Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hagelaarweg 14, Best
Status: concept
Plan identificatie: NL.IMRO.0753.bpHagelaarweg14-ON01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Hagelaarweg 14, Best' met identificatienummer NL.IMRO.0753.bpHagelaarweg14-ON01 van de Gemeente Best;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw.

1.4 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Aan huis verbonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.7 Agrarisch bedrijf

Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.8 Agrarische bodemexploitatie

Het telen van gewassen en/of het beweiden door landbouwhuisdieren.

1.9 Archeologische/cultuurhistorische waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;

1.10 Archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die voldoet aan de kwalificaties van de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.11 Archeologisch monument

Gebied of terrein van zeer hoge archeologische waarde dat van rijkswege of van gemeentewege is beschermd. Dit is een gebied of terrein waar zaken aanwezig zijn die tenminste 50 jaar oud zijn en van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen terreinen van zeer hoge waarde, hoge waarde en waarde. Binnen de categorie van zeer hoge waarde zijn sommige terreinen aangewezen als beschermd monument. Indien het monument door de Minister is aangewezen, is het beschermd conform de Erfgoedwet 2016. De beschermde monumenten kennen een aanduiding op de verbeelding/plankaart;

1.12 Archeologische verwachting

aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten; de trefkans of verwachting kan uiteen lopen van geen tot laag tot zeer hoog;

1.13 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding dan wel in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, be-werken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.16 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.18 Besloten feest

Een niet-openbaar toegankelijke en niet-commerciële bijeenkomst ter gelegenheid van een (huwelijks-)verjaardag, jubileum of soortgelijke aangelegenheid, waarbij bezoekers op persoonlijke uitnodiging aanwezig zijn en dranken en spijzen om niet worden verstrekt. Er is op geen enkele manier sprake van entree of kaartverkoop en er wordt geen reclame gemaakt voor de bijeenkomst.

1.19 Bestaand

  1. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.20 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.22 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bijbehorende voorzieningen

Voorzieningen, die bij het hoofdgebruik van de bestemming horen.

1.24 Bijgebouw

Gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.25 Boerderij of boerderijgebouw

Eén gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden. Voorbeelden zijn een langgevelboerderij en een kortgevelboerderij.

1.26 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.27 Bouwmassa

Een complex van aaneengebouwde bouwwerken.

1.28 Bouwperceel

Aaneengesloten stuk grond, waarop functioneel zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten, waarbij de gebouwen alleen zijn toegelaten binnen de bouwvlakken op het perceel terwijl buiten de bouwvlakken ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.29 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 Bouwwijze

De wijze van bouwen van een woning, waarbij sprake is van vrijstaande, twee aaneengebouwde of neerdere aaneengebouwde dan wel gesplitste woningen; de bouwwijze wordt bepaald door de mate waarop het hoofdgebouw direct verbonden is met een ander hoofgebouw, dan wel indien het hoofdgebouw gesplitst is in twee of meerdere zelfstandige wooneenheden.

1.32 Cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.33 Dagrecreatie

Recreatieve activiteiten in de vorm van ontspanning, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.34 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.35 Deskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologisch deskundige, erfgoeddeskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.36 Detailhandel

Bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 Dierenverblijf

Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

1.38 Ecologische waarden en kenmerken

Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.39 Erf-/Terreinafscheiding

afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein);

1.40 Erfbeplanting

Visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen, op de rand of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.41 Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices of bemiddelingsbureaus.

1.42 Evenement

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, met uitzondering van:
  • bioscoopvoorstellingen,
  • markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en
  • snuffelmarkten als bedoeld in de APV,
  • kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen,
  • het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties,
  • activiteiten genoemd in het artikel straatartiest en speelgelegenheid als bedoeld in de APV.

1.43 Extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.

1.44 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.45 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 Groene Woud Huisje

een bedrijfsmatige geëxploiteerde recreatief nachtverblijf met eigen sanitaire voorziening, die dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.47 Hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.48 Horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1 tot en met Horeca 2 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten.
    

