direct naar inhoud van Regels
Plan: Oirschotseweg 102 en 100a Best
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.bpoirsweg100Aen102-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Oirschotseweg 102 en 100a Best' met identificatienummer NL.IMRO.0753.bpoirsweg100Aen102-VG01 van de gemeente Best.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

Een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.7 achterfgebied:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en gelegen is achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met de weg waaraan de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen.

1.8 afhankelijke woonruimte (mantelzorg):

Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met en behoort bij de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.9 agrarisch bedrijf:

Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van landbouwhuisdieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf.

1.10 agrarische bodemexploitatie

Het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren.

1.11 archeologische/cultuurhistorische waarde:

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.

1.12 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingsconcentratie

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.15 beperkingen veehouderij

Gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.

1.16 bestaand
  • a. t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan Oirschotseweg 102 en 100a Best, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip onherroepelijk verleende omgevingsvergunning;

  • b. t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorende voorzieningen:

Voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik van de bestemming.

1.20 bijgebouw:

Gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel:

Aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen worden geconcentreerd, en dat bestaat uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 bouwwijze:

De wijze van bouwen van een woning, waarbij sprake is van vrijstaande, twee aaneengebouwde of meerdere aaneengebouwde dan wel gesplitste woningen; de bouwwijze wordt bepaald door de mate waarop het hoofdgebouw direct verbonden is met een ander hoofgebouw, dan wel indien het hoofdgebouw gesplitst is in twee of meerdere zelfstandige wooneenheden.

1.28 carport:

Een overkapping voor de overdekte stalling van motorvoertuigen.

1.29 dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.30 deskundige:

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologisch deskundige, erfgoeddeskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een webwinkel, zonder toonbankfunctie wordt niet als detailhandel aangemerkt.

1.32 erfbeplanting:

Visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen, op de rand of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.33 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke

1.34 functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidgevoelige ruimte:

Een geluidgevoelige ruimte is een verblijfsruimte of verblijfsgebied van een gebouw met een woonfunctie. Ook een bijeenkomstfunctie die een nevengebruiksfunctie is van een woonfunctie van een verzorgingshuis (bijvoorbeeld een recreatiezaal) is een geluidgevoelige ruimte.

1.37 geurgevoelig object:

Object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij.

1.38 hoofdfunctie:

Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

1.39 hoofdgebouw:

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.40 huishouden:

Een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

1.41 kamerverhuur:

Het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.

1.42 kernrandzone:

Overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.

1.43 kleinschalige bedrijvigheid:

Het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder wordt mede begrepen consumentenverzorging.

1.44 kleinschalige overnachting

Een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf en eventueel het serveren van ontbijt, waarvoor een vergoeding wordt betaald.

1.45 landschappelijke waarden en kenmerken:

Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.46 lawaaisporten:

Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hieronder niet verstaan.

1.47 LIR:

Landschapsinvesteringsregeling (LIR) 2019 gemeente Best, en opvolgende beleidsregels, waarin, met betrekking tot de beoordeling van initatiatieven, de verschillende vormen van bijdragen aan de kwaliteit van het landschap zijn voorgeschreven.

1.48 mantelzorg:

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende (fysiek, psychisch en/of sociaal) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt.

1.49 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand.

1.50 peil:
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.51 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.52 permanente bewoning:

Het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.54 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.55 recreatief medegebruik:

Een recreatief gebruik van gronden dan ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.

1.56 ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

1.57 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.59 toename van stikstofemissie:
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie door het gebruik van gronden en bouwwerken wanneer de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) meer bedraagt dan de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van gronden en bouwwerken, voorafgaand aan de vaststelling van het plan.
  • b. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken voorafgaand aan de vaststelling van het plan, een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
  • c. Als uitzondering op lid a en lid b van deze bepaling geldt het volgende:

er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:

    • 1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van betreffende gronden en bouwwerken bedraagt maximaal de emissie( N/kg/jaar*) afkomstig van de betreffende gronden en bouwwerken conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 of met toepassing van de overeenkomstige regeling uit de Wet natuurbescherming dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.

