Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Earnewâld - De Wiidpleats
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0737.04BP04-OW01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
 
3 aan- en afmeersteiger
constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;
 
8 bestaand
  1. bij bouwwerken:
    1. bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
  2. bij het overige gebruik:
    1. het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
 
9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
19 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
21 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
 
25 horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als  centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
 
26 horecabedrijf categorie 2
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met  logiesvertrekking of een zalencentrum;
 
27 horecabedrijf categorie 3
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of verge­lijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
 
28 horecabedrijf categorie 4
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café­restaurant;
 
29 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
31 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
32 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
 
33 ligplaats
een plaats waar het volgende is toegestaan: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig;
 34
logiesverstrekking
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
 
35 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
 
 
39 ondersteunende voorzieningen aan de horeca
voorzieningen die een aanvulling vormen op het aanbod van een horecabedrijf in een gebied dat niet primair is ingericht voor horeca, zoals een groentetuin, kassen en tijdelijk in te richten eetlocaties.
44 parkeergelegenheid
het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;
 
45 peil
  1. indien op of in het land wordt gebouwd:
    1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
    2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
  2. indien op of in het water wordt gebouwd:
    1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
 
 
47 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
48 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
 
49 recreatiewoning
een gebouw, niet zijnde een stacaravan of chalet, dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
 
50 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
51 sociaal-medische voorziening
voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;
 
52 stacaravan
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;
 
53 tijdelijke ligplaats bij recreatiewoningen
een plaats waar het volgende is toegestaan: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een recreatievaartuig aan een steiger bij een recreatiewoning, gedurende het verblijf van de betreffende gebruiker van dat vaartuig in die recreatiewoning;
 
54 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
 
56 vleermuisvriendelijke verlichting
Rood of amberkleurige verlichting waarbij het blauw licht spectrum volledig zijn uitgeschakeld, die ten allertijden naar de grond gericht is met maximaal 45 graden uitstraling;
57 wonen
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).
 
1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
 
6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
 
7 het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
 
8 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
 
9 de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
 
10 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Groenvoorzieningen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Groenvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, waaronder in ieder geval wordt begrepen een voedselbos of kruidentuin;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. water;
  5. een ontsluitingsweg voor aangrenzende functies, ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’;
met daaraan ondergeschikt:
  1. het recreatief medegebruik, waaronder in ieder geval wordt begrepen ondersteunende voorzieningen aan de horeca, waaronder gebouwde voorzieningen;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. wegen en straten;
  4. tuinen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. verhardingen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouw de in lid 3.1 onder N. bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. er zullen uitsluitend kassen of overkappingen worden gebouwd;
  2. er zullen ten hoogste 3 bouwwerken worden gebouwd;
  3. de oppervlakte van een bouwwerk zal ten hoogste 50 m2 bedragen;
  4. de goothoogte van een kas of overkapping zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van een kas of overkapping zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
3.2.2 Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder O. genoemde bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen zal ten hoogste 10 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen
  3. er zullen geen windturbines worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. Het aanbrengen van verhardingen over een oppervlakte van meer dan 75%;
  2. Het gebruik van de gronden zonder de aanleg en instandhouding van ten minste 30 bomen.

Artikel 4 Horeca - 2 en 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca – 2 en  4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1, 2 en 4;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. wegen, straten en paden;
  5. water;
  6. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder A. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
  3. de bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen.
4.2.2 Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m zal bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrasafscheidingen ten hoogste 1,5 m zal bedragen;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. het gebruik van de in lid 4.1. onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1, 2 en 4;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel in ondergeschikte aan de horecafunctie gerelateerde producten;
  4. het gebruik van de gronden en bebouwwerken ten behoeve van een hotel met meer dan 30 kamers.
Voorwaardelijke verplichting
  1. het gebruik van hoofdgebouwen zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen van de ‘parkzone’, zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan, dat is opgenomen in bijlage 1;
  2. de onder E. genoemde landschapsmaatregelen worden binnen twee jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van het eerste hoofdgebouw uitgevoerd.

Artikel 5 Recreatie - 1A

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – 1A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Recreatiewoningen
Met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. wegen, straten en paden;
  5. water;
  6. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen worden per bouwperceel binnen een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 200 m2 gebouwd;
  2. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  3. indien een gevellijn is aangegeven wordt een gebouw of overkapping ten minste voor een deel in de gevellijn gebouwd;
  4. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen zal ten minste 5 m bedragen;
  5. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte en bouwhoogte bedragen;
  6. het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste het in de aanduiding ‘maximum aantal recreatiewoningen’ aangegeven aantal bedragen;
5.2.2 Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
  3. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
Voorwaardelijke verplichting
  1. het gebruik van hoofdgebouwen zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen van de ‘oeverzone’, zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan, dat is opgenomen in bijlage 1, voor zover deze zijn gelegen op, of direct grenzen aan, het bouwperceel van het betreffende hoofdgebouw;
  2. de onder E. genoemde landschapsmaatregelen worden binnen twee jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van het eerste hoofdgebouw uitgevoerd.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. straten en pleinen;
  2. paden;
  3. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ de gronden in hoofdzaak zijn bestemd voor een parkeerterrein met minimaal 134 parkeerplaatsen.
met daaraan ondergeschikt:
  1. het recreatief medegebruik;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. water;
  5. tuinen, erven en terreinen;
  6. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

6.2 Bouwregels

 
6.2.1 Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
  2. er zullen geen windturbines worden gebouwd.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sloten, vaarten, kanalen, meren en plassen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen, al dan niet voor verkeer en vervoer te water;
  2. kaden en oevers;
  3. aanleggelegenheid;
  4. aan- en afmeersteigers, ter plaatse van de aanduiding ‘steiger’;
  5. de waterhuishouding;
  6. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. waterstaatkundige voorzieningen;
  2. het recreatief medegebruik;
  3. groenvoorzieningen;
  4. paden;
  5. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken;

7.2 Bouwregels

7.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder D. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van aan- en afmeersteigers zal ten hoogste 1 m vanaf het maatgevend waterpeil bedragen;
  2. de oppervlakte van aan- en afmeersteigers zal ten hoogste 25 m2 bedragen;
  3. het aantal aan- en afmeersteigers zal per recreatiewoningen ten hoogste 1 bedragen.
7.2.3 Voor het bouwen van de in lid 7.1. onder L. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;
  2. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
  3. het gebruik van de gronden voor aan- en afmeersteigers, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘steiger’.
  4. het gebruik van de aan- en afmeersteiger voor het innemen van een ligplaats, met uitzondering van een tijdelijke ligplaats bij de recreatiewoningen.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

9.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puien en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. het gebruik van buitenverlichting, met uitzondering van vleermuisvriendelijke verlichting.

10.2 Voorwaardelijke verplichting bluswatervoorziening

Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van hoofdgebouwen als niet:
  1. een weg, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3.3 van de bijlage bij het vooroverlegadvies van Brandweer Fryslân van 8 december 2022 zoals opgenomen in bijlage 8 bij de toelichting van het bestemmingsplan, naar deze gebouwen is aangelegd en in stand wordt gehouden;
  2. een opstelplaats, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3.3 van de bijlage bij het vooroverlegadvies van Brandweer Fryslân van 8 december 2022 zoals opgenomen in bijlage 8 bij de toelichting van het bestemmingsplan op ten hoogste 10 meter van een (brandweer)ingang van de horecabestemming, is aangelegd en in stand wordt gehouden;
  3. een opstelplaats, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3.3 van de bijlage bij het vooroverlegadvies van Brandweer Fryslân van 8 december 2022 zoals opgenomen in bijlage 8 bij de toelichting van het bestemmingsplan op ten hoogste 40 meter van een (brandweer)ingang van een recreatiewoning, is aangelegd en in stand wordt gehouden;
  4. een brandweerkraan, met een opbrengst van ten minste 1.000 liter/minuut, op ten hoogste 100 meter loopafstand van de horecabestemming, is aangelegd en in stand wordt gehouden.
  5. een brandweerkraan, met een opbrengst van ten minste 1.000 liter/minuut, op ten hoogste 100 meter loopafstand van een recreatiewoning, is aangelegd en in stand wordt gehouden met dien verstande dat ten minste 2 brandweerkranen aangelegd en in stand moeten worden gehouden.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 12.1 sub A een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. Lid 12.1 sub A is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.1 sub A, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.1 sub A, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 12.1 sub A is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Earnewâld – De Wiidpleats 
van de gemeente Tytsjerksteradiel.