direct naar inhoud van Regels

Sanjesfjild

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.11BPV-vg01
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting bestemmingsplan Sanjesfjild

 

 
Inhoudsopgave

 

Toelichting bestemmingsplan Sanjesfjild

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Plangebied

1.3 Planinhoud

1.4 Overzicht van bestemmingsplannen die worden vervangen

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

2.2 Functies binnen het plangebied

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening

3.3.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan

3.4 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 4 Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen

4.1 Wonen

4.2 Bedrijvigheid

4.2.1 Productiebedrijven c.a.

4.2.2 Gemengde bestemming

4.2.3 Detailhandel

4.3 Verkeer, infrastructuur

4.4 Groen, openbare ruimte c.a.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Ecologie

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie

5.2.2 Cultuurhistorie

5.3 Bodem

5.4 Water

5.5 Geluid

5.5.1 Verkeerslawaai

5.5.2 Industrielawaai

5.6 Externe veiligheid

5.7 Luchtkwaliteit en geurhinder

5.7.1 Luchtkwaliteit

5.7.2 Geurhinder

5.8 Leidingen

5.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels

6.1 Uitgangspunten

6.2 Inleidende regels

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Algemeen

6.3.2 Enkelbestemmingen

6.3.3 Dubbelbestemmingen

6.4 Algemene regels

6.5 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economisch

7.2 Maatschappelijk

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak en overleg

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Na een uitgebreide locatiestudie heeft de gemeenteraad in 2006 besloten tot de ontwikkeling van een kleinschalig bedrijventerrein voor de Trynwâlden aan de Sanjesreed te Oentsjerk. Er is een keuze gemaakt voor een stedebouwkundig concept en dit is met de zakenclub Trynwâlden en de dorpsbelangen Gytsjerk en Oentsjerk afgestemd.

 

In 2010 zou een start met het nieuwe bestemmingsplan worden gemaakt. Deze start is echter afgebroken omdat door de economische crisis op dat moment onvoldoende concrete belangstelling voor de kavels was en de gemeente op basis van provinciaal beleid niet teveel bedrijfsgrond op voorraad mag hebben.

 

Sinds enige tijd is er door lokale ondernemers en starters weer belangstelling voor de bedrijfskavels. De belangstelling is voldoende concreet en de gemeente wil deze bedrijven faciliteren door een nieuw bestemmingsplan voor het gebied vast te stellen waarna de kavels kunnen worden uitgegeven.

 

1.2 Plangebied

 [image]

plangebied, aangepaste begrenzing

 

 

 

 

Het plangebied is globaal gelegen binnen de volgende grenzen:

  1. in het noorden de sloot aan de noordkant van de Sanjesreed;

  2. in het oosten de bestaande bebouwing langs de Rengersweg (hier blijft Oentsjerk 2013 van toepassing);

  3. in het zuiden loopt de grens deels nabij een bestaande sloot;

  4. in het westen loopt de grens langs een bestaande sloot.

 

In de voorontwerpfase werd in zuidelijke richting nog van een groter plangebied uitgegaan. In verband met de PAS-jurisprudentie en de nieuwe rekenmethodiek voor stikstof is het plangebied verkleind waarmee ook de wijzigingsbevoegdheid om de agrarische grond tot bedrijventerrein te transformeren niet meer is opgenomen. Met de komst van de Omgevingswet zou deze wijzigingsbevoegdheid niet toepasbaar zijn en over deze plancapaciteit zijn in het convenant bedrijventerreinen Noordoost Fryslân ook geen concrete afspraken gemaakt.

 

Vanwege de beoogde ontwikkeling van dit bedrijventerrein is het plangebied destijds niet opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Wel is een klein stukje weiland aan de oostzijde van het plangebied grenzend aan de woonomgeving in het bestemmingsplan Oentsjerk 2012 meegenomen. Dit betekent dat voor het aangepaste plangebied het bestemmingsplan Buitengebied 1997, Oentsjerk 2003 en Oentsjerk 2012 van toepassing is.

 [image]

 

plangebied, van toepassing zijnde bestemmingsplannen

 

 

1.3 Planinhoud

 

Het plan voorziet in een lokaal bedrijventerrein voor de Trynwâlden. Oentsjerk, Mûnein en Ryptsjerk hebben geen bedrijventerrein. De bedrijven zijn nu hoofdzakelijk verspreid in de dorpen. Voor Oentsjerk geldt dat de meeste bedrijven langs de Rengersweg zijn gevestigd.

 

De bedrijvigheid in Gytsjerk is voor een belangrijk deel aan de Rinia van Nautaweg geconcenteerd. Door verplaatsing van bedrijven wordt op dit moment weer volop op dit bedrijventerrein geinvesteerd en wordt de bedrijfsbebouwing gerevitaliseerd. Er is echter geen uitbreidingsruimte meer. De bedrijvigheid in Aldtsjerk is geconcentreerd op het bedrijventerrein aan de Rhaladyk. Ook hier is geen kavel meer beschikbaar en is geen uitbreidingsruimte meer.

 

Door de economische crisis stagneerde de vraag naar nieuwe bedrijfskavels. Inmiddels hebben zich echter diverse bedrijven bij de gemeente gemeld met een concrete vraag om bedrijfsgrond. Om deze regionale bedrijven te kunnen faciliteren wil de gemeente het bedrijventerrein Sanjesfjild ontwikkelen. Dit bestemmingsplan biedt hiervoor het planologisch kader.

 

 

1.4 Overzicht van bestemmingsplannen die worden vervangen

 

Naam bestemmingsplan

Vastgesteld

Goedgekeurd

 

Buitengebied 1997

25-06-1998

22-01-2001

Oentsjerk 2003

28-8-2003

01-04-2004

Oentsjerk 2012

23-5-2013

24-08-2013

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In paragraaf 1.2 is het plangebied aangegeven waarbij ook bovenstaande vigerende bestemmingsplannen zijn aangeduid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

 

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

 

Op de historische kaart uit 1694 (Schotanus a Sterringa) bevindt zich alleen langs de Rengersweg bebouwing. Het plangebied zelf is onbebouwd. Slechts een klein gedeelte van de Sanjesreed is aangelegd.

 

 [image]

Fragment Schotanus atlas 1664

 

 

Op de kaart uit 1847 (Eekhoff. 1859) is de Sanjesreed volledig aangelegd.

 

  [image]

Fragment Eekhoff atlas 1847

 

 

Het perceel waarop het bedrijventerrein zal worden ontwikkeld is op basis van de historische kaarten altijd onbebouwd geweest en is als grasland gebruikt. De bodem is opgebouwd uit een 0,3 tot 0,6 meter dikke bouwvoor op dekzand.

 

 

 

 

2.2 Functies binnen het plangebied

 

De gronden zijn op dit moment bestemd voor agrarische cultuurgrond. In het nieuwe bestemmingsplan wordt aan het perceel de bestemming Bedrijventerrein gegeven. Op een zestal kavels aan de zijde van de Sanjesreed wordt daarbij de mogelijkheid geboden om naast de bedrijfsbebouwing ook een bedrijfswoning op te richten. Het gaat om lichte vormen van bedrijvigheid (categorie 1 en 2) en een gemengde bestemming (dienstverlening en bedrijven categorie 1). Met een afwijkingsvergunning kan, wanneer de bedrijvigheid naar aard en omvang vergelijkbaar is, ten hoogste een bedrijfscategorie hoger (respectievelijk 3.1 of 2) worden toegestaan. In het stedebouwkundig ontwerp is vanwege de landschappelijke inpassing een groene scheg bedacht. Aanvankelijk zou deze scheg aan de binnenkant van de weg komen te liggen en zou aan de buitenkant van de weg nog twee groene lobben worden aangebracht. Mee naar aanleiding van de gesprekken met o.a. de dorpsbelangen is nu gekozen om de groene scheg aan de buitenkant te leggen waarmee de scheg over de gehele lengte van het plangebied loopt (de westelijke groene lob is daarmee feitelijk in deze scheg geïntegreerd). Het eerste deel van het ruiterpad aan de zuidkant wordt buiten het plangebied gehouden. In overleg met de partijen zal hier wel enige beplanting komen, maar hiervoor hoeft het bestemmingsplan niet te worden aangepast. Deze groene lob is dus buiten het plangebied gelaten.

 

Deze in het plangebied aanwezige groenstructuur krijgt een eigen bestemming. Het structureel water in het plan wordt inbestemd. De ontsluitingsstructuur en het plein krijgen de bestemming Verkeer en verblijf. Om een te grote versnippering van bestemmingsplannen te voorkomen valt ook een klein deel van de Sanjesreed in dit plangebied (hier is nu nog het buitengebied 1997 van toepassing). De Sanjesreed blijft uiteraard een verkeersbestemming houden.

 

In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende functies aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Hieronder volgt een samenvatting.

