direct naar inhoud van Regels
Plan: Camping Ponderosa
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BPCampingPonderosa-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Camping Ponderosa' met identificatienummer NL.IMRO.0744.BPCampingPonderosa-VG01 van de gemeente Baarle-Nassau;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanbouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bestemmingsvlak gelegen hoofdgebouw, dat zowel door zijn afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en daarvan niet losstaat;

1.6 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;

1.7 abiotische waarden

geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;

1.8 agrarisch bedrijf

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde:

  • a. een glastuinbouwbedrijf: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
  • b. een veehouderij: agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
  • c. een (vollegronds)teeltbedrijf: agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
  • d. een overig agrarisch bedrijf: agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.9 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.10 archeologisch onderzoek

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsgrens

een op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, die door bebouwing niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfswoningen (inclusief daarbij behorende aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen);

1.15 bedrijfsmatige exploitatie recreatiebedrijf

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 bestaande bebouwing

bebouwing, zoals die aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, of bebouwing die rechtens mag worden gebouwd op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.18 bestaand gebruik

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft verkregen;

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bewoning

het verblijf c.q. gebruik als woonruimte voor de huisvesting van een huishouden;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.25 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 caravan

een kampeermiddel op wielen, dat bedoeld is voor een kort verblijf op een bepaalde locatie en dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen onder meer over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.30 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.31 dagrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;

1.32 detailhandel

bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde;

1.34 erfbeplanting

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.35 extensief dagrecreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen of fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

 

1.36 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 halfverharding

doorlatende verharding die bestaat uit onsamenhangend materieel dat meer draagkracht levert dan de originele ondergrond, zoals grind, schelpen, geborken natuursteen, gebroken puin (menggranulaat), etc.

1.38 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.39 intensief dagrecreatief medegebruik

alle vormen van dagrecreatie, die geen extensief dagrecreatief medegebruik zijn en die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

1.40 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.41 kampeerterrein

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.42 kamphuis

een gebouw of een gedeelte van een gebouw bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in groepsverband in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;

1.43 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.44 landschapselementen

de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen alsmede onverharde wegen die van cultuurhistorisch belang zijn;

1.45 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.46 locatiegebonden milieubelastende activiteit

inrichting als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, bijlage 1;

1.47 nachtverblijf

een (deel) van een gebouw waarin slaapgelegenheid wordt geboden en waarbij er sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van sanitair, kookgelegenheid en dergelijke;

1.48 natuur of natuurwaarden

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid / ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;

1.49 natuurbeheerplan

door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan op grond van hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant;

1.50 Natuur Netwerk Brabant

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

1.51 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.52 ondergeschikte functie

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.53 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.54 perceelsgrens

de begrenzing of afbakening van een specifiek kadastraal perceel, hier gelijk te stellen met een begrenzing van het eigendom op een dergelijk perceel;

1.55 recreatiebedrijf

aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van dag- of verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.56 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 stacaravan

een kampeermiddel, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhanger van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;

1.58 stiltegebied

het als zodanig aangewezen gebied in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant dat mede is bestemd voor het behoud van stilte en rust.

1.59 teeltondersteunende voorziening

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf;

1.60 toeristisch kamperen

kamperen met kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde, in de periode van 10 maart tot en met 31 oktober;

1.61 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden op een andere locatie dan waar men hoofdverblijf heeft, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en vrienden;

1.62 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • a. gelijk is aan de in de in het plan voorgeschreven afstand van gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. gelijk is aan de afstand van bestaande legaal opgerichte gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in het plan voorgeschreven afstand;

1.63 vrijstaand bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel door zijn afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en daarvan losstaat;

1.64 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.65 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Bebouwde oppervlakte

De buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, inclusief overkappingen, gemeten op een meter boven de gemiddelde grondslag van het aansluitende afgewerkte terrein.

