Plan: | Bestaande 150 kV hoogspanningsverbinding Woensdrecht - Bergen op Zoom |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0748.BP0251-0301 |
In 2016 is door de Gemeente Bergen op Zoom een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen de hoogspanningsstations Woensdrecht en Bergen op Zoom. Om de instandhouding en bescherming van de ondergrondse hoogspanningsverbinding op een correcte manier planologisch te regelen, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het bestemmingsplan 'Bestaande 150 kV hoogspanningsverbinding Woensdrecht - Bergen op Zoom' bestaat uit drie delen: een (digitale) verbeelding, waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen, en een toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het (juridisch) bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
Het plangebied is gelegen in de gemeente Bergen op Zoom en loopt van station Woensdrecht naar station Bergen op Zoom. Het tracé van de ondergrondse hoogspanningsverbinding loopt globaal via de Antwerspestraatweg, de Markiezaatsweg, de Zuiderdreef, de Geertruidadijk, de Havendijk, van Gorkumweg, Randweg-West en de Lelyweg.
Het plangebied van het bestemmingsplan is 11 meter breed en omvat tevens de belemmeringenstrook van de ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding. Voor de exacte locatie en begrenzing van het plangebied kan de digitale verbeelding behorende bij het bestemmingsplan worden geraadpleegd.
Het onderhavige bestemmingsplan betreft een paraplubestemmingsplan waarmee de aanleg en instandhouding van de ondergrondse hoogspanningsverbinding planologisch wordt geregeld. Op het tracé van de ondergrondse hoogspanningsverbinding blijven de onderliggende bestemmingsplannen en beheersverordeningen van kracht. Op de gronden waar in het onderhavige bestemmingsplan in een dubbelbestemming is voorzien, gelden na vaststelling van dit plan dus meerdere bestemmingen: vanuit het vigerende bestemmingsplan of beheersverordening en de nieuwe dubbelbestemming vanuit het onderhavige bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Plan | IMRO | Bevoegd gezag |
BP Theodorushaven-Noordland | NL.IMRO.0748.BP0209-0701 | Gemeente Bergen op Zoom |
Parapluplan Parkeren | NL.IMRO.0748.BP0236-0301 | Gemeente Bergen op Zoom |
Aanpassen Gasnetwerk | NL.IMRO.0748.BP0215-0701 | Gemeente Bergen op Zoom |
Geertruidapolder | NL.IMRO.0748.BP0177-0401 | Gemeente Bergen op Zoom |
Bergse Haven | NVT | Gemeente Bergen op Zoom |
Bestemmingsplan Bergse Plaat / Binnenschelde 2015 | NL.IMRO.0748.BP0211-0701 | Gemeente Bergen op Zoom |
Fort-Zeekant 2012 | NL.IMRO.0748.BP0186-0401 | Gemeente Bergen op Zoom |
De Markiezaten | NL.IMRO.0748.BP0207-0701 | Gemeente Bergen op Zoom |
BP Buitengebied Zuid | NL.IMRO.0748.BP0072-0701 | Gemeente Bergen op Zoom |
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels. De bestemmingen zijn geometrisch bepaald en worden digitaal verbeeld en vastgesteld. Daarnaast zijn de bestemmingen voorzien van planregels ten aanzien van bouwen en gebruik. Deze regels bepalen de randvoorwaarden waarbinnen het project kan worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan gaat daarnaast vergezeld van deze toelichting. De toelichting dient als onderbouwing van het plan en kent geen rechtstreeks bindende werking.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Ruimtelijk kader (hoofdstuk 2)
In hoofdstuk 2 wordt de huidige ruimtelijke situatie van het plangebied geanalyseerd en beschreven. Vervolgens wordt de nieuwe situatie toegelicht.
Beleidsaspecten (hoofdstuk 3)
In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten in beeld gebracht. Er wordt ingegaan op het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Onderbouwing op onderdelen (hoofdstuk 4)
In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk kader uit hoofdstuk 2 op onderdelen nader onderbouwd. Deze nadere analyse beschrijft per onderdeel de consequenties van het voorgestelde ruimtelijk kader.
Milieuaspecten (hoofdstuk 5)
In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten als gevolg van het voorgestelde ruimtelijk kader nader omschreven.