 

3.1 Rijksbeleid

 

De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

 

 

Het Rijk schenkt vertrouwen in en biedt ruimte aan lagere overheden, burgers en bedrijven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Ook de waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van het Nederlandse werelderfgoed.

 

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap worden bij de provincies en gemeenten neergelegd. Hiervoor zal de ladder voor de duurzame verstedelijking (ook wel SER-ladder) worden gehanteerd.

 

Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei aansluitend aan de in de gemeente aanwezige wensen. Voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met het Rijksbeleid.

 

 

3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

 

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd (artikel 3.1.6, lid 2 Bro). Op grond hiervan dienen overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen in de Ladder voor duurzame verstedelijking. Naar aanleiding van de stroom van jurisprudentie die de afgelopen jaren over de reikwijdte en toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking is ontstaan, heeft de wetgever besloten de Ladder door middel van een wetswijziging te vereenvoudigen. De gewijzigde Ladder is op 1 juli 2017 in werking getreden. De wettekst is per 1 juli 2017 weliswaar vereenvoudigd, maar de Laddertoets is inhoudelijk niet gewijzigd.

 

De ladder is een motiveringsvereiste voor ruimtelijke plannen die een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. In de toelichting van het bestemmingsplan dient dan een motivering voor de Ladder te zijn opgenomen. De Ladder is verankerd in artikel 3.1.6. lid 2 Bro en luidt als volgt:

 

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".

 

De ladder is alleen van toepassing op een plan dat een "nieuw stedelijke ontwikkeling" mogelijk maakt. Is dit het geval dan is een beschrijving van de behoefte nodig. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijke gebied is een uitgebreidere motivering vereist waarin wordt ingegaan op de vraag waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.

 

Om de vereisten van de Ladder te bepalen wordt hierna achtereenvolgens ingegaan op de vraag (1) of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en (2) of de ontwikkeling binnen of buiten bestaand stedelijk gebied is gelegen. In bijlage 9.3 is de Laddertoets opgenomen.

 

Het bestemmingsplan maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk

Op grond van artikel 1.1.1 Bro lid 1i moet onder een stedelijke ontwikkeling worden verstaan:

 

Een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

 

Uit jurisprudentie blijkt dat de bouw van 11 woningen of minder geen stedelijke ontwikkeling is (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Voor het ontwikkelen van het bedrijventerrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 is toetsing aan de ladder wel noodzakelijk.

 

De ontwikkeling is gelegen buiten bestaand stedelijk gebied

De locatie aan de Sanjesreed valt buiten het bestaand stedelijk gebied. De gronden hebben een agrarische bestemming. Het gebied grenst wel aan bestaand stedelijk gebied maar het voorgaande bestemmingsplan maakt geen stedebouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur mogelijk. Dit betekent dat een extra afweging van alternatieven binnen bestaand stedelijk gebied noodzakelijk is.

 

Bovenstaande betekent dat de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven en dat daarbij gemotiveerd moet worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied hiervoor de ruimte kan worden gevonden.

 

Behoefte

Om de behoefte te beschrijven, moet eerst vastgesteld worden waarvoor het bedrijventerrein is bedoeld. Het bedrijventerrein Sanjesfjild is een lokaal bedrijventerrein voor ondernemers in de Trynwâlden (gebied rondom de dorpen Aldtsjerk, Gytsjerk, Mûnein, Readtsjerk, Oentsjerk, Ryptsjerk en Wyns). Het bedrijventerrein is bedoeld om het bestaande bedrijfsleven in deze regio te faciliteren, in combinatie met het bieden van ruimte aan starters ter stimulering van de lokale en regionale werkgelegenheid.

 

In de Laddertoets (bijlage 9.3) is het verzorgingsgebied nader toegelicht en is de geografische ligging van het verzorgingsgebied aangeduid waarbij ook inzicht wordt gegeven in een goede geografische spreiding van het aanbod aan bedrijventerreinen over de gemeente.

 

 

[image] 

De provincie Fryslân heeft in 2015 aan Bureau Louter gevraagd een prognose te maken van de ontwikkeling van de vraag naar bedrijventerreinen voor de vier regio’s. Er was behoefte aan een nieuwe behoefteraming, mede gezien het veranderde financiële en economische klimaat. In het onderzoek is verder rekening gehouden met leegstand en onbebouwde reserves.

 

Voor Noordoost Friesland (de regio waar Tytsjerksteradiel bij hoort) is op basis van een gemiddeld groeiscenario (Transatlantic Market) voor de periode tot 2025 een verwachte vraag naar bedrijventerreinen berekend van 3,4 hectare per jaar (bijlage 9.1).

 

Op regionaal niveau is samen met de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Kollumerland c.a. (de laatste drie gemeenten zijn samengegaan en heten tegenwoordig de gemeente NoardEast-Fryslân) evaluatie, analyse en onderzoek gedaan naar de stand van zaken m.b.t. bedrijventerreinen in de regio en zijn nieuwe afspraken tussen de gemeenten in de regio en de provincie gemaakt (convenant bedrijventerreinen Noordoost Fryslân 2018-2025, bijlage 9.2). Aan plancapaciteit staat in de regio nog 17,9 hectare ontwikkelingsruimte geprogrammeerd.

 

Van deze ontwikkelingsruimte is 6,2 hectare aan Tytsjerksteradiel toebedeeld. De gemeente is van plan daarvan circa 4,2 hectare in te zetten voor de uitbreiding van het regionale bedrijventerrein bij Burgum (regionale kern) en circa 2 hectare voor een lokaal bedrijventerrein in de Trynwâlden (Sanjesfjild). Deze ontwikkelruimte is ook dringend nodig omdat de gemeente per 1 oktober 2020 nog maar 1 bedrijfskavel vrij beschikbaar heeft op het bedrijventerrein in Jistrum. Alle andere bedrijfskavels zijn verkocht of zijn gereserveerd en worden binnenkort verkocht.

 

De gemeente heeft besloten tot concentratie van de nieuwe vestigingsmogelijkheden voor bedrijven in de Trynwâlden. Dit betekent dat niet in alle dorpen van de Trynwâlden nieuwe bedrijventerrein zullen worden aangelegd of dat bestaande terreinen (voor zover dat al zou kunnen) zullen worden uitgebreid maar dat voor de komende jaren alleen bedrijventerrein in Oentsjerk wordt aangeboden. Op basis van een uitvoerig locatie-onderzoek, een ruimtelijke, stedebouwkundige en landschappelijke, ecologische en archeologische verkenning en in samenwerking met de dorpen is voor de locatie aan de Sanjesreed gekozen.

 

Omdat het om een lokaal bedrijventerrein gaat voor bedrijven met een lichte bedrijfscategorie, een geringe kavelomvang en de mogelijkheid van wonen en werken, zal het bedrijventerrein, zoals al aangegeven, voornamelijk lokale bedrijfsruimtegebruikers trekken uit het verzorgingsgebied “De Trynwâlden”.

 

 

De voorbereiding voor een bedrijventerrein in de Trynwâlden is al in 2004 gestart. Het betreft een lokaal bedrijventerrein en de gemeente mag niet op voorraad ontwikkelen. Mee vanwege de slechte economische omstandigheden was de belangstelling niet voldoende concreet om tot planontwikkeling over te gaan. Nu het economisch weer beter gaat, hebben zich een dertiental bedrijven bij de gemeente gemeld en gevraagd om een bedrijfskavel. In zes gevallen is sprake van een combinatie van wonen en werken. Het gaat om een actuele behoefte van concrete bedrijven (categorie 1 en 2) die lokaal gebonden zijn en op hun huidige locatie niet verder kunnen groeien of beperkingen ondervinden. De gemeente acht het behoud van de bedrijven in de Trynwâlden van belang voor werkgelegenheid en leefbaarheid in deze dorpen. Het toevoegen van dit bedrijventerrein zal niet leiden tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten elders.

 

 

Kan ook op een binnenstedelijke locatie in de behoefte worden voorzien ?

Ter bevordering van zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder het voorkomen van onnodig ruimtebeslag, en het voorkomen van onaanvaardbare leegstand is nagegaan of binnen het verzorgingsgebied in bestaand stedelijk gebied geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn.

 

Gelet op het verzorgingsgebied is daarbij met name gekeken naar binnenstedelijke locaties in de omgeving van de Trynwâlden. In de bijlage 9.3 is per dorp de situatie geanalyseerd. Er zijn geen binnenstedelijke locaties waar een bedrijventerrein van deze omvang kan worden ingepast. Ook is er op de bestaande bedrijvenlocaties geen ruimte meer beschikbaar en is er geen leegstand. Een mooi voorbeeld, is het bedrijventerrein Gytsjerk waar de bedrijven de afgelopen periode zelf voor een verdichting en een kwaliteitsverbetering hebben gezorgd.

