direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Oostzijde stationsomgeving Best
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.TAMOPStationOost-ON01

Regels

Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie 'Oostzijde stationsomgeving Best' en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Best. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Best. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de begripsbepalingen die, op de dag van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22a van dit omgevingsplan. Daarnaast gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

1.1 TAM-omgevingsplan

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a 'Oostzijde stationsomgeving Best'

1.2 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Best.

1.3 Aan huis verbonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.4 Aan huis verbonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.5 Aanbestedingsprotocol

Het document waarin staat aangegeven op welke wijze de opdracht voor de uitvoering van werken en werkzaamheden wordt gegund.

1.6 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.10 Bestaand

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning.

Bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van dit plan.

1.11 Bestekken

De vastlegging naar plaats, omvang, materiaal en kwaliteit van tot stand te brengen objecten, tevens omvattende de administratieve voorwaarden, de algemene technische bepalingen en de bepalingen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden waaraan tijdens de totstandkoming van deze objecten moet worden voldaan, dienende ter verkrijging van prijsopgaven van inschrijvers en ter contractuele vastlegging tussen opdrachtgever en aannemer/leverancier, welke vastlegging gebaseerd is op de systematiek van de RAW.

1.12 Bouwactiviteit

Een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 8.13 Ob.

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.18 Bouwrijp maken

Het verrichten van de volgende werken en werkzaamheden in het kostenverhaalsgebied:

  • het ontdoen van bebouwing, bouwresten, verhardingen, funderingen, kabels- en leidingen en andere boven- en ondergrondse obstakels, inclusief afvoeren en storten volgen de geldende wet- en regelgeving;
  • het ontgraven, ophogen en egaliseren van het terrein, inclusief afvoeren en storten volgens de geldende wet- en regelgeving;
  • het verwijderen van struiken, gewassen, bomen en boomstronken, inclusief afvoeren en storten volgende de geldende wet- en regelgeving;
  • het aanbrengen van drainage in de openbare ruimte;
  • het afvoeren van grondwater en reguleren van grondwater;
  • het aanleggen van duikers, rioleringen ((verbeterd) gescheiden stelsel) en (riool)gemalen, persleidingen;
  • het aanbrengen van wadi's en/of andere waterbergingsvoorzieningen inclusief eventueel noodzakelijke grondkerende constructies zoals beschoeiing en/of damwand;
  • het aanleggen van de aansluiting op het omliggende wegennet;
  • het aanleggen van bouwwegen, (tijdelijke) openbare verlichting en (tijdelijke) parkeerplaatsen;
  • en overige voorkomende werkzaamheden.
1.19 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 Dagelijkse sector

Winkels die behoren tot de dagelijkse sector, zoals drogisterijen en parfumeriezaken.

Tot de dagelijkse artikelen behoren levensmiddelen, drogisterij artikelen en schoonmaakartikelen.

1.21 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief een gemakssuper waarbij er nadrukkelijk verse, ready-to-eat en to-go-goederen worden verkocht (gemakssuper), niet zijnde een volwaardige supermarkt.

Hieronder wordt begrepen detailhandel in de recreatieve sector en dagelijkse sector.

1.22 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.23 Eindafrekening

Afrekening van betaalde kostenverhaalsbijdragen als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, onder e, onder 2°, van de Omgevingswet.

1.24 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Gecumuleerde geluidbelasting

Gecumuleerd geluid als bedoeld in artikel 3.38 van het Bkl.

1.26 Geluidgevoelig gebouw

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat is toegelaten op grond van dit omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met een:

  • a. woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  • b. onderwijsfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  • c. bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedden;
  • d. gezondheidszorgfunctie met bedden en nevengebruiksfuncties daarvan

voor zover dit gebouw is toegelaten voor langer dan 10 jaar.

1.27 Geluidgevoelige ruimte van een woning

Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd.

1.28 Geluidluwe gevel

Gevel die ten opzichte van de andere gevels van een geluidgevoelig gebouw relatief weinig wordt belast door geluid.

1.29 Gezamenlijke geluidbelasting

Gezamenlijk geluid als bedoeld in artikel 3.39 van het Bkl.

1.30 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen gezien de functie als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.31 Horeca

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

Horeca 2 (maaltijdverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's en grand cafés.

Horeca 3 (spijsverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

Horeca 4 (drankverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars;

Horeca 5 (zware horeca):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken en nachtclubs.

1.32 Hospita

Ondergeschikte kamerverhuur op niet professionele basis. De hoofdbewoner is de verhuurder van de kamer(s) en is woonachtig op het adres en is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

1.33 Huishouden

Persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen.

1.34 Kamerverhuur

Het verhuren van onzelfstandige woonruimte.

1.35 Kostenverhaalsbeschikking

Beschikking als bedoeld in artikel 13.18 van de Omgevingswet.

1.36 Kostenverhaalsbijdrage

De door een aanvrager van een bouwactiviteit aan de gemeente verschuldigde betaling in de kosten op grond van artikel 13.11 en 13.18 Omgevingswet.

1.37 Kostenverhaalsgebied

De gebiedsaanduiding 'overige zone - kostenverhaalsgebied Oostzijde stationsomgeving Best' zoals geduid op de kaart van dit plan, waarop deze kostenverhaalsregels uit hoofdstuk 4 van dit plan van toepassing zijn.

1.38 Kostenverhaalsregels

De kostenverhaalsregels als bedoeld in artikel 13.14 en 13.15 Omgevingswet.

