direct naar inhoud van Regels

Sumar, Master de Vrieswei 22 (wijziging bestemming)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.02BPIWP03-vg01
Plantype: gemeentelijke overheid/wijzigingsplan

Regels wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Sumar, Master de Vrieswei 22 (wijziging bestemming)

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1 aan- en afmeersteiger

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

 

2 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen ;

 

3 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het hou­den van dieren;

 

4 agrarisch dienstverlendend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

 

5 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoe­ring die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

 

6 archeologisch waardevol gebied

een gebied waar zich in de bodem met het oog op de bewoningsgeschie­denis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenle­vingen bevinden;

 

7 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistori­sche waarde van algemeen belang zijn;

 

8 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

10 bebouwingspercentage

een in de voorschriften dan wel op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwer­ken, geen gebouwen zijnde;

 

11 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

12 bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

 

13 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

14 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

 

15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

16 bestaand

  1. ten aanzien van bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werk­zaamheden:

  1. ten aanzien van het overige gebruik:

 

17 bestemmingsgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

 

18 bestemmingsvlak

een op de kaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming;

 

19 bijzondere paardenhouderij

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het fokken, het africhten, het opleiden en trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's;

 

20 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

21 bouwgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

 

22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstan­dige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

25 bouwvlak

een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

 

26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

27 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

28 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

 

29 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

 

30 cultuurlandschappelijke waarden

een gebied met een toegekende waarde ontstaan door het gebruik van dat gebied in de loop van de ge­schiedenis door de mens en dat behou­den dient te worden;

 

31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbyma­tige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente de­tailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

 

33 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verle­nen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatie­techn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerp­technisch, (para-/sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibiotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrich­ting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstel­bedrijven, waaronder een garagebedrijf;

 

34 dykswâl

een door de mens opgeworpen, langgerekte aarden wal met een aaneen­gesloten beplanting;

 

35 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

36 erf

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

 

37 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouw­kundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend trans­parante uitstraling;

 

38 erotisch getinte vermaakfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voor­stellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begre­pen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

40 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

 

41 geluidsbelasting vanwege industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een be­paalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

 

42 geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een be­paalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een be­paald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

 

43 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet ge­luidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

 

44 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere ge­luidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

 

45 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

 

46 grondgebonden agrarische bedrijfsvoeing

een agrarische bedrijfsvoering waarbij het gebruik van cultuurgrond noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

 

47 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zo­nes rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

 

48 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een hoofdgebouw is gebouwd;

 

49 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uit­zondering van een erotisch getinte ver­maaksfunctie;

 

50 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk over­dag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjes­zaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restau­rant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

51 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie ge­durende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eet­café, restaurant, café-/restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

 

52 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dan­cing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de om­geving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

53 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

 

54 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

 

55 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

 

56 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

 

57 intensief veehouderijbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak niet grondgebonden agrarische bedrijfs­voering die is gericht op het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhou­derij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

 

58 kaart

de plankaart van het Bestemmingsplan Sumar 2007, bestaande uit 1 kaart­deel en het bijbehorende renvooi;

 

59 kampeermiddel

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

60 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

 

61 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, ge­richt op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

 

62 kantoor

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee ge­lijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

 

63 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

 

64 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

 

65 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

66 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

67 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied.

De landschappelijke waarden van het woudengebied (coulisselandschap) bestaan in het bijzonder uit de relatief kleinschalige verkaveling (regelma­tig verkavelingspatroon) en de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van hout- of boomsingels (meestal elzen bij sloten) en/of dykswâlen, veelal in combinatie met een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard), streekeigen bebouwing (boerde­rijen en wâldhúskes). Daarnaast kan de aanwezigheid van bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben bepalend zijn voor de landschappelijke waarden.

