direct naar inhoud van Artikel 3 Groen
Plan: Bestemmingsplan Nassaulaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BSPNassaulaan-d001

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen ter plaatse van de aanduiding '(waterberging)';
  • c. een historische groenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - historisch groen';
  • d. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

de bouwhoogte:

  • a. van kunstobjecten, palen en masten, inclusief voorzieningen voor de verkeersbegeleiding bedraagt maximaal 9 m;
  • b. van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 5 m;
  • c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod uitvoeren werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 3.1 bedoelde gronden ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' de volgende werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - historisch groen' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 3.1 bedoelde gronden van de volgende werken uit te voeren: het verwijderen van diepwortelende beplantingen ven het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
3.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.3.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werkenzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct of indirect, te verwachten gevolgen de belangen van de waterhuishouding niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Alvorens het bevoegd gezag omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 onder a beslist, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het waterschap omtrent de vraag, of door de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen in verband met de waterhuishouding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 onder b zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct of indirect, te verwachten gevolgen de belangen van de historische groenstructuur niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Alvorens het bevoegd gezag omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor de het uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 onder a beslist, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij deskundige instanties omtrent de vraag, of door de voorgenomen werkzaameheden de belangen in verband met de historische groenstructuur niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.