2.7 Peil
  • a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: het hoogste punt van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: het hoogste van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

2.8 De lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.9 De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelsgrens

De kortste afstand tussen de zijdelingse/achterste bestemmingsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.10 Verticale diepte van een gebouw

Het diepste punt van een ondergronds bouwwerk, gemeten vanaf het peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijke inpassing

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bescherming van aanwezige landschapselementen met de daaraan te onderkennen landschappelijke en natuurwaarden, zowel op zichzelf en/of als onderdeel van het netwerk van lokale landschapselementen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. onverharde paden;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Er zijn binnen de bestemming geen gebouwen toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en/of herstel en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en natuurwaarden van niet beboste gronden zoals poelen, waterpartijen, waterlopen, heide en graslanden;
  • b. het behoud van voorkomende abiotische, natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • c. versterking van cultuurhistorische landschapswaarden;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. instandhouding van in het bos- en natuurgebied aanwezige onverharde wegen.

met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' maximaal 2,0 ha bestemd is voor:

  • g. recreatieve doeleinden in de vorm van toeristisch kamperen, uitsluitend door middel van bedrijfsmatige exploitatie van de gronden voor personen die hun woon- of verblijfplaats elders hebben, met daarbij behorende:
    • 1. recreatieve voorzieningen zoals sanitair, sport- en spelvoorzieningen en dergelijke, met dien verstande dat horecavoorzieningen zijn uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur uitgesloten - horeca';
    • 2. on- en halfverharde voorzieningen zijnde paden, wegen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat er per in gebruik zijnde standplaats binnen deze aanduiding maximaal één auto geparkeerd mag worden;
    • 3. verlichting, met dien verstande dat deze uitsluitend naar beneden is gericht;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de als ‘Natuur’ bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten dienste van natuurbeheer en extensief recreatief medegebruik. Het gaat hierbij om banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale oppervlakte van 12 m² en een maximale bouwhoogte van 2 meter.

4.2.2 Toegestane bouwwerken

In afwijking van het bepaalde onder 4.2.1 mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' worden opgericht:

  • a. kampeermiddelen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak een gebouw ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het kampeerterrein zoals erfafscheidingen, sport- en spelvoorzieningen en dergelijke.

4.2.3 Kampeermiddelen

Voor het plaatsen van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' gelden de volgende regels:

  • a. er zijn maximaal 100 standplaatsen voor toeristisch kamperen toegestaan.
  • b. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen dient minimaal 5 m te bedragen.
  • c. de afstand van een kampeermiddel tot de aanduidingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • d. alle bouwwerken dienen boven peil te worden opgericht.

4.2.4 Gemeenschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de dakhelling van een gebouw dient minimaal 12° en maximal 60° te bedragen.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,5 m, met dien verstande dat speelattributen en sportveldvoorzieningen niet hoger mogen zijn dan 6 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemene verbodsbepaling

Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.

4.4.2 Specifiek strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 4.4.1 worden in ieder geval verstaan:

  • a. die vormen van gebruik welke met betrekking tot de binnen deze bestemming aanwezige waarden in de in artikel 11 als zodanig zijn aangegeven;
  • b. gebruik van de gronden en voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' voor recreatieve doeleinden buiten de periode van 10 maart tot en met 31 oktober.
  • c. gebruik van de gronden en voorzieningen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' voor recreatieve doeleinden.

4.4.3 Overig strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 4.4.1 wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (motor)crossen;
  • d. grootschalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. een seksinrichting;
  • f. permanente bewoning;
  • g. detailhandel;
  • h. horecadoeleinden;
  • i. het houden van een kampeerterrein buiten de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie';
  • j. het aanbrengen dan wel oprichten van teeltondersteunende voorzieningen;
  • k. parkeren buiten de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie'.

4.4.4 Voorwaardelijke verplichting 1

Het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken conform de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien de restopgave Natuur Netwerk Brabant, zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - voorwaardelijke verplichting 1' maximaal 12 maanden na in gebruik name van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' voor (nacht)verblijfsrecreatieve doeleinden zijn aangelegd en vervolgens aldus in stand worden gehouden.