1.49 Huishouden

Een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.

1.50 Hydrologisch waardevol

Gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden: 
  • aanwezige aardkundige waarden;
  • aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;
  • aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden;
Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild).

1.51 Inventariserend archeologisch onderzoek

onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Het inventariserend archeologisch onderzoek kan uit diverse stappen bestaan als bureauonderzoek, verkennend -, karterend - en waarderend inventariserend veldonderzoek met als doel vast te stellen of er archeologische resten aanwezig zijn in een plangebied en of deze behoudenswaardig zijn;

1.52 Kampeermiddel

Tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.53 Kas

(Agrarisch) bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal.

1.54 Kelder

Een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

1.55 Kunstwerken

Waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot of gelegen zijn in een watergang.

1.56 Kleinschalige horeca

het als nevenactiviteit verkopen van dranken enspijzen voor consumptie ter plaatse in een daarvoor ingerichte ruimte en/of terras op een functionerende plattelandsonderneming en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en voornamelijk geopend tussen zonsopgang en zonsondergang.

1.57 Kwaliteitsverbetering

Alle projecten die zijn gericht op een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

1.58 Landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.

1.59 Landschappelijke waarden

Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.60 LIR

Landschapsinvesteringsregeling 2019 gemeente Best, en opvolgende beleidsregels, waarin, met betrekking tot de beoordeling van initatiatieven, de verschillende vormen van bijdragen aan de kwaliteit van het landschap zijn voorgeschreven.

1.61 Maatschappelijke en culturele voorzieningen

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.62 Ondergeschikt

voorziening in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt aan de toegestane hoofdfunctie;

1.63 Recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dan ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.

1.64 Peil

  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.65 Perceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.66 Permanente bewoning

Het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.

1.67 Plattelandsonderneming

bedrijven die al dan niet gedeeltelijk als agrarisch grondgebonden bedrijf, producten of diensten aanbieden, die bijdragen aan de instandhouding van gronden en gebiedskwaliteiten, waarmee deze producten en diensten verduurzamend ruimtelijk en functioneel verbonden zijn. Plattelandsondernemeningen hebben een verbondenheid met het buitengebied.
Hieronder vallen ook multifunctionele agrarische bedrijven (agrarische bedrijven gecombineerd met bijvoorbeeld zorg, verkoop, educatie, vergadermogelijkheid, kinderopvang e.d.) en waarbij er geen sprake is van nevenactiviteiten, maar van meer gelijkwaardigheid tussen het agrarische deel en het niet-agrarische deel.

1.68 Prostitutie

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.69 Raamprostitutie

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.70 Recreatieve voorziening

Voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.

1.71 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 Stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot recreatief woondag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wiel wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.73 Straatprostitutie

Het door handelingen, houding, woord, gebaar of andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.74 Teeltondersteunende voorziening

Ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf, waarbij het volgende onderscheid wordt gemaakt: 
  1. teeltondersteunende kas:
een teeltondersteunde voorziening in de vorm van een (permanente) kas.
  1. hoge teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter:
teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 meter, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij makkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt. Hieronder worden in ieder geval verstaan:
  • teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen;
  • ondersteunende (glas)kassen;
  • plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen.
  1. hoge teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:
teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 meter, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) van het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd. Hieronder worden in ieder geval verstaan:
  • menstoegankelijke wandelkappen;
  • schaduwhallen voor het afharden van producten en ter bescherming van plantmateriaal tegen scherpe zon;
  • hagelnetten en vraatnetten.
  1. lage ondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter/containervelden
ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt. Hierbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
  • containervelden als onomkeerbare voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-openbare/gesloten verhardingen, zoals beton;
  • containervelden als omkeerbare voorzieningen, waarbij gebruik gemaakt wordt van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.
  1. lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter
teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 meter, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd. Hieronder worden in ieder geval verstaan:
  • lage tunnels van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen, insectengaas, afdekfolies, vlakveldfolies.

