direct naar inhoud van Regels
Plan: Schaluinen 11 Baarle-Nassau
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BPSSchaluinen11-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Schaluinen 11 Baarle-Nassau met identificatienummer NL.IMRO.0744.BPSSchaluinen11-VS01 van de gemeente Baarle-Nassau;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep/bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied; waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijfsmatige exploitatie

het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.11 bestaande bebouwing

bebouwing, zoals die aanwezig is op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, of bebouwing die rechtens mag worden gebouwd op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.12 bestaand gebruik

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft verkregen;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.24 hotelsuite

luxe logiesverstrekking in overwegend één- en tweepersoonskamers, die niet de beschikking hebben over een volledig uitgeruste keuken. Aanwezige voorzieningen zijn ondergeschikt, en ten behoeve van, kort recreatief nachtverblijf.

1.25 horeca

Categorie 1 “lichte horeca”

Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.


1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • hotel/pension/bed and breakfast.


1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).

Categorie 2 “middelzware horeca”

Horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café:
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 “zware horeca”:

Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals*:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.26 landschapstuin

terreinen die zodanig zijn ingericht dat ze aan een natuurlijk landschap doen denken, inclusief ondersteunende functies zoals straatmeubilair en speelvoorzieningen.

1.27 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.29 permanente bewoning

vorm van bewoning waarbij de bewoner geen andere vaste woon- of verblijfsplaats heeft, dan wel gedurende een half jaar meer dan 2/3 van de tijd in het verblijf aanwezig is;

1.30 tijdsduur periode dag, avond, nacht

aaneengesloten tijdsperiode, onderdeel van één etmaal vormende; hierbij worden de volgende tijdsperiodes onderscheiden:

  • dagperiode: van 07.00 uur tot 19.00 uur;
  • avondperiode: van 19.00 uur tot 23.00 uur;
  • nachtperiode: van 23.00 uur tot 07.00 uur.
1.31 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal 2 maanden, waarbij wordt overnacht in hotelsuites uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben;

1.32 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.33 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels

Op de gronden mogen uitsluitend schuilhutten en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 3.1 omschreven bestemming.

3.2.1 Schuilhutten

Voor het oprichten van schuilgelegenheden voor dieren gelden de volgende bepalingen:

  • a. De afstand tot waterlopen dient minimaal 4 meter te bedragen;
  • b. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. De maximale oppervlakte bedraagt 12 m²;
  • d. De bestaande natuurlijke, landschappelijke, en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag vóór de naar de weg toegekeerde bouwgrens maximaal 1 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens maximaal 2 meter bedragen.
  • c. De hoogte van teeltondersteunde voorzieningen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, mits niet gelegen voor de naar de weg toegekeerde bouwgrens van de bedrijfswoning.
  • d. De hoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen.
  • e. De maximale bouwhoogte van een voedersilo bedraagt 15 meter.
  • f. De hoogte van de andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. agrarische bedrijfsvoeringen in de vorm van intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en/of het plaatsen en gebruiken van teeltondersteunende kassen;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. (motor)crossen;
  • e. grootschalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. een kampeerterrein;
  • g. een seksinrichting.

 

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief (nacht)verblijf door middel van de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal 25 hotelsuites, waarvan er maximaal 9 vrijstaand worden uitgevoerd;
  • b. een (overdekt) zwembad;
  • c. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  • d. een landschapstuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapstuin';
  • e. een dierenverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf'.
  • f. activiteiten ten behoeve van de recreatieve verblijfsmogelijkheden, cursussen, workshops, vergaderruimte, bijeenkomsten, e.d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - multifunctionele ruimte', uitsluitend gedurende de dagperiode;
  • g. terassen uitsluitend gedurende de dag- en avondperiode binnen het bouwvlak;
  • h. horeca tot en met categorie 1b ter plaatse van de aanduiding 'horeca', uitsluitend gedurende de dag- en avondperiode en met een maximale oppervlakte van 125 m2;
  • i. een terras uitsluitend ten behoeve van horeca tot en met categorie 1b ter plaatse van de aanduiding 'terras', uitsluitend gedurende dagperiode;
  • j. een bedrijfswoning inclusief bijbehorende voorzieningen en aan huis gebonden beroepen en bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

met de daarbij behorende:

  • k. voorzieningen, bouwwerken, tuinen, erven en terreinen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. wegen, parkeervoorzieningen en paden.
4.2 Bouwregels

Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 4.1 omschreven bestemming.