4.4.5 Voorwaardelijke verplichting 2

Het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken conform de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien de landschapselementen, zoals opgenomen in het inrichtings- en beplantingsplan in Bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - voorwaardelijke verplichting 2' maximaal 12 maanden na in gebruik name van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatie' voor (nacht)verblijfsrecreatieve doeleinden zijn aangelegd en vervolgens aldus in stand worden gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het onder 4.4.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.5.2 Restopgave Natuur Netwerk Brabant

Het bevoegd gezag kan in overleg met het waterschap een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.4 en het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, mits:

  • a. er geen sprake is van een afname in oppervlakte van de ecologische verbindingszone;
  • b. er voldaan blijft worden aan de randvoorwaarden voor de inrichting van de ecologische verbindingszone, zoals opgenomen in Bijlage 3.

4.5.3 Landschapselementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.5 en het inrichtings- en beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2, mits:

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan een goede landschappelijke inpassing;
  • b. uit een kwantitatieve berekening blijkt dat de investering in kwaliteitsverbetering gelijk blijft.

4.5.4 Procedure afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.1 is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de onderhavige gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren welke met betrekking tot de binnen deze bestemming aanwezige waarden in artikel 11 als zodanig zijn aangegeven.

4.6.2 Met vergunning toelaatbare werken

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de betreffende bestemming of dubbelbestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige, de op de verbeelding aangeduide en in artikel 11 aangegeven waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

4.6.3 Uitzonderingen op het verbod

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. legale werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. afgravingen die vergunningsplichtig zijn op grond van de provinciale ontgrondingenverordening en waarvoor een ontgrondingenvergunning is afgegeven;
  • d. de werken en/of werkzaamheden ‘aanbrengen van houtgewas’ en ‘rooien van houtgewas’ voor wat betreft erfbeplantingen.

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve doeleinden bestemd voor recreatief (nacht)verblijf, uitsluitend door middel van bedrijfsmatige exploitatie van de gronden voor personen die hun woon- of verblijfplaats elders hebben;

met als ondergeschikte functies:

  • b. bij het recreatiebedrijf behorende horeca, uitsluitend in de vorm van een (eet)café, cafetaria of restaurant en horeca die niet gericht is op verblijfsrecreatie, met dien verstande dat horecavoorzieningen zijn uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - horeca' ;
  • c. recreatieve voorzieningen zoals een ligweide, zwembad, trap- en speelveldjes;
  • d. woondoeleinden in bestaande bedrijfswoningen;

en tevens de bij de bestemming behorende:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. telecommunicatiemasten;
  • g. bouwwerken, tuinen, erven en terreinen.

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

De voor ‘Recreatie’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven bestemming. Daarbij gelden per bestemmingsvlak de hierna gestelde voorwaarden.

5.2.2 Toegestane bouwwerken

Per bestemmingsvlak mag uitsluitend worden opgericht:

  • a. kampeermiddelen;
  • b. gebouwen ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen, zoals:
    • 1. receptie;
    • 2. campingwinkel;
    • 3. bij het recreatiebedrijf behorende horeca, uitsluitend in de vorm van een (eet)café, cafetaria of restaurant en horeca die niet gericht is op verblijfsrecreatie;
    • 4. bergruimten, sanitaire voorzieningen, sport- en spelvoorzieningen e.d.;
  • c. een kamphuis;
  • d. maximaal twee bedrijfswoningen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het kampeerterrein zoals erfafscheidingen, sport- en spelvoorzieningen, zwembaden, telecommunicatiemasten en dergelijke;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - toeristisch kamperen' uitsluitend toeristisch kampeerplaatseenheden met een maximum van 20 eenheden per hectare mogen worden opgericht.