1.75 Toename van stikstofdepositie

Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een (agrarisch) bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) ten gevolge van het voorafgaand aan de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot dat (agrarisch) bedrijf. De depositie van deze situatie is vastgelegd met de vergunning zoals deze is opgenomen in bijlage bij de regels.

1.76 Verblijsfrecreatie

Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.77 Voorgevel

De gevel van de voorzijde van een gebouw.

1.78 Voorgevellijn

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.79 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voor voorzieningen, die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.

1.80 Waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;

1.81 Werk

Een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.82 Wet/wettelijke regeling

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.83 Woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal 4 personen, die geen gezamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruikmaken van de voorzieningen als ware het één huishouden. In het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon. Binnen een woning is sprake van één zelfstandige wooneenheid, dat wil zeggen één eenheid waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat die eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke) en een eigen huisnummer.

1.84 Woonboerderij

Een boerderij of boerderijgebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn. Voorbeelden hiervan zijn een langgevelboerderij of kortgevelboerderij.

1.85 Zolder

Zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied;
  4. teeltondersteunende voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. extensief recreatief medegebruik;
  8. één en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen naar de weg; 
en overeenkomstig de in lid 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
 
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in lid 3.1.1:
 
a Voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, permanente teeltondersteunende voorzieningen, waterbassins e.d. zijn niet toegestaan, met uitzondering van: 
  1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorziening buiten bouwvlak' zijn bestaande agrarische voorzieningen (buiten het agrarisch bouwvlak) toegestaan; uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum. 
b Teeltondersteunende voorzieningen
Hoge en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat het ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' conform de in lid 10.2 opgenomen regels een omgevingsvergunning voor hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een omvang van meer dan 3 ha wordt vereist. 
 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen
Er zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van vergunde bestaande gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorzieningen buiten het bouwvlak', in de bestaande maatvoering.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend open erfafscheidingen zijn toegestaan, alsmede eenvoudige voorzieningen voor recreatief medegebruik, zoals prullenbakken, bankjes, bewegwijzering;
  2. Verlichting is niet toegestaan, tenzij het bestaande verlichting betreft met de bestaande hoogte als maximum;
  3. De bouwhoogte van de voorzieningen voor recreatief medegebruik mag niet meer bedragen dan 3,5 m; de bouwhoogte van de open erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijking ander type bouwwerk
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 teineinde een ander type bouwwerk toe te staan, tot een hoogte van maximaal 4 m, onder de voorwaarde dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van landschappelijke en/of hydrologische waarden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van: 
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt;
  2. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen, alsmede voor lawaaisporten;
  3. gewasbeschermingsmiddelen voor fruit- en boomteelt op een afstand van minder dan 50 m van bestemmingsvlakken van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor reeds bestaande fruit- en boomteelt is toegestaan;
  4. buitenopslag, anders dan toegestaan op grond van het bepaalde onder 5.1.2 onder a;
  5. het (half)verharden van onverharde wegen en paden.
3.4.2 Gebruik voorzieningen buiten het bouwvlak
De gebouw ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorzieningen buiten het bouwvlak', mag gebruikt worden voor het stallen van (hobby)dieren. Daarnaast is medegebruik ten behoeve van de maatschappelijke functie gevestigd aan de Hagelaarweg 14 toegestaan, mits dit medegebruik geen onevenredige overlast geeft voor de omgeving.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  2. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  3. het vellen of rooien van houtgewas.
3.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 
  1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 4 Bedrijf - Plattelandsonderneming

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen
De voor 'Bedrijf - Plattelandsonderneming' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. voorzieningen als opgenomen in de Tabel voorzieningen in lid 4.1.2 onder a
  2. belevingstuin;
  3. speelvoorzieningen;
alsmede voor:
 
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen voor verkeer en verblijf, wegen en paden; tuinen en erven; speelvoorzieningen; parkeervoorzieningen; erfontsluitingen; groenvoorzieningen (en landschapselementen); water en waterhuishoudkundige voorzieningen, en overeenkomstig de in lid 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in lid 4.1.1:
 
a Tabel Maatschappelijke voorzieningen
Binnen het plangebied zijn de navolgende voorzieningen toegestaan:
 