De bedoelde vergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 6 Natuurvergunningen

    • 1. de toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van een toename van stikstofemissie zoals bedoeld in lid a en lid b van deze bepaling, kleiner is dan 0,005 mol/ha/jaar.

* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.

1.60 voorgevel:

De gevel van de voorzijde van een gebouw.

1.61 voorgevellijn:

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.62 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voor voorzieningen, die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.

1.63 werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.64 woning:

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor de huisvesting van één huishouden met daarbij niet bedrijfsmatige kamerverhuur van maximaal 2 personen, danwel voor de huisvesting van maximaal 4 personen, die geen gezamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruikmaken van de voorzieningen als ware het één huishouden. In het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon. Binnen een woning is sprake van één zelfstandige wooneenheid, dat wil zeggen één eenheid waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat die eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke) en een eigen huisnummer.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de (bouw)hoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de oppervlakte van zonnepanelen:

De oppervlakte van geplaatste of geinstalleerde zonnepanelen is de netto oppervlakte loodrecht gemeten vanuit de lucht.

2.7 de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de bestemmingsgrens.

2.8 de afstand tot de bouwperceelsgrens:

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.9 de afstand tot de weg:

de afstand tussen de bebouwing en de as van de weg.

2.10 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.11 De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren.

2.12 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.13 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, waarbij hobbymatig gebruik van de gronden rondom en aansluitend aan de de bestemming Wonen is toegestaan;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor het behoud, de herstel en de duurzame ontwikkeling van de landschappelijke inpassing zoals omschreven in Bijlage 3;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen.

3.1.2 Nadere detailering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

  • a. Teeltondersteunende voorzieningen
    • 1. Binnen deze bestemming zijn geen teelltondersteunende voorzieningen of andere voorzieningen (zoals mestopslag/waterbassins) ten behoeve van agrarisch bodemexploitatie toegestaan.
  • b. Hobbymatig gebruik
    • 1. Het genoemde hobbymatig gebruik van de agrarische gronden is uitsluitend toegestaan binnen een contour van 50 m rondom en aansluitend aan de in 3.1.1 genoemde bestemmingen, en mag uitsluitend bestaan uit hobbymatig agrarisch gebruik, zoals bijvoorbeeld voor het laten grazen van paarden en andere dieren of een boomgaard met dien verstande dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet is toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend open erfafscheidingen zijn toegestaan, alsmede eenvoudige voorzieningen voor recreatief medegebruik, zoals prullenbakken, bankjes, bewegwijzering.
  • b. Verlichting is niet toegestaan tenzij het bestaande verlichting betreft met de bestaande hoogte als maximum.
  • c. De bouwhoogte van de voorzieningen voor recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 3,5 m; de bouwhoogte van de open erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking ander type bouwwerk

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teineinde een ander type bouwwerk toe te staan, tot een hoogte van maximaal 4 m, onder de voorwaarde dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van landschappelijke en/of hydrologische waarden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt;
  • b. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen, alsmede voor lawaaisporten;
  • c. gewasbeschermingsmiddelen voor fruit- en boomteelt op een afstand van minder dan 50 m van bestemmingsvlakken van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor reeds bestaande fruit- en boomteelt is toegestaan;
  • d. buitenopslag;
  • e. het (half)verharden van onverharde wegen en paden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinere spuitvrije zone

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 teneinde een een kleinere afstand aan te houden tussen boom- en/of fruitteelt en voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand is door middel van locatiespecifiek onderzoek onderbouwd, eventueel door middel van het aanbrengen/ treffen en instandhouden van driftreducerende maatregelen.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m².

3.6.2 Uitzonderingen

Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3 Toelaatbaarheid

De in 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de agrarische gronden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning met de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels;
  • d. behoud van het landelijke straatbeeld ter plaatse van aanduiding 'openheid'

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen voor verkeer en verblijf, wegen en paden; tuinen en erven; parkeervoorzieningen; erfontsluitingen; groenvoorzieningen (en landschapselementen); water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.1.2 Nadere detailering bestemmingsomschrijving
  • a. Aantal woningen

Voor woningen gelden de volgende bepalingen:

    • 1. Het bestaand aantal woningen mag niet toenemen, met uitzondering van:
      • nieuwbouw voor maximaal 1 woning toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte 1';
      • gebruiken van het pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte 2' als één woning.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Vervangende nieuwbouw van een woning en nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte 1' mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken. Waarbij het bepaalde in artikel 4.1.2 ten aanzien van het aantal toegestane woningen in acht genomen moet worden.
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m³).
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m).

