Ryptsjerk 2022
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.07BPVI-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting bestemmingsplan Ryptsjerk 2022
Inhoudsopgave
Toelichting bestemmingsplan Ryptsjerk 2022
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen
4.2.2 Sociaal - cultureel, religieus
4.2.3 Onderwijs, kinderopvang c.a.
Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels
Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Begin 2020 is gestart met de herziening van het bestemmingsplan voor het dorp Ryptsjerk, c.q. het bestemmingsplan "Ryptsjerk 2009". Hier zijn een aantal redenen voor:
Uitgangspunt is de bestemmingsplannen na 10 jaar te vervangen door een nieuw plan;
het geldende plan is technisch verouderd. In de nieuwe
het geldende bestemmingsplan is alleen als pdf-bestand in te zien en niet digitaal raadpleegbaar.
1.2 Plangebied
De begrenzing van het plangebied sluit aan op het bestemmingsplan "Buitengebied 2013".
1.3 Planinhoud
Het plan is, hoofdzakelijk, conserverend van karakter. Dit houdt in dat de bestaande situatie in dit bestemmingsplan is opgenomen. De bestemmingen zijn overgenomen uit het geldende plan "Ryptsjerk 2009" tussentijdse wijzigingen zijn hierbij meegenomen. Tegelijk is het plan voorzien van een actuele regeling van gebruiks- en bouwmogelijkheden, waarbij is aangesloten op de standaardsystematiek die voor de gemeente Tytsjerksteradiel is ontwikkeld. Aan de Tûnen is de mogelijkheid opgenomen voor de bouw van een aantal woningen.
Momenteel is een nieuwe wet; de Omgevingswet, in voorbereiding. Deze vervangt de Wro-wetgeving. In deze Omgevingswet komt het bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd: het omgevingsplan.
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond. Ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: Van "een goede ruimtelijke ordening" naar "een goede fysieke leefomgeving”.
Het is de bedoeling dat de Omgevingswet in juli 2022 in werking treedt. De dan geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.
Bij het opstellen van het voorliggende nieuwe bestemmingsplan is waar mogelijk geanticipeerd op de nieuwe planvorm.
Hoofdstuk 2 Huidige situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Ryptsjerk ligt in het noordelijk deel van de Friese Wouden en bevindt zich in een overgangszone van een coulissenlandschap naar een veenweidegebied. Dit houdt in dat het gebied ten noordwesten van het dorp zich (plaatselijk) kenmerkt door een zekere beslotenheid ten gevolge van de aanwezigheid van boomsingels langs perceelscheidingen. Ten zuid-oosten van het dorp heeft het gebied meer de kenmerken van het open veenweidegebied. Het dorp maakt samen met Oentsjerk, Gytsjerk, Mûnein en Aldtsjerk deel uit van het zandgebied Trynwâlden.
Het dorp is ontstaan in een patroon van wegbebouwing langs de voormalige doorgaande verbinding Leeuwarden/ Groningen (verbinding Ypeysingel - Slachtedyk). Daarnaast heeft ook de Ryptsjerksterfeart vanouds een bijdrage geleverd aan de verdere ontwikkeling van het dorp. Het patroon van wegbebouwing heeft zich in de loop van de jaren verdicht en zette zich later voort in noordelijke richting (Binnendijk).
2.2 Ruimtelijke ontwikkeling
De oorspronkeijke bebouwing van Ryptsjerk bevindt zich langs de Ypeysingel en de Slachtedijk. Ook is langs de Ryptsjerksterfeart een aantal kleinschalige woningen gebouwd, die tot de eerste bebouwing van Ryptsjerk behoren.
Rond de kruising Ypeysingel, Slachtedijk en Binnendijk is een zekere kernvorming ontstaan, waar op dit moment de dorpsvoorzieningen zoals de kerk, de school en het dorpshuis zijn geconcentreerd. Daarnaast zijn er langs de Binnendijk van oudsher woningen aanwezig geweest in de vorm van verspreide lintbebouwing.
De verdere geconcentreerde onwikkeling van het dorp heeft zich fasegewijs met name aan de westzijde voltrokken. De eerste naoorlogse woningbouw vond plaats rond de Tsjerkelânsreed. Vervolgens vond in de periode 1970 - 1980 nieuwbouw rond de Heermawei plaats. In de periode daarna is op deze uitbreiding een vervolg gekomen met woningen aan de Reiddekker en De Opslach. Na 2013 zijn in aansluiting op de Opslach, c.q. in het gebied van de volkstuinen, 11 woningen gebouwd. Aan de Binnendijk zijn 3 vrijstaande woningen gebouwd.
.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Onderstaand volgt een samenvatting.
3.1 Rijksbeleid
De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
de bereikbaarheid verbeteren;
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening
a. Omgevingsvisie Fryslân 2019 - de romte diele
De provincie Fryslân heeft op 23 september 2020 de Omgevingsvisie Provincie Fryslân vastgesteld. Daarin is het provinciaal ruimtelijk beleid in neergelegd dat belangrijk is voor het gemeentelijk (bestemmingsplan) beleid. In deze visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. De provincie gaat voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt onder andere voor leefbaarheid, een gezonde leefomgeving en het terugdringen van leegstand en verpaupering van bebouwing. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid, waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden. Het behoud van het karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit.
De provincie wil extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:
1. Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden;
2. Energietransitie met kracht voortzetten;
3. Fryslân klimaatadaptief inrichten;
4. Versterken biodiversiteit.
Dit bestemmingsplan is een actualisatie van het geldende bestemmingsplan en voorziet daarnaast in mogelijkheid tot het bouwen van 9 woningen. Dit is in overeenstemming met het provinciale beleid.
b. structuurvisie 'Grutsk op 'e romte'
In 'Grutsk op ‘e Romte' worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.
Tytsjerksteradiel behoort binnen de structuurvisie tot het deelgebied 'noordelijke wouden'. In hoofdstuk 8 van de structuurvisie wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'. Dit mondt uit in de benoeming van een achttal provinciale waarden:
Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting gevend aan het landschap), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten.
De overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels en houtwallen op de zandgronden naar het open veenweidegebied en het kleigebied;
De samenhang van historische wegen met bebouwingslinten en rijke schakeringen aan wegbeplanting in verschillende vormen: singels, bomen, hagen. Op een aantal locaties de bossen behorend bij landgoederen in samenhang met het landschap;
Een aantal plekken waarbij kleinschalige ontginningen nog herkenbaar gekoppeld zijn aan eenvoudige woningbouwvormen;
De Friese esgebieden rond de Burgumer Mar en Westergeest met de daarbij horende 'Friese' esdorpen met de kenmerkende, afwijkende structuur ten opzichte van omliggende, voornamelijk opstrekkende verkavelingen;
De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het natuurlijke reliëf in de vorm van dekzandruggen, de vele pingoruïnes, vuursteenvindplaatsen en kleine stuifduinen in restanten van voormalige heidevelden.
