Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: locaties de Maas en I.B.C.-weg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0753.BPDeMaasIBCweg-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
Onder deze regels wordt verstaan:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘locaties de Maas en I.B.C.-weg’ met identificatienummer ‘NL.IMRO.0753.BPDeMaasIBCweg-VG01’ van de gemeente Best.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels deze worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 afvalcontainer
een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer.
 
1.6 afvalverzamelsysteem
een bouwwerk of container, al dan niet ondergronds, welke dient voor de inzameling van afval alsmede goederen die na bewerking voor wedergebruik in aanmerking komen.
 
1.7 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.9 bebouwingspercentage
het percentage van de voor de desbetreffende bestemming aangewezen gronden, dat per bouwvlak en/of bouwperceel mag worden bebouwd.
 
1.10 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
 
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.14 beperkt kwetsbare objecten
  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  3. hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  4. winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  5. sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen;
  6. sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  7. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  8. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  9. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.
1.15 bestaand
  1. bij bebouwing: bebouwing die bij inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.18 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.19 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.20 bijzonder kwetsbaar object
een kwetsbaar object zijnde:
  1. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze personen geen of een gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;
  2. een kinderdagverblijf;
  3. een school voor basisonderwijs.
1.21 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
 
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.23 bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.24 bouwmarkt
een detailhandelsbedrijf met een al dan niet geheel overdekt winkelverkoop vloeroppervlak (wvo) waarop het volledige assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten uit voorraad aan zowel de uiteindelijke verbruiker of gebruiker op basis van zelfbediening wordt aangeboden.
 
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.26 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.29 branche
een tak/afdeling van handel, omvattende bedrijven die allen actief zijn in een bepaalde assortimentsgroep producten of diensten of een veel voorkomende combinatie van assortimentsgroepen (bijvoorbeeld warenhuis).
 
1.30 bruto vloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
1.31 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
 
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in:
 
detailhandel in auto's
detailhandel in automobielen en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
 
detailhandel in dagelijkse goederen
detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen.
 
detailhandel in fiets- en autoaccessoires
detailhandel in fietsen en van rechtstreeks samenhangende artikelen voor fiets en auto, zoals accessoires, specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen.
 
detailhandel in grove bouwmaterialen
detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.
 
detailhandel in keukens, badkamers en sanitair
detailhandel in keukens, badkamers en sanitair en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; bij rechtstreeks samenhangende artikelen kan gedacht worden aan inbouwapparatuur en tegels.
 
detailhandel in meubelen en inrichting
detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.
 
detailhandel in sport en spel
detailhandel in goederen ten behoeve van recreatie, kampeervakantie, sport-, outdoor- en van daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.
 
perifere detailhandel, branchegericht (volumineus)
perifere detailhandel in goederen, waarvoor vanwege de aard en de omvang van het gevoerde assortiment en de dagelijkse bevoorrading, een groot bedrijfsvloeroppervlak nodig is, zoals auto's, boten, caravans, tenten, vakantie, recreatie, sport-, outdoor- en kampeerartikelen, bouwmarkten, tuincentra, dierbenodigdheden, keukens en sanitair.
 
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
volumineuze detailhandel
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling.
 
1.33 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
 
administratieve dienstverlening
het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, zonder een rechtstreeks contact met het publiek c.q. een baliefunctie;
 
maatschappelijke dienstverlening
het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties ten behoeve van de diensten worden begrepen;
 
publieksgerichte dienstverlening
het verlenen van bedrijfsmatige diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van bedrijfsmatige handelingen overwegend gericht aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening;
 
seksuele dienstverlening
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
 
zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.
 
1.34 erfafscheiding
schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst ten behoeve van het aanbrengen van een scheiding tussen percelen.
 
1.35 externe veiligheid
een ruimtelijke situatie waar activiteiten plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt op daartoe bestemde gronden die voor de gebruikers van de ruimte buiten die gronden een specifiek risico inhouden. Het specifieke risico betreft een bepaalde overlijdenskans die de gebruikers afzonderlijk lopen door de gevolgen van het vrijkomen van een gevaarlijke stof bij een ongeval met de betreffende activiteit, alsmede de kans dat een groep van bepaalde omvang onder de gebruikers in één keer tegelijk dodelijk wordt getroffen door het bedoelde ongeval. Beide kansen hebben betrekking op het direct of op korte termijn overlijden door de effecten die worden veroorzaakt door bij het ongeval vrijkomende gevaarlijke stof. De bedoelde overlijdenskans die de gebruikers afzonderlijk lopen is het Plaatsgebonden Risico (PR). De kans dat een groep burgers in één keer wordt getroffen heeft betrekking op het Groepsrisico.
 