4.2.2 Bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen gelden per woning de volgende bepalingen:

  • a. Aan- uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel worden gebouwd binnen een bouwvlak tenminste 2 meter achter de voorgevel van de woning als ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. Bestaande bijgebouwen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mogen behouden blijven;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50% van het gebied waar bijgebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van sub a.
  • d. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m van de erfbeplanting ten behoeve van landschappelijke inpassing zoals beschreven in Bijlage 3 Beplantingsplan te worden gebouwd;
  • e. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, indien de bestaande goothoogte hoger is, dan geldt de bestaande hoogte als maximum;
  • f. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, indien de bestaande bouwhoogte hoger is, dan geldt de bestaande hoogte als maximum;

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor en 2 m achter de voorgevellijn.
  • b. voor carports en overkappingen, behorende bij de woning, geldt het volgende:
    • 1. uitsluitend toegestaan binnen aanduiding 'bijgebouwen' of bouwvlak.
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. totale oppervlakte per woning, mag niet meer bedragen dan 50 m2 met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen inclusief overkappingen/carporten in totaal maximaal 150 m2 mag bedragen.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • d. Voor onoverdekte zwembaden geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 teneinde een oppervlaktemaat van maximaal 300 m2, en zo nodig een grotere bouwhoogte, aan bijgebouwen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. hierbij vindt geen onevenredige aantasting plaats van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. bij een grotere oppervlakte aan bijgebouwen wordt de overtollige bebouwing gesloopt, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet voor sloop in aanmerking komt;
  • c. voor wat betreft de oppervlakte bijgebouwen kan worden toegestaan 100 m2, vermeerderd met 50% van het te slopen meerdere van 100 m2 aan bijgebouwen en voormalige bedrijfsgebouwen dat voor de sloop aanwezig was, met een maximum van in totaal 300 m2 aan bijgebouwen;
  • d. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR) van de gemeente Best.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b en c kan een oppervlakte van maximaal 300 m2 voor bijgebouwen worden toegestaan zonder sloopverplichting, waarbij voldaan dient te worden aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR) van de gemeente Best.

4.3.2 Verplaatsing van de woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het verplaatsen van de woning, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de stedenbouwkundige structuur en verkeersveiligheid.
  • b. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. Aangetoond dient te worden dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving en gemeentelijk beleid op het gebied van geluid, geurhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten en externe veiligheid.
  • d. De in het gebied aanwezige waarden, waaronder cultuurhistorische waarden, mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • e. Er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR).

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt;
  • b. kleinschalige overnachting, behoudens bestaande kleinschalige overnachtingen;
  • c. detailhandel.

4.4.2 Aan huis verbonden beroep

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan huis verbonden beroepen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De vloeroppervlakte voor aan huis verbonden beroepen in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  • b. Uitsluitend beroepsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst aan huis verbonden beroepen, zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst beroep aan huis.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.

4.4.3 Openheid

Aan de gronden met de bestemming "Wonen" is de functieaanduiding "openheid" toegekend. Ingevolge artikel 4.4.3, , van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden ter plaatse van de functieaanduiding "openheid" bestemd voor het behoud, de versterking en de ontwikkeling van de stedenbouwkundige waarden, in het bijzonder het straatbeeld met vrijstaande woningen in een landelijke bouwstijl. Ingevolge Artikel 4, lid 4.2.2, aanhef en onder c, lid 4.2.3, aanhef en onder a, van de planregels is het bouwen van bouwwerken, bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "openheid". Verder dienen de gronden ter plaatse van de aanduiding "openheid" niet te worden beschouwd als erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

4.4.4 Voorwaardelijke verplichting aanvullend geluidsonderzoek

Voorwaardelijke verplichting geluid

Het oprichten of het verbouwen van hoofdgebouwen en het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van gebouwen en percelen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen – ruimte voor ruimte 1' en specifieke vorm van wonen -ruimte voor ruimte 2' conform de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan als wordt voldaan aan het hogere waarde besluit van 28 augustus 2023 en de daaraan verbonden voorwaarden zoals opgenomen in Bijlage 7.