 

Tijdens de inspraak is nog gewezen op de voormalige PTC+ locatie aan de Sanjesreed. Deze locatie is onder te verdelen in een functionerend agrarisch bedrijf (de vml. praktijkboerderij) en de aan deze vml. functie ondersteunende bebouwing waaraan nu een bedrijfsbestemming is toegekend.

 

Voor het agrarisch bedrijf zijn geen andere planologisiche ontwikkelingen voorzien en dit is vanuit een goede ruimtelijke ontwikkeling ook niet beoogd en de aard van de bebouwing leent zich hier ook niet voor. De eigenaar heeft het bedrijf inclusief de bijhorende agrarische cultuurgrond (110 hectare) als agrarisch bedrijf in de verkoop. Het betreft niet stedelijk gebied en op deze locatie kan geen bedrijventerrein worden ontwikkeld.

 

Voor de naastgelegen PTC+ locatie met de bestemming bedrijf 2 geldt, dat er geen met het bestemmingsplan passend planinitiatief is met dezelfde planeigenschappen als de locatie Sanjesfjild. Het bestemmingsplan biedt weliswaar mogelijkheden voor een bedrijfsfunctie maar dat is met name gedaan zodat de bestaande voormalige bedrijfsruimtes en logiesgebouwen een nieuwe functie kunnen krijgen om kapitaalvernietiging te voorkomen. De beperkte planflexibiliteit die in het bestemmingsplan is opgenomen maakt nog enige ontwikkeling mogelijk maar dit zal nooit in dezelfde vraag kunnen voorzien als met de locatie Sanjesfjild kan worden gedaan. Hiervoor is de beschikbare ruimte te beperkt, de combinatie wonen en werken niet mogelijk en moet rekening worden gehouden met al bestaande functies in de gebouwen.

 

Ook is het ruimtelijk niet wenselijk de bebouwde oppervlakte van de bedrijfsbestemming te vergroten en uit te breiden voorbij de huidige gevelrooilijn. De gehele bouwmassa op het perceel heeft op dit moment een goede afstand tot de openbare weg en het geheel is landschappelijk goed ingepast en deze historische setting zorgt voor een goede ruimtelijke kwaliteit. Ook is de vraag van de ondernemers waarop moet worden ingespeeld niet een huurunit van beperkte omvang maar een eigen perceel met mogelijkheden van een bedrijfsloods en in bijna de helft van de gevallen ook met een bedrijfswoning.

 

Weliswaar zou een bepaalde ontwikkeling op de bedrijfslocatie PTC+ zelf wellicht niet als stedelijke ontwikkeling hoeven te worden aangemerkt mits dit een beperkt planologisch beslag heeft en daarmee niet ladderplichtig zijn (geen nieuwe stedebouwkundige ontwikkeling) maar een transformatie van de PTC+ locatie tot een bedrijventerrein zou wel een ingrijpende planologische herziening zijn. Dit betekent dat bij een transformatie van de PTC+ bedrijvenlocatie tot bedrijventerrein aan alle vereisten van een goede ruimtelijke ordening moet worden voldaan. Deze locatie is ruim buiten en zonder bouwkundige aansluiting met het dorp midden in landelijk gebied aan een doodlopende weg. Een bedrijventerrein op deze locatie is in strijd met gemeentelijk en provinciaal beleid. De verordening Romte van de provincie biedt maar beperkt ruimte voor uitbreiding van andere reeds in het buitengebied gevestigde bedrijfsfuncties niet zijnde een agrarisch bedrijf.

 

Van leegstand door concurrentie en onevenredig aantasten van het ondernemersklimaat ten gevolge van de ontwikkeling van Sanjesfjild is overigens ook geen sprake zijn. Het kavelaanbod van bedrijventerrein Sanjesfjild is voor een andere doelgroep en zal, wanneer binnen de huidige planologische kaders een ontwikkeling op de PTC+ bedrijfslocatie plaats zou vinden, geen effect op die plannen hebben.

 

Hoewel het uitgangspunt van de gemeente is om eigen lokale bedrijven te faciliteren, is in het kader van de laddertoets uiteraard gekeken naar vergelijkend aanbod in de regio. Dat aanbod is er niet. Het dichtstbijzijnde lokale terrein ligt op een behoorlijke afstand aan de andere kant van de Dokkumer Ee in Burdaard. Niet alleen de afstand maar ook het beschikbare aanbod is hiervoor onvoldoende. Dat ligt ook voor de hand omdat bij het opstellen van het convenant bedrijventerreinen Noordoost Fryslân 2018-2025 in regionaal verband rekening is gehouden met een evenredige verdeling van het aanbod aan bedrijfventerreinen in de regio. Het aanbod is dus qua omvang en spreiding afgestemd op de vraag uit de regio.

 

 

3.3 Provinciaal beleid

 

3.3.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening

 

a. Streekplan

De provincie Fryslân heeft het Streekplan Fryslân 2007 ‘om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Met dit streekplan laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Er worden ontwikkelmogelijkheden geboden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.

 

In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet. De provincie gaat uit van een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit: stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar.

 

Ruimte voor lokale bedrijven in de overige kernen (waartoe Oentsjerk behoort) draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit. Werkfuncties moeten naar aard en schaal aansluiten bij het type kern. Bij een overige kern kan lichte bedrijvigheid worden toegestaan (tot categorie 2 en in een enkel geval categorie 3) en een kavelomvang tot circa 2.500 m2.

 

Waneer binnen bestaand bebouwd gebied geen ruimte is voor functieverandering kan de keuze worden gemaakt voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van een kern waarbij gelet wordt op:

 

Kort samengevat moet bij nieuwe locaties aan de rand van een kern worden gestreefd naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk centraal staat. Wanneer bepaalde natuurwaarden (buiten de EHS) spelen, dan dienen deze als zelfstandig belang in de afweging te worden betrokken. Genoemd worden o.a. de weidevogelbelangen.

 

b. structuurvisie Grutsk op 'e romte

In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.

 

In hoofdstuk 9 wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden' waartoe dit deel van onze gemeente behoort. De bij de structuurvisie behorende kaart geeft voor dit gebied het landschapstype veenweidegebied (met een stip als aanduiding dat in dit gebied bebouwingsstructuur voorkomt). Het betreft een overgangsgebied naar het veel opener kleigebied. Bij dit landschapstype moet goed gelet worden op de geleidelijke overgang tussen de twee contrasterende gebieden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de kaart is in het geel de 0-NAP lijn aangegeven. In gebieden die zijn gelegen beneden deze 0-NAP lijn moet selectief met opgaande beplanting worden omgegaan teneinde een zorgvuldige overgang naar open landschap te bereiken.

 

Door DRIVE!3d is een stedebouwkundig plan gemaakt waarbij uitvoerig met bovenstaande gebiedskenmerken rekening is gehouden. Kort samengevat beïnvloedt het nieuwe bedrijventerrein de openheid van het bestaande landschap. Juist daarom is in het stedebouwkundig ontwerp er niet voor gekozen om het gehele terrein met beplanting af te zonderen maar wordt juist de relatie met de omgeving gezocht. De groene scheg en de lob zorgen voor een verwevenheid met het landschap. Deze gebieden bestaan uit (niet opgehoogd) grasland waarin de bestaande kwelsloten zijn gelegen. Als restanten van het oude landschap krijgt dit lager gelegen land ook de functie van waterberging. Beplanting (elzen) worden hier veelal langs de kwelsloot geplant. Met name van de zuid- en de west rand van het nieuwe bedrijventerrein, die het meest gevoelig zijn vanuit het landschap en vanaf de bestaande woongebieden, vertoont zich als gevolg van de toepassing van de groene lobben als kleinschaliger en beter ingebed in het landschap. De langgerekte groene scheg zorgt tevens voor een verbinding met het bestaande dorpslint.

 

In paragraaf 3.4 wordt uitvoeriger op het gemeentelijk ruimtelijk beleid ingegaan.

 

Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en de op de kaart aangegeven elementen kan worden geconcludeerd dat in dit bestemmingsplan hiermee rekening wordt gehouden en dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

 

c. provinciale verordening Romte 2014

In de provinciale verordening Ruimte ("Verordening Romte Fryslân", 2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen.

Geldend provinciaal beleid, zoals o.a. neergelegd in het Streekplan Fryslân, is in eerste instantie in de Verordening Romte Fryslân (2011) omgezet in algemeen geldende regels. De verordening bevatte ondermeer regels over ‘zorgvuldig ruimtegebruik’, ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘wonen’, ‘werken en mobiliteit’ en ‘recreatie en toerisme’.

In de loop van 2013 heeft een evaluatie van de toepassing van de verordening plaatsgevonden. Tussen 2011 en 2014 is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld. Ook is er nieuw Rijksbeleid in werking getreden.