Bestemmingsregeling (hoofdstuk 6)
Op basis van de voorgaande hoofdstukken is de bestemmingsregeling opgesteld (verbeelding en regels). In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels. Voor wat betreft de opzet van de bestemmingsplan methodiek is aangelsoten op de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de bijbehorende Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP 2012).
Uitvoeringsaspecten (hoofdstuk 7)
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de uitvoering van het plan. Ingegaan wordt op de aspecten economische uitvoerbaarheid en handhaving.
Resultaten inspraak en overleg (hoofdstuk 8)
Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het plan voorgelegd is aan de inwoners en instellingen. De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure zijn in dit hoofdstuk vermeld.
In de huidige situatie bevindt zich reeds een 150 kV ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen station Woensdrecht en station Bergen op Zoom. Het betreft een verbinding bestaande uit 2 circuits. Per circuit is er sprake van een driefasenkabel in een mantelbuis.
De bestaande kabel wordt niet aangepast. De nieuwe situatie is gelijk aan de bestaande situatie in het plangebied. Het bestemmingsplan voorziet enkel in een planologische regeling voor de bescherming en instandhouding van de bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding.
In onderstaande afbeelding is de bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen Woensdrecht en Bergen op Zoom als een zwarte lijn weergegeven.
Er wordt door TenneT nog een nieuwe verbinding ontwikkeld tussen stations Woensdrecht en Bergen op Zoom. Hiervoor wordt een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen. Dat tracé is als een rode lijn weergegeven.
Ondergrondse hoogspanningsverbindingen tussen Bergen op Zoom en Woensdrecht
De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). In de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het doel van de NOVI is om kansen voor de kwaliteit van onze leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch herstel te bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen aan de beoogde transitie naar een circulaire samenleving – stevig te verankeren in onze manier van leven en werken.
Belangrijkste randvoorwaarden/ uitgangspunten van de NOVI:
In de NOVI zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving beschreven. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterk en gezonde steden en regio’s, toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond. Ten behoeve van die afweging gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
• Slimme combinaties maken waar dat mogelijk is;
• De kenmerken van het gebied centraal stellen;
• Niet uitstellen of doorschuiven.
Conclusie
Onderhavig plan maakt de instandhouding en bescherming van een bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding planologisch mogelijk. Hiermee is er geen sprake van strijdigheid met de NOVI. Wel sluit het bestemmingsplan aan op de NOVI. De NOVI stuurt aan op een schonere en betere energie-infrastructuur die past binnen de leefomgeving. Ook is het garanderen van een goede leveringszekerheid voor de toenemende vraag naar (duurzame) energie belangrijk. Door aan deze verbinding een passend beschermingsregime te bieden, wordt geborgd dat de bestaande verbinding kan functioneren en onderhouden kan worden. Daarmee is onderhavig plan in overeenstemming met de NOVI.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota's op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte.
Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. voor een aanpak die Nederland concurrerend, leefbaar en veilig maakt, is volgens het Rijk een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegenen brengen die het aangaan (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies ('decentraal, tenzij - principe'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.
Op basis van de genoemde ambities komt het Rijk tot drie rijksdoelen:
Voor de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen geformuleerd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is. Het gaat hier om het volgende:
Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de instandhouding en bescherming van een bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding planologisch mogelijk. Het bestemmingsplan is niet in strijd met een van de nationale belangen uit de SVIR.
Het beleid dat in de SVIR is geformuleerd, is in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (hierna: Barro) vastgelegd in regelgeving. In het Barro zijn nationale belangen vastgelegd waar provincies en gemeenten rekening mee moeten houden als zij inpassingsplannen en bestemmingsplannen opstellen. De elektriciteitsvoorziening is aangemerkt als een nationaal belang.
Wat betreft de elektriciteitsvoorziening zijn bestaande hoogspanningsverbindingen opgenomen. Voor hoogspanningsverbindingen, waaronder ook de schakel- en transformatorstations vallen, zijn de volgende regels opgenomen:
Conclusie
In het Barro wordt een verbinding van minstens 220 kV gezien als een hoogspanningsverbinding. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding van 150 kV voorzien van een planologische regeling. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de regels uit het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de veplichting opgenomen om in geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Dit wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking genoemd.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Hierbij moet ten eerste de behoefte aan de ontwikkeling worden beschreven en ten tweede moet bij buitenstedelijke ontwikkelingen worden gemotiveerd waarom deze niet binnenstedelijk plaats kan vinden.
Indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dan moet er getoetst worden aan
de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van een nieuwe stedelijke
ontwikkeling indien een project ziet op de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke
voorzieningen. Bij de beoordeling of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling
wordt gekeken of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als een nieuw ruimtelijk besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was of volgens het voorheen geldende planologische regime kon worden gerealiseerd. Indien de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is moet worden beschreven in hoeverre de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte.
Conclusie
De instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsverbinding geldt niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Vooruitlopend op de Omgevingswet heeft de provincie Noord-Brabant de Brabantse Omgevingsvisie op 14 december 2018 vastgesteld. De visie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op het gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
De provincie hanteert een strategie die zich richt op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie en meerwaarde. Bij het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke opgaven vindt zij het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken:
De effecten op de ondergrond vragen extra aandacht omdat deze vaak een langdurige doorwerking hebben en soms zelfs onomkeerbaar zijn. Denk aan de aantasting van cultuurhistorische, archeologische of aardkundige waarden. Door 'diep' te kijken, houden we rekening met de laag-dynamische ondergrond, maar ook met de effecten op de andere lagen en met toekomstige effecten. Dit betekent onder meer de uitvoering van energieprojecten in de ondergrond schoon, veilig en ruimtelijk inpasbaar moeten zijn en dat het beschermen van een aantal waarden boven benutten gaat.
Conclusie
Met het bestemmingsplan wordt de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk gemaakt. Met aspecten die invloed kunnen hebben op de ondergrond wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden (archeologische of aardkundige waarden). Ook met de aspecten zoals veiligheid en ruimtelijke inpasbaarheid wordt rekening gehouden.
Vooruitlopend op de Omgevingswet zet de provincie Noord-Brabant met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (vastgesteld door Provinciale Staten op 1 augustus 2023) een stap onderweg naar de definitieve omgevingsverordening. In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving bij elkaar gebundeld in één document. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vervangt onder andere de Provinciale milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening Ontgrondingen, de Verordening ruimte, de Verordening water en de Verordening wegen.
De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant bevat geen nieuwe regels, maar voegt de bestaande regels uit de verordeningen samen. De regels zijn eenvoudiger opgeschreven en omgezet naar een nieuw digitaal systeem, met een meer gebruiksvriendelijke opbouw. Met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zet de provincie ook een eerste stap om de regels beter te laten aansluiten bij de werkwijze van de Brabantse Omgevingsvisie en de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zorgt ervoor dat de provincie en partijen waar ze mee samenwerkt ervaring kunnen opdoen met die nieuwe werkwijze. Waarbij er meer ruimte is om goede initiatieven van inwoners, ondernemers en andere overheden te ondersteunen en maatwerk toe te passen.
Conclusie
Met het bestemmingsplan worden enkel de instandhouding van een bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding geregeld. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de regels uit de Interim omgevingsverordening.
Op 28 juni 2023 is de Omgevingsvisie Bergen op Zoom 2035 vastgesteld door de gemeenteraad. De Omgevingsvisie is een visie op de lange termijn voor de fysieke leefomgeving van Bergen op Zoom. In de Omgevingsvisie is de gemeente op zoek gegaan naar een nieuw 'houvast' voor de toekomst. Hierbij wordt er gekeken wat bewoners belangrijk vinden binnen de gemeente, hoe betekenisvolle plekken worden gecreëerd en hoe de gemeente in de toekomst van betekenis kan zijn. Er is voor gekozen om dit in beeld te brengen met drie vormen van houvast:
Op basis van deze gedeeldewaarden maakt de gemeente keuzes en geven ze richting aan de toekomst.
Conclusie
Het plangebied valt binnen het sleutelgebied waterfront en de gebiedsprofielen Stedelijk Leven en Natuurlijk Beleven. De instandhouding en bescherming van de bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding vormt geen belemmering voor deze beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie en is daarmee ook niet in strijd met de Omgevingsvisie.
De op 22 september 2011 door de gemeenteraad van Bergen op Zoom vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt onder meer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad.
