direct naar inhoud van Regels
Plan: Alphenseweg 41, Baarle-Nassau
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BPAlphenseweg41-d001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Alphenseweg 41, Baarle-Nassau' met identificatienummer NL.IMRO.0744.BPAlphenseweg41-d001 van de gemeente Baarle-Nassau.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of in een bijbehorend bijgebouw kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt.

1.6 aan huis verbonden beroepsactiviteit

een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, alsmede gastouderschap, dat door de gebruiker van een woning in die woning of in een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt.

1.7 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht.

1.12 bestaande situatie
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning.
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van de aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.

1.24 gastouderschap

de opvang van maximaal 6 kinderen aan huis, inclusief de eigen kinderen.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidzoneringsplichtige inrichting

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht.

1.27 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatig kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.28 legaal

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.29 maaiveld

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

1.30 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.31 peil
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.32 perceelsgrens

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.34 raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.35 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 verhard

een verharding, bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmee vergelijkbare vaste/gesloten materialen;

1.37 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande legaal opgerichte gebouwen op het betreffende bouwperceel tot de as van de weg.

1.38 watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.39 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging en bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.

1.40 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten.

1.41 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.42 (woon)boerderij

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en ebdrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan met uitzondering van:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m2;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse leidingen.

3.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke:

  • a. van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds legaal mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. bestaan uit uitsluitend de vervanging van bestaande drainageleidingen.

3.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien kan worden aangetoond dat het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk is ten behoeve van het gebruik zoals toegestaan blijkens de bestemmingsomschrijving.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven;
  • b. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • c. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, ondergeschikt aan het niet-agrarische bedrijf en onder de voorwaarden zoals opgenomen in 4.3.1;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en landschappelijke inpassing.

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

  • a. Type bedrijf

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven zoals genoemd in navolgende tabel.

Ter plaatse van de aanduiding   Adres   Type bedrijf   Oppervlakte bedrijfsgebouwen (in m2)  
specifieke vorm van bedrijf - 1   Alphenseweg 41   Montage- en interieurbouwbedrijf   800  

  • b. Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden conform de bestemming 'Bedrijf' is alleen toegestaan, indien de landschappelijke inpassing binnen maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd conform het inrichtingsplan en aldus in stand wordt gehouden. Onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan.

  • c. Waarborging voldoende parkeergelegenheid

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden conform de bestemming 'Bedrijf' is alleen toegestaan, indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt aangelegd en aldus in stand wordt gehouden. Onder voldoende parkeergelegenheid wordt verstaan dat tenminste voldaan dient te worden aan de gemeentelijke parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen 2011'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming;
  • b. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals opgenomen in de tabel in artikel 4.1.2 onder a;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 12º en maximaal 45º.

4.2.3 Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen, met aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt niet meer dan 750 m3, tenzij:
    • 1. het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 12º en maximaal 60º;
  • e. ondergronds bouwen in de vorm van de bouw van kelders is uitsluitend toegestaan onder de bedrijfswoning en tot een diepte van maximaal 3 m.

4.2.4 Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 60º.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving;
  • b. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling of de parkeerbalans. Dat betekent onder meer dat op eigen terrein moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
  • c. maximaal 40% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van de vrijstaande bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, tot ten hoogste een oppervlakte van 200 m2;
  • d. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgevoerd door de bewoner van de woning;
  • e. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren;
  • f. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • g. de activiteit mag niet leiden tot een onevenredige publieks- of verkeersaantrekkende werking;
  • h. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonder een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden bedrijf of beroep.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Functiewijziging

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor functiewijziging van ter plaatse toegestane bedrijven, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. een functiewijziging naar horeca en/of detailhandel is uitgesloten;
  • a. functiewijziging is slechts toegestaan naar niet-agrarische bedrijvigheid welke voorkomt in de milieucategorie 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. de verkeers- en publieksaantrekkende werking mag niet onevenredig worden vergroot in relatie tot de aard van de ontsluitingsfunctie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • c. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen milieuhygiënische en planologische belemmeringen zijn, voortvloeiend uit het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, danwel andere wet- en regelgeving.

4.4.2 Wijziging landschappelijk inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.2 onder b, teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2 toe te staan, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overlegd.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij:

  • a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 1.000 m2, of;
  • b. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van meer dan 1.000 m2 en minder dan 40 cm diepte onder het bestaande maaiveld, of;
  • c. er sprake is van de vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, en:
    • 1. een verplichting wordt opgenomen tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting wordt opgenomen tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting wordt opgenomen om de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een, door het bevoegd gezag goed te keuren, deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm onder het bestaande maaiveld, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. gepaard gaan met bodemingrepen van niet meer dan 1.000 m2;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij dit artikel in acht is genomen;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  • e. reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en de betrokken waarden gelet op dit rapport niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften te verbinden. Hierbij is het bevoegd gezag bevoegd de volgende voorschriften aan de vergunning te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een door het bevoegd gezag goed te keuren deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de bouw- en goothoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met het plan in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrjif, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
  • c. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan, bewerken of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid;
  • d. het opslaan, storten of bergen van materialen of producten behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. (motor)crossen;
  • f. detailhandel, tenzij elders in de regels specifiek toegestaan;
  • g. grootschalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief dagrecreatief medegebruik.

8.2 Voorwaardelijke verplichting sloop bijgebouwen

Het gebruiken en laten gebruiken van de bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bepaalde in 4.1 is uitsluitend toegestaan indien binnen 1 jaar na in werkingtreding van dit bestemmingsplan, overtollige bedrijfsgebouwen worden terug gebracht tot een maximum van 800 m², een en ander conform de Landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels aangegeven maten, afmetingen en/of percentages tot niet meer dan 10%;
  • b. van de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakeljik is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zjinde, tot maximaal 10 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Alphenseweg 41, Baarle-Nassau'.