De Wjukken, Suwâld (wijzigen bestemming voor het aanpassen van de goothoogte)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.05BPIWP02-vg01 |
Plantype: | wijzigingsplan |
Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Suwâld, De Wjukken (wijzigen bestemming voor het aanpassen van de goothoogte)
Inhoudsopgave
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
3.2 Ruimtelijke en functionele inpasbaarheid
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
Hoofdstuk 1 Inleiding
In het bestemmingsplan Suwâld 2009, is een woningbouwlocatie met de bestemming 'Woondoeleinden W(b)1 (twee onder één kap)' opgenomen. Volgens de bouwregels van voornoemde bestemming mag de goothoogte maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 9 meter bedragen. Naar nu blijkt is een goothoogte van 4 meter niet toereikend. Vandaar dat het voorliggend wijzigingsplan is opgesteld om de bestemming te wijzigen naar 'Woondoeleinden W(b)3 (twee onder één kap)'. Volgens de bouwregels van deze bestemming mag de maximale goothoogte 8 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter bedragen.
In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Het betreffende perceel heeft in het ter plaatse geldende wijzigingsplan "Suwâld 2009" de bestemming 'Woondoeleinden W(b)1 (twee onder één kap)'. Dit betekent dat de gronden bestemd zijn voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
Voornoemde bestemming bevat een wijzigingsbevoegdheid die het college van Burgemeester en wethouders de mogelijkheid biedt om het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in onder andere de bestemming(en) 'Woondoeleinden W(b)3 (twee onder één kap)'.
2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland is één van de vier doelen. Voor het onderhavige plangebied biedt de Nota Ruimte geen concrete beleidsuitspraken waarmee rekening gehouden dient te worden. Het rijksbeleid is in het provinciale en gemeentelijk beleid vertaald en geconcretiseerd.
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
Het provinciaal omgevingsbeleid van de provincie Fryslân is neergelegd in het Streekplan 2007. Dit beleid heeft zijn juridische vertaling gekregen in de provinciale omgevings-verordening Romte 2014 (geconsolideerde versie d.d. 4 maart 2015). In deze verordening zijn regels gesteld waarmee bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
In de verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten, indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan kan worden afgeweken ingeval een woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat of, als het project is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, het niet meer dan 11 woningen bevat. In de toelichting van het plan moet zijn gemotiveerd dat en op welke wijze overschrijding van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.
Het wijzigingsplan heeft niet betrekking op een uitbreiding van het aantal woningen, maar op een wijziging van de bestemming ten behoeve van een hogere goothoogte. Omdat de woningen reeds bij recht mogelijk zijn kan worden gesteld dat de woningen passen binnen het provinciale woningbouwbeleid.
Ten overvloede merken wij nog op dat op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw gemeentelijk woonplan. Er is dan ook nog geen schriftelijke instemming van Gedeputeerde Saten op het in voorbereiding zijnde gemeentelijk woonplan.
2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Finster op Romte (2010- 2020)
Ten tijde van het ter inzage leggen van het voorontwerp bestemmingsplan Suwâld was de nieuwe structuurvisie Finster op Romte in voorbereiding. Op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is deze
structuurvisie vastgesteld en in werking getreden. Deze vervangt het oude
structuurplan"It doarp de kime foarby" (1995- 2010).
De structuurvisie geeft de toekomstvisie op hoofdlijnen tot het jaar 2020.
Dit betekent dat er gebiedsgericht naar de gemeente is gekeken, in plaats
van dorpsgericht. Daarnaast zijn de volgende thema's onder de loep genomen: Wonen, Voorzieningen, Werken, Recreatie en Toerisme, Infrastructuur en Landschap en Omgeving. Duurzaamheid krijgt binnen al deze thema's aandacht. Uitgangspunt is dat de ruimtelijke kwaliteit en de relatie met het landschap in het bijzonder centraal staan.
Hieronder worden de relevante thema's voor Suwâld besproken.
Gebiedsgericht
Suwâld is gelegen in het westelijk deel (lichtgroen) van de gemeente bestaande uit veenweidegebied, terpenlandschap gevormd door de zeeklei en
laag vernat verveningslandschap. In dit deel is ruimte voor ontwikkeling.
Landbouw is en blijft de belangrijkste gebruiker van het gebied, maar er
komt meer ruimte voor recreatieve ontwikkeling. Zowel het landschap als
de nabijheid van Leeuwarden geeft aanleiding voor het versterken van de
(water)recreatie. Daarnaast wordt ruimte geboden aan, zorgvuldig ingepaste, bedrijvigheid en getransformeerde boerenbedrijven. Primair wordt gedacht aan agro- toerisme, maar ook andere transformaties (bijv. met natuur
medegebruik) zijn mogelijk.
Kerngericht
In de drie grote kernen (Hurdegaryp, Gytsjerk/ Oentsjerk en Burgum) worden wonen, werken en voorzieningen geconcentreerd. Bundeling van deze
functies maakt het voor ondernemers aantrekkelijker zich in Tytsjerksteradiel te vestigen. Anderzijds biedt het een geconcentreerd groot draagvlak aan voorzieningen, waardoor het aanbod en het kwaliteitsniveau hoog kunnen blijven.
Suwâld is aangewezen als kleine kern. In een kleine kern is de ontwikkelingsruimte meer beperkt. Het richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De kleine kernen gaan niet op slot. Met name aan nieuwe
woonvormen, woon- werk combinaties en aan kleinschalige bedrijvigheid
zal meer ruimte worden geboden. Ontwikkelingen in een kleine kern vragen om een zorgvuldige inpassing en maatwerk.
Omgeving en Landschap
Het westelijk deel van de gemeente, de veen- en kleigronden, zijn open,
grofmazig en (relatief) grootschalig. Het landschap heeft zeker kwaliteiten,
maar er is ruimte voor meer. De wens is om er aanvullende kwaliteiten aan
toe te voegen.
Het buitengebied gaat niet op slot. Voor ontwikkelingen zoals landgoedwonen, landelijk wonen of wonen op een boerenerf biedt de structuurvisie de ruimte. Daaronder kan ook een mengvorm van functies worden verstaand, zoals een bedrijf aan huis.
De structuurvisie biedt met name in het laagveengebied en kleizeegebied
ruimte voor schaalverbreding, schaalvergroting en schaalverkleining voor
agrarische bedrijven binnen de stelregel van een zorgvuldige inpassing in
een landschap.
De dorpsrand is voor de beleving van het landschap en het buitengebied
essentieel. Bij de lintdorpen is deze overgang nog belangrijker omdat het
contact met het landschap het grootst is.
Wonen
Gezien de te verwachten stagnatie van de bevolkingsgroei is het gewenst
dat de grotere dorpen hun functie op het gebied van voorzieningen kunnen
blijven waarmaken. Concentratie geeft een betere waarborg voor behoud
van de voorzieningen wat van belang is voor de leefbaarheid en de levensvatbaarheid van het platteland en van de kleinere dorpen.
In het bijzonder Burgum als regionaal centrum moet zijn functie op het gebied van voorzieningen kunnen (blijven) waarmaken. Hier moet op langere termijn woningbouw verzekerd zijn via de robuuste westelijke uitbreiding.
In een aantal dorpen kan na 2015 nog bestaande plancapaciteit worden
gerealiseerd. Buiten Burgum zullen er geen nieuwe planmatige uitbreidingen tot stand komen na 2015. Het accent komt dan te liggen op dorpsinbreidingen en herstructurering. Incidenteel zal een kleine uitbreiding aan de dorpsranden kunnen plaatsvinden. Dit is alleen toegestaan indien daartoe een concrete vraag aanwezig is en de woningbouw binnen het dorp
geen soelaas meer biedt.