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen, inclusief overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 40%;
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, inclusief overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan dan 4 m
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van de vrijstaande hotelsuites niet meer bedraagt dan 4 m;
  • e. de oppervlakte van een vrijstaande hotelsuite mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf' een dierenverblijf toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.
4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. algehele herbouw van een woning mag uitsluitend plaatsvinden op de bestaande fundamenten;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meet dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • e. de inhoud bedraagt niet meer dan 625 m3;
  • f. de dakhelling bedraagt niet minder dan 12o en niet meer dan 60o bedraagt.
4.2.4 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • d. de oppervlakte per woning bedraagt niet meer dan 80 m2;
  • e. de afstand tot de woning met aanbouw bedraagt niet minder dan 2 m en niet meer dan 10 m;
  • f. de dakhelling bedraagt niet niet meer dan 60o.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevel van de woning niet meer dan 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 4,5 m met dien verstande dat masten en speelattributen niet hoger mogen zijn dan 6 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemene herbouw buiten fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b ten behoeve algehele herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande fundering toe te staan mits:

  • a. de herbouw plaatsvindt op het desbetreffende perceel;
  • b. de herbouw buiten de bestaande funderingen stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • c. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten als bedoeld in 9.1;
  • d. de sloop van de bestaande woning is verzekerd.
4.3.2 Inhoud woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2.3 onder e opgenomen maximale inhoud van de woning indien sprake is van een woonboerderij die al een grotere inhoud heeft dan de in 4.2.3 onder e bedoelde 625 m³, mag de inhoud van de woning worden vergroot tot de inhoud van de woonboerderij. De bevoegdheid kan slechts worden toegepast indien de vergroting bijdraagt aan beeldverhogende kwaliteiten.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Parkeren

Het in gebruik nemen van de gronden is slechts toegestaan, nadat op eigen terrein voorzien is in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de geldende gemeentelijke parkeernormen.

4.4.2 Aanleg landschapstuin

Het in gebruik nemen van de vrijstaande hotelsuites is slechts toegestaan, indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapstuin', een landschapstuin is ingericht volgens de principes van c.q. in lijn met de in Bijlage 1 toegevoegde landschappelijke inrichtingsschets, met dien verstande dat de landschapstuin ook na aanleg in stand gehouden dienen te worden.

4.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. permanente bewoning van recreatieverblijven;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. (motor)crossen;
  • e. grootschalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. een kampeerterrein;
  • g. een seksinrichting;
  • h. nachthoreca;
  • i. zalenverhuur ten behoeve van feesten en partijen gedurende de avond- en nachtperiode;
  • j. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • k. het gebruik van de bedrijfswoning en aan- en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf/beroep indien die activiteit op andere wijze wordt uitgeoefend dan begrepen onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving;
    • 2. het voor de activiteit te gebruiken oppervlakte mag maximaal 60 m² bedragen;
    • 3. de activiteit in of het gebruik van de woning mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
    • 4. de activiteit in of het gebruik van de woning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
    • 5. de activiteit of het gebruik mag in de bedrijfswoning en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning worden uitgeoefend;
    • 6. degene die de activiteit zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 7. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis gebonden bedrijf of beroep;
    • 8. geen activiteit of gebruik mag worden uitgeoefend welke onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren; voor zover het een inrichting betreft in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn slechts bedrijven toegestaan welke voorkomen onder categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • l. de uitoefening van nevenactiviteiten.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op de rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
5.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 5.2.1 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bodemingrepen niet groter dan 100 m² dan wel indien groter dan 100 m² niet dieper dan 40 cm;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm, zonder heiwerkzaamheden of op een andere wijze van indrijven van voorwerpen kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, intginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
5.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. die onderdeel zijn van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2.
5.3.3 Toelaatbare werken

De werken en werkzaamheden, zoals in 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op de rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
6.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 6.2.1 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bodemingrepen niet groter dan 1.000 m² dan wel indien groter dan 1.000 m² niet dieper dan 40 cm;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm, zonder heiwerkzaamheden of op een andere wijze van indrijven van voorwerpen kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, intginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

6.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. die onderdeel zijn van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2.
6.3.3 Toelaatbare werken

De werken en werkzaamheden, zoals in 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Afstemming
9.1.1 Algemeen

Indien gebruik wordt gemaakt van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid dient dit uitvoerbaar te zijn, mede gelet op 'buitenplanse' ruimtelijke randvoorwaarden vanuit wet- en regelgeving en het beleid op het terrein van milieu - waaronder ook begrepen mestaanwending, mestverwerking en dierwelzijn, water, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie.