In het open landschap is naast de openheid en de beperkte aanwezigheid van bebouwing met name de verkavelingsrichting en het kavelpatroon be­langrijk. Tevens worden de landschappelijke waarden bepaald door de eventuele aanwezigheid van open waterpartijen, sloten, vaarten, rietvelden, moerasbosjes en terpen;

 

68 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

 

69 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

 

70 mensa

een eetgelegenheid voor leerlingen of studenten;

 

71 milieuafstand

de grootste voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richt­lijn)afstand ten opzichte van een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

 

72 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

 

73 molen

een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals koren of graan) of het bemalen van polders;

 

74 molenbedrijf

een bedrijf, dat in de bedrijfsvoering gebruik maakt van een molen alszodanig;

 

75 natuurlijke waarden

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

 

76 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

 

77 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productie­middel;

 

78 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

 

79 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

 

80 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschil­len buiten beschouwing gelaten.

Indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend:

incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepin­gen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste terinzage­legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

 

81 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maal­tijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;

 

82 plan

het wijzigingsplan i.c Bestemmingsplan Sumar, Master de Vrieswei 22 - 22A (wijziging bestemming) met Imro code NL.IMRO.0737.02BPIWP03 van de gemeente Tytsjerksteradiel;

 

83 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

84 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

 

85 restauratieve voorziening

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

 

86 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtin­gen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

87 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutie­be­rijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

88 stacaravan

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

 

89 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

 

90 veehouderijbedijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoe­ring die is gericht op het houden van dieren, zoals (melk)rundvee-, paar­den-, schapen- of geiten­houderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, waarbij weidegang voor de productie en/of mestafzet een wezenlijk onderdeel van de be­drijfsvoering uitmaakt;

 

91 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

 

92 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

 

93 vermaakcentrum

een bedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op de vermaaksfunctie door het bieden van gelegenheid tot de beoefening van kans- of behendigheidspe­len, al dan niet met behulp van automaten of apparatuur, of door het (ver)tonen van films of voorstellingen, dan wel door het bieden van soort­gelijk amusement, één en ander al dan niet in combinatie met een horeca­functie in de vorm van het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren, zoals een amusementshal, speelautomaten- en/of kansspel­automatenhal, snooker- of poolcentrum, bowlinghal, paintballcentrum, bioscoop, theater, schouwburg, casino, wedlokaal en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, met uitzonde­ring van een seksinrichting;

 

94 voorbouwgrens

de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;

 

95 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

 

96 voorkeurgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden bin­nen zones langs wegen;

 

97 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

 

98 windturbine

een bouwwerk, dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale, dan wel om een verticale as draait (horizontale respectie­velijk verticale windturbine);

 

99 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

 

100 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

 

101 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toe­gangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

102 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

103 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

 

  1. de (bouw)hoogte/ de nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

de oppervlakte van een bouwwerk, gemeten tussen de buitenzijde van gevels en/of hart van scheidingsmuren ter hoogte van het peil. Onder­delen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

 

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

 

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

 

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen.

 

  1. de hoogte van een windurbine:

vanaf het peil tot het uiteinde van de draaias;

 

 

 

 

 

 

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. erkers;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  1. een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

  2. de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 1 m bedragen, tenzij:

  1. sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;

  2. sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

  1. een erker zal ten hoogste over 50% van de voorgevel worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van een erker zal ten hoogste 20 m² bedragen.

 

3.2.2 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de hoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de hoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

tenzij op de kaart een andere hoogte is aangegeven, in welk geval de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de op de kaart aangegeven hoogte zal bedragen;

  1. er zullen geen horizontale windturbines worden gebouwd.

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming.

 

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoel­einden;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrich­ting;

  5. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot,-, afbraak-, en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoe­ring van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en wer­ken en werkzaamheden;

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;

  8. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.

