direct naar inhoud van Regels
Plan: Esdoornhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.bpesdoornhof-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Esdoornhof met identificatienummer NL.IMRO.0753.bpesdoornhof-VG01 van de gemeente Best.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aaneen gebouwde woning:

woning die deel uitmaakt van bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.

1.8 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.9 achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel.

1.10 achtergevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.11 afhankelijke woonruimte (met betrekking tot mantelzorg):

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.12 archeologische/cultuurhistorische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.13 archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die voldoet aan de kwalificaties van de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.14 archeologische verwachting

aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten; de trefkans of verwachting kan uiteen lopen van geen tot laag tot zeer hoog.

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding dan wel in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, binnen bestaande gebouwen, gevestigd in een woning of bijgebouw en geëxploiteerd door de hoofdbewoner(s) van het betreffende woonhuis, waarbij de bed & breakfastvoorziening zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.18 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.20 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:

  • a. bestaat of in uitvoering is;
  • b. mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.
1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijgebouw:

gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 (bouw)perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 carport:

een overkapping voor de overdekte stalling van motorvoertuigen.

1.32 definitief archeologisch onderzoek

opgraving of definitief onderzoek wordt uitgevoerd door een partij die beschikt over een opgravingsvergunning verstrekt door de Minister van OCW en werkend volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.33 deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een webwinkel, zonder toonbankfunctie wordt niet als detailhandel aangemerkt.

1.35 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.36 eindwoning:

een woning, die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, en die met de andere woningen in die rij slechts aan één zijde is verbonden.

1.37 erkende archeologische partij

een archeologische dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.38 gasten

recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geschakelde woning

woning(en) waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden gebouwd.

1.41 grondgebonden woning:

alle soorten woningen, niet zijnde een woning die onderdeel uitmaakt van gestapelde bebouwing.

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen of bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.43 horeca:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

  • a. horecabedrijf categorie A:
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
  • b. horecabedrijf categorie B:
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
  • c. horecabedrijf categorie C:
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
  • d. horecabedrijf categorie D:
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
  • e. horecabedrijf categorie E:
    een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek.
1.44 huishouden

een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.

1.45 inventariserend archeologisch onderzoek

Onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Het inventariserend archeologisch onderzoek kan uit diverse stappen bestaan als bureauonderzoek, verkennend -, karterend - en waarderend inventariserend veldonderzoek met als doel vast te stellen of er archeologische resten aanwezig zijn in een plangebied en of deze behoudenswaardig zijn.

1.46 kap:

een dak of een gedeelte daarvan, dat bestaat uit hellende dakvlakken.

1.47 kleinschalige bedrijvigheid:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder mede begrepen consumentenverzorging.

1.48 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.49 patiowoning

een specifiek type eengezinswoning waarbij de (bepalende) buitenruimte geheel of gedeeltelijk is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en /of muren.

1.50 peil:
  • a. voor een gebouw, gelegen op een afstand van maximaal 4 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil.
1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.54 voorgevel:

de gevel die is gekeerd naar de weg waarop het gebouw is georiënteerd.

1.55 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.56 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw dat niet aan het hoofdgebouw verbonden is en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.57 vrijstaande woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.58 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.59 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.60 werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.61 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, danwel voor de huisvesting van maximaal 4 personen , die geen gezamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruik maken van de voorzieningen als ware het één huishouden. In het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon. Binnen een woning is sprake van één zelfstandige wooneenheid, dat wil zeggen één eenheid waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat die eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke) en een eigen huisnummer.

1.62 zijgevel:

gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of achtergevel.

1.63 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de bestemmingsgrens.

2.1.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

2.1.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van gebouwen.

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 de breedte van bouwpercelen:

de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrenzen.

2.1.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fietspaden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, paden, in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen en speelvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', opslag ten behoeve van het aangrenzende horecabedrijf;

met de daarbijbehorende:

  • b. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
    • 2. erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
  • b. voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 70 m².
    • 2. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • d. risicovolle inrichtingen;
  • e. seksinrichtingen.
4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen, groen en beplantingen, bermen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met bijbehorende tuinen en erven;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. parkeervoorzieningen, in- en uitritten;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. kunstobjecten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. overige bij deze bestemming behorende voorzieningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - parkeer- en woonerf' zijn uitsluitend de voorzieningen genoemd onder c tot en met j toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in of maximaal 1 meter achter de op de verbeelding aangegeven gevellijn worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': voor aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio': voor patiowoningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - esdoornstraat': voor twee-aaneengebouwde, geschakelde en aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat uitsluitend blokken van maximaal 3 aaneengebouwde woningen mogen worden gerealiseerd.
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vuurdoornplein': voor twee woningen in de bouwwijze twee-aaneengebouwd;
  • b. de voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m²;
    • 2. de afstand tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 4. de afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen.
  • c. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 12 m bij twee-aaneengebouwde, geschakelde en aaneengebouwde woningen;
    • 2. de diepte van het bouwperceel bij patiowoningen, met dien verstande dat het bebouwde oppervlak van een bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80% en de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte zoals bepaald in 6.2.1 sub d slechts geldt over een diepte van maximaal 12 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw. De maximale bouwhoogte van gebouwen op een afstand van meer dan 12 m van de voorgevel van het hoofdgebouw dient te voldoen aan het bepaalde in 6.2.2;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d., mag de aangegeven goothoogte aan de achterzijde van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vuurdoornplein' worden overschreden tot maximaal 7 meter;
  • f. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove kap' de kap geen te openen delen mag bevatten;
  • g. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dient bij:
    • 1. twee-aaneengebouwde woningen: aan één zijde minimaal 3 m te bedragen;
    • 2. aaneengebouwde, geschakelde en patiowoningen: aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m te bedragen.
  • h. het aantal woningen binnen de bestemming mag niet meer bedragen dan 64.
6.2.2 Aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  • b. de gronden die zijn gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mogen voor maximaal 50% worden bebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 6.2.1 onder c.2;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  • d. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen gebouwd worden;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte;
    • 1. tot 6 m niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. van meer dan 6 m niet meer dan 4 m bedragen.
  • f. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte;
    • 1. tot 6 m niet meer dan 5 m bedragen;
    • 2. van meer dan 6 m niet meer dan 7,5 m bedragen;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