De karakteristieke langgerekte verkaveling- en bebouwingsstruturen van de hoogveenontginningsgebieden met bijbehorend watererfgoed (vaarten, wijken, bruggen);
Karakteristieke blokvormige structuren en verkavelingen met verspreide bebouwing in de heideontginningsgebieden.
Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en gelet op het (voornamelijk) conserverende karakter van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan.
c. provinciale verordening Romte, 2014
In de provinciale verordening Ruimte (Verordening Romte Fryslân, 2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen. Geldend provincaal beleid is in eerste instantie in de Verordening Romte Fryslân (2011) omgezet in algemeen geldende regels. De verordening bevatte ondermeer regels over 'zorgvuldig ruimtegebruik', 'ruimtelijke kwaliteit', 'wonen', 'werken en mobiliteit' en 'recreatie en toerisme'. In de loop van 2013 heeft een evaluatie van de toepassing van de verordening plaatsgevonden. Tussen 2011 en 2014 is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld. Ook is er nieuw Rijksbeleid in werking getreden.
Gelet op het nieuwe provinciale en rijksbeleid en gelet op de resultaten van de evaluatie is de verordening in 2014 aangepast. in de toelichting op de nieuwe verordening staat hierover o.a.: "Deze wijziging is niet meer, zoals het geval was bij de verordening 2011, 'beleidsneutraal' verbonden aan het Streekplan Fryslân 2007. In de wijziging is nieuw tussentijds vastgesteld beleid van Provinciale Staten (grondgebonden veehouderij; 'Grutsk op 'e Romte') vertaald in regels in de verordening. Tegelijk met de verordening wordt nieuw beleid inzake intensieve veehouderij vastgesteld, alsmede de Nota Weidevogels. De aanpassing van de bepalingen inzake de recreatie leiden impliciet tot een nuancering van dat beleidsonderdeel van het streekplan. Ook zijn, anticiperend op het definitieve beleid inzake windturbines, enkele aanvullende bepalingen opgenomen inzake het opschalen van bestaande turbines.
De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening."
Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Ryptsjerk 2022' in lijn met de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” is opgesteld.
3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan
Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.
Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelenpakket voor het fietsverkeer.
Het hoofddoel van het PVVP is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:
dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers van Fryslân;
dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;
dat bijdraagt aan de versterking van de economie;
dat veilig is;
en dat de schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.
Het bestemmingsplan Ryptsjerk is nagenoeg conserverend. Aan de Tûnen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van een beperkt aantal woningen. Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan 'Ryptsjerk 2021' in overeenstemming met het PVVP is opgesteld.
3.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie
De structuurvisie “Finster op romte” is in januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.
In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende type kernen, met een verschillende aanpak:
Grote kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum, waarin wonen, werken en voorzieningen worden geconcentreerd. Met Burgum als hoofd - en recreatieve kern;
Recreatieve kernen Earnewâld en Eastermar ;
Kleine kernen: Jistrum, Noardburgum, Lytse Geast, Wyns, Aldtsjerk, Ryptsjerk, Tytsjerk, Mûnein, Garyp, Suwâld, It Heechsân, Sumar.
Het beleid is op onderdelen voor grote kernen anders dan voor de kleine kernen. Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen moeten passen in aard en schaal van het landschap én van het dorp. Recreatieve voorzieningen met een grote verkeersaantrekkende werking worden geweerd.
In de drie grote kernen worden wonen, voorzieningen en werken geconcentreerd. Bundeling van deze functies maakt het voor ondernemers aantrekkelijker zich in Tytsjerksteradiel te vestigen. Anderzijds biedt het een geconcentreerd groot draagvlak aan voorzieningen, waardoor het aanbod en het kwaliteitsniveau hoog kunnen blijven.
De ingrepen en uitbreidingen zijn vanuit deze bundelingsgedachte gericht op de kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum.
Ontwikkelingsruimte in de kleine kernen is meer beperkt en richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De dorpen gaan niet op slot. Met name aan nieuwe woonvormen, woon-werk combinaties en aan kleinschalige bedrijvigheid zal meer ruimte worden geboden.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen
4.1 Wonen
De structuurvisie Finster op romte (2010) geeft de toekomstvisie weer van de gemeente Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. In 2018 is de structuurvisie geëvalueerd. Deze evaluatie was bedoeld om lessen te trekken en deze te vertalen naar concrete aanbevelingen voor een op te stellen omgevingsvisie en om vast te stellen welke ambities uit de structuurvisie op dit moment nog actueel zijn en dit als ruimtelijk beleidskader te blijven hanteren tot het moment van vaststelling van de nieuwe omgevingsvisie.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat voor Ryptsjerk na 2015 nog bestaande plancapaciteit in uitbreidingsplannen (vanwege de fasering) kan worden gerealiseerd. Voor wonen is de ambitie in de structuurvisie om de omvang, de kwaliteit en het prijsniveau van de woningvoorraad aan te laten sluiten op de samenstelling en ontwikkeling van de bevolking.
Voor het thema wonen heeft de gemeenteraad op 4 juli 2019 de nieuwe Woonvisie 2019-2024 vastgesteld. Deze Woonvisie is een visiedocument dat naast de wettelijke basis voor prestatieafspraken ook als basis dient voor o.a. de duurzaamheidsagenda, de woningbouwprogrammering (die separaat is vastgesteld door het college) en de Omgevingsvisie.
In de Woonvisie worden vijf speerpunten benoemd voor de komende jaren:
- Investeren in de bestaande woningbouwvoorraad
- Zorgvuldige inzet op nieuwbouw
- Voldoende betaalbare en beschikbare sociale huurwoningen
- Wonen met zorg
- Streven naar leefbare dorpen
In de woonvisie 2019-2024 wordt al gesignaleerd dat de woningmarkt flink is veranderd t.o.v. 2010. Waar de woningmarkt destijds in een crisis zat, is er nu de nodige druk ontstaan. De gemeente wil de komende jaren invulling geven aan de woningbehoefte. In de woonvisie van de gemeente staat dat uitgangspunt is dat gebouwd moet worden naar behoefte en dat de kwaliteit belangrijk is. Absolute aantallen vormen daarbij niet de graadmeter. Wel zal de toekomstige woningbehoefte goed gemonitord moeten worden. Gelet op de huidige vraagdruk zal eerst worden ingezet op realisatie van het hoge scenario.