Soort voorziening  Maximale oppervlakte bebouwing en voorzieningen in m²  
Kleinschalige horeca 30 bebouwing, met daarbij 150 terras.
Zorg- en/of hotelkamers (maximaal 20) en streekproductenwinkel
600, waarbij de oppervlakte voor de streekproductenwinkel maximaal 30 m² mag bedragen.
Kinderboerderij en zorgruimte
750
Toiletgebouw recreatieve voorzieningen, door hergebruik van de aanwezige mestsilo
275
Dagopvangruimte en therapieruimte
550
Groene Woud-huisjes
36 per huisje

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen
  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak.
  2. Voor de in de Tabel voorzieningen" genoemde functies, met uitzondering van de Groene Woud-huisjes, kunnen uitsluitend de bestaande legale gebouwen binnen het bouwvlak worden ingezet;
  3. De maximale oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel voorzieningen'.
  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan bestaand.
  5. In afwijking van het bepaalde onder d mag de goothoogte voor de Groene Woudhuisjes niet meer bedragen dan 3 meter.
  6. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan bestaand.
  7. In afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van gebouwen voor de Groene Woudhuisjes niet meer bedragen dan 5 meter.
  8. De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m;
  9. Nieuwbouw van gebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw waarbij de nieuwbouw uitsluitend mag plaatsvinden ter plaatse van de bestaande situering en onder toepassing van de bestaande maatvoering (oppervlakte, goot-en bouwhoogte) en met uitzondering van de nieuwbouw ten behoeve van de Groene Woud-Huisjes.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen: 
  1. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, waarbij de bestaande inhoud als maximum geldt.
  2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één, tenzij anders weergegeven op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  5. vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de bestaande situering.
4.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: 
  1. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  5. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor en 2 m achter de voorgevellijn.
  2. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
4.3.1 Nachtverblijven
Ten behoeve van nachtverblijf van zorgvragers mogen niet meer dan 20 kamers gerealiseerd worden.
4.3.2 Dagbesteding
Ten behoeve van de dagbesteding mogen niet meer dan 50 personen (gebruikers van de nachtverblijven en bezoekers aan deze gebruikers worden niet meegeteld) aanwezig zijn.
4.3.3 Groene Woud Huisjes
  1. Binnen het plangebied mogen maximaal 15 trekkershutten aanwezig zijn;
  2. het gebruik van de Groene Woud-huisjes voor permantent bebouwing is niet toegestaan.
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  1. het gebruik conform de bestemming is alleen toegestaan indien een waterberging met een capaciteit van minimaal 131 m³ wordt gerealiseerd, welke gereed is zodra de bouwwerkzaamheden zijn afgerond. Deze waterberging wordt vervolgens in stand gehouden.
  2. indien de verharding in het plangebied door inrichtingskeuzes op een andere wijze dan nu voorzien worden aangelegd, geldt de verplichting op een waterberging aan te leggen welke voldoet aan de 'Keur Waterschap De Dommel 2015', met gebruikmaking van de regeling 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
4.3.5 Voorwaardelijke verplichting Kwaliteitsverbetering
Het gebruik conform de bestemming is alleen toegestaan indien er voldaan wordt aan de investering in de kwaliteitsverbetering, zijnde de aanleg en instandhouding van het door Guido WFM Paumen – Tuin- & Landschapsarchitect opgestelde landschappelijke inpassingsplan met kenmerk 
PNR 5684NW14-090621 zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels  teneinde kleinschalig kamperen toe te staan binnen het bestemmingsvlak. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
  1. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit bij de plattelandsonderneming;
  2. er dient een afstand van minimaal 50 m tot woningen of bedrijfswoningen van derden in acht te worden genomen;
  3. er dient een afstand van minimaal 50 m van een aanwezige bomenteelt en/of fruitteelt in acht genomen te worden.
  4. uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
  5. kleinschalig kamperen mag bestaan uit maximaal 15 kampeermiddelen;
  6. de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  7. gebouwde voorzieningen ten behoeve van de nevenactiviteit kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  9. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
  10. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  11. er wordt op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak, voorzien in de parkeerbehoefte, als bedoeld in lid 13.1;
  12. er wordt voldaan aan de meest recente Landschapsinvesteringsregelinging (LIR) van de gemeente Best.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3 (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern)