Daarnaast is in de dorpen Hurdegaryp en Gytsjerk/Oentsjerk een behoorlijke uitbreidingscapaciteit beschikbaar tot rond 2020.
Woonvisie Tytsjerksteradiel 2010- 2020
In de visie wordt een concrete vertaling gegeven aan de reeds ingezette en
te verwachten ontwikkelingen: de toekomstige afnemende bevolkingsgroei
en mogelijk zelfs een bevolkingsdaling. Op grond van de verwachte woningbouw is een indicatief programma per dorp opgesteld.
Voor Suwâld is daarin opgenomen dat er op grond van inbreiding twee woningen gerealiseerd zouden kunnen worden en er middels uitbreiding na
2015 nog vier woningen kunnen worden gebouwd. Daarna zal binnen de
planperiode niet opnieuw worden overgegaan tot planmatige dorpsuitbreiding. Dat houdt in dat de lopende planmatige dorpsuitbreiding gefaseerd wordt gerealiseerd en dat daarna de focus vooral zal komen te liggen op inbreiding; herstructurering en bijzondere woonvormen. Als inbreiding niet mogelijk is, zal gekeken worden naar kleinschalige oplossingen aan de dorpsrand.
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Wijziging
De wijziging heeft betrekking op een bestaand bouwvlak aan de noordkant van de Wjukken. Door toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid wijzigt de bestemming en wordt de maximale goohoogte verhoogd van 4 naar 8 meter.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.2 Ruimtelijke en functionele inpasbaarheid
Aanpassing van de bouwhoogte van respectievelijk 4 naar 8 meter is stedenbouwkundig verantwoord. Met de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid verandert de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke- en de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet.
3.3 Conclusie
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past binnen het kader van de wijzigingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.
4.1 Archeologie
Op grond van het Europese Verdrag van Valleta dient bij de voorbereiding van bestemmings/ en wijzigingsplannen aandacht te worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden. Hierna volgt een samenvatting van de verrichtte toets voor het uitbreidingsplan De Krite te Tytsjerk.
Voor de betreffende wijzigingslocatie wordt volgens de FAMKE voor de periode IJzertijd /Middeleeuwen een karterend onderzoek 3 geadviseerd. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Aangezien het plangebied kleiner is dan 5.000m² is dit type onderzoek niet aan de orde. Voorts is op basis van de FAMKE voor de periode Steentijd Karterend onderzoek bij grote ingrepen geadviseerd. Bij ingrepen van meer dan 2,5 hectare zal een karterend proefsleuvenonderzoek uit moeten worden gevoerd,.
Het bouwperceel waar het voorliggende wijzigingsplan voor is opgesteld is kleiner dan 700m². Met het oog hierop is het niet nodig om nader archeologisch onderzoek uit te voeren.
4.2 Ecologie
Vanaf 1 januari 2017 is de nieuw Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvouwdige regels ter bescherming van waardevolle natuur en in minder administratieve lasten.
Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.
Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten.
Als het werk zo kan worden ingericht dat er geen schade wordt toegebracht aan beschermde soorten, hoeft er vooraf niets geregeld te worden.
Gebiedsbescherming
Aangezien het dichtstbijzijnde beschermd gebied, ecologische verbindingszone Nieuwediep, op ruim 500 m van het plangebied is gelegen, is er mede gelet op het hoofdzakelijk conserverende karakter van het bestemmingsplan Suwâld, geen sprake van mogelijke significante gevolgen voor dit gebied. Daarnaast is het, gelet op de hiervoor genoemde afstand tussen Nieuwediep en de uitbreidingslocatie, niet aannemelijk dat dit de uitvoerbaarheid van de uitbreidingslocatie in de weg staat.
Soortenbescherming
Met het oog op de soortenbescherming op grond van de Flora- en faunawet heeft in het kader van het bestemmingsplan Suwâld onderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van beschermde soorten. Uit dit onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd. In verband met de aanwezigheid van diverse soorten vleermuizen, is met name nader onderzoek bij daadwerkelijke ruimtelijke ingrepen vereist.
Bij het eventueel dempen van sloten in open verbinding met het Nieuwe Diep ten westen van Suwâld moet (waarschijnlijk) met de Kleine Modderkruiper rekening gehouden worden. In verband met de vele bomen mogen er in de broedtijd (15 maart- 15 juli) geen verstorende werkzaamheden bij nesten plaatsvinden. De conclusie ten aanzien van dit bestemmingsplan is dat de uitvoering van de Flora- en faunawet niet in de weg staat aan de thans gelegde bestemmingen. Daarnaast is het op grond van voorgaande niet aannemelijk dat de Flora- en faunawet in de weg zal staan aan het realiseren van de uitbreidingslocatie aangezien het slechts een perceel grasland zonder nesten en bomen betreft.
4.3 Watertoets
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.
Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.
Ten behoeve van het voorliggende plan is een nieuwe watertoets gedaan. Daaruit is naar voren gekomen dat het voorliggende wijzigingsplan geen invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de procedure Geen
waterschapsbelang worden gevolgd voor de watertoets. Verder overleg met Wetterskip Fryslan is dan ook niet nodig. Wetterskip Fryslan geeft een positief wateradvies.
4.4 Geluid
In een bestemmings- of wijzigingsplan moet rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder (Wgh). Iedere weg heeft wettelijk een zone tenzij er sprake is van een woonerf of een 30-km-zone. Ook geldt de zone niet wanneer akoestisch onderzoek aantoont dat de geluidbelasting binnen 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt.
Het betreffende bouwvlak ligt binnen een 30 - km zone. Hier geldt dus geen zone in het kader van de Wet Geluidhinder.
4.5 Externe veiligheid
De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat
de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.
De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu.
De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).
Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.
Vanuit het aspect externe veiligheid verwachten wij geen belemmeringen. In of in de nabijheid van de betreffende locatie zijn geen inrichtingen gesitueerd die vanuit het oogpunt van externe veiligheid een belemmering kunnen vormen voor het voorgenomen woningbouwplan.
4.6 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
(NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.
De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.
Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.
4.7 Conclusie
De diverse omgevingsaspecten staan de gewenste bestemmingswijziging niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemming zoals die in het voorliggende wijzigingsplan zijn opgenomen. De bestemming is juridisch vastgelegd in de tekst van de planregels en in beeld op digitale verbeelding (voorheen plankaart). De verbeelding en planregels zijn één geheel en niet afzonderlijk leesbaar. Het handboek versie 2.0 van de gemeente Tytsjerksteradiel vormt het uitgangspunt bij de systematiek van het bestemmingsplan. Dit handboek is gebaseerd op de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2008). Deze standaard welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard is - is per 1 januari 2010 verplicht in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het wijzigingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het wijzigingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor de uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin is per bestemming uitgewerkt voor welk doel of doeleinden de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, nadere situering, diepte, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.
Bestemmingen
Hierna volgt per bestemming een nadere toelichting.
-- Tuin --
Om het onbebouwde karakter van voor- en zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming "Tuin" opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit trouwens aan op de gegroeide praktijk.
-- Woondoeleinden (a)1, (a)4, (a)7, (b)1, (b)3, (c)1, (c)3--
Binnen de woningen die voorkomen in het plangebied is een aantal woonbestemmingen onderscheiden op basis van de hoofdvorm:
vrijstaand, halfvrijstaand en aaneengebouwd;
bebouwing in een bouwlaag, twee bouwlagen of meer bouwlagen.
Over de gemeente als geheel zijn de woningen, afhankelijk van het type, onderverdeeld in een aantal categorieën.
Hieronder is dat in schema weergegeven, waarbij gemarkeerd dié categorieën zijn aangegeven, die in het bestemmingsplan Mûnein voorkomen. De hier onderscheiden woonbestemmingen zijn geënt op voorkomende woningtypen. Voor de bestaande woningen zijn, afhankelijk van het woningtype, verschillende bestemmingen "Woondoeleinden" gebruikt.
Max. goot-/ nokhoogte: |
Vrijstaande |
Twee- |
Rijtjes/meer dan 2 aaneen |
4,0 - 9,0 |
W(a)1 |
W(b)1 |
W(c)1 |
4,0 - 12,0 |
W(a)2 |
W(b)2 |
W(c)2 |
8,0 - 12,0 |
W(a)3 |
W(b)3 |
W(c)3 |
4,0 - 4,0 |
W(a)4 |
W(b)4 |
W(c)4 |
8,0 - 8,0 |
W(a)5 |
W(b)5 |
W(c)5 |
12,0 - 12,0 |
W(a)6 |
W(b)6 |
W(c)6 |
4,0 - 15,0 |
W(a)7 |
-- |
-- |
Bij de bestemmingen W(a)1 en W(a)4 gaat het om vrijstaande woningen, waarbij het onderscheid wordt gemaakt in de afmetingen van de woningtypen. W(a)7 heeft specifiek betrekking op boerderijtypen. De twee-onderéénkapwoningen hebben de bestemming W(b)1 en W(b)3. En tot slot zijn voor de rijenwoningen (afhankelijk van type en maatvoering) de bestemmingen W(c)1 en W(c)3 van toepassing.
De plankaart vermeldt bouwvlakken, primair afgestemd op de aanwezige situatie maar met zekere ontwikkelingsmogelijkheden binnen daarvoor aangegeven ruimte op de plankaart.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de voorschriften).
Wijzigingsbevoegdheden naar andere woondoeleindenbestemming.
Binnen de bestemmingen is een bepaalde mate van flexibiliteit mogelijk. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kunnen Burgemeester en Wethouders besluiten de bestemming te wijzigingen in een andere woondoeleindenbestemming (uit dezelfde lettercategorie). Tevens kunnen onder bepaalde voorwaarden wijzigingen worden uitgevoerd die betrekking hebben op de ligging en de omvang van een bouwvlak.
Wijzigingsbevoegdheid naar gemende functies
Tevens is voor enkele woningen een wijzigingsbevoegdheid naar gemengde functies opgenomen. De betreffende percelen zijn voorzien van de aanduiding "wijziging gemengde functies van toepassing". Dit houdt in dat de woonfunctie onder voorwaarden geheel of gedeeltelijk kan worden gewijzigd in winkels, lichte bedrijven (categorie 1 en 2) of dienstverlenende bedrijven c.q. instellingen.
Om een goede omgevingssituatie te kunnen waarborgen, zijn aan deze wijzigingsbevoegdheid verschillende voorwaarden gekoppeld. Zo dient:
de betreffende functie primair afgestemd te zijn op het verzorgingsgebied van de Trynwâlden;
de vestiging niet te leiden tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenniveau in de desbetreffende sector;
er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig te zijn.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
6.1 Economisch
De betreffende grond is bij de gemeente in eigendom. Daarvoor hoeven geen kosten meer gemaakt hoeven te worden c.q. verhaald te worden. Nieuwbouw en de daarmee samenhangende economische haalbaarheid/uitvoerbaarheid voor deze locatie is reeds aangetoond in het wijzigingsplan Tytsjerk, De Krite. Met voorliggende bestemmingswijziging wordt het mogelijk gemaakt om woningen met een goothoogte tot 8 meter te realiseren. Met deze wijziging verandert de economische haalbaarheid/uitvoerbaarheid niet.
6.2 Maatschappelijk
Op de voorbereiding van een wijzigingsplan is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Het ontwerpplan heeft voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.