede het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines voer- en vaartuigen.
12.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het gebruik voor wonen van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning of overige gebouwen zonder woonbestemming;
het gebruik van gronden als standplaats voor onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel, bedrijf of dienstverlening met uitzondering van de gronden waarvoor dit expliciet is toegestaan op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2;
het gebruik van gronden voor opslag van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met de verwezenlijking van de toegestane bouwwerken en werken;
het gebruik voor het aanwezig op opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan alsmede het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines voer- en vaartuigen.
12.2 Afwijking gebruiksverbod
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 sub b en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 60 m²;
er sprake is van een ruimtelijke eenheid van hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van lid 12.1 sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunningbestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
12.3 Parkeervoorzieningen
Binnen het plangebied dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Hierbij gelden de volgende parkeernormen:
Voor maatschappelijke voorzieningen: 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid.
Voor gestapelde woningen: 1,6 parkeerplaatsen per wooneenheid.
Voor twee-aaneen en vrijstaande woningen: 2 parkeerplaatsen per wooneenheid.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
13.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen’ geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, niet is toegestaan.
13.2 veiligheidszone - gasregelstation
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - gasregelstation’ mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
de onder a tot en met f genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
15.1 Wro-zone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemming te veranderen van 'Dienstverlening' en 'Bedrijf - Nutsbedrijf' naar 'Wonen' inclusief bouw- en gebruiksregels mits:
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
de wijziging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
de wijziging inpasbaar is in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
de goothoogte niet meer bedraagt dan 7 m;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m.
15.2 Verwijderen veiligheidszone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de aanduidingen 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' en/of 'veiligheidszone - gasregelstation' te verwijderen, mits:
het nutsbedrijf waar de zones bij horen zijn bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd;
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.
15.3 Verwijderen Leiding - Gas
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' geheel of gedeeltelijk te verwijderen of te veranderen, mits:
de betreffende gasleidingen niet meer in gebruik zijn;
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.
Artikel 16 Overige regels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
16.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behouden ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Molenstraat’.
Rosmalen, november 2010 Vastgesteld: 1 november 2010