  • h. De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.2.3 Zwembaden

Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende bepalingen:

  • a. ten behoeve van de bouw van een openluchtzwembad mag het in lid 6.2.2 onder b genoemde bebouwingspercentage worden verhoogd tot maximaal 75%, met dien verstande dat de oppervlakte van het openluchtzwembad niet meer dan 100 m² mag bedragen.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel vóór als achter de voorgevellijn, alsmede op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - parkeer- en woonerf' gebouwd worden;
  • b. carports en open overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. de carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen;
    • 4. carports en overkappingen zijn niet toegestaan op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - parkeer- en woonerf'.
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub d, mag de bouwhoogte van verlichtingarmaturen niet meer dan 6 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Toestaan aaneengebouwde woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 sub a voor het toestaan van aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio', mits:

  • a. wordt voldaan aan de overige voorwaarden in artikel 6.2.1;
  • b. er geen onevenredige parkeerdruk op het openbaar gebied ontstaat;
  • c. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. het aantal woningen als genoemd in artikel 6.2.1 sub h niet wordt overschreden.
6.4.2 Toestaan twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 sub a voor het toestaan van twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' en 'specifieke bouwaanduiding - patio', mits:

  • a. wordt voldaan aan de overige voorwaarden in artikel 6.2.1;
  • b. er geen onevenredige parkeerdruk op het openbaar gebied ontstaat;
  • c. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. het aantal woningen als genoemd in artikel 6.2.1 sub h niet wordt overschreden.
6.4.3 Toestaan patiowoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 sub a voor het toestaan van patiowoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Esdoornstraat' en 'aaneengebouwd', mits:

  • a. wordt voldaan aan de overige voorwaarden in artikel 6.2.1;
  • b. er geen onevenredige parkeerdruk op het openbaar gebied ontstaat;
  • c. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. het aantal woningen als genoemd in artikel 6.2.1 sub h niet wordt overschreden.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. aan huis verbonden beroepen voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de vloeroppervlakte voor aan huis verbonden beroepen in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m²;
    • 2. uitsluitend beroepsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst aan huis verbonden beroepen, zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst aan huis verbonden beroepen;
    • 3. detailhandel is niet toegestaan.
  • b. kleinschalige bedrijvigheid is niet toegestaan;
  • c. het is niet toegestaan (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.5 onder b voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de woning of het bijgebouw worden teruggebracht naar de oorspronkelijke staat, dan wel worden opgeheven, indien er geen sprake meer is van een mantelzorgsituatie.
6.6.2 Kleinschalige bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.5 onder b voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige bedrijvigheid, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, met dien verstande dat wanneer dit niet mogelijk is, aangetoond dient te worden dat geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk op de omgeving;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • d. er geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten plaatsvinden;
  • e. er geen onevenredige aantasting van het woonklimaat plaatsvindt;
  • f. het uitsluitend een bedrijfsactiviteit betreft welke voorkomt in, of gelijk te stellen is aan de lijst kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in Bijlage 2 (niet limitatieve lijst);
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 80 m²;
  • i. er geen reclame-uitingen worden geplaatst, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
  • j. de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 5 (gebied met een middelhoge archeologische verwachting)

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

7.1.2 Voorrangsregeling

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

7.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 5' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  • 1. met een oppervlakte van maximaal 2.500 m², of;
  • 2. met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  • 3. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voorkomende bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.4.1 Bouwverbod

Indien uit het (archeologisch) onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 7.4 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

7.4.2 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking van de bouwregels als bedoeld in lid 7.4 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door afwijking van de bouwregels geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:

  • 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • 3. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • 4. het verlagen van het waterpeil;
  • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • 6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • 8. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • 9. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;

indien de oppervlakte van het werk of de werkzaamheden groter is dan 2.500 m².

7.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • 1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 3. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • 4. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk worden uitgevoerd;
  • 5. direct samenhangen met een verleende afwijking op grond van het bepaalde in lid 7.4.
7.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat:

  • 1. de in lid 7.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, en
  • 2. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij:
    • a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld, of;
    • b. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    • c. de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
  • 3. voor zover de in lid 7.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.5.4 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de met 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 2.500 m² en de diepte meer dan 0,3 m onder maaiveld bedraagt.

7.6.2 Nadere eisen

Aan de omgevingsvergunning voor slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden verbonden dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologische partij.

7.6.3 Omgevingsvergunning

Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.6.1 met dien verstande dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien sloop onevenredige aantasting van de archeologische waarden tot gevolg heeft.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan de verbeelding van het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 5':

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde - Archeologie';
  • d. wordt verwijderd.
7.7.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder 7.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie'.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen tot maximaal 0,5 m worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geef;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak of hoofdgebouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 10% van de bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
10.2 Algemene voorwaarden

De in artikel 10.1 genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bestemmingsgrenzen en/of aanduidingsgrenzen mogen met niet meer dan 15 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeernormen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de 'Nota Parkeernormen 2015', zoals opgenomen als Bijlage 3 wordt gerealiseerd.

12.2 Afwijken parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van deze nota buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.

12.3 Wijzigen parkeernormen

Als de onder 12.1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Esdoornhof'.