Gelet op het nieuwe provinciale en rijksbeleid en gelet op de resultaten van de evaluatie is de verordening in 2014 aangepast. In de toelichting op nieuwe verordening staat hierover o.a.:

“Deze wijziging is niet meer, zoals het geval was bij de verordening 2011, ‘beleidsneutraal’ verbonden aan het Streekplan Fryslân 2007. In de wijziging is nieuw tussentijds vastgesteld beleid van Provinciale Staten (grondgebonden veehouderij; ‘Grutsk op ‘e Romte') vertaald in regels in de verordening. Tegelijk met de verordening wordt nieuw beleid inzake intensieve veehouderij vastgesteld, alsmede de Nota Weidevogels. De aanpassing van de bepalingen inzake de recreatie leiden impliciet tot een nuancering van dat beleidsonderdeel van het streekplan. Ook zijn, anticiperend op het definitieve beleid inzake windturbines, enkele aanvullende bepalingen opgenomen inzake het opschalen van bestaande turbines.

De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening.”

 

Op 21 februari 2018 is de provinciale verordening recentelijk gewijzigd waardoor ook omgevingsvergunningen die met een reguliere afwijkingsprocedure kunnen worden vergund aan de verordening moeten worden getoetst en is nieuw duurzaamheidsbeleid onderdeel van de verordening geworden.

 

Voor de locatie aan het Sanjesflild zijn de volgende onderdelen van de verordening van belang:

 

 

 

 

 

 

 

  1. natuurwaarden worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep;

  2. schade aan natuurwaarden door mitigerende maatregelen zoveel mogelijk worden beperkt als fysiek-ruimtelijk en wat betreft uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling redelijkerwijs mogelijk is;

  3. indien sprake is van het verloren gaan van een gebied groter dan 0,5 ha dat vanwege rust en openheid is aangewezen als weidevolgelkansengebied (bijlage 8) wordt dit financieel gecompenseerd door storting van een bedrag in een weidevogelfonds, volgens door GS vast te stellen regels (Regeling weidevogelcompensatie Fryslân 2014)

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

fragment kaart 7 weidevogelgebieden Verordening Romte 2014

 

3.3.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan

 

Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.

Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelenpakket voor het fietsverkeer.

Het hoofddoel van het PVVP 2006 is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:

 

Na realisatie van de Centrale As heeft de westelijke verbinding via Aldtsjerk zijn huidige functie voor het verkeer tussen Leeuwarden en Dokkum grotendeels verloren. Hiervoor is nu de route over de N355 (Groningerstraatweg) via de ovonde Quatrebras op de N356 (Centrale As) de snelste en eenvoudigste route.

 

De weg door de Trynwâlden (N361) is vanaf de kruising Rhaladyk richting Dokkum aan te merken als een gebiedsontsluitingsweg en richting Oentsjerk tot aan Swarteweisein als een erftoegangsweg. Er zijn al diverse maatregelen voor een passende verkeersafwikkeling getroffen. Recent is bij de ingang van Aldtsjerk een 60 km zone gemaakt, is ook langzamer verkeer over dit wegvak mogelijk en is de aansluiting met het Jonkerspaed drastisch aangepast en is het wegprofiel versmald en is een "slinger" in de weg gekomen om de snelheid te verlagen en te zorgen dat de N361 veiliger op- en afgereden kan worden.

 

In verband met de beoogde ontwikkeling van het bedrijventerrein Sanjesfjild is in het verleden - zo staat ook in de toelichting op het bestemmingsplan Oentsjerk 2012 - het kruispunt Rengersweg met de Sanjesreed en de Douwelaan vervangen en is een rotonde aangelegd en zijn de voet- en fietspaden aan weerszijden van de weg geïntegreerd.

 

 

3.4 Gemeentelijk beleid

 

Begin 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie “Finster op Romte” vastgesteld met een looptijd tot 2020. In deze Structuurvisie biedt Tytsjerksteradiel ruimte aan de groei van bestaande en nieuwe bedrijven. Het op peil houden en zo nodig laten groeien van de werkgelegenheid is belangrijk voor de gemeente.

 

De gemeente wil de werkgelegenheid in de gemeente bevorderen door het voeren van een actief economisch beleid. Het beleid is erop gericht om bestaande bedrijven te behouden en voldoende ruimte te bieden aan de bedrijfsvoering. Ook startende bedrijven zijn een belangrijke doelgroep. De gemeente stimuleert economische ontwikkeling door bestaande (ruimtelijke) potenties beter te benutten.

 

In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende type kernen, met een verschillende aanpak. In de grote kernen Hurdegaryp, Burgum maar ook Gytsjerk/Oentsjerk worden wonen, werken en voorzieningen geconcentreerd en wordt ontwikkelingsruimte geboden.

 

In 2018 is de Structuurvisie geëvalueerd. Daarbij is "de houdbaarheid" van de Structuurvisie verlengd en zijn de volgende relevante ambities uit de Structuurvisie als actuele opgave bestempeld:

 

inzetten op bundeling wonen, werken en voorzieningen in het gebied "Midden en Trynwâlden" vooral voorzien in ontwikkelingsruimte in de kernen Burgum, Hurdegaryp, Gytsjerk en Oentsjerk;

 

het op peil houden en zo nodig laten groeien van de werkgelegenheid;

 

Segmenteren en bundelen van typen bedrijvigheid;

 

Bedrijventerreinen worden op basis van behoefte en gefaseerd in ontwikkeling genomen;

 

Ruimte bieden aan de groei van bestaande en nieuwe bedrijven (incl. start-ups)

 

Nieuwe bedrijven en uitbreidingen moeten passen binnen de maat en schaal van het landschap.

 

De verkennig naar een nieuw bedrijventerrein voor de Trynwâlden gaat trouwens nog verder terug. Zonder hierbij volledig te willen zijn, noemen wij hierna een aantal belangrijke momenten. In 2004 is een locatiestudie uitgevoerd naar een nieuw bedrijventerrein voor de Trynwâlden. Deze notitie is in de inspraak gebracht en met een reactienota aan de raad voorgelegd. In 2005 is door de raad besloten om als vervolg op deze locatiestudie de locatie nabij de Sanjesreed in onderzoek te nemen. Hiervoor wordt een klankbordgroep ingesteld waarin Dorpsbelangen Oentsjerk en Gytsjerk, De Zakenclub Trynwâlden en PTC+ actief in deelnemen. In 2006 is met medewerking van de klankbordgroep een verkennende notitie aan de raad aangeboden, is een informatiebijeenkomst gehouden en is een inspraakronde geweest.

 

Op basis van de positieve reacties zijn een aantal stedebouwkundige bureau's gevraagd een stedebouwkundig plan te maken. In juli 2010 is de raad op de hoogte gesteld van het gekozen stedebouwkundig plan van DRIVE! 3d en heeft de raad overeenkomstig het startdocument besloten om met het bestemmingsplan te starten.

 

Gelijktijdig met dit proces zijn ook een aantal andere beleidskeuzes gemaakt en besluiten genomen die samenhangen met de ontwikkeling van dit bedrijventerrein. Zo hebben de gemeente, de provincie en de werkgroep die vanuit de dorpen bezig is geweest met de aanpassing en verbetering van de traverse Trynwâlden o.a. een oplossing gezocht voor de kruising Rengersweg/Sanjesreed/Douwelaan. Er is - al vooruitlopend op een goede ontsluiting van het bedrijventerrein- gekozen voor een minirotonde. Hiervoor zijn grondposities ingenomen en is de minirotonde in 2010/2011 aangelegd.

Door het Rijk wordt steeds meer gestuurd naar regionale economische afstemming en planning van nieuwe vestigingslocaties voor bedrijven. Tegen deze achtergrond zijn samen met de andere gemeenten in Noordoost-Fryslân en de provincie Fryslân regionale afspraken gemaakt over de programmering en de kwaliteit van bedrijventerreinen in de regio. De afspraken van 2010-2020 zijn in lijn met het uitgevoerde SER-ladder onderzoek en het onderzoek van de Stec-groep.

 

In 2010 zijn in de regio Noordoost Fryslân afspraken gemaakt voor de ontwikkeling en de kwaliteit van bedrijventerreinen in deze regio. Hierin was al rekening gehouden met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Sanjesfjild. In 2014 heeft de provincie een nieuw onderzoek uitgevoerd naar de behoefte aan bedrijventerreinen in Fryslân (onderzoek bureau Louter). Dit onderzoek is de basis geweest voor het maken van nieuwe afspraken waarbij naast kwantiteit ook met de regionale spreiding, schaal, locatie en kwaliteit van het aanbod rekening is gehouden. Dit heeft voor de regio Noordoost Fryslân tot een nieuw convenant bedrijventerreinen Noordoost Fryslân 2018-2025 geleid. In het convenant is het bedrijventerrein Sanjesfjild als een lokaal te ontwikkelen bedrijventerrein opgenomen. Op 4 juli 2018 heeft de provincie meegedeeld in te stemmen met deze regionale afspraak waarmee invulling is gegeven aan artikel 4.1.1, eerste lid van de Verordening Romte.