1.39 Maatschappelijke en culturele voorzieningen

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.40 Nutsvoorzieningen

Aanleg, verplaatsing of aanpassing van nutsvoorzieningen waaronder in ieder geval wordt verstaan: leidingen voor gas, water, elektra, datatelecom zoals glasvezel of kopernetwerk, inclusief de nodige onder- en bovengrondse voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verdeelkasten, installaties/gebouwen voor duurzame energievoorzieningen, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van ondergrondse afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,5 meter beneden peil.

1.42 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die geen eigen toegang heeft en niet door een huishouden kan worden bewoond zonder gebruik te maken van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.43 Openbare ruimte

De gronden in en ten behoeve van het kostenverhaalsgebied waarop de openbare voorzieningen worden gereconstrueerd of gerealiseerd, waaronder openbare wegen, waterwegen en groenvoorzieningen.

1.44 Overkapping

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.45 Peil
  • a. voor een gebouw, gelegen op een afstand van maximaal 4 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil.
1.46 Plankosten

Plankosten als bedoeld in bijlage I bij de Omgevingsregeling.

1.47 Recreatieve sector

Winkels die behoren tot de recreatieve sector, zoals kleding- en/of schoenenwinkels, warenhuizen, huishoudelijke artikelenzaken, sportwinkels en speelgoedwinkels.

1.48 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 Supermarkt

Zelfbedieningswinkel waar verschillende levensmiddelen en huishoudelijke producten worden verkocht.

1.50 Uitgeefbare gronden

De gronden waarop één of meer bouwactiviteiten mogelijk zijn met bijbehorend erf.

1.51 Verkamering

Het opdelen van een gebouw met een woonfunctie in twee of meer onzelfstandige woonruimten óf het opdelen van een gebouw met een woonfunctie in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige woonruimten.

1.52 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.53 Werk

Een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.54 Wonen/woondoeleinden

Het huisvesten van een huishouden in een woning, woonhuis of wooneenheid.

1.55 Woning/wooneenheid/woonhuis

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.56 Woonrijp maken

Het verrichten van de volgende werken en werkzaamheden in het kostenverhaalsgebied:

  • het aanleggen, aanpassen dan wel herstellen van wegen en pleinen, zowel met een open verharding als asfalt, met bijbehorende (verkeers- en verkeersregulerende) voorzieningen en bermen;
  • het aanleggen van inritten, trottoirs, voet- en rijwielpaden en (definitieve) parkeerplaatsen;
  • het aanleggen van (definitieve) openbare verlichting;
  • het aanleggen van bluswatervoorzieningen of brandputten indien noodzakelijk vanuit veiligheidsdienst, waaronder begrepen brandkranen met aansluitingen;
  • het plaatsen van straatnaamborden, markeringen, verkeers- en waarschuwingsborden, bebakening en belijning;
  • het plaatsen van straatmeubilair, speelvoorzieningen, hondentoiletten, sierende elementen en afrasteringen in de openbare ruimte;
  • het aanleggen van groenvoorzieningen plus plantvakverbetering en watertoevoer / beluchtingsvoorzieningen inclusief het verzorgen van het eerstejaarsonderhoud hiervan;
  • het aanleggen van waterbergingsvoorzieningen;
  • het aanleggen van geluidwerende voorzieningen;
  • en overige voorkomende werkzaamheden.
1.57 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, met inbegrip van een standplaats voor een woonwagen en de ligplaats voor een woonschip.

1.58 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

Artikel 2 Meet- en regelbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

De kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

2.2 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van gebouwen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De breedte van bouwpercelen

De afstand tussen de zijdelingse perceelsgrenzen.

2.5 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in sub c.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'Oostzijde stationsomgeving Best', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0753.TAMOPStationOost-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 2 Regels voor functies en activiteiten

Artikel 4 Groen

4.1 Functies en gebruik

In het voor 'Groen' aangewezen gebied zijn de volgende functies/gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
  • b. bermen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. een ontsluiting voor bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting bedrijf';
  • f. terrassen voor de voorzieningen zoals bedoeld in lid 6.1 sub c onder 2;

met de daarbijbehorende:

  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwen

In het voor 'Groen' aangewezen gebied gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwactiviteiten.

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmastten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Functies en gebruik

In het voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gebied zijn de volgende functies/gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ een parkeergarage;
  • e. terrassen voor de voorzieningen zoals bedoeld in lid 6.1 sub
  • f. met de daarbij behorende behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen, groen en beplantingen, bermen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie en hondentoiletten.
5.2 Bouwen

In het voor 'Verkeers - Verblijfsgebied' aangewezen gebied gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwactiviteiten.

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. voor de bouwhoogte van gebouwen gelden de bouwhoogte op de kaart.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie, gemeten vanaf bovenkant afgewerkt dak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2', mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Functies en gebruik

In het voor 'Wonen' aangewezen gebied zijn de volgende functies/gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. wonen, met dien verstande dat er maximaal 600 gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • b. een aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van het bepaalde in lid 6.4.1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', op de begane grond tevens voor de volgende functies/gebruiksactiviteiten:
    • 1. dienstverlening;
    • 2. horeca in categorie 1 t/m 4 tot een maximum van 500 m2 bvo;
    • 3. detailhandel bestaande uit minimaal twee vestigingen tot een gezamenlijk maximum van 500 m2 bvo, met uitzondering van winkels in de recreatieve sector;
    • 4. bioscoop met de daarbij ondergeschikte horeca en detailhandel tot een maximum van 1.200 m2 bvo;
    • 5. kantoren;
    • 6. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
    • 7. sportvoorzieningen;

met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de functies/gebruiksactiviteiten zoals genoemd onder 1 t/m 7 niet meer dan 2.500 m2 bvo mag bedragen;