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningbouwinitiatieven aansluiten bij de actuele, kwalitatieve woningbehoefte en volkshuisvestelijke ambitie zullen plannen daarbij worden getoetst aan een hiervoor opgesteld afwegingskader. Wanneer het afwegingskader voor dit plan wordt toegepast, dan krijgt het plan op grond van het afwegingskader een prima score. Het is een toevoeging van woningen die in de bestaande voorraad onvoldoende beschikbaar zijn, het zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, er is draagvlak en het plan is procedureel en financieel uitvoerbaar. Wij achten het plan dan ook in balans met de vraag en behoefte aan woningen in Ryptsjerk. Het plan kan dan ook voortvarend worden ontwikkeld.
Voor het kwantitatieve deel (de woningbouwprogrammering) is vanuit de provincie ingezet op het maken van regionale woningbouwafspraken. De gemeente is daarbij ingedeeld bij de regio Noordoost-Fryslan. Deze regio heeft met de provincie afgesproken dat zij meer ruimte en vertrouwen krijgen om zelf de woningmarkt in balans te houden. Het doel is om snel en flexibel op lokaal niveau op de vraag en het aanbod in te spelen.
Binnen het experiment kunnen gemeenten woningbouwplannen ontwikkelen die goed aansluiten op de huidige en toekomstige woningbehoefte. De gemeente krijgt daarbij voor projecten binnen de kernen zelf de regie op het aantal woningen. De bandbreedte wordt door de provincie losgelaten en de provincie gaat niet actief sturen. Dit biedt de gemeenten de mogelijkheid om een flexibel woningbouwprogramma op te stellen waarbij rekening wordt gehouden met een onderbouwde en geprognotiseerde woningbehoefte. Gedurende de looptijd van het experiment heeft de regio de vrijheid om zelf invulling te geven hoe om te gaan met de bestaande harde (nog niet ingevulde) buitenstedelijke capaciteit (brief van de provincie van 13 mei 2020).
Vanuit de wettelijke taken, waaronder de ruimtelijk planologische procedures, heeft de provincie dan wel inzicht nodig in het flexibel programma waarbij onder andere wordt toegelicht of het project deel uitmaakt van het (harde) programma, of het project binnen- of buitenstedelijk is, of ook sprake is van deprogrammering of herprogrammering, of er ook herstructurering of sloop mee annex is. Op deze wijze kan worden voldaan aan artikel 3.1.1 van de Verordening Romte Fryslan 2014 (de doorvertaling van een geaccordeerd woonplan in een ruimtelijk plan).
De 3 vrijstaande en 6 twee onder één kap koopwoningen zijn deels opgenomen in het woningbouwprogramma voor het dorp Ryptsjerk. Het project maakt gedeeltelijk deel uit van het harde programma (aantallen zijn deels in het programma toebedeeld). Het project wordt planologisch geregeld met het voorliggende bestemmingsplan. Er zijn twee woningbouwlocaties, te weten de locatie ten oosten van de Túnen zijn 6 woningen (3 blokjes van twee onder één kap woningen) en de locatie aan de westkant van de Túnen waar in 3 vrijstaande woningen wordt voorzien.
Aan het dorp Ryptsjerk zijn in het huidige vastgestelde woningbouwprogramma op basis van de Atlas 2 woningen toegekend. In het programma is al rekening gehouden met de toekenning van 6 woningen aan Ryptsjerk.
De atlas geeft het volgende aan voor Ryptsjerk.
Gelet op het voorgaande betekent het, dat er, op basis van de atlas, ruimte is voor slechts twee koopwoningen. Daarnaast wordt nog het volgende in de atlas genoemd. Om te zorgen voor voldoende vernieuwing van de voorraad mogen er extra plannen gemaakt worden. Dat moet gepaard gaan met verdunning van het aantal ééngezins-sociale huurwoningen.
Er zijn nauwelijks plannen voor woningbouw terwijl er wel enige vraag is. Het is verstandig om plannen toe te voegen die passen bij de concrete behoefte van het dorp. Dat betekent: vrijstaande koopwoningen, patio’s / bungalows en/of enkele tweekappers.
Gelet op het feit dat er in Ryptsjerk geen koopwoningen beschikbaar zijn (bron Funda) en met het oog op het voorgaande fragment van de atlas, vinden wij dat de maatwerk behoefte in de atlas met 2 niet juist is geïnterpreteerd en te laag is.
De atlas spreekt namelijk over vrijstaande koopwoningen, dat is dus in ieder geval meer dan 1, indien wij een terughoudende schatting maken betekent dat in dit geval (minimaal) 2. Daarnaast spreekt de atlas over enkele twee onder 1 kappers, dat zijn in ieder geval 2. Dan komen we op een programma van in totaal 6. Aangezien het een flexibel programma is zijn wij van mening dat het programma voor Ryptsjerk moet worden bijgesteld van 2 naar 6. Dit betekent dat de geplande 9 woningen (6 al in het programma opgenomen woningen en nog 3 vrijstaande woningen) passen binnen het nog flexibel aan te passen woningbouwprogramma voor Ryptsjerk.
Gelet op het feit dat er op dit moment ook geen huurwoningen in Ryptsjerk beschikbaar zijn en er een wachtlijst is voor een huurwoning in Ryptsjerk is een verdunning van het aantal ééngezins- sociale huurwoningen niet aan de orde. Van deprogrammering of herprogrammering is in Ryptsjerk om dit project mogelijk te maken dan ook geen sprake. Ook is er geen herstructurerings- of sloopopgave aan dit plan verbonden.
Om te beoordelen of het project conform de provinciale verordening als binnenstedelijk moet worden aangemerkt moet de bij de verordening horende kaartlaag worden geraadpleegd. Uit het kaartfragment hieronder blijkt dat het om een binnenstedelijke situatie gaat.
Er is sprake van een ontwikkeling die past binnen zowel het provinciaal als het gemeentelijk woningbouwbeleid en de inmiddels gemaakte woningbouw afspraken met de provincie en regio.