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen

 

 

4.1 Wonen

Langs Sanjesfjild wordt de mogelijkheid geboden om bij het bedrijf te wonen. Het gaat dan in totaal om 6 bedrijfswoningen. Alleen indien de huisvesting in aantoonbare relatie staat tot de toegelaten bedrijvigheid mag er gewoond worden. Het betreft dus de huisvesting van een hele specifieke doelgroep.

 

Op 4 juli 2019 heeft de gemeente de Woonvisie 2019-2024 vastgesteld. Dit document bereft een brede visie op de toekomstige kwalitatieve woningvoorraad in de gemeente. De woonvisie wordt gevolgd door de woningbouwprogrammering. De zes bedrijfswoningen zijn opgevoerd als gereserveerde plancapaciteit en maken onderdeel uit van het woningbouwprogramma.

 

Met het vaststellen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van deze ladder is het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik. Omdat woningbouwontwikkeling tot 11 woningen geen stedelijke ontwikkeling is, is het bestemmingsplan op dit onderdeel niet "ladderplichtig". Omdat de ladder wel voor het te bebouwen bedrijventerrein van toepassing is, wordt in de bijlage 9.3 bij het bestemmingsplan ook kort op de woningbouw ingegaan.

 

 

4.2 Bedrijvigheid

 

4.2.1 Productiebedrijven c.a.

 

De gemeente zet met haar beleid voor Trynwâlden in op concentratie van bedrijven in Oentsjerk en Gytsjerk.

 

Oentsjerk kent nu niet een eigen bedrijventerrein. De meeste bedrijven zijn van oudsher langs de Rengersweg gevestigd. Gytsjerk heeft nog wel een echte "industriehoek". Op het terrein aan de Rinia van Nautaweg is geen ruimte voor nieuwe bedrijven. Het proces van kwaliteitsverbetering en bedrijfsverdichting heeft hier al plaatsgevonden. Gelet op de geografische ligging, de stedebouwkundige situatie en de omliggende natuurgebieden kan dit bedrijventerrein niet verder worden uitgebreid.

 

De gemeente heeft na een langdurige zoektocht er voor gekozen om nieuwvestiging van nieuwe bedrijven in de Trynwâlden in Oentsjerk te concentreren. Hiervoor is grond aan de Sanjesreed aangekocht. In het convenant bedrijventerreinen Noordoost Fryslân 2018-2025 zijn met de regio en met de provincie afspraken gemaakt over de planning en uitgifte van bedrijventerrein in de regio. Het bedrijventerrein Sanjesfjild is in het convenant als lokaal terrein aangeduid gericht op het lokale MKB uit het dorp en enkele nabije dorpen.

 

In totaal betreft het circa 2 hectare uit te geven netto bedrijventerrein (gerekend excl. tuinbestemming). Het overige deel van het terrein zal worden gebruikt voor een goede verkeersafwikkeling, waterberging en landschappelijke inpassing.

Op het bedrijventerrein kunnen bedrijven in de categorieën 1 – 2 worden gevestigd. Langs de Sanjesreed wordt de mogelijkheid van een bedrijfswoning geboden. Bij uitzondering kan met een omgevingsvergunning een categorie 3.1 bedrijf worden toegestaan mits sprake is van een naar aard en schaal bij de overige kern passende functie.

 

Voor de bedrijfskavels is concrete belangstelling. Een dertiental bedrijven heeft inmiddels zijn belangstelling kenbaar gemaakt en wil zich graag op deze woon- werklocatie vestigen.

 

 

4.2.2 Gemengde bestemming

Het plein aan de oostzijde (door DRIVE! 3d het erf genoemd) vormt de verbinding tussen de bestaande dorpsbebouwing en het nieuwe bedrijventerrein. Dit erf is een schakel in de (semi-) openbare ruimte van Oentsjerk en kan daarmee ook een functie hebben voor de vml. school en de kerkgebouwen. De bebouwing staat om het erf en een aantal grote bomen zullen de sfeer bepalen.

 

De bebouwing aan het erf sluit aan bij de schaal van de omliggende bebouwing. Aanvankelijk was het de bedoeling om ook bedrijfswoningen aan het erf te situeren. Omdat de vraag naar bedrijfswoningen op deze locatie ontbreekt, is hiervan afgezien. In de plaats daarvan is gekozen voor een gemengde bestemming. Dit maakt dat deze kavels ook zeer geschikt zijn voor dienstverlenende bedrijven. Lichte bedrijvigheid (categorie 1) is echter ook toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan ook categorie 2 bedrijvigheid worden toegelaten maar dan moet o.a. wel rekening worden gehouden met de afstand tot de nabijgelegen woningen. Langs het erf geldt een lager bouwschema zodat goed kan worden aangesloten bij de schaal van de omliggende bebouwing.

 

 

4.2.3 Detailhandel

De detailhandel in de Trynwâlden is geconcentreerd in Gytsjerk. In Oentsjerk komt wat verspreide detailhandel voor. Het beleid is er op gericht om detailhandelsbedrijven zoveel mogelijk te concentreren. Het is niet de bedoeling om op het bedrijventerrein Sanjesfjild de mogelijkheid van detailhandel te bieden. Bij bedrijven is, onder voorwaarden en op zeer beperkte schaal, productiegebonden detailhandel mogelijk.

 

 

4.3 Verkeer, infrastructuur

 

Zoals hiervoor al geschreven, is de verkeerssituatie in Oentsjerk in het verleden al aangepast. In verband met de beoogde ontwikkeling van het bedrijventerrein Sanjesfjild is daarbij ook alvast - zo staat ook in de toelichting op het bestemmingsplan Oentsjerk 2012 - het kruispunt Rengersweg met de Sanjesreed en de Douwelaan door een rotonde vervangen en zijn de voet- en fietspaden aan weerszijden van de weg geïntegreerd. De ontsluiting van het nieuwe bedrijfsterrein is daarmee goed geregeld.

 

Verkeer op het bedrijventerrein zelf wordt via de Sanjesreed en via de "lus" op het bedrijventerrein afgehandeld. In hoofdstuk 5 wordt op de omgevingsaspecten van het verkeer ingegaan.

 

 

4.4 Groen, openbare ruimte c.a.

 

Om het bedrijventerrein goed in te passen, zal veel openbaar groen worden toegepast. De aan te leggen groene scheg en lob zorgt voor een verwevenheid met het landschap en leggen een relatie met de omgeving. Deze gebieden bestaan uit (niet opgehoogd) grasland waarin de bestaande kwelsloten zijn gelegen. Het lager gelegen groen krijgt ook de functie van waterberging (Wadi's). Beplanting (elzen) worden hier veelal langs de kwelsloot geplant. Met o.a. de dorpsbelangen en de omgeving zal gekeken worden hoe deze groenstructuur feitelijk zal worden ingericht.

 

Met name van de zuid- en de west rand van het nieuwe bedrijventerrein, die het meest gevoelig zijn vanuit het landschap en vanaf de bestaande woongebieden, vertoont zich als gevolg van de toepassing van de groene scheg en lob als kleinschaliger en beter ingebed in het landschap. De langgerekte groene scheg in het plan zorgt tevens voor een verbinding met het bestaande dorpslint en is de doorkijk naar de open ruimte.

 

Het groen krijgt een specifieke op de beoogde functie toegespitste bestemming. Deze grond blijft bij de gemeente in eigendom en beheer. Het betreft structureel openbaar groen t.b.v. een goede landschappelijke inpassing en de gronden zijn nodig in verband met de waterhuishouding (infiltratie) en geven ook de ruimte voor een strúnpaad.

 

 

 

 

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

 

5.1 Ecologie

 

In 2006 is in verband met de ontwikkeling van dit bedrijventerrein al ecologische onderzoek uitgevoerd. In december 2018 is door Altenburg & Wijmenga een nieuwe ecologische beoordeling gemaakt. In het rapport van 26 augustus 2019 zijn de resultaten van het aanvullend onderzoek naar de gestreepte waterroofkever, de grote modderkruiper en een mogelijke verblijfplaats van vleermuizen vermeld. De onderzoeken zijn als bijlage 1.1 tot en met 1.3 bij deze toelichting gevoegd.

 

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen beschermd natuurgebied, zoals Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland (NNN). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de gebieden worden uitgesloten.

 

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het projectgebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of de directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Groote Wielen’ bedraagt 1,5 kilometer en tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied bedraagt de afstand circa 200 meter.

 

In het Natura 2000-gebied ‘Groote Wielen’ is geen overschrijding van de kritische depositiewaarde (kdw). De andere meest nabij gelegen stikstofgevoelige gebieden zijn de Alde Feanen, Duinen Schiermonnikoog, Duinen Ameland en de Waddenzee. Om de effecten van de stikstofemissie van de realisatie en het gebruik van het bedrijventerrein en de depositie ter plaatse van de genoemde Natura 2000-gebieden te bepalen, is een stikstofonderzoek gedaan. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 11 bij het bestemmingsplan.