  • d. in afwijking van sub c zijn op de verdieping(en) ook de functies/gebruiksactiviteiten zoals genoemd onder sub c 1 t/m 7 toegestaan, mits de omvang op de verdieping(en) niet meer bedraagt dan 750 m2 bvo, waarbij de totale omvang van de functies/gebruiksactiviteiten als bedoeld in sub c en d niet meer bedraagt dan 2.500 m2;
  • e. een ontsluiting voor bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting bedrijf';
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ een parkeergarage;

met de daarbij behorende:

  • g. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. tuinen en erven;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.
6.2 Bouwen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' minimaal 2 onderbrekingen van gebouwen gerealiseerd moeten worden door middel van doorgangen met een minimale breedte van 5 meter;
  • b. het oprichten van gebouwen is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 4;
  • c. voor de bouwhoogte van gebouwen gelden de bouwhoogten op de kaart, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de bouwhoogte mag worden overschreden ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 5 meter;
    • 2. aan de naar de figuur 'gevellijn' gekeerde zijde over de eerste 2 meter, gemeten vanaf de betreffende gevel, een maximale bouwhoogte van 19 meter geldt;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' moet aan de naar deze aanduiding gekeerde zijde(n) van een gebouw een kap in de vorm van een mansardedak moet worden gerealiseerd, waarbij de goothoogte minimaal 3 meter lager dan de bouwhoogte dient te zijn;
  • d. bij de aanvraag omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 22.29 van dit omgevingsplan wordt getoetst aan:
    • 1. archeologische waarden, als bedoeld in Artikel 7;
    • 2. bodem: er dient middels een nader bodemonderzoek worden aangetoond dat er voldaan wordt aan de bodemkwaliteitseisen;
    • 3. externe veiligheid;
    • 4. trilling: uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de streefwaarden voor 'Wonen nieuwe situatie', zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden in de:

a. dag- en avondperiode: A1 = 0,1 A2 = 0,4 A3 = 0,05;

b. nachtperiode: A1 = 0,1 A2 = 0,2 A3 = 0,05;

In afwijking van de regel onder 4a en 4b is het bouwen van gebouwen ook toegestaan op voorwaarde dat alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen, worden getroffen en uit een dynamische berekening blijkt dat tenminste de streefwaarden voor Wonen in bestaande situatie, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

- Dag- en avondperiode: A2 = 0,8 A3 = 0,1;

- Nachtperiode: A2 = 0,4 A3 = 0,1.

    • 1. geluid: uit een akoestisch onderzoek blijkt dat:

a. wordt voldaan aan de standaardwaarde geluid als bedoeld in artikel 3.34 Bkl; of

b. na het treffen van maatregelen wordt voldaan aan de standaardwaarde geluid als

bedoeld in artikel 3.34 Bkl; of

c. een onderzoek is uitgevoerd naar mogelijke maatregelen overeenkomstig artikel 6.3.2, waaruit blijkt dat het treffen van voldoende maatregelen om te voldoen aan de standaardwaarde niet mogelijk of doelmatig is én voldaan wordt aan de grenswaarde als bedoeld in artikel 3.35 Bkl. Als een geluidgevoelig gebouw een gevelbelasting heeft boven de standaardwaarde als bedoeld in artikel 3.34 Bkl wordt getoetst aan de eisen uit artikel 6.3.5.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie, waarbij de bouwhoogte maximaal 3,5 bedraagt, gemeten vanaf bovenkant afgewerkt dak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2';
  • c. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
6.3 Bouwen van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied
6.3.1 Plaats en bouwvorm geluidgevoelig gebouw

Geluidgevoelige gebouwen worden gerealiseerd op de locatie en in de bouwvorm die akoestisch gezien het meest gunstig zijn, rekening houdend met de cumulatieve geluidbelasting, tenzij dit niet mogelijk is vanwege overweging op grond van stedenbouw, landschap, verkeer of financiën.

6.3.2 Onderzoek naar geluidbeperkende maatregelen
  • a. Geluidbeperkende maatregelen worden in onderstaande volgorde onderzocht:
    • 1. maatregelen aan de bron;
    • 2. maatregelen in de overdracht;
    • 3. maatregelen aan de gevel;
  • b. Maatregelen aan de gevel mogen pas worden toegepast wanneer voldoende is onderbouwd dat maatregelen aan de bron of in de overdracht niet mogelijk of doelmatig zijn.
6.3.3 Doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen

Om te beoordelen welke maatregelen doelmatig zijn worden in het onderzoek tenminste onderstaande overwegingen meegenomen:

  • a. stedenbouwkundige overwegingen;
  • b. landschappelijke overwegingen;
  • c. verkeerskundige overwegingen;
  • d. financiële overwegingen.
6.3.4 Voorwaarden voor een geluidgevoelig gebouw met een gevelbelasting boven de standaardwaarde

Een geluidgevoelig gebouw met een gevelbelasting boven de standaardwaarde, als gevolg van weg- en railverkeer, mag alleen gerealiseerd worden als:

  • a. het een onderdeel is van een stads- of dorpsvernieuwingsplan of;
  • b. het gebouw door de gekozen plaats of bouwvorm andere geluidgevoelige gebouwen of objecten afschermt, waardoor die een lagere geluidbelasting krijgen of;
  • c. het gebouw nodig is op die locatie vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid of;
  • d. het bestaande bebouwing vervangt of;
  • e. het een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvult.
6.3.5 Eisen voor woningen met een gevelbelasting boven de standaardwaarde

Wanneer niet voldaan kan worden aan de standaardwaarde voor geluid moet een woning voldoen aan de volgende vereisten:

  • a. de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie waarborgen een afdoende binnenklimaat als bedoeld in artikel 5.23 Besluit bouwwerken leefomgeving, uitgaande van het gezamenlijke geluid;
  • b. tenminste één gevel van elke woning moet geluidluw zijn;
  • c. bij een geluidbelasting op de gevel hoger dan de standaardwaarde moet er tenminste één geluidluwe buitenruimte zijn met een gezamenlijke geluidbelasting van minder dan de standaardwaarde;
  • d. bij een geluidbelasting op de gevel hoger dan de standaardwaarde moeten zoveel mogelijk, maar minimaal 1, ruimtes gerealiseerd worden aan de minste geluidbelaste kant;
  • e. bij een geluidbelasting op de gevel hoger dan de standaardwaarde mogen geen verblijfsruimtes gerealiseerd worden aan de meest geluidbelaste kant.
6.3.6 Uitzondering plaats verblijfruimtes

Op artikel 6.3.5 lid d en lid e kan een uitzondering worden gemaakt wanneer hiervoor belangrijke redenen zijn op het gebied van stedenbouw of volkshuisvesting.