4.2 Voorzieningen
4.2.1 Zorg
De landelijke bouwregelgeving maakt het sinds 1 oktober 2014 mogelijk om bij een woning vergunningvrij een zgn. mantelzorgwoning te realiseren. Deze woonruimte is bedoeld voor:
de huisvesting van een zorgbehoevende (bijv. chronisch zieke, oudere, gehandicapte), die afhankelijk is van de zorg die verstrekt wordt door een familielid of andere naaste, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat;
de huisvesting van de zorgverlener (famielid of andere naaste) van een zorgbehoevende, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat.
De gemeente stemt haar regelgeving hierop af en biedt zo mogelijk ruimte voor situaties waar (nog) geen sprake is van zorgafhankelijkheid (bijv. kangoeroewoning).
4.2.2 Sociaal - cultureel, religieus
In het dorp is een dorpshuis/ multifunctioneel centrum aan de Heermawei 3 voor sociale, culturele en kerkelijke (neven)activiteiten. Verder is er de kerk aan de Slachtedijk 1 die in dit bestemmingsplan een ruimere bestemming heeft gekregen. Naast de religieuze functie is er ook de mogelijkheid voor sociaal-culturele activiteiten. Deze verruiming gebeurt bij alle kerkelijke gebouwen in de gemeente. De bestemming die aan dit perceel is gegeven, is als gevolg daarvan: "Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie".
4.2.3 Onderwijs, kinderopvang c.a.
Achter het dorpshuis is de basisschool (Heermawei 5) gevestigd. Dit is een integraal kindcentrum (IKC) waar opvang, onderwijs en buitenschoolse opvang geboden wordt aan kinderen van 2 - 12 jaar.
4.2.4 Sport, recreatie c.a.
Aan de Binnendijk is een accomodatie van de voetbalvereniging, bestaande uit velden en een clubgebouw. Aan de westzijde van het dorp liggen de volkstuinen. Ook heeft het dorp een ijsbaan met een bijbehorend gebouw. Tot slot is er een haventje in het dorp.
4.3 Bedrijvigheid
In het dorp komen een aantal bedrijven voor. Het gaat om een bouw-advies en timmerbedrijf aan de Ypeysingel 58, een dierfysiotherapie-praktijk aan de Binnendijk 24, een loonbedrijf aan de Binnendijk 69 en een paardenhouderij aan de Breedijk 30.
Aan de Binnendijk 73 is een ontspanningscentrum en een bedrijf in groenonderhoud gevestigd.
Het beleid is er met dit bestemmingsplan op gericht deze bedrijven te handhaven. Dit gelet op hun economische betekenis en de bijdrage ervan van de verschillende functies in het dorp. Alleen op het moment dat er milieuhygiënische of ruimtelijke problemen ontstaan, zou een verplaatsing aan de orde komen. Dit laatste is in Ryptsjerk niet aan de orde. In de huidige situatie gaat het vooral om relatief kleinschalige bedrijvigheid. Het streven is gericht op een zo goed mogelijke ruimtelijke en milieuhygiënische inpassing van bedrijvigheid. Ruimtelijk door de bestemming en de bebouwingsbepalingen, milieuhygiënisch door een combinatie van het bestemmingsplan en de Wet Milieubeheer.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.
5.1 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komen. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Natuurtoets bestemmingsplan Ryptsjerk
Voor de natuurtoetst is door Altenburg en Wijmenga een ecologische paragraaf opgesteld (zie bijlage 1) Het gaat grotendeels om een conserverend bestemmingsplan zonder ruimtelijke ontwikkelingen. Uitzondering is de geplande woningbouw aan de oostzijde van De Tunen. De gemeente Tytsjerksteradiel heeft Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek opdracht gegeven om de ecologische paragraaf voor het bestemmingsplan op te stellen en een ecologische beoordeling van het huidige gebruik en de toekomstige woningbouw te toetsen aan de Wet natuurbescherming. In onderhavige notitie is de paragraaf gepresenteerd.
Het onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van relevante natuurwaarden is gebaseerd op twee benaderingen. Ten eerste zijn recente bronnen geraadpleegd (verspreidingsatlassen, overzichtswerken, onderzoeksrapporten en websites) over de aanwezigheid van beschermde gebieden en soorten in en nabij het bestemmingsplangebied. Er is daarbij onder andere gebruikgemaakt van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).
Daarnaast is op 27 januari een oriënterend veldbezoek uitgevoerd, waarbij is gelet op de (mogelijkheden voor de) aanwezigheid van beschermde en/of kritische soorten.
De conclusies uit de paragraaf zijn als volgt:
Voor het bestemmingsplangebied kunnen de onderstaande conclusies ten aanzien van de ecologische wet- en regelgeving (Wet natuurbescherming en overige gebiedsbescherming) worden getrokken:
Gebiedsbescherming
Wet natuurbescherming: Natura 2000
Het huidige gebruik en de geplande nieuwbouw veroorzaken geen significant negatieve effecten op natuurwaarden waarvoor de 'Groote Wielen' en de 'Alde Feanen' zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.
De stikstofuitstoot van de nieuwbouw kan een mogelijk negatief effect veroorzaken op het Natura 2000-gebied de 'Alde Feanen'. Om duidelijkheid te verkrijgen over het omgaan met stikstofdepositie wordt geadviseerd om een AERIUS berekening uit te voeren.
Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een project significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Een project kan significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben als een project leidt tot een toename van de stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Voor de planontwikkeling is inzichtelijk gemaakt welke stikstofdepositie daarvan afkomstig zal zijn. Met het berekeningsprogramma Aerius Calculator 2019A is berekend wat de effecten van deze ontwikkelingen zijn op de omliggende Natura 2000 gebieden.
Uit de berekening blijkt dat de ontwikkelingen niet leiden tot een bijdrage aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000 gebieden, er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. De planontwikkeling kan voor het onderdeel natuur dan ook worden ingepast, er is geen sprake van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De uitgevoerde berekening is opgenomen in bijlage 2 bij dit bestemmingsplan.
Overige gebiedsbescherming
Het huidige gebruik en de geplande nieuwbouw veroorzaken geen conflict met de ecologische weten regelgeving ten aanzien van overige vormen van gebiedsbescherming (Ecologische Hoofdstructuur, ganzenfoerageergebieden en weidevogelkansgebieden).
Soortbescherming
Het huidige gebruik van het bestemmingsplangebied levert geen knelpunten op met de Wet natuurbescherming betreft beschermde flora en fauna.
Bij het bouwen van de nieuwe woningen dient men rekening te houden met broedende vogels en de zorgplicht voor vrijgestelde zoogdieren en amfibieën. Er worden geen knelpunten met de Wet natuurbescherming verwacht.
