Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil/maaiveld tot aan het diepste punt van de ingreep.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, dan wel bij een overkapping/carport tussen het buitenwerkse dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Deze oppervlakte wordt met 10% vermeerderd t.b.v. kabels en leidingen, marge bouwput, e.d.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren), de buitenzijde van daken en dakkapellen en de dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers, dakkapellen en loggia’s boven peil.