4.4.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing en gronden is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing binnen 24 maanden na het in werking treden van het bestemmingsplan is aangebracht en in stand wordt gehouden op de wijze zoals is aangegeven in Bijlage 3 Beplantingsplan, of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd.

4.4.6 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing en de gronden is alleen toegestaan indien er per woning 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd en in stand gehouden.

4.4.7 Voorwaardelijke verplichting slopen

Het in gebruiken nemen van de gronden ten behoeve van de bestemming 'Wonen' is uitsluitend toegestaan nadat de overtollige bebouwing zoals aangegeven op Bijlage 4 Voorwaardelijke verplichting te slopen bebouwing is verwijderd. Opstallen dienen uiterlijk één jaar na het in werking treden van het bestemmingsplan te zijn verwijderd.

4.4.8 Voorwaardelijke verplichting water

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing en gronden is alleen toegestaan indien de totale waterbergingsvoorziening ten minste 0,06 m³ per 1 m² toegevoegd bebouwd oppervlak of verharding bedraagt en duurzaam in stand wordt gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Kleinschalige bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 4.4.1 voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige bedrijvigheid, mits:

  • a. de bedrijvigheid mag worden gevestigd in de woning en/of een bijbehorend bijgebouw, voorzover dit past binnen de vigerende bouwregels die voor de woning en bijgebouwen gelden,
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • c. er vindt geen detailhandel plaats;
  • d. het gebruik leidt niet tot een onevenredige aantasting van het woonklimaat;
  • e. het uitsluitend een bedrijfsactiviteit betreft welke voorkomt in, of gelijk te stellen is aan de lijst kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in Lijst kleinschalige bedrijvigheid(niet limitatieve lijst), alsmede inpandige statische opslag;
  • f. er vindt geen buitenopslag plaats;
  • g. de omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 100 m²;
  • h. er worden geen reclame-uitingen geplaatst, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
  • i. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.

4.5.2 Kleinschalige overnachting

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 4.4.1teneinde een voorziening voor kleinschalige overnachting toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorziening mag worden gevestigd in de woning en/of een bijbehorend bijgebouw, voorzover dit past binnen de vigerende bouwregels die voor de woning en bijgebouwen gelden;
    • 1. de voorziening is kleinschalig en ondergeschikt aan de woonfunctie:
    • 2. het aantal kamers bedraagt maximaal 5;
    • 3. het aantal gasten per nacht bedraagt maximaal 10;
  • b. de oppervlakte die voor kleinschalige overnachting mag worden gebruikt, bedraagt maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw van de woning, tot een maximum van 150 m2. Indien de woning en/of een bijbehorend bijgebouw ook worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijvigheid, gelden genoemd percentage en oppervlakte als maximum voor het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijvigheid en kleinschalige overnachting samen;
  • c. de voorziening mag geen belemmering vormen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende (bedrijfs)percelen;
  • d. ter plaatse is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd;
  • e. permanente bewoning van de voorziening is niet toegestaan. Dit betekent dat de maximale verblijfsduur voor eenzelfde persoon of groep van personen 4 aaneengesloten maanden per keer bedraagt, en maximaal 122 nachten per jaar;
  • f. de voorziening wordt geëxploiteerd door de hoofdbewoner of eigenaar van de betreffende woning, die op het adres van het pand is ingeschreven in het GBP. De hoofdbewoner of eigenaar dient tijdens het nachtverblijf op het adres aanwezig te zijn;
  • g. er wordt voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen 2022', gerealiseerd, met dien verstande dat het bevoegd gezag hiervan kan afwijken indien strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Indien de 'Nota Parkeernormen 2022' wordt gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