5.2 Archeologie en cultuurhistorie
Artikel 3.1.6 lid 5 onder a Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat in de toelichting wordt beschreven op welke wijze met de in het gebied aanwezig cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In deze paragraaf wordt op beide aspecten ingegaan.
5.2.1 Archeologie
Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie Frylsân zijn de (naar verwachting) archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. Binnen het plangebied zijn volgens die kaart geen waardevolle archeologische resten aanwezig. Hieronder gaan wij in op de beide perioden die hierbij van belang zijn, respecteivelijk Steentijd - bronstijd en IJzertijd - Middeleeuwen.
Steentijd - bronstijd
Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd-bronstijd geeft de FAMKE aan dat bij nieuwe ontwikkelingen karterend onderzoek 2 wordt geadviseerd bij ingrepen groter dan 2500 m2. Voor de westelijke helft van het dorp is alleen bij grote ingrepen (meer dan 2,5 ha) onderzoek noodzakelijk.
Fragment Famkekaart IJzertijd middeleeuwen:
Op de Famkekaart ijzertijd - middeleeuwen wordt voor geheel Ryptsjerk karterend onderzoek 3 geadviseerd. Aanbevolen wordt om bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.
De woningbouwlocatie ten oosten van de Tûnen (groot ca. 2000 m²) overschrijdt de hiervoor beschreven oppervlakten niet. Hier is archeologische onderzoek niet noodzakelijk.
Vanwege de afwezigheid van gebieden met waardevolle archeologische resten zijn beschermende maatregelen niet noodzakelijk. Indien er tijdens graafwerkzaamheden toch onverwachte resten worden aangetroffen, blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan.
5.2.2 Cultuurhistorie
In de omgevingsvisie ‘de Romte Diele’ van de provinsje Fryslân wordt het belang van ‘Basis op orde’ als volgt beschreven.
Om de ambities te kunnen realiseren moet allereerst de basis op orde zijn. Fryslân heeft veel kwaliteiten die we willen behouden en versterken. Dat moet op een slimme manier gebeuren: niet door veranderingen tegen te houden maar door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten vertrekken vanuit de bestaande omgevingskwaliteiten. Om de bestaande kwaliteit op orde te hebben en te houden, voeren we onze wettelijke taken uit. Daarnaast voeren we taken uit waarvoor we onze verantwoordelijkheid willen nemen. Vaak gaat het om goed onderhoud en beheer. Maar waar verbeteringen gewenst zijn, zullen we ook sturing en uitwerking geven aan verbeteringsplannen.
Karakteristieken van het landschap zijn beleefbaar
Doel Friese landschapstypen en hun ontstaansgeschiedenis blijven herkenbaar. Toelichting Het landschap en z’n cultuurhistorie, archeologie en de stedenbouw vertellen in samenhang het verhaal van Fryslân. Ze vormen een onderdeel van de Friese identiteit en geven de provincie een herkenbaar profiel. Denk aan de terpen en boerderijen op kwelderwallen. Zulke elementen en structuren zijn bepalend voor de bijzondere ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. En daarmee zijn ze van grote invloed op de ontwikkelingskansen van onder andere de Friese gastvrijheidseconomie. Door de geschiedenis heen verandert het landschap. Dit zal in de toekomst niet anders zijn. Het is een gezamenlijke opdracht om toekomstige ontwikkelingen zodanig een plek te geven, dat de kenmerken van landschap en cultuurhistorie herkenbaar blijven. Bij de klimaatopgave kunnen gebiedskenmerken zoals hoogteligging, waterlopen en dijken het vertrekpunt vormen voor mogelijke oplossingen. Naast nieuwe ontwikkelingen zien we op verschillende plekken in Fryslân het landschap achteruitgaan. Hier streven we naar herstel van landschap en cultuurhistorie en naar het versterken van samenhang. De Nationale Landschappen Noardlike Fryske Wâlden en Zuidwest-Fryslân zijn unieke landschappen waar wonen, werken en recreëren goed samengaan met het behoud van natuur en cultuurwaarden in het Nationaal Landschap.
Via de principes borgen we dat de omgevingskwaliteiten van landschap en cultuurhistorie, zoals weergegeven in de provinciale nota Grutsk op ‘e Romte, herkenbaar blijven en doorwerken en gebruikt worden in plannen en projecten.
In het Bestuursakkoord Natuur en Landschap 2011-2015 is afgesproken dat provincies verantwoordelijk zijn voor de inrichting van het landelijk gebied en voor het regionale beleid voor natuur, recreatie en toerisme, landschap, structuurversterking van de landbouw en leefbaarheid. Ter uitvoering hebben Rijk en provincies in het Onderhandelingsakkoord Natuur afgesproken dat het landschapsbeleid als rijkstaak is vervallen en het een autonome bevoegdheid van de provincies is. Het Rijk houdt wel verantwoordelijkheden voor bijvoorbeeld het beschermen van belangrijke open ruimten zoals het Groene Hart, de Waddenzee en de Veluwe. Daarnaast dienen provincies vanuit de Omgevingswet de belangen van cultureel erfgoed af te wegen in de fysieke leefomgeving; het gaat om gebouwde en aangelegde monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten én cultuurlandschappen.
Bovengenoemd provinciaal beleid is in het voorliggende bestemmingsplan doorgevoerd door de dubbelbestemming “Waarde – Landschap (Woudenlandschap) op de in het plan aanwezige agrarische percelen op te nemen.
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Binnen het plangebied komen de volgende rijksmonumenten voor: Slachtedyk 1 en 3.
Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.
In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". Samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.
De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.
In 2015 is gestart met een uitgebreidere omschrijving en waardering van de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden. Een aantal voormalige boerderijen worden aangeduid als 'karakteristiek'.
Op het moment van ter inzage legging ten behoeve van het ontwerp van het voorliggende plan is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De redengevende beschrijvingen voor Ryptsjerk zijn nog niet gereed. Om deze redenen is besloten om de bestaande regeling voor karakteristieke panden in het voorliggende plan over te nemen.
5.3 Milieu
In dit bestemmingsplan komen diverse bedrijven voor. Het gaat daarbij om solitaire bedrijven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën bedrijven afhankelijk van hun invloed op de omgeving. In de VNG-bedrijvenlijst, die gebaseerd is op de Basiszoneringslijst van de VNG en als bijlage bij de regels is gevoegd, zijn die categorieën opgenomen. In deze lijst is per bedrijfsvorm informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of inrichting. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof , geluid en gevaar minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend. Met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.