Ook andere ruimtelijke relevante regelgeving (wetten, verordeningen, algemene maatregelen van bestuur, overige regelgeving) zal bij de afweging wat betreft de uitvoerbaarheid worden betrokken.

Voor recreatieve activiteiten dient voor zover van toepassing advies te worden gevraagd aan de adviescommissie voor recreatie en toerisme.

Nieuwe bebouwing, waaronder begrepen permanente teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van bedrijven, bedrijfswoningen of nieuw (af te splitsen) woningen (in boerderijen) dient in ruimtelijk-milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar te zijn. In dat kader worden tenminste de onderstaande aspecten bij de ruimtelijke afweging betrokken.

9.1.2 Afstemming geluidhinder

Binnen geluidzones, ingevolge de Wet geluidhinder, vanwege wegverkeerslawaai zal voldaan moeten worden aan de bepalingen van de Wet geluidhinder ter zake. Dit betekent dat de gevelbelasting van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing volgens dit plan niet meer mag bedragen dan de grenswaarde van 48 dB(A).

9.1.3 Afstemming geurhinder

Afhankelijk van de ligging van een agrarisch bestemmingsvlak zal, indien er sprake is van nieuwe geurgevoelige of geurveroorzakende bebouwing of functies wordt voorafgaand aan de toepassing onderzocht of wordt voldaan aan de eisen die worden gesteld door wet- en regelgeving op het gebied van geur/stankhinder (Wet geurhinder en veehouderij). Indien er sprake is van belemmeringen vindt een afweging plaats.

9.1.4 Afstemming bodem

Voorafgaand aan de toepassing wordt onderzocht of de bodemsituatie ter plaatse de beoogde activiteiten toelaat. Daarbij wordt bezien of er vanwege de feitelijke situatie ter plaatse belemmeringen zijn voortvloeiend uit de geldende wet- en regelgeving, zoals de Wet bodembescherming en de Woningwet / Wet algemene bepaling omgevingsrecht. Bij belemmeringen vindt een afweging plaats.

9.1.5 Afstemming veiligheid/verstoring

Externe veiligheid wegen e.d. en inrichtingen

Voorafgaand aan de toepassing wordt onderzocht of wordt voldaan aan de eisen die worden gesteld door het Besluit externe veiligheid inrichtingen en andere van belang zijnde wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Indien er sprake is van belemmeringen vindt een afweging plaats.

9.1.6 Afstemming luchtkwaliteit

Voorafgaand aan de toepassing wordt onderzocht of wordt voldaan aan de eisen die worden gesteld door wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Indien er sprake is van belemmeringen vindt een afweging plaats.

9.1.7 Afstemming archeologie en cultuurhistorie

Voorafgaand aan de toepassing wordt onderzocht of er sprake is van aantasting van archeologische of cultuurhistorische waarden. Daarbij zal een ter zake deskundige instantie worden betrokken. Het gaat daarbij om de vraag of waarden worden aangetast die worden beschermd door wet- en regelgeving. Indien er sprake is van relevante waarden vindt een afweging plaats.

9.1.8 Afstemming waterbeheer

Voorafgaand aan de toepassing vindt overleg plaats met de beherende instantie op het vlak van waterbeheer. De resultaten van dit overleg worden in de afweging meegenomen.

9.1.9 Afstemming groene regelgeving

Voorafgaand aan de toepassing wordt onderzocht of er sprake is van aantasting van wettelijk beschermde natuurwaarden. Het gaat daarbij om de vraag of waarden worden aangetast die worden beschermd door wet- en regelgeving. Indien er sprake is van relevante waarden vindt een afweging plaats.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Schaluinen 11 Baarle-Nassau' van de gemeente Baarle-Nassau.