5.2.3 Kampeermiddelen

Voor het plaatsen van kampeermiddelen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan excl. overkappingen, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 45 m2 voor zover de standplaats niet groter is dan 100 m2;
    • 2. 60 m2 voor zover de standplaats niet groter is dan 150 m2;
    • 3. 72 m2 voor zover de standplaats groter is dan 150 m2;
  • b. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. bij een stacaravan mag maximaal één vrijstaand bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 9 m2;
  • d. ten behoeve van het toeristisch kamperen mag op iedere standplaats een vrijstaand bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 9 m2 dat uitsluitend dient als sanitaire voorziening;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bedragen respectievelijk 2,5 m en 3,5 m;
  • f. de onderlinge afstand tussen stacaravans dient minimaal 5 m te bedragen. De onderlinge afstand tussen de overige kampeermiddelen dient minimaal 3 m te bedragen;
  • g. de afstand van een kampeermiddel tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • h. de afstand van een gebouw tot enige bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen, met dien verstande dat indien het perceel grenst aan de bestemming 'Groen - Landschapselement' of 'Natuur' de afstand tot deze bestemmingsgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
  • i. alle bouwwerken dienen boven peil te worden opgericht.

5.2.4 Gemeenschappelijke voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 5.050 m2 (incl. kamphuis);
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de dakhelling van een gebouw dient minimaal 12° en maximal 60° te bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot enige bestemmingsgrens dient minimaal 10 m te bedragen.

5.2.5 Kamphuis

Voor het bouwen van een kamphuis gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het kamphuis valt binnen de in lid 5.2.4, onder a, genoemde totaaloppervlakte voor de gebouwen ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de dakhelling van een gebouw dien minimaal 12° en maximal 60° te bedragen.

5.2.6 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, mag niet meer bedragend an 750 m3;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de de bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  • e. de goothoogte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de dakhelling van een gebouw dient minimaal 12° en maximaal 60° te bedragen;
  • g. de afstand van een gebouw tot de bestemmingsgrens dient minimaal 10 m te bedragen;
  • h. ondergronds bouwen is toegestaan in de vorm van kelders met dien verstande dat:
    • 1. de kelder uitsluitend onder het bedrijfswoning mag worden gebouwd;
    • 2. de diepte beneden peil niet meer mag bedragen 3 m.

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4,5 m, met dien verstande dat masten, speelattributen en sportveldvoorzieningen niet hoger mogen zijn dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, alsmede tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van bieden van voldoende parkeerruimte op eigen terrein.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemene verbodsbepaling

Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.

5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (motor)crossen;
  • d. een seksinrichting;
  • e. permanente bewoning, uitgezonderd permanente bewoning van de bedrijfswoningen;
  • f. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte functie ten diensten van de bestemming;
  • g. horecadoeleinden, behoudens horecadoeleinden als ondergeschikte functie ten dienste van de bestemming binnen de bedrijfsgebouwen;
  • h. woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het onder 5.4.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

5.5.2 Procedure bij afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.

Artikel 6 Waarde - Archeologie hoog 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op de rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

6.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 6.2.1 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bodemingrepen niet groter dan 100 m² dan wel indien groter dan 100 m² niet dieper dan 40 cm;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm, zonder heiwerkzaamheden of op een andere wijze van indrijven van voorwerpen kan worden geplaatst.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog 1' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

6.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. die onderdeel zijn van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2.

6.3.3 Toelaatbare werken

De werken en werkzaamheden, zoals in 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 7 Waarde - Archeologie middel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op de rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

7.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 7.2.1 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bodemingrepen niet groter dan 1.000 m² dan wel indien groter dan 1.000 m² niet dieper dan 40 cm;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm, zonder heiwerkzaamheden of op een andere wijze van indrijven van voorwerpen kan worden geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middel' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

7.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. die onderdeel zijn van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2.

7.3.3 Toelaatbare werken

De werken en werkzaamheden, zoals in 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Nadere eisen
9.1.1 Algemeen uitgangspunt

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, zoals in de navolgende leden van dit artikel aangegeven.