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
5.1.2 Meerdere archeologische dubbelbestemmingen
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

5.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 3' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:
  1. met een oppervlakte van maximaal 250 m², of;
  2. met een oppervlakte groter dan 250 m² en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

 
5.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2  voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voorkomende bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.4.2 Bouwverbod
Indien uit het (archeologisch) onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 5.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
5.4.3 Advies
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking van de bouwregels als bedoeld in lid 5.4.2 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door afwijking van de bouwregels geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5.1 Verbod
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  3. het ophogen en egaliseren van gronden;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  8. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  9. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
indien de oppervlakte van het werk of de werkzaamheden groter is dan 250 m².
5.5.2 Uitzondering
Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  4. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk worden uitgevoerd.
5.5.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat:
  1. de in lid 5.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, en
  2. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij:
    1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld, of;
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    3. de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
  3. Voor zover de in lid 5.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.5.4 Advies
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.6.1 Verbod
Het is verboden binnen de met 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 250 m² en de diepte meer dan 0,3 m onder maaiveld bedraagt.
5.6.2 Nadere eisen
Aan de omgevingsvergunning voor slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden verbonden dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologische partij.
5.6.3 Omgevingsvergunning
Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.6.1 met dien verstande dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien sloop onevenredige aantasting van de archeologische waarden tot gevolg heeft.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 
5.7.1 Wijziging verbeelding
Het bevoegd gezag kan de verbeelding van het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde - Archeologie 1, 2, 4 of 5';
  4. wordt verwijderd.
5.7.2 Advies
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 5.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de archeologisch deskundige.

Artikel 6 Waarde - Archeolologie 4 (gebied met een hoge archeologische verwachting)

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
6.1.2 Meerdere archeologische dubbelbestemmingen
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.

6.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 4' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:
  1. met een oppervlakte van maximaal 500 m², of;
  2. met een oppervlakte groter dan 500 m² en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. met een oppervlakte groter dan 500 m² en een verstoringsdiepte van minder dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch', of;
  4. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

 
6.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voorkomende bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.4.2 Bouwverbod
Indien uit het (archeologisch) onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 6.4.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
6.4.3 Advies
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking van de bouwregels als bedoeld in lid 6.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door afwijking van de bouwregels geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1 Verbod
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  3. het ophogen en egaliseren van gronden;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  8. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  9. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;
indien de oppervlakte van het werk of de werkzaamheden groter is dan 500 m².
6.5.2 Uitzondering
Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  4. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk worden uitgevoerd;
  5. voor zover het in artikel lid 6.5.1 genoemde werken en werkzaamheden betreft, worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch' en een verstoringsdiepte hebben van minder dan 0,5 m onder maaiveld.
6.5.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat:
  1. de in lid 6.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, en
  2. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij:
    1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld, of;
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    3. de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
  3. Voor zover de in lid 6.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.5.4 Advies
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

6.6.1 Verbod
Het is verboden binnen de met 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 500 m² en de diepte meer dan 0,3 m onder maaiveld bedraagt, met dien verstande dat deze toegestane verstoringsdiepte ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch' maximaal 0,5 m bedraagt.
6.6.2 Nadere eisen
Aan de omgevingsvergunning voor slopen kan in ieder geval de voorwaarde worden verbonden dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologische partij.
6.6.3 Omgevingsvergunning
Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.6.1 met dien verstande dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien sloop onevenredige aantasting van de archeologische waarden tot gevolg heeft.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 
6.7.1 Wijziging verbeelding
Het bevoegd gezag kan de verbeelding van het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4':
  1. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. van bestemming wijzigt in een andere 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3 of 5';
  4. wordt verwijderd.
6.7.2 Advies
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 6.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de archeologisch deskundige.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:  
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid.