6.3.7 Eisen voor een akoestisch onderzoek

Een akoestisch onderzoek bevat tenminste:

  • a. het effect van de verkeersaantrekkende werking op bestaande woningen in het omliggende gebied;
  • b. op basis van de artikelen 5.78m en 5.78n uit het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt bij een toename van de geluidbelasting van een weg met 1,5 dB of meer getoetst aan de standaardwaarden en grenswaarden;
  • c. zowel de cumulatieve als de gezamenlijke geluidbelasting bij overschrijding van de standaardwaarde.
  • d. piekgeluiden bij parkeren.
6.3.8 Rekenmethode
  • a. de rekenmethodes bij wegverkeer, railverkeer en industrielawaai wordt gebruik gemaakt van de rekenmethode conform de Omgevingsregeling;
  • b. voor gecumuleerd geluid: de 'methode Miedema' houdt in dat alle geluidbronsoorten worden omgerekend naar een geluidbelasting door wegverkeer die evenveel hinder veroorzaakt. Daarvoor wordt per bronsoort gebruik gemaakt van de dosis-effectrelatie, aan de hand waarvan het percentage ernstig gehinderden bij een bepaald geluidniveau wordt vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.TAMOPStationOost-ON01_0046.png"  
6.3.9 Toegang tot een geluidluwe buitenruimte

Als volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving geen individuele buitenruimte nodig is moet er toegang zijn tot een gezamenlijke buitenruimte met een geluidbelasting onder de standaardwaarde.

6.3.10 Gezamenlijk geluid

Het niet-gewogen gezamenlijk geluid ten gevolge van (spoor)wegen en activiteiten op de gevel van een geluidgevoelig gebouw wordt gebruikt voor de beoordeling van het binnenniveau en het bepalen van de eisen aan de geluidwering van een geluidgevoelig gebouw. Hierbij wordt rekening gehouden met het geluid van verschillende geluidbronsoorten.

6.3.11 Vergunningplicht voor het realiseren van geluidgevoelige gebouwen met een gevelbelasting boven de grenswaarde

Het is verboden zonder vergunning een geluidgevoelig gebouw te realiseren met een gevelbelasting boven de grenswaarde zoals bedoeld in artikel 3.35 Bkl.

6.3.12 Voorwaarden voor het realiseren van geluidgevoelige gebouwen met een gevelbelasting boven de grenswaarde

Een geluidgevoelig gebouw mag alleen een gevelbelasting hebben boven de grenswaarde als bedoeld in artikel 3.35 Bkl, als:

  • a. zwaarwegende economische of maatschappelijke belangen een overschrijding van de grenswaarde rechtvaardigen.
  • b. er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.3.13 of 6.3.14;
  • c. de grenswaarde met niet meer dan 5 dB wordt overschreden.
6.3.13 Vervangende nieuwbouw

Bij vervangende nieuwbouw worden bestaande geluidgevoelige gebouwen van relatief slechte kwaliteit vervangen door nieuwe geluidgevoelige gebouwen met een betere geluidwering die is afgestemd op het geluid buiten. Het aantal geluidgevoelige gebouwen met geluid boven de grenswaarde neemt niet toe.

6.3.14 Wijziging van het gebruik

Het gebruik van een bestaand gebouw dat geen geluidgevoelig gebouw is wordt gewijzigd zodat een geluidgevoelig gebouw ontstaat.

6.3.15 Eisen voor woningen met een gevelbelasting boven de grenswaarde

Aan de gevel van een geluidgevoelig gebouw waarop de grenswaarde wordt overschreden, worden bouwkundige maatregelen getroffen die:

  • a. bestaan uit een uitwendige scheidingsconstructie die geen te openen delen bevat anders dan als onderdeel van een gemeenschappelijke doorgang; of
  • b. borgen dat het geluid op de te openen delen in de uitwendige scheidingsconstructie die direct grenzen aan een verblijfsgebied de grenswaarde niet overschrijdt.
6.4 Gebruiksregels
6.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. de vloeroppervlakte voor aan huis verbonden beroepen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m²;
  • b. er zijn uitsluitend beroepsactiviteiten toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst aan huis verbonden beroepen, zoals opgenomen in Bijlage 1 (niet limitatieve lijst);
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
  • f. reclame-uitingen zijn niet toegestaan, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
  • g. het aan huis verbonden beroep dient te worden uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de BRP) van het pand;
  • h. kleinschalige bedrijvigheid is niet toegestaan.
6.4.2 Gebruik woning
  • a. tot een gebruik in strijd met de functies/gebruiksactiviteiten wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik of laten gebruiken van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
    • 2. het gebruik of laten gebruiken van de woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur of onzelfstandige woonruimte.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is toegestaan:
    • 1. het gebruik van de woning voor hospitaverhuur, onder de voorwaarden dat:
      • de hoofdbewoner blijft beschikken over tenminste 50% van het gebruiksoppervlak van de woning;
      • maximaal twee extra huishoudens mogen inwonen;
      • elke inwoner beschikt over onzelfstandige woonruimte met een minimale gebruiksoppervlakte van 12 m2.
    • 2. het gebruik voor kamerbewoning/kamerverhuur van woningen die op het moment van ter visie leggen van het ontwerp van dit omgevingsplan al legaal kamergewijs werden bewoond/verhuurd. Deze bestaande afwijkingen worden geacht te voldoen aan de bepalingen van het omgevingsplan.
6.5 Vergunningplicht voor activiteiten
6.5.1 Kleinschalige bedrijvigheid