1.36 externe veiligheid relevant inrichting
een bedrijf, dat in overeenstemming met bijlage 1 en 2 van behorende bij de regels van dit bestemmingsplan (Staat van bedrijfsactiviteiten) is aangewezen en die één van de volgende installaties onder a tot en met f gebruikt: 
  1. een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van meer dan 1.500 kilogram ammoniak;
  2. een propaantank met een inhoud van meer dan 13 kubieke meter;
  3. een opslagplaats die bestemd is voor verpakte gevaarlijke stoffen in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton;
  4. één of meer baden die een cyanidezout in oplossing bevatten met een totale hoeveelheid van meer dan 100 liter;
  5. een installatie voor de opslag of gebruik van meer dan 1.000 liter zeer giftige dan wel giftige vloeistof;
  6. een opslagvoorziening voor meer dan 100 ton meststoffen groep 2 conform de PGS 7;
  7. of is opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
1.37 facilitaire voorzieningen
voorzieningen ondersteunend aan het primaire proces van een organisatie voor zover deze geen deel uitmaken van dat proces, zoals vergaderruimten, administratieve ruimten en kantine.
 
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.39 gebouwen van algemeen nut
gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.
 
1.40 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
 
1.41 gebruiksoppervlakte
de gebruiksoppervlakte zoals bedoeld in artikel 4.5.1 van de NEN 2580.
 
1.42 grens gezoneerd industrieterrein
de grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
 
1.43 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.
 
1.44 grootschalig kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek, waarbij sprake is van een bedrijfsvloeroppervlak groter dan 1.000 m².
 
1.45 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.46 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in:
 
ondersteunende horeca
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend horeca-categorie 1 of horeca-categorie 2, die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
 
horeca - categorie 1
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt;
 
horeca - categorie 2
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die al dan niet ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
 
1.47 hotel
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
 
1.48 kamergewijze verhuur
het bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van onzelfstandige woonruimte/kamers voor tijdelijke bewoning.
 
1.49 kamerverhuur
het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor tijdelijke bewoning.
 
1.50 Kantine
een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling.
 
1.51 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.52 kantoorachtig bedrijf
een bedrijf met een productieruimte, assemblageruimte, showroom en dergelijke, gecombineerd met een kantoorruimte als niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en waarbij de kantoorruimte maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt.
 
1.53 kantoorgebouw
een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt en bestemd is voor of overwegend voor kantoren.
 
1.54 kleinschalig kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek, waarbij sprake is van een bedrijfsvloeroppervlak kleiner of gelijk aan 1.000 m².
 
1.55 kwetsbaar object
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Objecten die deel uitmaken van een externe veiligheid relevante inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.
 
1.56 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas e.d.
 
1.57 luchtbrug
een brugverbinding tussen gebouwen en/of delen van gebouwen.
 
1.58 luifel
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet omsloten door wanden en voorzien van een gesloten dak, ter afdekking van een ruimte.
 
1.59 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
 
1.60 midstay
Het bedrijfsmatig verstrekken van logies met een minimum periode van 6 maanden met een uitloop tot maximaal 12 maanden. Er is sprake van bedrijfsmatige verstrekking wanneer de verstrekking plaatsvindt met het oogmerk om winst te behalen.
 
1.61 milieucategorie
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staten van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 en 2).
 
1.62 milieusituatie
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (onder andere bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (onder andere woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.
 
1.63 multifunctioneel fitnesscentrum
een bedrijf, waar recreanten conditie- of krachttraining (fitness, aerobic, spinning) kunnen doen en waar aan deze hoofdfunctie ondergeschikte gerelateerde functies zijn toegestaan zoals een beautycentrum, zonnecentrum, fysiotherapie, zwembad met sauna, squash, crèche, ondersteunende horeca en detailhandel, verblijfsruimten en niet-zelfstandige kantoorruimten.
 
1.64 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.65 Nota Parkeernormen
de gemeentelijke Nota Parkeernormen zoals vastgesteld op 1 januari 2022.
 
1.66 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.67 onderdoorgang
een verbinding voor het verkeer onder een gebouw, aan weerszijden begrensd door bebouwing of een grondlichaam, bestaande uit een (betonnen) bovenbouw en eventueel een (betonnen) onderbouw.
 
1.68 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.
 
1.69 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
 
1.70 onzelfstandige woonruimte
woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden of een student kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte.
 
1.71 openbaar gebied
de gronden die voor eenieder toegankelijk zijn en die in eigendom, beheer en onderhoud zijn bij een overheidsinstelling.
 
1.72 openbare ruimte
rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen van algemeen nut, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
 
1.73 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
 
1.74 parkeervoorzieningen
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van al dan niet gemotoriseerd verkeer.
 