Bedrijven met de bestemming "Bedrijf 1" of "Bedrijf 2" zijn bedrijven toegestaan tot maximaal respectievelijk categorie 1en categorie 2 bedrijven.
5.4 Bodem
Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Op grond van de Woningwet wordt bij incidentele (ver)bouw de bodemkwaliteit getoetst. Het onderdeel bodem levert daarmee geen belemmeringen voor het bestemmingsplan op.
Voor de woningbouwlocaties aan de Tûnen (oost- en westzijde) is in juli 2021 een verkennend bodemonderzoek (inclusief asbest) uitgevoerd (rapport is in bijlage 3 bijgevoegd). Conclusie is dat op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek (inclusief asbest) er vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen belemmeringen verwacht worden voor voorgenomen nieuwbouw op beide locaties.
Daarnaast zijn er in september 2021 op beide locaties een in-situ partijkeuring uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten voldoet de vrijkomende grond aan klasse industrie op basis van gemeten parameters OCB's (bestrijdingsmiddelen). Mogelijk zijn de licht verhoogde concentraties aan OCB's te relateren aan het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen en persticiden ter plaatse van het (voormalige) volkstuinencomplex. Wanneer tijdens de bouw of later grond vrijkomt zijn er beperkingen voor het toepassen van deze grond elders. Deze grond mag alleen worden toegepast op locaties waar de bodemkwaliteitsklasse en functie Klasse Industrie is.
5.5 Water
Binnen het plangebied is de Ryptsjerkster ear gelegen. Komende vanaf de westelijke richting is de Vaarwegenverordening 2014 tot aan de brug in de Westerdijk van kracht. Daarin is deze vaarweg aangewezen als vraagweg Klasse F. Dergelijke vaarwegen hebben geen vrijwaringszone.
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Wetterskip Fryslân is daarom gevraagd een zogenaamde watertoets uit te voeren. In de watertoetsaanvraag is aangegeven dat het in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan is. Daarnaast is het mogelijk (afhankelijk van het gemeentelijk woningbouwprogramma) dat in het bestemmingsplan de mogelijkheid wordt opgenomen dat er maximaal 6 woningen (3 blokjes van 2 onder 1 kap) kunnen worden gebouwd.
Wetterskip Fryslân heeft gereageerd dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om de volgende wateraspecten: regionale en lokale keringen, hoofdwateren en rioolwaterpersleidingen. Het wetterskip heeft het standaard wateradvies afgegeven dat indien nodig nog aangevuld kan worden. In het standaard wateradvies worden diverse aspecten en aandachtspunten genoemd om rekening mee te houden.
Als bijlage bij het advies heeft Wetterskip Fryslân een kaart toegevoegd waarop de wateraspecten in Ryptsjerk staan aangegeven.
Over de extra waterberging (compensatie) die nodig is als gevolg van de nieuwe woningen in het plan het volgende.
In het plan zijn twee woningbouwlocaties aan de Tûnen opgenomen voor maximaal 9 woningen: maximaal 6 woningen (3 blokjes van 2 onder 1 kap) aan de oostzijde van de Túnen en maximaal 3 vrijstaande woningen aan de westzijde van de Túnen.
Achter de 3 vrijstaande woningen zal een sloot worden gegraven voor waterberging met een wateroppervlakte van ca. 705 m2. Ter plaatse zal een sloot met een oppervlakte van ca. 245 m2 worden gedempt. Dit resulteert in toename van ca. 460 m2 aan wateroppervlak. Door de 9 nieuwe woningen zal ca. 1800 m2 verhard oppervlak ontstaan (ca. 200 m2 verhard oppervlak per woning). Daarvan is 10% compensatie nodig, dus ca. 180 m2. Omdat er aan bestaande wegen zal worden gebouwd is hiervoor geen compensatie nodig.
Geconcludeerd kan worden dat ruim voldaan wordt aan de watertoets: er is nog ca. 280 m2 wateroppervlak over ( 460 m2 - 180 m2).
Het wetterskip kan instemmen met dit compensatievoorstel blijkt uit de reactie in de mail van 11 maart 2022. Het opnemen van de vloerpeilhoogte in het bestemmingsplan is geen ruimtelijke component en zal daarom niet in het bestemmingsplan worden opgenomen. Bij het bouwrijp maken van deze locaties en bij het uitzetten van de woningen zal dit aspect betrokken worden. De punten over het uitvoeren van onderhoud aan de toekomstige waterpartij (ruimte reserveren en groen/water bestemming) zullen wij betrekken bij het bestemmingsplan.
Het advies, de mail en kaart van het wetterskip zijn toegevoegd in bijlage 4A en 4B bij de toelichting.
5.6 Geluid
5.6.1 Verkeerslawaai
Voor de wegen waar ter plaatse een hogere snelheidsregime geldt (50, 60 of 80 km) namelijk de Westerdyk (provinciale weg N 361), Binnendyk, Breedyk, Nieuwlandseweg, Oosterdyk en Slachtedyk, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel, deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contour. In deze gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe situaties in de zin van de Wet Geluidhinder kan optreden.
De woningbouwlocatie aan de Tûnen ligt in een woongebied waar de straten zijn ingericht als 30 km-gebied waardoor zonering krachtens de Wet Geluidhinder niet aan de orde is.
Het akoestisch onderzoekrapport is als bijlage 5 aan de toelichting toegevoegd.
5.7 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Basisnet, Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, nameiljk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. Daarin is ook het advies van Brandweer Fryslân opgenomen (samenvatting).
Het Fumo-rapport vermeldt dat over de N361 (Westerdijk) incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, aangezien aan de Trynwaldsterdijk te Gytsjerk een LPGtankstation gesitueerd is dat periodiek bevoorraad moet worden. Deze weg ligt in en nabij het plangebied. Verder zijn op basis van de risico-inventarisatie geen risicobronnen in en nabij het plangebied aanwezig.
Over het transport van gevaarlijke stoffen over de N361 wordt geconcludeerd dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico en externe veiligheid kwantitatief geen belemmering vormt voor de actualisatie van het bestemmingsplan.
Bij een beperkte verantwoording dienen de volgende elementen betrokken te worden: de personendichtheid van het invloedsgebied, de hoogte van het GR, de bestrijdbaarheid/beperking van de omvang van een incident en de zelfredzaamheid. In het rapport zijn deze elementen beoordeeld en wordt geconcludeerd dat ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheid verhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.
Het Fumo rapport is als bijlage 6 aan de toelichting toegevoegd.