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor kleinschalige bedrijvigheid, mits voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. detailhandel niet is toegestaan;
  • c. er geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten plaatsvinden;
  • d. er geen onevenredige aantasting van het woonklimaat plaats vindt;
  • e. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in Bijlage 1 (niet limitatieve lijst);
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 80 m²;
  • h. reclame-uitingen niet zijn toegestaan, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
  • i. de kleinschalige bedrijvigheid uit wordt geoefend door een bewoner (ingeschreven in de BRP) van het pand;
  • j. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
6.5.2 Kamerverhuur of onzelfstandige woonruimte

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor kamerverhuur of onzelfstandige woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. de onzelfstandige woonruimte gevestigd wordt binnen een bestaande woning;
  • b. het totaal aantal onzelfstandige woonruimtes en bewoners niet meer dan vier per woning is;
  • c. een onzelfstandige woonruimte een minimale gebruiksoppervlakte van 12 m² heeft;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad. Deze belangen worden aantoonbaar meegenomen in de aanvraag;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en motoren.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Functies en gebruik

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies/gebruiksactiviteiten, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwen

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende functies(s), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  • 1. met een oppervlakte van maximaal 250 m2, of;
  • 2. met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  • 3. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.
7.3 Vergunningvoorschriften

Er kunnen vergunningvoorschriften word en gesteld ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De vergunningvoorschriften zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

7.4 Vergunningplichtige bouwactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voor komende functies(s), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende vergunningvoorschriften worden verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.4.1 Beoordelingsregel vergunningplichtige bouwactiviteiten

Indien uit het (archeologisch) onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 7.4.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

7.4.2 Advies

Alvorens bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door afwijking van de bouwregels geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

7.5 Werken en werkzaamheden
7.5.1 Aanwijzing vergunningplicht werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:

  • 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • 3. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • 4. het verlagen van het waterpeil;
  • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • 6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 7. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • 8. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • 9. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;

indien de oppervlakte van het werk of de werkzaamheden groter is dan 250 m2.

7.5.2 Uitzonderingen

Het in 7.5.1 vervatte vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • 1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen overeenkomstig de overige functies van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit TAM-omgevingsplan;
  • 3. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • 4. binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk worden uitgevoerd;
7.5.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat:

  • 1. de in lid 7.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, en
  • 2. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij:
    • a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld, of;
    • b. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    • c. de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
  • 3. Voor zover de in lid 7.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.5.4 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorschriften dienen te worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruik van gronden of bouwwerken

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies en/of gebruiksactiviteiten.

9.2 Water

Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het toestaan van gebouwen en/of bouwwerken dient rekening te worden gehouden met de waterhuishouding, waarbij er specifiek aandacht wordt besteedt aan het treffen van waterbergende voorzieningen in de vorm van:

  • a. gebouwdaken: waterretentie onder extensieve vegetatie;
  • b. binnenhoven: infiltratie en buffering in volle grond;
  • c. daktuin: waterretentie onder intensief groendak;
  • d. infiltratie zone: waterinfiltratie in groenzone straatprofiel.

Artikel 10 Algemene vergunningverplichtige bouwactiviteiten

10.1 Algemene beoordelingsregels vergunningplichtige bouwactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan, een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met de regels uit hoofdstuk 2 van dit TAM-omgevingsplan voor:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bepalingen in dit TAM-omgevingsplan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bepalingen in dit TAM-omgevingsplan en toestaan dat bebouwingsgrenzen tot maximaal 0,5 m worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bepalingen in dit hoofdstuk en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  • e. de bepalingen in dit hoofdstuk ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
10.2 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

De onder 10.1 genoemde vergunningsplichtige gevallen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeernormen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen of een gebruiksactiviteit aan te vangen of te intensiveren die een toename van de parkeerbehoefte tot gevolg heeft.

11.2 Beoordelingsregels parkeernormen

De volgende beoordelingsregels zijn van toepassing:

  • a. er dient in voldoende mate in parkeergelegenheid te worden gerealiseerd overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de 'Nota Parkeernormen 2022', of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s), met dien verstande dat parkeervoorzieningen voor bewoners dienen te worden gerealiseerd in één gebouwde parkeervoorziening;
  • b. er kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a:
    • 1. voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard;
    • 2. een en ander dient in een vergunning vastgelegd te zijn.