1.75 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
 
1.76 peil
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter hoogte van de hoofdtoegang;
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.77 perceelsgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
 
1.78 plaatsgebonden risico
  1. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die daarvoor geleden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen.
1.79 risicovolle inrichting
  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. een inrichting waarvoor krachtens het Besluit omgevingsrecht regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  3. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risico 10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.80 ruimtelijke kwaliteit
wordt gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen.
 
1.81 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.82 sociale veiligheid
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.
 
1.83 stedenbouwkundige kwaliteit
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied.
 
1.84 straatmeubilair
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.85 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard' die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.86 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.87 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
 
1.88 verkeersveiligheid
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.
 
1.89 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
 
1.90 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.91 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.92 vrijetijdscentrum
een (al dan niet overdekte) ruimte bedoeld voor sportvoorzieningen, zoals tennisbanen, bowlingbanen, squashbanen, alsmede voor ondersteunende horeca, evenementen, verenigingsleven en overige aan voornoemde functies gerelateerde en ondergeschikt voorzieningen zoals fysiotherapie, zwembad met sauna, verblijfsruimten en niet-zelfstandige kantoorruimten.
 
1.93 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.94 weg
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
 
1.95 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
 
1.96 winkelverkoopvloeroppervlakte (wvo)
de totale in een winkel voorkomende vloeroppervlakte van alle bouwlagen van ruimten welke rechtstreeks toebedeeld en ten dienste staan voor de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen( en voor het publiek zichtbaar en toegankelijk zijn, inclusief de vloeroppervlakte van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (plus de loopruimte voor het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte);
 
hieronder wordt niet begrepen de uitsluitend voor het personeel bedoelde (dienst)ruimten en de ruimten die betrekking hebben op bedrijfskantoor, portiek, ambacht en reparatieactiviteiten, verwerken van bestellingen, opslag, verwerking van bestellingen, magazijn, sanitair, keuken en distributieruimten.
 
1.97 zonebeheerplan
het zonebeheerplan zoals vastgesteld op 20 december 2011.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoor;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – midstay’, een kamergewijze verhuur gelegenheid voor maximaal 80 individuen in de vorm van midstay;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – categorie 2’, tevens voor een horecagelegenheid die binnen categorie 2 valt;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – hotel’, tevens voor een hotel; 
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
  1. terreinen;
  2. ontsluitingswegen en paden;
  3. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  4. laad- en losvoorzieningen;
  5. reclame-uitingen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. geluidswerende voorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen. 
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  1. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  4. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m; 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  2. de bouwhoogte van verlichting en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 18 m;
  3. de bouwhoogte van reclamezuilen en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen, bedraagt ten hoogste 6 m;
  5. bouwwerken met een hoogte van ten minste 1,5 m, met uitzondering van de bouwwerken zoals bedoeld onder b en c, worden uitsluitend achter de voorgevel gebouwd. 
3.3 Nadere eisen
 
3.3.1 Onderwerp van nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de afmetingen van de bouwwerken alsmede de aanleg van parkeervoorzieningen, ten behoeve van:
  1. de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. bedrijven en bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in lid 3.1 onder a t/m e zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij voldoen aan het zonebeheerplan;
  2. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlak van ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak;
  3. Bevi-inrichtingen zijn, met uitzondering van bestaande inrichtingen, niet toegestaan;
  4. productiegebonden detailhandel is toegestaan;
  5. nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  6. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  7. opslag van goederen en/of materialen buiten het bouwvlak en voor de voorgevel is niet toegestaan;
  8. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  9. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 ten behoeve van:
    1. de vestiging van bedrijven of de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in ten hoogste twee milieucategorieën hoger dan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld 3.1;
    2. de vestiging van bedrijven of de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 maar niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' worden genoemd.
  2. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in dit lid onder a dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf of bedrijfsactiviteiten en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. 
3.5.2 Zonebeheerplan
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde 3.5 onder a en bedrijven en bedrijfsactiviteiten toestaan indien zij voldoen aan een geactualiseerde versie van het zonebeheerplan.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk
 
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.
 
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen
 
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig wijzigen dat nieuwe Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
  2. het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen mag niet buiten de gemeentegrens reiken;
  3. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
 
Artikel 4 Bedrijventerrein - 5
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijventerrein - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard';
  2. kantoren;
  3. dienstverlening;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – vrijetijdscentrum’, tevens een vrijetijdscentrum. 
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
  1. terreinen;
  2. ontsluitingswegen en paden;
  3. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  4. laad- en losvoorzieningen;
  5. reclame-uitingen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  1. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  3. gebouwen en overkappingen worden ten minste 5 m uit de perceelsgrens gebouwd;
  4. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  2. de bouwhoogte van verlichting en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 18 m;
  3. de bouwhoogte van reclamezuilen en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  5. bouwwerken met een hoogte van ten minste 1,5 m, met uitzondering van de bouwwerken zoals bedoeld sub b en c, worden uitsluitend achter de voorgevel gebouwd.
4.3 Nadere eisen
 