In of in de directe nabijheid van de woningbouwlocatie aan de Tûnen zijn geen inrichtingen, buisleidingen en/of transportroutes van gevaarlijke stoffen aanwezig. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor deze locatie vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
5.8 Leidingen en inrichtingen
Binnen het plangebied komen de volgende openbare nutsvoorzieningen (leidingen) voor:
tracé Westerdijk - E 10 hoofdwaterleiding en
tracé Westerdijk - Ypeysingel rioolpersleiding
5.9 Luchtkwaliteit
5.9.1 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal waar mensen kunnen komen, met uitzondering van een arbeidsplaats (waar de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is).
Sinds 15 november 2007 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof).
Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
PM10 en NO2
Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden.
Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
PM2.5
Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.
Besluit NIBM
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De woningbouw aan de oostzijde van de Tuinen is zo'n project die hier onder valt. Toetsing aan de grenswaarden kan dan ook achterwege blijven.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek vermeldt (samengevat) het volgende:
Op basis van rapportages en grootschalige concentratiekaarten Nederland (GCN-kaarten) blijkt dat in de noordelijke regio's, waarin ook Tytsjerksteradiel ligt, de achtergrondconcentraties laag zijn (ruim beneden 40 microgram/m3). De kans dat één enkel project dan zorgt voor een overschrijding van de grenswaarden is dan ook zeer klein. Een dergelijke motivatie aangevuld met en berekening is dan al voldoende om het besluit tot uitvoering te kunnen brengen.
Uit de berekening blijkt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het totale verkeer op de betrokken wegen nabij de kruisingen provinciale weg N361 - Breedijk en provinciale weg N361 - Ypeysingel ruim voldoet aan de jaargemiddelde grenswaarden betreffende de stoffen NO2 en PM10.
Uit het onderzoek blijkt dat in de zichtjaren 2025 en 2030 er nergens een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit met betrekking tot de jaargemiddelden van de stoffen PM10 en NO2. Alle waarden zijn veel lager dan 40 microgram/m3. Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de grenswaarde van de stof PM10. De hoogste overschrijding bedraagt 6x. Deze overschrijding mag echter 35x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties volgen.
Op basis van de resultaten is eveneens te zien dat in de genoemde zichtjaren er ook geen overschrijding voordoet van de grenswaarden uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit met betrekking tot de stof PM2,5.
Met de berekening is aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde (voorwaarde a).
Het onderzoek is als bijlage 7 "luchtkwaliteit" toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.
De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.
Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitael versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het polan is leidend ingeval van verschil tussen de digitale en analoge versie.
6.1 Uitgangspunten
De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.
6.2 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
6.3 Bestemmingsregels
6.3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.
Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.
Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.
6.3.2 Enkelbestemmingen
- Agrarisch - Aanverwant bedrijf
De bestemming heeft betrekking op een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarish bedrijf. De werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk uit het verlenen van diensten in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen. In het voorliggende plan is een dergelijke functie gevestigd aan de Breedijk 30. Het gaat hier om een paardenhouderij. Op dit perceel zit de functie-aanduiding "paardenhouderij".
- Agrarisch - Cultuurgrond
Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een (semi-)agrarische functie. De gronden kunnen voor zowel het bedrijfsmatige als het hobbymatige agrarische gebruik worden aangewend. Het beleid is er op gericht de landschappelijke waarden van de gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door het bouwen van bouwwerken slechts beperkt mogelijk te maken en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd moet worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijk waarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
De volkstuinen aan de Tuinen hebben eveneens de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond met de aanduiding "volkstuin". De ijsbaan aan de westzijde van het dorp heeft ook de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond met de aanduiding "ijsbaan".
- Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf
Deze bestemming wordt gegeven aan bedrijven die voor de agrarische sector werkzaam zijn zoals loonbedrijven. Binnen het plangebied bevindt zich aan de Binnendijk 69 een loonbedrijf met deze bestemming.
- Bedrijf 1 en Bedrijf 2 -
Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG. Soms wordt naast de bestemming ook nog een extra aanduiding bij de bestemming geregeld. Dit is omdat ofwel de specifieke bedrijfsactiviteit niet op de bijlage staat vermeld danwel de bestaande activiteit een zwaardere bedrijfscategorie betreft dan de gegeven bestemming en het wel de intentie is om de bestaande legale bedrijfsactiviteiten te regelen.
Binnen het plangebied zijn twee locaties een bedrijfsbestemming, te weten aan de Binnendijk 74 waar een een welness, modderbaden en pension is gevestigd met aan de voorzijde een bedrijfswoning. Deze lcoatie heeft de bestemming "Bedrijf 1". De verschillende functies zijn met de aanduidingen van respectievelijk "specifieke vorm van bedrijf - wellness modderbaden en pension" en "bedrijfswoning" op de verbeelding aangegeven.
De andere bedrijfslocatie is aan de Binnendijk 24 en heeft de bestemming "Bedrijf 2". Hier was een bouwbedrijf gevestigd. De bedrijfsbebouwing is nog wel aanwezig. Omdat het bouwbedrijf niet meer aanwezig is, is de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouw- en aannemersbedrijf" van de verbeelding gehaald.
- Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorzieningen -
Openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, gemalen e.d. krijgen deze bestemming. Het gaat hier om gebouwtjes die een grotere inhoud hebben dan de 45 m3 en een bouwhoogte van meer dan 3,00 meter. In het voorliggende plan komt deze bestemming voor op een perceeltje aan de Westerdijk.
- Bos -
De bestemminmg 'Bos' heeft betrekking op het bosperceel aan de Slachtedyk. De bestemming 'Bos' is bedoeld voor bos en bebossing, waaronder houtsingels en groenvoorzieningen.
- Gemengd 3 -
Deze bestemming heeft berekking op het ontspanningscentrum (wellnes, burn-out en recreatieve voorzieningen) en een tuininrichtingsbedrijf aan de Binnendijk 73. Deze bestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan "Ryptsjerk - De Utspanning" vastgesteld 23 september 2010. Binnen deze bestemming zijn o.a. de volgende voorzieningen mogelijk: educatieve en informatieve, sociaal culturele, sociaal medische, kinderopvang, (verblijfs)recreatie, horeca tot en met categorie 2, een streekmarkt en een tuininrichtingsbedrijf.
- Groen - Groenvoorziening -
Deze bestemming is toegepast op de grotere en/of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied. Deze bestemming beoogt handhaving van de structurele groenfuncties.
