direct naar inhoud van Regels
Plan: Oude Baan 32, Best
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.BPOudeBaan32-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

  • 1. plan: het bestemmingsplan "Oude Baan 32, Best" van de gemeente Best.
  • 2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO0753.bpOudebaan32-ON01. met de bijbehorende regels en bijlagen.
  • 3. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
  • 4. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
  • 5. afhankelijke woonruimte (met betrekking tot mantelzorg): een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
  • 6. agrarisch loonbedrijf: agrarisch-technisch hulpbedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het tegen betaling ter beschikking stellen van gespecialiseerde machines en vakmensen met uitzondering van mestbewerking.
  • 7. agrarisch-technisch hulpbedrijf: bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven vor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
  • 8. agrarisch verwant bedrijf: bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
  • 9. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • 10. bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, be-werken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
  • 11. bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf
  • 12. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.
  • 13. bestaande situatie:
    • a. t.a.v. bebouwing: legale bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
    • b. t.a.v. gebruik: het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen
  • 14. bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
  • 15. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak.
  • 16. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
  • 17. bijgebouw: gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebou-wen.
  • 18. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
  • 19. bouwgrens: de grens van een bouwvlak.
  • 20. bouwlaag: een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd
  • 21. bouwmassa: een complex van aaneengebouwde bouwwerken.
  • 22. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij el-kaar behorende bebouwing is toegelaten.
  • 23. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel.
  • 24. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
  • 25. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die het-zij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
  • 26. dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
  • 27. deskundige: een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
  • 28. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • 29. erf: het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt.
  • 30. erfbeplanting: afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het be-stemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een an-dere functie.
  • 31. functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
  • 32. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  • 33. hoofdfunctie: een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
  • 34. hoofdgebouw: een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen bestemming als be-langrijkste bouwwerk op het bouwperceel valt aan te merken.
  • 35. kleinschalige bedrijvigheid: het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder mede begrepen consumentenverzorging
  • 36. landschapselementen: ter plaatse gebonden ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.
  • 37. normaal onderhoud en beheer: tot het normaal onderhoud en/of gebruik behoren onder andere:
    • a. maaien, beweiden en bemesten van grasland;
    • b. verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en het direct opnieuw inzaaien;
    • c. ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor;
    • d. verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt;
    • e. maaien en schonen van sloot en slootkant;
    • f. vervangen van en onderhoud aan drainage;
    • g. normaal landschapsonderhoud, waaronder:
      • periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel;
      • knotten van bomen;
      • opvullen van open plekken in houtwal of singel;
    • h. normaal bosbeheer, waaronder:
      • uitdunnen;
      • verwijderen van dode bomen.
  • 38. opslag: het opslaan van goederen.
  • 39. opslagverhuurbedrijf: een bedrijf die bedrijfsruimten verhuurt aan andere bedrijfven / particulieren ten behoeve van opslag waarbij ondergeschikt aan de opslagactiviteit, kortdurende werkzaamheden mag plaatsvinden.
  • 40. peil:
    • a. voor een gebouw, gelegen op een afstand van 4 meter uit de wegkant: de hoogte van de kruin van de weg;
    • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
    • c. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.
  • 41. perceelsgrens: de grens van het bouwperceel.
  • 42. ruimtelijke eenheid: complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
  • 43. ruimtelijke kwaliteit: de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
  • 44. voorgevelrooilijn: de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende ge-vel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
  • 45. voorgevelrooilijn gebouwen: de aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
  • 46. vrijstaand bijgebouw: een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
  • 47. water en waterhuishoudkundige voorzieningen: al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
  • 48. waterhuishoudkundige doeleinden: doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, kunstwerken, onderhoudstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.
  • 49. werk: een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
  • 50. woning: een (gedeelte) van een gebouw dan dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
  • 51. zijgevel: gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of achter-gevel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

bebouwingspercentage: het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de afstand tot de bouwperceelsgrens: tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapwaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor "Agrarisch met waarden - Landschapwaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  • a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • c. een en ander met de bijbehorende voorzieningen, waaronder bestaande perceelsontsluitingen en sloten.

3.2 Uitvoeren werk of werkzaamheden
3.2.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas.

3.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf"aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Een opslagverhuurbedrijf van maximaal milieucategorie 2 uit de Handreiking bedrijven en milieuzonering, uitgave Vereniging Nederlandse Gemeenten 2009 met een ondergeschikte kantoorfunctie
  • b. voorzieningen voor verkeer en verblijf, wegen en paden
  • c. parkeervoorzieningen
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. De afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg;
  • b. De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 1750 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • d. bedrijfsgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor en 2 m achter de voorgevel van het gebouw dat het dichtst bij de weg is gelegen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

4.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder b voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het is niet toegestaan gebouwen te gebruiken als zelfstandige (bedrijfs)woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. detailhandel is niet toegestaan;
  • c. buitenopslag is niet toegestaan.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichtingen
a Landschappelijke inpassing

Het oprichten en/of het in gebruik nemen van de bestemming 'bedrijf' is uitsluitend toegestaan indien in het plangebied, te weten binnen de bestemming 'Groen', de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap, wordt aangelegd en in stand wordt gehouden, met dien verstande dat:

  • a. de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap voldoet aan het als Bijlage 1 bijgevoegd Landschap investeringsplan;
  • b. de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap wordt uitgevoerd binnen één jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.

b Parkeernormen

Het oprichten en/of het in gebruik nemen van de bestemming 'bedrijf' is uitsluitend toegestaan indien in de bestemming 'bedrijf' er voldoende ruimte is voor 14 parkeerplaatsen en deze parkeerruimte moet in stand worden gehouden, met dien verstande dat:

  • a. de vereiste parkeerruimte wordt gerealiseerd binnen één jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijking ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan in artikel 4.1 onder a is toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. Het bestemmingsvlak niet mag worden vergroot;
  • b. het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5.000 m2
  • c. De oppervlakte bedrijfsbebouwing zoals opgenomen in 4.2.2. onder a niet mag worden vergroot
  • d. het nieuw te vestigen bedrijf naar aard en omvang vergelijkbaar is met maximaal categorie 2 uit de Handreiking bedrijven en milieuzonering, uitgave Vereniging Nederlandse Gemeenten 2009, zoals opgenomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 2 bij deze regels.
  • e. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. het nieuw te vestigen bedrijf geen grotere verkeersaantrekkende werking mag hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort
  • g. er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden; niet zelfstandige detailhandel is toegestaan met een verkoopvloeroppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  • h. Er is aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de onder a genoemde maximale omvang;
  • i. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • j. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • k. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot het oprichten van een gevoelig object.
  • m. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling;
  • n. er wordt voldaan aan de meest recente landschapsinvesteringsregel (LIR)

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor de:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de groenvoorziening en/of het landschapselement;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • c. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik.

 

5.2 Gebruiksregels
5.2.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt verstaan:

  • a. Het stallen van machines, gereedschap en dergelijke.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m2 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het vellen van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • e. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • f. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk;
  • g. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

5.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling de landschappelijke waarden van de gronden, groenvoorziening en/of landschapselement.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Parkeren
7.1.1 Parkeernormen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de 'Nota Parkeernormen 2015', wordt gerealiseerd.

7.1.2 Afwijken parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van deze nota buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.

7.1.3 Wijzigen parkeernormen

Als de onder 7.1.1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

7.2 Overige zone - boringsvrije zone

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende besteming(en), mede bestemd tot het behoud van de beschermde kleilaag in de bodem.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van:

  • a. De bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.
  • b. De bestemmingsregels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  • c. De bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.
  • d. De bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
  • e. Het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
  • f. De onder a tot en met f genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht gebruik
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplan Oude Baan 32, Best".