Hoofdstuk 4 Kostenverhaalsregels

Artikel 12 Algemene regels kostenverhaal

12.1 Verdeling van de kosten over de activiteiten
  • 1. Voor het verdelen van de kosten worden de in artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit aangewezen categorieën bouwactiviteiten per kostenverhaalsgebied onderverdeeld in uitgifte categorieën.
  • 2. Per uitgiftecategorie wordt:
    • a. een basiseenheid vastgesteld, uitgedrukt in een hoeveelheid vierkante meters grondoppervlakte of vloeroppervlakte, een aantal woningen of een daarmee vergelijkbare maatstaf;
    • b. het gewogen aandeel per basiseenheid berekend door de opbrengsten van de grond per basiseenheid te delen door de totale opbrengsten in het kostenverhaalsgebied; en,
    • c. het bedrag van de te verhalen kosten per basiseenheid berekend door het totaal van de te verhalen kosten in het kostenverhaalsgebied te vermenigvuldigen met het gewogen aandeel als bedoeld onder b.
  • 3. De opbrengsten van de grond per basiseenheid, bedoeld in het tweede lid, onder b, worden geraamd:
    • a. op basis van de in het beleidsdocument 'Overzicht gemeentelijke grondprijzen 2024' vastgestelde grondprijzen; of,
    • b. met toepassing van de residuele methode, de comparatieve methode of een daarmee vergelijkbare methode voor raming van grondprijzen.
  • 4. Onder het totaal van de te verhalen kosten wordt verstaan:
    • a. bij kostenverhaal met tijdvak: het bedrag van de kosten dat op grond van artikel 13.14, tweede lid, van de Omgevingswet ten hoogste kan worden verhaald; en
    • b. bij kostenverhaal zonder tijdvak: het maximum van de kosten, bedoeld in artikel 13.15, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.
12.2 Methode raming plankosten

Bij de raming van de kosten per kostenverhaalsgebied wordt in dit omgevingsplan voor de plankosten uitgegaan van het bedrag aan plankosten dat kan worden verhaald op grond van artikel 13.2 van de Omgevingsregeling.

12.3 Aanvraagvereisten kostenverhaalbeschikking

Bij de aanvraag van een kostenverhaalsbeschikking moeten de volgende gegevens en bescheiden aan de gemeente worden verstrekt:

  • a. een aanduiding van de met de kostenverhaalplichtige activiteiten te realiseren aantallen bouwwerken, oppervlakten en gebruiksfuncties; en,
  • b. een aanduiding van de gronden waarop de kostenverhaalplichtige activiteiten worden uitgevoerd.
12.4 Eindafrekening
  • 1. Binnen drie maanden na het uitvoeren van de in een kostenverhaalsgebied voorziene werken, werkzaamheden en maatregelen stellen burgemeester en wethouders bij beschikking een eindafrekening van het kostenverhaal in het kostenverhaalsgebied vast.
  • 2. Bij de eindafrekening wordt de geldsom die op het moment van de afgifte van de kostenverhaalsbeschikking zou zijn verschuldigd, herberekend overeenkomstig de rekenmethodiek die is opgenomen in artikel 12.1, met dien verstande dat:
    • a. het bedrag van de te verhalen kosten de daadwerkelijke kosten betreft van de werken, werkzaamheden en maatregelen die zijn uitgevoerd of nog zullen worden uitgevoerd;
    • b. de totale opbrengsten van de grond worden herberekend op basis van het aantal basiseenheden per uitgiftecategorie dat is gerealiseerd of nog zal worden gerealiseerd;
    • c. voor de opbrengsten van de grond per basiseenheid van een uitgiftecategorie hetzelfde bedrag wordt toegepast als bij de afgifte van de kostenverhaalsbeschikking;
    • d. bij kostenverhaal met tijdvak de kosten, bedoeld in artikel 13.18, tweede lid, van de Omgevingswet in mindering worden gebracht.
  • 3. Indien een aanvrager van een kostenverhaalsbeschikking op basis van artikel 13.20, tweede lid, van de Omgevingswet recht heeft op terugbetaling, wordt rente vergoed vanaf de datum van de afgifte van de kostenverhaalsbeschikking.
12.5 Eindafrekening op verzoek
  • 1. Op eindafrekeningen op verzoek, als bedoeld in artikel 13.20, vierde lid, van de Omgevingswet, wordt jaarlijks op 1 juli door burgemeester en wethouders beslist, als de verzoeken ten minste vier weken voor die datum zijn ontvangen.
  • 2. Bij een verzoek om eindafrekening worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
    • a. een kopie van de kostenverhaalsbeschikking; en,
    • b. als het verzoek wordt ingediend door een andere belanghebbende dan degene op wiens naam is betaald: een bewijs dat de verzoeker recht heeft op de terugbetaling, en naam, adres, telefoonnummer en rekeningnummer van verzoeker.
  • 3. Een eindafrekening op verzoek wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 12.4.
12.6 Indexering

Tenzij voor een kostenverhaalsgebied anders is bepaald, wordt bij de raming van de te verhalen kosten en opbrengsten, het vaststellen van een kostenverhaalbeschikking, een eindafrekening op verzoek of een eindafrekening:

  • a. de indexering van de kostenverhaalsbijdrage bij kostenverhaalsbeschikking 2% per jaar vanaf 1-1-2024;
  • b. voor de kostenstijging voor de plankosten en VTU-kosten is voor het jaar 2024 5%, het jaar 2025 4%, het jaar 2026 4% en voor de jaren 2027 en verder 2% per jaar toegepast;
  • c. voor de kostenstijging anders dan genoemd onder lid b is voor het jaar 2024 3% en voor de jaren 2025 en verder 2% per jaar toegepast; en,
  • d. voor de opbrenstenstijging is voor het jaar 2024 1,5% en voor de jaren 2025 en verder 2% per jaar toegepast.
12.7 Rente
  • 1. Tenzij voor een kostenverhaalsgebied anders is bepaald, worden bij de te verhalen kosten en opbrengsten, het vaststellen van een kostenverhaalbeschikking, een eindafrekening op verzoek of een eindafrekening de volgende renteparameters toegepast:
    • a. voor de debetrente in perioden waarin de gerealiseerde kosten, met uitzondering van de kosten van de inbrengwaarden, hoger zijn dan de opbrengsten met toepassing van renteparameter 0,38%; en,
    • b. voor de creditrente in perioden waarin de opbrengsten hoger zijn dan de gerealiseerde kosten, met uitzondering van de kosten van de inbrengwaarden, door toepassing van renteparameter 0,38%.
  • 2. Als bij een eindafrekening terugbetaling plaatsvindt, wordt het terug te betalen bedrag verhoogd met een samengestelde rente met toepassing van renteparameter 0,38%.