9.1.2 Bebouwingsaspecten ten aanzien waarvan nadere eisen kunnen worden gesteld

Nadere eisen kunnen, conform het bepaalde in onderstaande tabel 'Toepassing nadere eisen' uitsluitend gesteld worden ten aanzien van de volgende bebouwingsaspecten:

  • a. de afstand tot:
    • 1. de perceels- en/of bestemmingsgrenzen, voor zover deze minder bedraagt dan 10 meter;
    • 2. de weg waaraan wordt gebouwd;
  • b. de situering van bebouwing op een perceel, ten opzichte van:
    • 1. elkaar;
    • 2. ter plaatse aanwezige waardevolle bebouwing of beplanting;
    • 3. bestaande of te ontwikkelen natuur- of landschapswaarden of –elementen;
  • c. de afmetingen, dakhelling en/of kapvorm van gebouwen en andere bouwwerken;
  • d. de afstand tussen gebouwen en bouwwerken voor zover deze minder bedraagt dan 5 meter;
  • e. de breedte van toegangspaden en wegen bij uitbreiding of omschakeling van recreatievormen op het terrein voor zover de breedte minder bedraagt dan 5 meter.

9.1.3 Belangen ten aanzien waarvan nadere eisen kunnen worden gesteld

Nadere eisen kunnen, conform het bepaalde in onderstaande tabel 'Toepassing nadere eisen' uitsluitend gesteld worden ten aanzien van de volgende belangen:

  • a. de gewenste concentratie van de bebouwing op het bestemmingsvlak of bouwperceel in het algemeen en in het bijzonder van bedrijfswoning(en) en overige bedrijfsgebouwen op bestemmingsvlakken groter dan 1 ha;
  • b. een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing in relatie tot de waarden welke middels gebiedsaanduidingen op de verbeelding zijn opgenomen en zijn omschreven in artikel 11;
  • c. een goede stedenbouwkundige inpassing, met name in relatie tot de aangrenzende en nabijgelegen bebouwing die ingevolge de bestemmingen is toegelaten;
  • d. een goede verkeerskundige inpassing ten opzichte van de weg waaraan wordt gebouwd, met name in verband met voldoende uitzicht vanaf het bouwperceel en/of voldoende parkeerruimte op het bouwperceel;
  • e. voldoende ruimte voor behoud van bestaande erfbeplanting of het aanbrengen van nieuwe erfbeplanting ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het totale bestemmingsvlak of bouwperceel;
  • f. doelmatig onderhoud en bereikbaarheid van waterlopen;
  • g. de verkrijging van een vereist geluidsniveau aan de gevels van een nieuwe woning en/of een afdoende geluidsreducerend effect;
  • h. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die van uit een oogpunt van brandveiligheid en de bereikbaarheid voor hulpdiensten niet gewenst is.

Tabel 'Toepassing nadere eisen'   Aspecten volgens 9.1.2 onder:  
  a   b   c   d   e  
Belangen volgens 9.1.3 onder:            
a: concentratie bebouwing   x   x   x      
b: landschappelijke inpassing     x        
c: stedenbouwkundige inpassing   x   x   x      
v: verkeerskundige inpassing   x   x        
e: ruimte erfbeplanting   x   x        
f: waterlopen       x      
g: geluidsniveau   x     x      
h: (brand)veiligheid         x   x  

9.2 Afwijkende afstanden en maatvoering
9.2.1 Afwijkende afstanden

Indien afstanden op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.2.2 Afwijkende maatvoering

In die gevallen dat hoogten of dakhellingen van bouwwerken die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.2.3 Herbouw bij afwijkende afstanden en maatvoering

Ingeval van herbouw is het bepaalde in de leden 9.2.1 en 9.2.2 niet van toepassing.

9.3 Verbodsbepaling inzake in acht te nemen afstanden
9.3.1 Hoofdregel

Het is in afwijking van het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen, verboden te bouwen:

  • a. enig bouwwerk binnen een afstand van 10 meter tot de grens van een op de verbeelding bestemde weg;
  • b. enig bouwwerk binnen een afstand van 5 meter uit de insteek van het talud van een op de verbeelding bestemde waterloop;
  • c. enig bouwwerk binnen een afstand van 25 meter uit de insteek van het talud van een op de verbeelding aangeduide te ontwikkelen ecologische verbindingszone;
  • d. enig geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder met overschrijding van een op de verbeelding weergegeven bebouwingsgrens geluidsgevoelige objecten.