 

Met het rekenmodel Aerius 2020 is vastgesteld dat de aanleg en gebruiksfase cumulatief in vergelijking met het bestaand gebruik niet leidt tot een toename aan deposities groter dan 0,00 mol/ha/jaar. Er zijn op dit punt zodoende geen belangrijke negatieve effecten aan de orde.

 

Hierbij wordt opgemerkt dat in de berekeningen rekening is gehouden met emissies van stationaire bronnen. Aangezien de bedrijven en woningen naar verwachting niet zullen worden aangesloten op het gasnetwerk, zullen de meeste stationaire bronnen elektrisch zijn, waardoor de feitelijke stikstofemissie vermoedelijk nog veel lager ligt.

 

Op basis van de berekening wordt geconcludeerd dat de stikstofdepositie geen significant effect heeft op de natuurwaarde van de Natura 2000-gebieden.

 

Overige gebiedsbescherming

Het plangebied is gelegen aan de rand van een weidevogelkansgebied (bijlage 8). Weidevogelkansgebieden zijn gebieden die bestaan uit ruim en open gebied (zichtafstand > 400 m) met voldoende rust en waarin gevarieerde graslanden liggen. De provincie heeft het gebied ruim begrensd en een aantal storingsbronnen kunnen voor een nader inkadering zorgen. Zo heeft de Sansjesreed een verstoringsafstand van 50 meter, de losse bebouwde percelen 200 meter en de bebouwde kom van Oentsjerk 300 meter.

 

Door de bestaande verstoringsbronnen die rondom de planlocatie liggen, is de extra verstoring als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen op het weidevogelkansgebied zeer beperkt. Bij nadere analyse door de provincie is gebleken dat het gebied al is verstoord vanwege de wegen en bebouwing in de buurt van het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen significant negatief effect op de weidevogels en er is daarom geen weidevogelcompensatie nodig. De plannen zijn volgens de provincie daarom niet in strijd met artikel 7.2.2 van de Verordening Romte.

 

Soortenbescherming

Uit de ecologische beoordeling blijkt dat door uitvoering van de geplande werkzaamheden mogelijk een conflict zal ontstaan met de Wet natuurbescherming ten aanzien van de gestreepte waterroofkever, de grote modderkruiper en vleermuizen. Dit noodzaakt tot een aanvullend onderzoek.

 

Op 26 augustus 2019 is het aanvullend onderzoek naar de gestreepte waterroofkever, de grote moderkruiper en de verblijfsplaats van vleermuizen door A&W opgeleverd. De watergangen zijn bemonsterd en er is eDNA onderzoek naar de Grote modderkruiper gedaan. De holte in de boom is met een endoscoop op sporen van vleermuizen onderzocht. De genoemde diersoorten zijn niet aangetroffen. De conclusie luidt dan ook dat door uitvoering van de plannen geen conflict met de Wet natuurbescherming zal ontstaan.

 

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

 

5.2.1 Archeologie

 

Binnen het plangebied is inventariserend onderzoek gevolgd door een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (Raap rapport 2511, bijlage 2). Het inventariserend onderzoek gaf sterke aanwijzingen dat in het noordwestelijke deel van het plangebied een archeologische vindplaats uit het Neolithicum aanwezig zou kunnen zijn. Uit een waarderend proefsleuvenonderzoek is echter gebleken dat de locatie niet als behoudenswaardige vindplaats is aan te merken. Voor het plangebied worden geen archeologische maatregelen aanbevolen en de geplande planontwikkeling kan vanuit archeologisch oogpunt zonder bezwaar plaatsvinden.

 

 

5.2.2 Cultuurhistorie

 

Uit de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) blijkt dat rondom de projectlocatie verschillende waarden aanwezig zijn. Het gaat dan voornamelijk om oude boerderijplaatsen langs de Rengersweg en historische routes, waaronder de Rengersweg en de Sansjesreed. De Sanjesreed (het eerste deel hiervan was al zichtbaar op de kaart van 1694) blijft ongewijzigd. Het plangebied zelf is - zo blijkt uit historische kaarten - altijd onbebouwd geweest en is als grasland gebruikt. De bodem is opgebouwd uit een 0,3 tot 0,6 meter dikke bouwvoor op dekzand. In het stedebouwkundig ontwerp (bijlage 3) is aansluiting gezocht bij de bestaande (kwel)sloten en de afwateringstructuur en de overgang naar het opener kleilandschap.

 

Het plangebied zelf bevat geen belangrijke cultuurhistorische elementen of waarden. Negatieve effecten op de cultuurhistorie kunnen daarom worden uitgesloten.

 

 

5.3 Bodem

 

De bodem onder het gebied bestaat voor het grootste deel uit zand afgedekt met een dunne bouwvoor.

 

Bij de aankoop van de grond is een bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek (073356-01/JvA) kan de conclusie worden getrokken dat gemeten gehalten en concentraties geen aanleiding zijn om milieuhygiënische beperkingen te stellen aan het gebruik van de locatie.

 

Op 20 december 2011 is onder nummer 113273-02/JvA een deel van het perceel opnieuw onderzocht omdat dit perceelsgedeelte is gebruikt voor de opslag van grond en materieel t.b.v. de wegwerkzaamheden N361. Er is mogelijk door het voormalige opslagterrein een licht verhoogd gehalte PAK-10 en minerale olie gemeten maar de gemeten gehalten zijn dusdanig dat een aanvullend onderzoek naar deze parameters niet noodzakelijk is en de gemeten gehalten vormen geen aanleiding milieuhygiënische beperkingen te stellen aan het gebruik van de locatie.

 

Het actuele verkennende bodemonderzoek van 17 juli 2020 door WMR Rinsumageest (bijlage 4) bevestigt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen bestemmingsplanherziening.

 

 

5.4 Water

 

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

In de bijlagen 5.1 en 5.2 zijn de uitgevoerde watertoets en het afgegeven advies opgenomen.

 

In het plangebied zal als volgt met het water worden omgegaan. Het vuil water zal via het rioleringsysteem worden afgevoerd. De hemelwaterafvoer zal een aan te leggen Wadi-systeem (bufferings- en infiltratievoorziening) in de groenzones langs de wegen en in de groene lobben in het gebied worden opgevangen en via de bodem en het aanwezige in het gebied aanwezige slotenpatroon worden afgevoerd.

 

Hoofdwater dat belangrijk is voor de aan- en af en doorvoerfunctie heeft een beschermingszone van 5 meter nodig voor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud aan de hoofdwatergang. De hoofdwatergangen blijven in het plangebied ongewijzigd en blijven onbebouwd en bij de aanleg van beplanting zal hier rekening mee worden gehouden.

 

Door de ruimtelijke ontwikkeling neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een mogelijke versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden.

 

Het is verboden om zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 1.500 m2 onverharde grond in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregeling die is genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van voorzieningen voor extra oppervlaktewater. Voor dit plangebied bedraagt de compensatie 10%. Aan deze compensatie-eis kan worden voldaan. Daarnaast zullen er in het gebied maatregelen worden genomen om de afvoer van hemelwater te vertragen. De aan te leggen Wadi's zullen zorgen dat water in het gebied wordt gebufferd en in de bodem wordt geïnfiltreerd.

 

In de aan te leggen groene scheg bevindt zich nog gedeeltelijk een sloot. Uitgangspunt is dat deze sloot bij de aanleg van de groene scheg in stand kan blijven. Moet de sloot toch gedempt worden dan wordt de wateroppervlakte 100% gecompenseerd.

 

Bij de inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met de effecten van de klimaatverandering op de bebouwde omgeving. Zo voorkomen de wadi's wateroverlast, zorgt infiltratie voor minder verdroging van de bodem en zorgt de groene inrichting voor minder hittestress (ruimtelijke adaptatie).

 

 

5.5 Geluid

 

 

5.5.1 Verkeerslawaai

 

Het gebied is ontsloten door de Sanjesreed die op korte afstand aansluit op de N361. Het kruispunt Rengersweg met de Sanjesreed en de Douwelaan is door een rotonde vervangen. De gebiedsontsluitingsweg heeft ruime overcapaciteit door de aanleg van de Centrale As, omdat voorheen veel verkeer naar Dokkum over deze weg reed. De infrastructuur heeft in ieder geval voldoende capaciteit om de hierna berekende extra motorvoertuigen per etmaal af te wikkelen.

 

Er is door de Fumo onderzoek gedaan naar het geluid ten gevolge van het wegverkeer. Op basis van verkeerstellingen wordt voor de Sanjesreed in de huidige situatie uitgegaan van een weekdagintensiteit van 350 mvt per etmaal.