In de structuurvisie zijn aan de hand van het streefbeeld en de integrale structuurvisiekaart per gebied de beleidsuitgangspunten geformuleerd. De integrale structuurvisiekaart fungeert samen met het streefbeeld als uitgangspunt voor nog nieuw te formuleren (sectoraal) beleid en vormt een ruimtelijk toetsingskader voor toekomstige initiatieven.
Streefbeeld voor de toekomst
Integrale structuurvisiekaart Bergen op Zoom
Voor delen van het plangebied zijn verschillende streefbeelden opgenomen in de structuurvisie. Ook op de integrale structuurvisiekaart zijn voor delen van het plangebied verschillende aanduidingen opgenomen. De instandhouding en bescherming van de bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding vormt geen belemmering voor de beleidsuitgangspunten uit de structuurvisie.
In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke kader en de hierin geformuleerde uitgangspunten op de relevante onderdelen nader onderbouwd. Aan bod komen verkeer en groen, flora en fauna en water.
In de Erfgoedwet is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld. Deze wet verplicht om bij de bestemming van de in het bestemmingsplan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, aangezien ze grotendeels verborgen liggen in de bodem. Hierdoor zijn ze niet eenvoudig te karteren. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentkaart (AMK) opgesteld. Bij bodemverstoringen dient getoetst te worden of de archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het betreft namelijk een reeds bestaande hoogspanningsverbinding.
Ontwikkelingen, zoals het aanleggen van een ondergrondse hoogspanningsverbinding, kunnen effect hebben op beschermde natuurwaarden. Dit betreft potentiële effecten op bijvoorbeeld vogel- en vleermuissoorten, maar ook effecten op beschermde natuurgebieden zijn mogelijk. De Wet natuurbescherming (Wnb) bevat alle regels voor de bescherming van zowel soorten als natuurgebieden.
In het kader van de Wet natuurbescherming is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de mogelijke effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurwaarden.
Soortenbescherming: De bescherming van in het wild voorkomende planten- en diersoorten is vastgelegd in de Wet natuurbescherming. De Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn zijn voor Nederland geïmplementeerd in deze wet. Op grond van de Wet natuurbescherming gelden diverse verbodsbepalingen, zoals het doden van specifiek aangewezen vogel- en vleermuissoorten.
Gebiedsbescherming: Natura 2000 gebieden: Natura 2000 is een netwerk van Europese natuurgebieden. Deze gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. In Nederland zijn deze richtlijnen geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming. Nederland heeft ruim 160 Natura 2000-gebieden, waaronder het IJsselmeer en de Waddenzee. Per gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd voor de soorten waarvoor het gebied een belangrijke functie heeft. Activiteiten in Natura 2000-gebieden zijn alleen toegestaan als significant negatieve effecten op de gestelde instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten, of als een afweging heeft plaatsgevonden over alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en de inzet van compenserende maatregelen. In de passende beoordeling worden de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Daarbij dient ook een eventuele externe werking van een initiatief op nabijgelegen Natura 2000-gebieden te worden bepaald. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn bieden een juridisch kader dat verzekert dat menselijke activiteiten worden ondernomen op een wijze die de integriteit van Natura 2000-gebieden niet negatief beïnvloeden.
Natuurnetwerk Nederland: Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Wanneer (kleine) natuurgebieden en de daarin voorkomende soorten geïsoleerd komen te liggen, bijvoorbeeld door bebouwing en infrastructuur, bestaat het risico dat soorten niet kunnen overleven en het natuurgebied zijn waarde verliest. Door het aaneenschakelen van natuurgebieden wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van deze achteruitgang van natuur en biodiversiteit (veelheid van soorten). Provincies wijzen de NNN-gebieden aan en deze worden op hun beurt vastgelegd in ruimtelijke plannen van de gemeenten. De ecologische hoofdstructuur is planologisch beschermd met het 'nee, tenzij'-principe. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet toegestaan als deze het gebied aantasten, tenzij er geen alternatieven zijn en de ontwikkeling van groot openbaar belang is. Schadelijke effecten op de natuur dienen te worden gecompenseerd.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het betreft namelijk een reeds bestaande hoogspanningsverbinding.
Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Het trace doorkruist het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft geen invloed op de waterbelangen. Het betreft namelijk een reeds bestaande hoogspanningsverbinding. Er worden met het voorliggende bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de waterbelangen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuaspecten. Het betreft de aspecten bedrijven en mileuzonering, milieueffectrapportage, lucht, geluid, externe veiligheid en bodem.
Toetsingskader
In een bestemmingsplan dat kwetsbare objecten zoals woningen mogelijk maakt moet aandacht worden besteedt aan externe veiligheid. Nieuwe kwetsbare objecten mogen namelijk niet binnen de risicocontour (invloedsgebied van een risicobron) van bestaande risicobronnen liggen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld inrichtingen waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Ook transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water en door buisleidingen vormt een risico.
Het beleid voor externe veiligheid is geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), maar ook in het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In de genoemde besluiten zijn de diverse risiciocontouren met betrekking tot externe veiligheid vastgelegd.
Situatie
Een ondergrondse hoogspanninsgverbinding is geen risicovolle inrichting in het kader van het Bevi. Ook zijn het Bevb en Bevt niet van toepassing. De ondergrondse hoogspanningsverbinding brengt geen externe veiligheidsrisico's met zich mee voor gevoelige functies zoals woningen die zich in de nabijheid van van de ondergrondse hoogspanningsverbinding bevinden. Het bestemmingsplan voorziet niet in kwetsbare objecten.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het betreft namelijk een reeds bestaande hoogspanningsverbinding.
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de toelichting van een bestemmingsplan een paragraaf te bevatten over bodemkwaliteit.
Er dient gemotiveerd te worden hoe de bodemkwaliteit zich verhoudt in relatie tot de boogde bestemming. De milieuhygiënische bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de bestemming van de gronden. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar vormt voor het beoogde gebruik van de bodem.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het betreft namelijk een reeds bestaande hoogspanningsverbinding.
Toetsingskader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). In titel 5.2 van de wet zijn de bepalingen ten behoeve van luchtkwaliteit opgenomen.
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en op welke wijze overschrijdingen van de luchtkwaliteit dienen te worden aangepakt. Het programma
houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur.
Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen
(grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft overeenkomstig artikel 5.12 van de Wm het NSL vastgesteld. Op 1 augustus 2009 is het NSL vervolgens in werking getreden. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de hiervoor geldende grenswaarden. De beoordelingscriteria of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In dit Besluit is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma, een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het betreft namelijk een reeds bestaande hoogspanningsverbinding.
Relevant kader
In 2005 heeft het voormalige ministerie van Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), thans ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, een advies over
hoogspanningslijnen en hun magneetveld uitgebracht aan gemeenten en beheerders van het
hoogspanningsnet. Het advies is om zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0-15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla. Dit advies is niet van toepassing op ondergrondse hoogspanningsverbindingen.
Conclusie
Het aspect magneetvelden vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het advies van het ministerie van VROM is niet van toepassing op ondergrondse hoogspanningsverbindingen. Daarnaast betreft het een bestaande hoogspanningsverbinding.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om bij besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu het milieubelang een volwaardige plaats te geven. Op grond van het Besluit millieueffectrapportage kan worden bepaald welke m.e.r.-procedure van toepassing is.
Voor het bestemmingsplan is op grond van het Besluit milieueffectrapportage een m.e.r. beoordelingsprocedure niet van toepassing. Het bestemmingsplan maakt de instandhouding en bescherming van een bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding planologisch mogelijk en voorziet niet in m.e.r. beoordelingsplichtige activiteiten.
De milieuaspecten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet namelijk enkel in een planologische regeling voor de instandhouding en bescherming van een reeds bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (de verbeelding en de regels).
Dit bestemmingsplan maakt het juridisch-planologisch mogelijk om een bestaande ondergrondse hoogspanninsgverbinding in stand te houden en te beschermen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een dubbelbestemming. De bestemmingen en aanduidingen uit de vigerende bestemmingsplannen blijven onverkort van toepassing.
Welke bestemming de gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2012 De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden gemeten.
Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Leiding - Hoogspanning
Deze dubbelbestemming in artikel 3 is nodig om de bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding in stand te houden en te beschermen. Om dit doel te bewerkstelligen zijn bouw- en aanlegregels opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat er ongewenst schade aan de ondergrondse hoogspanningsverbinding wordt veroorzaakt.
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelrege in artikel 4 is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.
Overige regels
In artikel 5 is de verhouding met onderliggende bestemmings- en inpassingsplannen geregeld door deze van toepassing te verklaren.
Overgangsrecht
In artikel 6 zijn de overgangsregels opgenomen. De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.
Slotregel
In artikel 7 is de slotregel opgenomen. Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).
Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:
Onderhaving bestemmingsplan maakt enkel de instandhouding en bescherming van een bestaande ondergrondse kabelverbinding mogelijk. De kosten voor instandhouding en bescherming van de ondergrondse hoogspanninsgverbinding en het eventuele risico komen voor rekening van de initiatiefnemer (TenneT). Gelet op het voorgaande is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Er bestaat geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan.
Door wijzigingen van de planologische bestemming en de bijbehorende regels, kan er voor belanghebbenden schade als gevolg van waardedaling ontstaan. Deze schade wordt planschade genoemd. De grondslag voor de tegemoetkoming in planschade wordt gevormd door afdeling 6.1 van de Wro. Tegemoetkoming is aan de orde indien schade ontstaat in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak door een wijziging van het planologisch regime, die leidt tot een planologisch nadeel voor een belanghebbende. Overigens leidt niet ieder planologisch nadeel tot (voor vergoeding in aanmerking komende) schade. Een tegemoetkoming wordt toegekend voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins verzekerd is. Dit laatste is bijvoorbeeld aan de orde bij de vestiging van zakelijke rechten en de verwerving van objecten. In deze gevallen is sprake van een volledige schadeloosstelling, inclusief een tegemoetkoming in planschade. De planschade is op die manier anderszins verzekerd.
De gemeente Bergen op Zoom sluit een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer over de eventuele kosten als gevolg van verzoeken om tegemoetkoming in planschade. Deze overeenkomst wordt gesloten voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Door het sluiten van een exploitatieovereenkomst kan afgezien worden van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Het bestemmingsplanplan wordt hiermee geacht economisch uitvoerbaar te zijn. Omdat er sprake is van een bestaande verbinding is het afsluiten van een exploitatieovereenkomst niet nodig.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.
Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Het betreft onder andere de mogelijkheid om omgevingsvergunningen ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk, voordat met de beoogde activiteit een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering. Hiermee wordt de instandhouding en bescherming van de ondergrondse hoogspanningsverbinding gewaarborgd.
Het bestemmingsplan 'Bestaande 150 kV hoogspanningsverbinding Woensdrecht - Bergen op Zoom' heeft tot doel om de instandhouding en bescherming van een bestaande ondergrondse hoogspanningsverbinding mogelijk te maken en bevat hiervoor het planologisch kader. Voor het bestemmingsplan is de wettelijk verplichte voorbereidingsprocedure gevolgd.
Er is gekozen om voor het bestemmingsplan geen inspraakmogelijkheid te bieden. Dit is wettelijk niet verplicht. Een inspraakmogelijkheid wordt niet noodzakelijk geacht. De hoogspanningsverbinding is namelijk reeds aangelegd op basis van een omgevingsvergunning, welke in 2016 is verleend. Tegen deze omgevingsvergunning zijn destijds geen zienswijzen ingediend.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. De ontvangen reacties worden betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan.
De procedure voorziet in de mogelijkheid voor een ieder om tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Daartoe zal het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken digitaal en op het stadskantoor ter inzage worden gelegd. De terinzagelegging zal op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt. Bewoners binnen het plangebied en direct omwonenden worden per brief op de hoogte gesteld van het ontwerpplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 10 september 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn was het voor een ieder mogelijk schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen in te dienen. In Bijlage 1 is de nota zienswijzen opgenomen. In deze nota is per zienswijze een samenvatting opgenomen, met daarbij een reactie. Per zienswijze is aangegeven of deze heeft geleid tot een bijstelling van het bestemmingsplan.
Na beoordeling van eventueel ingediende zienswijzen zal door het college van burgemeester en wethouders bekeken worden of het plan bijgesteld moet worden. Vervolgens wordt het plan al dan niet gewijzigd ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na de vaststelling van het plan wordt het (gewijzigde) bestemmingsplan gedurende 6 weken ter visie gelegd. Belanghebbenden kunnen binnen deze termijn beroep en/of een verzoek om voorlopige voorziening aan de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State indienen.