Artikel 13 Kostenverhaalsgebied Oostzijde stationsomgeving Best

13.1 Aanwijzing gebied en tijdvak
  • 1. Dit artikel is van toepassing op de 'overige zone - kostenverhaalsgebied Oostzijde stationsomgeving Best'.
  • 2. Het kostenverhaalsgebied kent een tijdvak van 11 jaar met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit artikel.
13.2 Raming van de inbrengwaarde

De totale inbrengwaarde, gevormd door de waarde van de gronden en opstallen, kosten voor vrijmaken van de gronden van rechten en kosten sloop en dergelijke voor zover toe te rekenen aan het kostenverhaalsgebied, wordt geraamd op € 14.294.748,00 inclusief kostenstijging, zie tabel 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.TAMOPStationOost-ON01_0047.png"  
Tabel 1: raming van de inbrengwaarde en sloopkosten  
13.3 Raming van de (verhaalbare) kosten

De overige aan het kostenverhaalsgebied toe te rekenen kosten worden geraamd op € 8.480.220,00 inclusief kostenstijging, zie tabel 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.TAMOPStationOost-ON01_0048.png"  
Tabel 2: raming van de kosten van het kostenverhaalsgebied  
13.4 Raming van de opbrengsten
  • 1. In het kostenverhaalsgebied worden tot de raming van de opbrengsten gerekend:
    • a. opbrengsten van uitgifte van de gronden in het kostenverhaalsgebied;
    • b. opbrengsten van bijdrage en toerekenbare subsidies van derden;
    • c. opbrengsten die worden verkregen of toegekend in verband met het in exploitatie brengen van gronden die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen.
  • 2. In tabel 3 wordt aangegeven welke opbrengsten, incl. opbrengstenstijging, worden verkregen uit de uitgifte van gronden in het kostenverhaalsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.TAMOPStationOost-ON01_0049.png"  
Tabel 3: raming van de opbrengsten van het kostenverhaalsgebied  
13.5 Toets maximaal verhaalbare kosten voor macro-aftopping

Op basis van artikel 13.2en artikel 13.3bedraagt de totaalsom van de contante kosten €16.287.868,00 en is daarmee lager dan de totaalsom van de contante opbrengsten uit uitgifte, zijnde €21.948.960,00 op basis van artikel 13.4. Daardoor kunnen alle contante kosten worden verhaald, zijnde €16.287.868,00.

13.6 Berekening kostenverhaalsbijdrage per gewogen eenheid
  • 1. De bruto kostenverhaalsbijdrage, die bij het verlenen van de aanvraag voor een bouwactiviteit moet worden berekend, wordt als volgt berekend:
    • a. Ten eerste worden de uitgiftecategorieën vastgesteld (zie artikel 12.1 van deze kostenverhaalsregels). Zo nodig wordt daarbinnen een verder onderscheid aangebracht.
    • b. Vervolgens wordt per onderscheiden categorie een basiseenheid vastgesteld in een hoeveelheid vierkante meters grondoppervlakte, een hoeveelheid vierkante meters vloeroppervlakte of een andere hiermee vergelijkbare maatstaf.
    • c. Daarna worden, door elke basiseenheid te vermenigvuldigen met een per categorie vastgestelde gewichtsfactor, gewogen eenheden vastgesteld.
    • d. Vervolgens worden de gewogen eenheden in het kostenverhaalsgebied bij elkaar opgeteld tot een totaal van gewogen eenheden van het kostenverhaalsgebied.
    • e. Ten slotte is het verhaalbare bedrag per gewogen eenheid dan het ten hoogste verhaalbare bedrag, bedoeld in artikel 13.14 lid 2 Ow, gedeeld door het overeenkomstig het totaal berekende aantal gewogen eenheden.
  • 2. In tabel 4 is de berekening van het verhaalbare bedrag per gewogen eenheid weergegeven per contantewaardedatum 1 januari 2024.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.TAMOPStationOost-ON01_0050.png"  
Tabel 4: berekening verhaalbare bedrag per gewogen eenheid  
13.7 Kostenverhaalsbijdrage voor een activiteit
  • 1. Op basis van de aanvraag voor de bouwactiviteit kan de bruto kostenverhaalsbijdrage van een eigenaar in het kostenverhaalsgebied worden berekend. De bruto kostenverhaalsbijdrage wordt bepaald door het verhaalbare bedrag per gewogen eenheid te vermenigvuldigen met de uitgiftecategorieën die in de aanvraag voor de bouwactiviteit zijn opgenomen.
  • 2. De bepaalde bruto kostenverhaalsbijdrage wordt vervolgens met de navolgende kosten verminderd:
    • a. de inbrengwaarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft; en,
    • b. de kosten die door de aanvrager zijn gemaakt, voor zover die kosten gelijk zijn aan of lager zijn dan de raming van de kosten in het omgevingsplan, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 13.14, derde lid, onder a Omgevingswet.
  • 3. Na aftrek van de inbrengwaarde van de uitgeefbare gronden zoals bedoeld onder 2 sub a en de bovenstaande kosten zoals bedoeld onder 2 sub b resteert de netto kostenverhaalsbijdrage. Deze netto kostenverhaalsbijdrage is de aanvrager van de bouwactiviteit aan de gemeente verschuldigd en wordt door burgemeester en wethouders bij beschikking vastgesteld.