 

De beoogde ontwikkeling leidt tot een wijziging van het aantal verkeersbewegingen. Op basis van kengetallen uit de CROW publicatie 256 wordt voor de verkeergeneratie uitgegaan van 2,9 hectare uitgeefbaar oppervlak (ruim berekend) en een bebouwingspercentage van 40% op grond waarvan kan worden gerekend met 1,16 netto hectare bedrijfsterrein keer 214 verkeersbewegingen. Dit leidt tot 248 mvt/etmaal op een werkdag. Omgerekend naar het gemiddelde aantal voertuigen op een weekdag is dit 248 * 5 / 7 = 177 mvt per weekdag.

 

Voor 6-8 bedrijfswoningen (in deze berekening is nog rekening gehouden met de mogelijkheid van 2 bedrijfswoningen aan het erf) is uitgegaan van 8 mvt/etmaal per woning, dus in totaal 64 mvt/etmaal. Omgerekend naar het gemiddelde aantal voertuigen op een weekdag wordt gerekend met een factor 0,9. Dit betekent dat het gemiddelde aantal voertuigen op een weekdag ten gevolge van de bedrijfswoningen 58 mvt per weekdag bedraagt.

 

De totale weekdaggemiddelde verkeersgeneratie van het plan komt hiermee op 235 motorvoertuigen per etmaal. Op een werkdag waarop het bedrijventerrein gedurende van circa 7:00 tot 18:00 (9 uren) in bedrijf is, komt dit neer op één auto per ruim 2 minuten in de dagperiode. Een dergelijke intensiteit kan niet als bijzonder hinderlijk worden aangemerkt. Omdat uiteindelijk niet acht maar zes bedrijfswoningen in het bestemmingsplan worden opgenomen zal het aantal verkeersbewegingen zelfs nog iets lager zijn.

 

De Sansjesreed is een doodlopende weg en heeft daarmee een relatief lage verkeersintensiteit. De weg heeft voldoende breedte, waarmee deze voldoende capaciteit heeft voor de afwikkeling van de al aanwezige circa 350 verkeersbewegingen per etmaal en de extra 235 verkeersbewegingen per etmaal ten gevolge van deze nieuwe ontwikkeling, zonder daarmee de verkeersveiligheid in gevaar te brengen.

 

De parkeerbehoefte wordt binnen de bedrijfspercelen gerealiseerd. De projectlocatie biedt naar verwachting voldoende ruimte om de parkeerbehoefte in de projectlocatie op te lossen. Er treden op het gebied van verkeer geen belangrijke negatieve milieugevolgen op.

 

De toename van verkeer zorgt voor een toename in wegverkeerslawaai op de omgeving. De Wet geluidhinder voorziet hier eigenlijk niet in omdat de Wgh alleen van toepassing is bij nieuwe wegen, nieuwe woningen langs wegen en bij reconstructies van wegen. Door de aanleg van de Centrale As is de intensiteit op de N361 afgenomen. Uit eerder onderzoek (2012) blijkt dat de intensiteit van de N361, uitgaande van de aanleg Centrale As, circa 10.000 mvt/etmaal bedraagt. Met een toename van 235 mvt/etmaal, zoals hierboven beschreven, is de toename circa 2%, in de worst-case situatie waarbij iedereen dezelfde route neemt. Een dergelijk beperkte toename heeft geen relevant effect op de geluidsituatie ter plaatse van aangelegen woningen en andere functies.

 

Indien de toename van de verkeersintensiteit niet meer bedraagt dan 40% (1,5 dB) is nader onderzoek niet noodzakelijk o.b.v. het reconstructiecriterium uit de Wgh. Hieraan wordt (ook al is dit criterium niet van toepassing) ruimschoots voldaan.

 

Voor de nieuwe woningen in het plan blijkt uit het onderzoek (bijlage 6) dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB nergens in het plangebied wordt overschreden. Het wegverkeer staat realisatie van het plan niet in de weg.

 

 

5.5.2 Industrielawaai

 

Op dit bedrijventerrein zullen geen grote lawaaimakers worden gevestigd. Het gaat om bedrijven tot en met de bedrijven categorie 2 waarbij voor geluid een indicatieve afstand van 30 meter ten opzichte van geluidsgevoelige functies toereikend is. Met een omgevingsvergunning kan na een afweging een hogere bedrijfscategorie uit de bijlage bij de regels worden toegestaan maar ook voor die categorie geldt, dat de indicatieve afstand tot geluidsgevoelige functies (50 meter) altijd kan worden gehaald. Daarnaast zijn de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit rechtsreeks van toepassing op deze bedrijven. Kan hier niet aan worden voldaan, dan kan - na het uitvoeren van specifiek akoestisch onderzoek - in bijzondere gevallen in het kader van de milieumelding de afweging worden gemaakt of maatwerk nodig is.

 

 

5.6 Externe veiligheid

 

De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.

 

De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/ transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).

Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.

 

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen. In het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Ook valt het gebied niet onder een invloedsgebied van een risicobron. Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. Dit rapport is als bijlage 7.1 en het advies van de brandweer is als bijlage 7.2 in dit bestemmingsplan opgenomen.

 

 

5.7 Luchtkwaliteit en geurhinder

 

5.7.1 Luchtkwaliteit

 

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

 

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.

 

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

 

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.

 

De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.

 

Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Dat is echter niet het geval. Ook blijkt uit actuele, via internet te benaderen, Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (GCN-kaarten) dat in de noordelijke regio's, waarin ook de gemeente Tytsjerksteradiel is gelegen, de achtergrondconcentraties laag zijn (ruim beneden 40 µg/m3). De kans dat een enkel project dan zorgt voor een overschrijding van de grenswaarde is zeer klein. Een dergelijke motivatie aangevuld met een berekening is dan al voldoende om het besluit tot uitvoering te kunnen brengen.

 

Uit de berekening in bijlage 6 blijkt dat de maximale bijdrage ten gevolge van alleen het extra verkeer van het plan in geval van met name de maatgevende stof NO2 0,43 µg/m3 bedraagt. Voor de stof PM10 bedraagt deze bijdrage 0,06 µg/m3. In beide gevallen is er geen sprake een toename van meer van 3% en de grenswaarde van 1,2 µg/m3 wordt niet overschreden. De bijdrage van het extra verkeer is derhalve niet in betekenende mate.

 

 

5.7.2 Geurhinder

De te vestigen bedrijven veroorzaken potentiele hinder (geluid, gevaar, geur en stof) voor woningen. Om te voorkomen dat deze hinder onaanvaardbaar is en daarmee een mogelijk belangrijk milieueffect in zich heeft, is een adequate afstemming tussen functies nodig. In dit bestemmingsplan wordt een bedrijfslocatie voor primair bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 mogelijk gemaakt waarbij voor geur een indicatieve afstand van 30 meter ten opzichte van geurgevoelige functies toereikend is. Deze afstand wordt ruimschoots gehaald. De Wet milieubeheer regelt dergelijke zaken verder via normering. Het Activiteitenbesluit, waaronder vrijwel alle kleinere bedrijven vallen, waarborgt dat de hinder de normen niet overschrijdt.

 

 

5.8 Leidingen

 

In het plangebied liggen geen belangrijke transportleidingen. van water, rioolpersleidingen en een gasleiding. De aanwezige nutsleidingen liggen in de openbare ruimte langs De Sanjesreed.

 

De nieuwe nutsvoorzieningen in het plangebied zullen in / langs de nieuwe ontsluitingsweg worden aangelegd.

 

Met de inwerkingtreding van de Wet voortgang Energietransitie per 1 juli 2018 is het voor aanvragen omgevingsvergunning ingediend na 1 juli 2018 de netbeheerder niet meer toegestaan een aansluiting met een doorlaatwaarde van ten hoogste 40 m3(n) per uur te leveren. Hier mag slechts een uitzondering op worden gemaakt wanneer het college van burgemeester en wethouders om zwaarwegende redenen van algemeen belang heeft besloten dat een gasaanlsuiting toch noodzakelijk is of omdat in de nabije toekomst een andere voorziening voor de warmtebehoefte komt.

 

Gelet op de aard van de bedrijvigheid zal op dit bedrijventerrein sprake zijn van klein(zakelijk) verbruiksaansluitingen: aansluiting met doorlaatwaarde van ten hoogste 40 m3(n). Omdat niet voor 1 juli 2018 is vergund en ook geen uitzonderingsbesluit is genomen wordt uitgegaan van een gasloos bedrijventerrein.

 

 

5.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

 

Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging van het Besluit m.e.r. volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 214/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer (Wm) zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.

 

Het bevoegd gezag dient een m.e.r-beoordelingsbeslissing te nemen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de omvang van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing planm.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), projectm.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie (D11.2) de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:

- een oppervlakte van 100 hectare of meer;

- een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;

- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

 

In de ruimtelijke procedure wordt een bedrijventerrein minder dan 5 hectare mogelijk gemaakt. De ruimtelijke ontwikkeling ligt daarmee ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks planm.e.r.-, projectm.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig.

 

In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie (D11.3) de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein opgenomen, waarbij een oppervlakte van 75 hectare als drempelwaarde geldt. Omdat op het bedrijventerrein geen industriële activiteiten plaatsvinden (milieucategorie 4 en hoger) is er geen sprake van een industrieterrein zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.