8.2 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingswet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, met dien verstande dat het gebouw is opgericht ten behoeve van een uit de huidige (of vergelijkbare) bestemming voortvloeiende functie.

8.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen (bouwen beneden peil) gelden de volgende bepalingen: 
  1. ondergronds bouwen is toegestaan ter plaatse van een (bedrijfs) woning;
  2. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemmingen.

9.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken voor: 
  1. seksinrichtingen;
  2. de verkoop van softdrugs;
  3. het gebruik van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning;
  4. het gebruik van gebouwen voor kleinschalige overnachting, behalve kleinschalige overnachtingen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan, dan wel de bestaande kleinschalige overnachtingen;
  5. evenementen, anders dan evenementen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan;
  6. kleinschalig kamperen; anders dan kleinschalig kamperen dat binnen een bestemming expliciet is toegestaan dan wel anders dan de bestaande kleinschalige kampeerplaatsen;
  7. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

9.3 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen toe te staan. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: 
  1. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek toegankelijke uitvoering / verrichting van vermaak en/of aan een dergelijk evenement gerelateerde kampeervoorzieningen;
  2. het evenement duurt maximaal 3 (aaneengesloten) dagen van zonsopgang tot zonsondergang en mag maximaal 12 keer per jaar op de desbetreffende gronden plaatsvinden;
  3. detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het evenement;
  4. er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  5. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn. Dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot blijvende / onomkeerbare voorzieningen / ingrepen;
  6. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling;
  7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

9.4 Toename stikstofdepositie

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Cultuurhistorische waarden

10.1.1 Sloopverbod van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken, en bomen
Het is verboden om een gebouw, bouwwerken geen gebouw zijnde ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
10.1.2 Omgevingsvergunning voor het gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en bomen
a Sloopvergunningplichtige activiteiten
Het is verboden om op de gronden met de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarde' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een gebouw, bouwwerk geen gebouw zijnde gedeeltelijk te slopen.
 
b Uitzonderingen vergunningplicht
Het in a vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden: 
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning om te slopen is verleend;
  2. die het normale onderhoud betreffen;
  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
 
c Criteria voor omgevingsvergunning om te slopen
De in a genoemde vergunning kan slechts worden verleend: 
  1. indien voorzover het de gedeeltelijke sloop betreft, uit een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, c..q. worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld;
  2. indien voorzover het het kappen van bomen betreft, het uit een onderzoek blijkt, dat er geen sprake is van behoud van de boom, dan wel dat er op enigerlei wijze, door verplaatsing of anderzins, het waardevolle karakter kan blijven behouden;
  3. indien uit een onderzoek als genoemd onder sub a blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen;
  4. indien de instandhouding geen bijdrage meer levert aan de culuurhistorische waarde van het object en de omgeving.

10.2 Overige zone - groenblauwe mantel

10.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.
10.2.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  2. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  3. het vellen of rooien van houtgewas;
  4. aanleg van hoge tijdelijke teeltondersteunenende voorzieningen, met een omvang van meer dan 3 ha.
b Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 10.2.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
c Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.2.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in lid 10.2.1 bedoelde ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden.

10.3 Vrijwaringszone - radar

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 90 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken: 
  1. van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
  3. van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m³;
    2. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane (nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale hoogte van schoorstenen 15 meter bedraagt.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: 
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren

13.1.1 Parkeernormen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel , staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen 2022, wordt gerealiseerd.
13.1.2 Afwijken parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van deze nota buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.
13.1.3 Wijziging
Als de onder lid 13.1.1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Lid

14.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1.1 met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Lid

14.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan
Het bepaalde in lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Hagelaarweg 14, Best .