- Horeca -Dag en avondhoreca -
De aanwezige ondergeschikte horecavoorzieningen aan de Binnendijk 73en 74 zijn overeenkomstig de bestaande situatie bestemd. Onder dag en avondhoreca vallen de categorie 1 en 2 horecabedrijven. Het gaat daarbij om o.a. een cafetaria, lunchroom, ijssalon, (eet) café en restaurant.
- Maatschappelijk - Begraafplaats -
De gronden rondom de kerk aan de Slachtedijk zijn bestemd als begraafplaats.
- Maatschappelijk - Onderwijs -
Deze bestemming is van toepassing op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang en is gelegd op de christelijke basisschool aan de Heermawei 5.
- Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie -
Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bebouwing ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en levensbeschouwelijke voorzieningen. De bestemming is toegepast op de kerk aan de Slachtedijk en op het multi-functioneel centrum aan de Heermawei 3.
- Recreatie - Haven
Deze bestemming heeft betrekking op de haven aan de Ryptsjerkster Feart.
- Sport
De bestemming Sport heeft betrekking op het sportterein met de daarbij horende bebouwing aan de Binnendijk.
- Tuin
Om het onbebouwde karakter van voor- en bepalende zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden.
Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan de op de gegroeide praktijk. Terwille van een zekere flexibiliteit mag een woning binnen deze bestemming wel uitbreiden met een erker of voorportaal. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod. Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel of iets dergelijks van geringe omvang wordt gebouwd. Daarnaast is het via afwijking mogelijk om een deel van de woning in de tuinbestemming te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheid zal dan altijd toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de diverse woonbestemmingen om bouwen van de woning buiten het bouwvlak toe te staan.
- Verkeer - Ontsluitingswegen
Binnen deze bestemming staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruispunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontsluitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Er is geen regeling voor het bouwen van infrastructurele of openbare voorzieningen opgenomen omdat dit al via het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij kan worden geregeld.
- Verkeer - Verblijf
De gronden die deze bestemming hebben zijn met name de openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Groenvoorzieningen (bermen, overhoeken) en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.
- Water -
Deze bestemming is bedoeld voor waterpartijen van enige omvang.
- Wonen -
Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:
Type woning |
Goothoogte |
Bouwhoogte |
Vrijstaande woningen 1 (W-V1) |
4 |
10 |
Vrijstaande woningen 2 (W-V2) |
8 |
12 |
Vrijstaande woningen 3 (W-V3) |
4 |
4 |
Twee onder één kap 1(W-T1) |
4 |
10 |
Twee onder één kap 2 (W-T2) |
8 |
12 |
Rijenbouw 1 (W-R1) |
4 |
10 |
Rijenbouw 2 (W-R2) |
8 |
12 |
Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld.
De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd.
Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.
Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.
Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.
Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.
Om enige flexibiliteit te creëren zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:
vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter;
vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).
Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.
Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.
- wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen -
Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Deze bestemming is gelegd op een aantal panden die verspreid in het dorp staan. Ze maken deel uit van de oorspronkelijke bebouwing van het dorp. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies.
6.3.3 Dubbelbestemmingen
Leiding - Riool Leiding - Water.
De voor respectievelijk Leiding - Riool en Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor: respectievelijk een rioolpersleiding en een hoodwaterleiding. Alle twee met de daarbij behorende belemmeringenstrook en de bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.4 Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.
- Anti-dubbeltelregel-
De regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regeld dat grond niet twee kaar mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.
- Algemene bouwregels -
Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens ishierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.
- Algemene gebruiksregels -
Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.
- Algemene afwijkingsregels -
In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.
- Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren
Door een wijziging in de wetgeving kan voor bestemmingsplannen geen rekening meer worden gehouden met een gemeentelijke bouwverordening. Dit leidde ertoe dat wanneer het bestemmingsplan zelf geen parkeernormen bevat en het overgangsrecht niet van toepassing is, het niet mogelijk is dat een omgevingsvergunning wordt getoetst aan door de raad vastgestelde parkeernormen. Tot 1 juli 2018 was voorzien in een overgangssituatie voor bestemmingsplannen die uiterlijk op 29 november 2014 waren vastgesteld. Dit betekent dat na 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking verliezen. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag om een omgevings- vergunning aan te toetsen. Om die reden is het nodig om de parkeernormen op te nemen in bestemmingsplannen. Daartoe is dit artikel opgenomen en is aan de artikelen die algemene criteria bevatten het volgende criterium toegevoegd: en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
- Algemene wijzigingsregels -
In dit artikel wordt het aanbrengen van diverse dubbelbestemmingen mogelijk gemaakt.
- Overige regels -
In dit artikel is de verwijzingsregeling opgenomen. Indien gewijzigd wordt naar een bestemming die niet direct in de bestemmingsplanregels is opgenomen dan gelden de regels zoals in de bijlage bij de planregels opgenomen.
6.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de bestemmingsplanregels staan de Overgangs- en slotregels.
- Overgangsrecht -
Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.
- Slotregel -
In de slotregel wordt aangegeven op weke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
7.1 Economisch
Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid van het plan, door middel van een cijfermatige opzet, is voor dit plan niet aan de orde. Het plan is een actualisering van bestaande regelgeving en daarmee in hoofdzaak een conserverend plan.
Exploitatieplan
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. Hiermee beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden. In dit bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 6 woningen (3 blokjes van 2 onder 1 kap) mogelijk gemaakt. Voor deze bouwlocatie hoeft geen exploitatieplan vastggesteld te worden, omdat deze locatie gemeentelijk eigendom is. De kosten worden verhaald via de grondprijs.
In vrjwel alle gevallen, dat een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, kan het kostenverhaal worden geregeld via legesheffing en zo nodig het slutien van een overeenkomst over planschade. Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.
7.2 Maatschappelijk
Het voorontwerp bestemmingsplan Ryptsjerk 2021 heeft van 3 juni tot en met 14 juli 2021 ter inzage gelegen en is aan de overlegpartners, Wetterskip Fryslân en de provinsje Fryslân voorgelegd.
Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg
8.1 Inspraak
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 3 juni tot 15 juli 2021. Er zijn 14 schriftelijke en 1 mondelinge inspraakreacties ontvangen. Op 14 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg (I&O) vastgesteld. Hierin heeft het college vastgelegd hoe ze met de inspraakreacties wil omgaan. Deze notitie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Tijdens de raadsvergadering op 16 mei 2019 heeft de gemeenteraad de notitie I&O ter informatie gehad.
8.2 Overleg
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft geleid tot een overlegreactie van de provinsje Fryslân. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie I&O, op onderdelen geleid tot aanpassing c.a. aanvulling van de regels en de toelichting.