9.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 9.3.1 geldt niet voor:

  • a. erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
  • b. bestaande afwijkingen, doch uitsluitend voor zover deze zijn gebouwd conform het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.3.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3.1 onder a en b, mits:

  • a. het verkeersbelang of waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. vooraf advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de betreffende weg of waterloop;
  • c. het niet gaat om overschrijding van een op de verbeelding weergegeven bebouwingsgrens geluidsgevoelige objecten;
  • d. de overeenkomstig de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure in acht wordt genomen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 overige zone - attentiezone stiltegebied
11.1.1 Hoofdregel
  • a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone stiltegebied zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het na streven van stilte en rust in het stiltegebied.
  • b. Als grenswaarde voor een aanvaardbare geluidbelasting vanwege een locatie gebonden milieubelastende activiteit ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone stiltegebied' geldt 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op 1,5 meter hoogte:
    • 1. op de grens van het Stiltegebied, als de locatie van de activiteit 50 meter of meer van de grens van het stiltegebied ligt;
    • 2. op 50 meter vanaf de grens van de locatie van de activiteit, als deze minder dan 50 meter van de grens van het stiltegebied ligt.
  • c. Als grenswaarde voor de geluidbelasting vanwege een niet locatie gebonden geluidsbron binnen de aanduiding 'overige zone - attentiezone stiltegebied', geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, op de grens van het stiltegebied.

11.1.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 11.1.1 geldt niet voor activiteiten die behoren tot het normale gebruik, beheer en onderhoud van binnen het gebied aanwezige functies en gronden.

11.1.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1.1, onder a en b, mits:

  • a. de locatiegebonden milieubelastende activiteit door het onverkort toepassen van de grenswaarde redelijkerwijs niet mogelijk is of uit onderzoek blijkt dat er geen alternatieve locatie mogelijk is;
  • b. de afwijking van de grenswaarden zoveel mogelijk wordt beperkt;
  • c. de overschrijding ten hoogste 5 dB(A) van de grenswaarden bedraagt.
11.2 overige zone - camping
  • a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - camping' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal één recreatiebedrijf.
  • b. Voor de gronden met de aanduiding 'overige zone - camping' geldt - met in acht neming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende overige regels - dat het maximum aantal toegestane standplaatsen voor stacaravans 360 en voor toeristisch kamperen 240 bedraagt.
  • c. Binnen de aanduiding 'overige zone - camping' dient voor iedere toegestane recreatieve voorziening binnen het plangebied in de parkeerbehoefte worden voorzien.

11.3 overige zone - cultuurhistorisch vlak

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd op behoud, herstel en/ of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

11.4 overige zone - Natuur Netwerk Brabant
  • a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant, zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.
  • b. Het is verboden op of in de gronden met de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Natuur Netwerk Brabant' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het oprichten van bebouwing ten behoeve van stedelijke, agrarische en/of recreatieve ontwikkelingen;
    • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
  • c. Het bepaalde onder b is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • d. De onder b bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien is aangetoond dat de uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de onder a bedoelde ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Bouwen met geringe mate van afwijking van de bebouwings- en bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan en toestaan dat gebouwd wordt met een geringe mate van afwijking van de plaats en de richting van de bebouwings- en bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeeldingen ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling of indeling van de gronden dit vergt en mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

12.2 Afwijking afstand tot zijdelingse en achterste bestemmingsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan en toestaan dat wordt afgeweken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van de zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits:

  • a. is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen of,
  • b. dit uit architectonisch oogpunt wenselijk is vanwege de aansluiting op bestaande bebouwing en
  • c. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

12.3 Afwijking met 10% opgenomen maten

Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan en toestaan dat wordt afgeweken van de op de verbeeldingen of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op oppervlaktematen boven 100 m² en inhoudsmaten boven 250 m³.

12.4 Procedure bij afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een afwijking als bedoeld in 12.1 tot en met 12.3 is de in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.1.1 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.1.2 Hardheisclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Camping Ponderosa'.