Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gasregelstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden en groen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 4 Dienstverlening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
zakelijke dienstverlening;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:
De gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
zorgwoningen ten behoeve van begeleid wonen;
ondergeschikte kantooractiviteiten;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet meer en niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)'.
Het aantal zorgwoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
5.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen;
fiets- en voetpaden;
bermen en beplanting;
parkeerplaatsen;
speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bij de bestemming behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen.
De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 10 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 7 Wonen - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woonhuizen;
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang';
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per bouwperceel is ten hoogste één woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, tenzij anders is aangegeven.
De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen gebouwd worden.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, met inachtneming van de volgende regels:
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².
De afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.
De afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen.
De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:
ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ alleen bij de eindwoning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: ten minste 3 m;
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ten minste 0 m.
Indien de bestaande afstand van een eindwoning tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan 3 m, dan geldt deze bestaande afstand als minimale afstand.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 1' mag de goothoogte van maximaal 30% van de breedte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 9 m.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang' mag de hoogte van de onderdoorgang niet minder bedragen dan 3 m over de volledige breedte.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geen bijgebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande bijgebouwen.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.
De gronden buiten het bouwvlak, die zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, bedraagt per perceel niet meer dan voor:
percelen kleiner dan 300 m²: 70 m²;
percelen gelijk aan of groter dan 300 m²: de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m².
De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 30 m².
Per grondgebonden woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen gebouwd worden.
Per gestapelde woning mag niet meer dan 1 vrijstaand bijgebouw gebouwd worden.
De goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte gelijk aan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.2.3 Kleine hobbyruimten
Voor het bouwen van kleine hobbyruimten van lichte constructie gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van kleine hobbyruimten van lichte constructie, zoals duivenhokken, volières, buitenrennen en kassen, mag niet meer bedragen dan 10 m².
De bouwhoogte van kleine hobbyruimten van lichte constructie mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
De carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd.
De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
De oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen.
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
een goede woonsituatie;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:
De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag uitsluitend geparkeerd worden, met uitzondering van bestaande bijgebouwen.
Artikel 8 Wonen - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woonhuizen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen twee-aaneen woningen gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen gebouwd worden.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, met inachtneming van de volgende regels:
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².
De diepte mag niet meer bedragen dan 0,90 m.
De breedte mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel.
De afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw.
De afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 2' mag de goothoogte van een aaneengesloten deel van maximaal 25% van de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 13 m.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 3' mag van een aaneengesloten deel van maximaal 33% van de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 17 m, met dien verstande dat de afstand van het deel van het hoofdgebouw met de hogere goothoogte tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 20 m.
De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
De dakhelling van het hoofdgebouw mag niet meer en niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)'.
De breedte van een hoofdgebouw:
bij twee-aaneen woningen mag niet meer bedragen dan 7 m;
bij vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
De diepte van een hoofdgebouw:
bij twee-aaneen woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
bij vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 15 m.
Ondergrondse parkeergarages zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van inritten.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bouwmogelijkheden' moet bij de realisering van de toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder dan wel de van toepassing zijnde vastgestelde Hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden.
De gronden die zijn gelegen achter de achtergevellijn mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt per perceel niet meer dan voor:
percelen kleiner dan 300 m²: 50 m²;
percelen gelijk aan of groter dan 300 m²: de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m².
De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m².
Per grondgebonden woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen gebouwd worden.
Per gestapelde woning mag niet meer dan 1 vrijstaand bijgebouw gebouwd worden.
De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.2.3 Kleine hobbyruimten
Voor het bouwen van kleine hobbyruimten van lichte constructie gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van kleine hobbyruimten van lichte constructie, zoals duivenhokken, volières, buitenrennen en kassen, mag niet meer bedragen dan 10 m².
De bouwhoogte van kleine hobbyruimten van lichte constructie mag niet meer dan 5 m bedragen.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
De carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
In afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bouwmogelijkheden' de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 3 m.
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
een goede woonsituatie;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende bepalingen:
De vloeroppervlakte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte tot een maximum van 80 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 9 Leiding - Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)-regels– uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de gasvoorziening dient te zijn gewaarborgd.
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
9.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
Diepploegen.
Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
9.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit de onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning :
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
10.3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
10.3.1 Aanlegverbod
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen.
Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
10.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.