4.5.3 Meergeneratiewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen door af te wijken van het bepaalde in 4.4.1 voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning, teneinde een tweede huishouden te voeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van het wonen van meerdere generaties bij elkaar, uitsluitend in de 1e lijn;
  • b. het is alleen toegestaan indien een van de bewoners 60 jaar of ouder is;
  • c. het dient te passen binnen de bouwregels van dit bestemmingsplan dan wel de vergunningvrije bouwregels;
  • d. er mag maximaal 100 m2 door het tweede huishouden in gebruik worden genomen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c kan binnen het bouwvlak een tijdelijke woonunit van maximaal 100 m² worden toegestaan op een maximale afstand van 25 meter tot de woning;
  • f. er blijft planologisch-juridisch sprake van één woning;
  • g. zodra één van de generaties niet meer verblijft in het pand/op het perceel, dient de (bouwkundige) voorziening c.q. tijdelijke woonunit voor het 2e huishouden te worden verwijderd;
  • h. er mag geen kadastrale splitsing plaatsvinden;
  • i. aan het gebruik in relatie tot het wonen kan nimmer het recht worden ontleend voor een planologisch-juridisch gebruik als twee (zelfstandige) woningen;
  • j. aan het gebruik kan nimmer het recht worden ontleend op woningsplitsing;
  • k. wanneer in de toekomst mantelzorg noodzakelijk is, dan wordt het gedeelte dat c.q. de (bouwkundige) voorziening c.q. tijdelijke woonunit die bestemd is voor het tweede huishouden gebruikt ten behoeve van deze mantelzorgbehoefte;
  • l. indien het tweede huishouden in een ander gebouw verblijft dan de bedrijfswoning, dan gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
    • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen; waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 2. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • m. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregeling (LIR);
  • n. indien gebruik wordt gemaakt van een tijdelijke woonunit (onder e) is juridisch en financieel geborgd dat de voorzieningen na afloop van het gebruik worden verwijderd.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

5.1.2 Meerdere archeologische dubbelbestemmingen

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

5.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 4' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  • a. met een oppervlakte van maximaal 500 m2, of;
  • b. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  • c. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voorkomende bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

5.4.2 Bouwverbod

Indien uit het (archeologisch) onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 5.4.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

5.4.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking van de bouwregels als bedoeld in 5.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door afwijking van de bouwregels geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • i. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;

indien de oppervlakte van het werk of de werkzaamheden groter is dan 500 m2.

5.5.2 Uitzonderingen

Het in 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. voor zover het in 5.5.1 onder 1 genoemde werken en werkzaamheden betreft, worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch' en een verstoringsdiepte hebben van minder dan 0,5 m onder maaiveld.

5.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de in 5.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, en
  • b. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld, of;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voor zover de in 5.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

5.5.4 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 5.5.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 500 m2 en de diepte meer dan 0,3 m onder maaiveld bedraagt, met dien verstande dat deze toegestane verstoringsdiepte ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch' maximaal 0,5 m bedraagt.

5.6.2 Nadere eisen

Aan de omgevingsvergunning voor slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden verbonden dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologische partij.

5.6.3 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.6.1 met dien verstande dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien sloop onevenredige aantasting van de archeologische waarden tot gevolg heeft.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging verbeelding

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4':

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3 of 5';
  • d. wordt verwijderd.

5.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder 5.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid.

7.2 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingswet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, met dien verstande dat het gebouw is opgericht ten behoeve van een uit de huidige (of vergelijkbare) bestemming voortvloeiende functie.

7.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen (bouwen beneden peil) gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan ter plaatse van een (bedrijfs) woning;
  • b. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemeen

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemmingen.