 

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage onder D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” m.e.r.-beoordeling.

 

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling gemaakt waarin voor alle milieuaspecten is nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze beoordeling inclusief Aeriusberekeningen (bijlagen 10 en 11) maakt onderdeel uit van de toelichting van het bestemmingsplan (artikel 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage).

 

Gebleken is dat het plangebied en de omgeving niet bijzonder kwetsbaar zijn en door de ingesloten ligging, aansluitend op gemengd gebied, vanuit landschappelijke oogpunt en vanuit het oogpunt van leefbaarheid een optimale locatie is. De potentiële effecten zijn beperkt en bestaan voornamelijk uit ecologie, verkeer, geluid en waterhuishoudkundige aspecten. Gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten wordt geconcludeerd en is op basis van de vormvrije m.e.r. beoordeling besloten dat er, rekening houdend met de mitigerende maatregelen, geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde kunnen zijn die het opstellen van een MER nodig maken.

 

Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels

 

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.

 

Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.

 

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het plan is leidend in geval van verschil tussen de digitale - en analoge versie.

 

 

6.1 Uitgangspunten

 

De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.

 

 

6.2 Inleidende regels

 

In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

6.3 Bestemmingsregels

 

 

6.3.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.

 

Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

 

 

6.3.2 Enkelbestemmingen

 

- Bedrijventerrein 2 -

Omdat sprake is van clustering van bedrijven is de bestemming 'Bedrijventerrein 2' opgelegd. Op grond van deze bestemming zijn bedrijven categorie 1 en 2 toegestaan. Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 2 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzonerings-gids' van de VNG.

 

Om verrommeling van het bedrijventerrein te voorkomen geldt via de algemene gebruiksregels ook voor het bedrijventerrein het verbod om de grond voor de opslag, afbraak- en bouwmaterialen en de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van de bedrijfsbestemming is toegestaan.

 

Daar waar vanuit stedebouwkundige en ruimtelijke motieven een bedrijfswoning kan worden toegestaan is dit op de plankaart aangeduid. Ook kent de plankaart voor een aantal hoeksituaties een gevellijn om duidelijk te maken wat in stedebouwkundige zin de voorgevel van de bebouwing en daarmee de gerichtheid van de bebouwing dient te zijn.

 

 

- Gemengd-

De kavels rondom het erf of plein hebben een bredere gemengde bestemming gekregen. Deze locatie sluit aan op de gemengde functies aan de Rengersweg. De bebouwing mag dicht op het erf waarmee een fraaie wand kan onstaan. Daar passen dienstverlenende maar ook lichte bedrijfsvormen van de bedrijvenlijst.

 

 

- Groen - Groenvoorziening -

Deze bestemming is gelegd op de grotere en / of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied. Het gaat dan om groenstroken in het plangebied met een structuurbepalende en waterbergende functie (o.a. de groene scheg). Deze bestemming beoogt handhaving van de structurele openbare groenfuncties.

 

 

- Tuin -

Aan de voorzijde en - indien percelen aan meerdere kanten een straatkant hebben dan ook aan de zijkanten - is de bestemming tuin gelegd. Vanuit overwegingen van stedenbouw en welstand is het gewenst een onbebouwde zone langs de weg te houden. Om te zorgen dat ook de bedrijfsactiviteit niet tot aan de weg wordt ontplooit, is op dit deel van het perceel de bestemming tuin gelegd. Omdat dit de pecelen zijn met de mogelijkheid van een bedrijfswoning zal dit de praktijk ook niet tot een te grote beperking van de gebruiksmogelijkheden leiden.

 

 

- Verkeer en verblijf -

Deze bestemming is gelegd op het binnen het plangebied gelegen deel van de Sanjesreed en de lus op het bedrijventerrein zelf. Ook de toegang tot het erf of plein en het erf of plein zelf heeft deze functie gekregen. Overigens zal alleen bestemmingsverkeer van deze infrastructuur gebruik maken.

 

Het bestaande ruiterpad zal, komende vanaf Gytsjerk, via een groene lob over het bedrijventerrein worden geleid en aan de andere zijde van de Sanjesreed weer op het ruiterpad aansluiten.

 

 

- water -

De in het plangebied aanwezige sloten blijven zoveel mogelijk bestaan en het structurele water dat zijn functie behoudt heeft en de bestemming Water gekregen.

 

 

6.3.3 Dubbelbestemmingen

 

 

De dubbelbestemming "Waarde - landschap - open landschap" of de "Waarde - landschap - besloten landschap" is in dit geval niet opgelegd. Het gebied vormt een overgang van besloten naar het open gebied. Daarom is door middel van de bestemming groen - groenvoorziening maatwerk geleverd en is geen dubbelbestemming m.b.t. het landschap opgelegd. In het plangebied zijn op dit moment geen andere cultuurhistorische, landschappelijke waarden (zoals bijvoorbeeld een boomwal of bossingel) die beschermd moeten worden.

 

6.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.

 

- Anti-dubbeltelregel-

De regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regelt dat grond niet twee keer mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.

 

- Algemene bouwregels -

Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens is hierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.

 

- Algemene gebruiksregels -

Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.

 

 

 

6.5 Overgangs- en slotregels

 

In hoofdstuk 4 van de bestemmingsplanregels staan de Overgangs- en slotregels.

 

- Overgangsrecht -

Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.

 

- Slotregel -

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

7.1 Economisch

De gemeente heeft de grond sinds 2008 in eigendom en heeft de financiële middelen beschikbaar om de grond bouwrijp te maken. Omdat de gemeente geen grote hoeveelheden grond op voorraad mag hebben, wordt een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein ontwikkeld voor kavels waar reeds concrete belangstelling voor is.

 

het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken is niet aan de orde omdat er geen sprake is van grondexploitatie door derden.

 

Uitgangspunt is dat kostenverhaal door middel van gronduitgifte zal plaatsvinden, waarbij de opbrengst minimaal gelijk zal zijn aan de kosten van aanleg. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig.

 

 

7.2 Maatschappelijk

 

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Vanaf 10 december 2020 is het ontwerp plan voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Er zijn 118 gelijkluidende zienswijzen en 4 specifieke zienswijzen ingediend. In de zienswijzennota die als bijlage is toegevoegd wordt op deze zienswijzen ingegaan. De zienswijzen zijn geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

 

 

Afspraken over de inrichting van de bestemming groen-groenvoorziening

De gemeente zorgt voor de aanleg en onderhoud van het gebied met de bestemming groen-groenvoorziening. Deze bestemming maakt ook opgaande beplanting mogelijk. De dorpsbelangen en de actiegroep is aangeboden om met elkaar te streven naar een mooie groene en recreatieve inrichting van dit gebied. Dorpsbelang Gytsjerk heeft bij het Iepen Podium aangegeven graag van dit aanbod gebruik te maken en ook dorpsbelang Oentsjerk heeft aangegeven dat zij (afhankelijk van de verdere besluitvorming) graag betrokken wil blijven bij de vervolgstappen van het proces en in het bijzonder de inkleuring van de groenvoorziening.

De gemeente zal dit participatieproces gaan organiseren en daarbij naast beide dorpsbelangen ook de actiegroep en de bedrijven uitnodigen. De inrichting van de zone is daarmee voldoende geborgd en bij de exploitatie van dit gebied is financieel rekening gehouden met de (groene) inrichting van dit bedrijventerrein. Het proces moet leiden tot een groene inrichting van deze zone die is afgestemd op de wensen van alle betrokken partijen en die past bij de landschappelijke kenmerken van het gebied waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met lichtuitstraling van de gebouwen en het verkeer, een goede landschappelijke inkleding van de gebouwen maar ook de verbindende functie van de groene zone met het omliggende open gebied, het erf/plein op het bedrijventerrein en de bestaande bebouwing langs de Rengersweg. Ook moet (een deel van) het ruiterpad en de waterberging een plek krijgen in de groene zone.

Het participatieproces zal leiden tot een aanvullend landschappelijk inpassingsdocument aan de hand waarvan de inrichting van het gebied zal worden uitgevoerd.

 

 

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

 

8.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerp-bestemmmingsplan heeft in het kader van de inspraak en overleg vanaf 10 oktober 2018 voor zes weken ter inzage gelegen. Er zijn een vijftiental inspraak en overlegreacties ontvangen. Op 18 juni 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg (I&O) vastgesteld. Hierin heeft het college vastgelegd hoe ze met de inspraakreacties wil omgaan. Deze notitie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. De reacties hebben op onderdelen geleid tot aanpassing of aanvulling van de planverbeelding, de regels en de toelichting. Tijdens de raadsvergadering op 4 juli 2019 heeft de gemeenteraad de notitie I&O ter informatie gehad.

 

De gesprekken met de omgeving zijn niet gestaakt en hierna zijn nog de volgende aanpassingen gedaan: