Noardburgum, Tsjerkepaed tussen nrs. 30 en 34 (woningbouw)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.14BPVIII-vg01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Bestemmingsplan Noardburgum, Tsjerkepaed tussen nrs. 30 en 34 (woningbouw)
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1 plan
het bestemmingsplan Noardburgum, Tsjerkepaed tussen nrs 30 en 34 (woningbouw) / NL.IMRO.0737.14BPVIII.vg01 van de gemeente Tytsjerksteradiel;
2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
6 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
7 akker- of tuinbouwbedrijf
een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;
8 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
9 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
10 bestaand
bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
21 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
22 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
24 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
25 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
26 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
28 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
29 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
30 "hiem"
het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
31 hoekerker
een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;
32 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
33 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
34 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
35 houtsingel
langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
36 houtwal
zie dykswâl;
37 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
38 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
39 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
40 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
41 molen
een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;
42 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
43 onderbouw
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
44 veenweidelandschap
het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
grootschalig open (weide)landschap;
hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;
verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
45 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
46 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
47 peil
indien op of in het land wordt gebouwd:
de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
indien op of in het water wordt gebouwd:
het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
48 pingoruïne
overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;
49 poel
een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;
50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
51 risicovolle functie
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
52 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
53 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
54 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
55 voorbouwgrens
zie voorgevelrooilijn;
56 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
57 voorgevelrooilijn
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
58 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
59 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
60 windturbine
een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
61 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
62 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
63 woudenlandschap
het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.
Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Methodiek
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Meetverschillen
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerk of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen;
erkers;
voorportalen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
erven en verhardingen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Erkers
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder b. genoemde erkers gelden de volgende regels:
een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:
er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee, aaneen gebouwde hoofdgebouwen;
er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een hoofdgebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
een erker zal ten hoogste over 70% van de breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd.
3.2.2 Voorportalen
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder c. genoemde voorportalen gelden de volgende regels:
een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.
3.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
3.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 in die zin dat:
een tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd, mits:
een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelsgrens wordt gebouwd;
de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m² zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;
het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare bijbehorend bouwwerk ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;
de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare bijbehorende bouwwerken onderling en ten opzichte van andere bouwwerken, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de bouwwerken op de aangrenzende bouwpercelen;
rekening wordt gehouden met:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden.
een deel van het hoofdgebouw van de aangrenzende bestemming ‘Wonen – Vrijstaande woningen ANB' wordt gebouwd, mits:
tegelijkertijd toepassing is gegeven aan het gestelde in de artikelen 4.1 onder a. en 4.2.2;
de oppervlakte van het deel van het hoofdgebouw ten hoogste 15 m2 zal bedragen;
rekening wordt gehouden met:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen ANB’, ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’ en/of ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:
de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het hoofdgebouw;
de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel niet groter wordt dan ten hoogste 115% van de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de bouwwerken op de aangrenzende bouwpercelen.
3.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Wonen - Vrijstaande woningen ANB
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Vrijstaande woningen ANB’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 3 respectievelijk 8 m bedragen.
4.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 3 respectievelijk 7 m bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 110 m², bedragen.
4.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
50 m².
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’ en/of ‘Tuin’;
de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan het bestaande bouwvlak;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
4.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Welstandscriteria
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
6.2 Windturbines
Er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puien en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, mits:
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, mits:
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de volksgezondheid, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ wordt aangebracht, mits:
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, mits:
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, mits:
op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er te behouden archeologische waarden aanwezig zijn;
de dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' wordt aangebracht, mits:
op basis van onderzoek blijkt dat in een gebied te behouden waarden van het woudenlandschap aanwezig zijn;
de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, mits:
dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;
dit noodzakelijk is voor het bevorderen van de nautische veiligheid op een (naastgelegen) vaarwater;
de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid" wordt aangebracht, mits:
de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;
de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
Artikel 9 Overige regels
Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen.
Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels voor die bestemmingen en/of aanduidingen, zoals opgenomen in bijlage 2, van toepassing als bedoeld in de bijlage.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Noardburgum, Tsjerkepaed tussen nrs. 30 en 34 (woningbouw)' van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 maart 2017
De voorzitter, De griffier,