8.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. de verkoop van softdrugs;
  • c. het gebruik van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning;
  • d. het gebruik van gebouwen voor kleinschalige overnachting;
  • e. evenementen, anders dan evenementen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan;
  • f. kleinschalig kamperen
  • g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Luchtvaartverkeerszone - ihcs en invliegfunnel

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ihcs en invliegfunnel' ten behoeve van een obstakelvrij start- en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de inBijlage 5 Luchtvaartzone lhcs en invliegfunnel aangegeven waarde (uitgedrukt in meters boven NAP) overschrijdt,

9.2 Overige zone - beperkingen veehouderij

Op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is:

  • a. uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet zijn toegestaan, met uitzondering van een grondgebonden veehouderij
  • b. toename van de bestaande bebouwing ten behoeve van een veehouderij, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), niet is toegestaan.

9.3 Vrijwaringszone - radar

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 90 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • b. van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • c. van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane (nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale hoogte van schoorstenen 15 meter bedraagt.
  • d. van de regels ten behoeve van het plaatsen dan wel installeren van zonnepanelen:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2 ;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 3. aangetoond is dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen op het deel van het erf te realiseren waar zonnepanelen (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling) rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 4. de omvang van de grondopstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de eigen energiebehoefte;
    • 5. de grondopstelling en de situering van de bebouwing compact en geconcentreerd is vormgegeven op het achtererfgebied. Indien is aangetoond dat plaatsing op dit achtererfgebied ook ondoelmatig is, kan de grondopstelling aansluitend aan de achterste grens van het achtererfgebied geplaatst worden;
    • 6. er is voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar beplantingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken;
    • 7. er geen bomen moeten worden gekapt ten behoeve van het (beter) functioneren van de zonnepanelen;
    • 8. de archeologische, aardkundige, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 9. aangetoond moet worden dat er geen onaanvaardbare hinder door schittering ontstaat, zodat afgewogen kan worden of de grondopstelling aanvaardbaar is voor de omgeving;
    • 10. de grondopstelling niet gebruikt wordt voor opslagdoeleinden.

de afwijking als bedoeld onder a t/m d is niet toegestaan indien en voorzover de afwijking strijdig is met de provinciale Interim Omgevingsverordening of opvolger daarvan.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
  • e. de wijziging als bedoeld onder a t/m d is niet toegestaan indien en voorzover de wijziging strijdig is met de provinciale Interim Omgevingsverordening of opvolger daarvan.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeren
12.1.1 Parkeernormen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw, of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking of bij vaststelling van een wijzingsplan staat vast dat voldaan wordt aan de normen en eisen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen 2022'. of de op dat moment vastgestelde actualisatie van de gemeentelijke parkeernota.

12.1.2 Afwijken parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van de nota als bedoeld in 12.1.1 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.

12.2 Regels met betrekking tot geluidsgevoelige objecten
12.2.1 Nieuwbouw of herbouw woningen en andere geluidsgevoelige objecten

Ten aanzien van nieuwbouw of herbouw van woningen en andere geluidgevoelige objecten geldt dat dit uitsluitend is toegestaan als:

  • a. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 33 dB te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van weg-, spoorweg en vlieglawaai;
  • b. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 35 dB(A) te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van industrielawaai;
  • c. De verblijfsruimten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe of aan de minst geluidbelaste zijde gerealiseerd worden;
  • d. De woning minimaal één geluidluwe zijde heeft;
  • e. De woning een geluidluwe buitenruimte heeft;
  • f. Omliggende bedrijven en voorzieningen niet in onevenredige mate worden beperkt in hun bedrijfsvoering.

12.2.2 Toevoegen van geluidgevoelige ruimten bij bestaande woningen en andere geluidgevoelige objecten

Ten aanzien van het toevoegen van geluidgevoelige ruimten bij bestaande woningen en andere geluidgevoelige objecten geldt dat dit uitsluitend is toegestaan als:

  • a. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 33 dB te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van weg-, spoorweg- en vlieglawaai;
  • b. De karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende is om in geluidgevoelige ruimten van woningen een geluidbelasting van ten hoogste 35 dB(A) te realiseren. Dit geldt voor de geluidbelasting afkomstig van industrielawaai;
  • c. Nieuwe verblijfsruimten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe of aan de minst geluidbelaste zijde gerealiseerd worden;
  • d. Omliggende bedrijven en voorzieningen niet in onevenredige mate worden beperkt in hun bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Oirschotseweg 102 en 100a Best'.