4.3.1 Onderwerp van nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de afmetingen van de bouwwerken en de aanleg van parkeervoorzieningen, ten behoeve van:
  1. de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 
4.4 Afwijken van de bouwregels
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 sub c en bepalen dat tot aan de perceelsgrens mag worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende aspecten aantoonbaar binnen het bouwperceel worden opgelost:
    1. parkeren overeenkomstig de eisen zoals deze zijn vastgelegd in het Nota Parkeernormen;
    2. opslag van goederen en/of materialen;
    3. manoeuvreerruimte.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a kan bij een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a worden getoetst aan een geactualiseerde versie van het gemeentelijk parkeerbeleid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. productiegebonden detailhandel is toegestaan;
  4. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  5. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  6. opslag van goederen en/of materialen buiten het bouwvlak en voor de voorgevel is niet toegestaan;
  7. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard'
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 ten behoeve van:
    1. de vestiging van bedrijven of de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in ten hoogste 2 milieucategorieën hoger dan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld lid 4.1;
    2. de vestiging van bedrijven of de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard' worden genoemd.
  2. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in dit lid onder a dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf of bedrijfsactiviteiten en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk
 
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.
 
4.7.2 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen
 
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig wijzigen dat nieuwe Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
  2. het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen mag niet buiten de gemeentegrens reiken
  3. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
 
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. het te bebouwen oppervlak ten hoogste 2.500 m² bedraagt;
    3. er geen grondwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,3 m beneden het maaiveld. 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en aanleggen van drainage, het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen, op een grotere diepte dan 0,3 m beneden maaiveld;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stronken van bomen worden verwijderd;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
 
Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
 
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering of toevoeging van de dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk veranderen door:
  1. vlakken met de bestemming Waarde - Archeologie 5 te verwijderen, indien:
    1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  2. alsnog de bestemming Waarde - Archeologie 5 op te nemen met de bijbehorende beschermingsregeling indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
 
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde - Archeologie 6 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. het te bebouwen oppervlak ten hoogste 25.000 m² bedraagt;
    3. er geen grondwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 0,4 m beneden het maaiveld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 6 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en aanleggen van drainage, het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen, op een grotere diepte dan 0,4 m beneden maaiveld;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stronken van bomen worden verwijderd;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
 
Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 25.000 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
 
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige. 
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering of toevoeging van de dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie 6 geheel of gedeeltelijk veranderen door:
  1. vlakken met de bestemming Waarde - Archeologie 6 te verwijderen, indien:
    1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  2. alsnog de bestemming Waarde - Archeologie 6 op te nemen met de bijbehorende beschermingsregeling indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 
8.2 Bestaande maten
  1. Voor een bouwwerk dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen en situeringsvereisten in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het Overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing. 
8.3 Algemene bepalingen m.b.t ondergronds bouwen
 
8.3.1 Ondergrondse werken
 
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
8.3.2 Ondergrondse bouwwerken
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in dit plan opgenomen afwijkende regels, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds mag worden gebouwd;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt minimaal 2,6 m en maximaal 4 m onder peil; In het geval een ondergrondse parkeergarage is toegestaan, geldt hiervoor een maximale diepte van 5 m onder peil;
  4. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen; 
8.3.3 Afwijken van de bouwdiepte
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord en voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
 
Artikel 9 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
 
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. de parkeervoorzieningen en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
Onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt ten aanzien van het gebruik de volgende regel:
  1. seksinrichtingen zijn niet toegestaan. 
10.1 Parkeren
 
10.1.1 Parkeernormen
 
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw, of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking of bij vaststelling van een wijzingsplan staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels de 'Nota Parkeernormen 2022' wordt gerealiseerd
 
10.1.2 Afwijken parkeernormen
 
Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van de nota als bedoeld in 10.1.1 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.
 
10.1.3 Wijziging beleidsregels
 
Als de onder 10.1.1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
 
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen en aanduidingsgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- (antenne-installatie) en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de volgende voorwaarden:
    1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes en dergelijke zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
    2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen. 
11.2 Uitzonderingen op afwijkingsregels
  1. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 11.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Algemene wijzigingen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het wijzigen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard' en 'gezoneerd industrieterrein', indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan worden gewijzigd;
  5. wijzigen of weghalen van de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie' indien de geluidszone industrielawaai gewijzigd is vastgesteld.
 
Artikel 13 Algemene procedureregels
 
13.1 Nadere eisenregeling
 
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
 
Artikel 14 Overige regels
 
14.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 15 Overgangsrecht
 
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
15.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 16 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan locaties de Maas en I.B.C.-weg’.