Artikel 14 Werken en werkzaamheden

14.1 Aanwijzing gebied met meldingsplicht
  • 1. Dit artikel is van toepassing op de 'overige zone - kostenverhaalsgebied Oostzijde stationsomgeving Best'.
  • 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een melding werken en werkzaamheden te verrichten die betrekking hebben op het bouw- en woonrijp maken van de uitgeefbare gronden, de aanleg van nutsvoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte binnen het kostenverhaalsgebied.
  • 3. De melding dient ten minste 4 weken voor het verrichten van de activiteit te zijn ingediend.
  • 4. Daarbij worden de volgende bescheiden en gegevens verstrekt:
    • a. het bestek
    • b. de tekeningen; en,
    • c. het aanbestedingsprotocol.
14.2 Algemene regels
  • 1. Het verrichten van werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het bouw- en woonrijp maken van de uitgeefbare gronden, de aanleg van nutsvoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte binnen dit kostenverhaalsgebied dient te voldoen aan:
    • a. de (technische) eisen zoals opgenomen in:
      • het document Programma van Eisen voor het inrichten van de openbare ruimte in Bijlage 2; en,
      • het document Uitvoeringsinstructie voor het inrichten van de openbare ruimte in Bijlage 3;
    • b. de aanbestedingseisen zoals opgenomen in:
      • de richtlijnen 2014/24/EU van het Europees Parlement en de raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG, zoals gepubliceerd in PbEU 2014, L 94/65 d.d. 28 maart 2014;
      • wat betreft opdrachten met een opdrachtsom onder het betreffende drempelbedrag uit de voornoemde richtlijnen: het gemeentelijk aanbestedingsbeleid zoals deze is te vinden op de website https://www.bizob.nl/inkoopprofiel-gemeente-best/#inkoopbeleid.
  • 2. Het is verplicht de bouwwegen te onderhouden, totdat deze wegen als onderdeel van de openbare ruimte woonrijp zijn gemaakt.
14.3 Handhaving

Degene die de werken en werkzaamheden verricht of laat verrichten, draagt zorg voor de naleving van de regels uit artikel 14.2.

Artikel 15 Woningbouwcategorieën

15.1 Aanwijzing gebied met woningbouwcategorieën

Dit artikel is van toepassing op de 'overige zone - kostenverhaalsgebied Oostzijde stationsomgeving Best'.

15.2 Sociale huurwoningen
  • 1. In het kostenverhaalsgebied dienen 180 sociale huurwoningen te worden gerealiseerd. Dit is 30% van het totaal aantal te bouwen woningen in het kostenverhaalsgebied.
  • 2. Een sociale huurwoning is een woning, zoals bepaald in artikel 5.161c, lid 1a Besluit kwaliteit leefomgeving, zijnde een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag.
  • 3. Sociale huurwoningen dienen op grond van het Volkshuisvestingsprogramma 2024-2028, voor een periode van minimaal 25 jaar als zodanig in stand te worden gehouden, nadat de woning voor het eerst in gebruik is genomen, en gedurende die periode onder de huurprijs uit de Wet op de huurtoeslag te blijven. De aanvrager van de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit dient beide onderdelen bij de aanvraag aan te tonen.
  • 4. Het is in strijd met de regels te handelen, zoals omschreven onder 1 t/m 3.
15.3 Lage middeldure koopwoningen
  • 1. In het kostenverhaalsgebied dienen 60 lage middeldure koopwoningen te worden gerealiseerd. Dit betreft 20% van het totaal aantal te bouwen woningen in het kostenverhaalsgebied.
  • 2. Een lage middeldure koopwoning is een woning, zoals bepaald in artikel 5.161c, lid 1b Besluit kwaliteit leefomgeving, zijnde een koopwoning zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Regionale Begrippenlijst Wonen 2024' van de gemeente Best met een koopprijs vrij op naam van maximaal € 275.000,- (prijspeil 1 januari 2024).
  • 3. Lage middeldure koopwoningen dienen op grond van het Volkshuisvestingsprogramma 2024-2028, voor een periode van 5 jaar als zodanig in stand te worden gehouden, middels een zelfbewoningsplicht en anti-speculatiebeding, na aankop van de woning, en gedurende die periode onder de koopprijs zoals bedoeld onder a te blijven. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient beide onderdelen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning aan te tonen. Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning dit niet kan aantonen, eist de gemeente dat hiertoe een overeenkomst wordt gesloten, waarin deze vereisten worden gewaarborgd.
  • 4. Het is verboden in strijd met de regels te handelen, zoals omschreven onder 1 t/m 3.
15.4 Woningen voor middenhuur
  • 1. In het kostenverhaalsgebied dienen 90 geliberaliseerde woningen voor middenhuur te worden gerealiseerd. Dit betreft 15% van het totaal aantal te bouwen woningen in het kostenverhaalsgebied.
  • 2. Een geliberaliseerde woning voor middenhuur is een woning, zoals bepaald in artikel 5.161c, lid 1c Besluit kwaliteit leefomgeving, zijnde een huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lids, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste een aanvangshuurprijs zoals opgenomen in beleidsdocument 'Regionale Begrippenlijst Wonen 2024' van de gemeente Best van maximaal € 1.123,13,- per maand (prijspeil 1 januari 2024).
  • 3. Middenhuur woningen dienen op grond van het Volkshuisvestingsprogramma 2024-2028, voor een periode van 15 jaar als zodanig in stand te worden gehouden voor de doelgroep middenhuur. De huurindexatie wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
  • 4. Het is verboden in strijd met de regels te handelen, zoals omschreven onder 1 t/m 3.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan op de locatie, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'TAM-omgevingsplan Oostzijde stationsomgeving Best'.