 

Overtreding van het bepaalde in lid 3.1. wordt aangemerkt als een straf­baar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

 

Artikel 4 Woondoeleinden W(a)3 (vrijstaande woningen)

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Woondoeleinden (W(a)3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:

  1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, indien de gronden op de kaart zijn voozien van de aanduiding "dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen";

waarbij, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. het aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

  2. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

 

4.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m, gerekend vanuit het verlengde van de voorbouwgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m, gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

  2. de (bouw)hoogte van overkappingen zal ten hoogste 3 m bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m², bedragen;

  4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij op de kaart een andere oppervlaktemaat en/of bouwhoogte is aangegeven, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de woonfunctie ten hoogste de op de kaart aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

 

4.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de hoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de hoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij op de kaart een andere hoogte is aangegeven, in welk geval de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de op de kaart aangegeven hoogte zal bedragen;

  1. er zullen geen horizontale windturbines worden gebouwd.

 

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

4.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

4.3.2 Uitzondering op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 4.3.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

4.3.3 Criterium

De in lid 4.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;

  3. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming.

 

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “detailhandel”;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  6. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloer­oppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m², tenzij de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen”.

 

4.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 4.4. wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) “Woondoelein­den W(a)1, W(a)2, Wa(4) - W(a)6”;

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) “Woondoelein­den W(b)1 – W(b)6”, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

  2. de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het, op moment van wijziging vigerende gemeentelijk en provinciaal wo­ningbouwbeleid;

  3. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;

  4. het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

  5. de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

  1. de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “wijziging gemengde functies van toepassing”, al dan niet in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:

  1. de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;

  2. vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door dringende reden wordt gerechtvaardigd;

  3. er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;

  1. de oppervlakte van een op de kaart aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;

  2. het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 300 m²;

  3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²;

  4. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

  5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedebouwkundi-ge uitgangspunten van het gebied, waarbij met rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  6. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;

  1. de ligging van een op de kaart aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

  3. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;

  1. op de kaart in een bouwperceel een grotere hoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:

  1. de aanduiding “karakteristiek” op de kaart wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

  2. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk van de kaart wordt verwijderd, mits:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.

 

4.6.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

 

 

Artikel 5 Aanvullende werking welstandscriteria

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6 Aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet van toepassing, uitsluitend voorzover het de vol­gende onderwerpen betreft:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkun­dige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtrans­portleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

Artikel 7 Toverformule

 

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van de algemene gebruiksvoorschriften in de bestemmingsbepalingen, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

Artikel 8 Wijzigingsbevoegdheden

 

 

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” op de kaart wordt aangebracht, indien:

  1. de dubbelbestemming “Archeologisch, cultuurhistorisch en (cul­tuur)­land­schappelijk waardevol gebied” op de kaart wordt aangebracht, indien:

  1. de dubbelbestemming “Cultuurhistorisch en (cultuur)landschappelijk waardevol gebied” op de kaart wordt aangebracht, indien:

  1. de dubbelbestemming “Leidingzone gasleidingen” op de kaart wordt aangebracht, indien:

  1. de dubbelbestemming “Leidingzone hoogspanningsleidingen” op de kaart wordt aangebracht, indien:

  1. de dubbelbestemming “Leidingzone overige leidingen” op de kaart wordt aangebracht, indien:

  1. de dubbelbestemming “Leidingzone waterleidingen” op de kaart wordt aangebracht, indien:

 

 

Artikel 9 Verwijsbepaling wijzigingsbevoegdheid en of uit te werken bestemmingen

 

 

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige bepalingen wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsbepalingen en/of de dubbelbestemmingsbepalingen van toepassing als bedoeld in het bestemmingsplan Sumar 2007.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- SLOTREGELS

 

 

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het gestelde bij of krachtens de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd:

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvegunning geschied binnen 2 jaar na tenietgaan.

 

10.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 1 toegelaten bouwwerken met ten hoogte 10%.

 

10.3 Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen van dit plan, naar de aard en omvang niet worden vergroot.

 

10.4 Uitzondering op het overgangsrecht

  1. Lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dit plan.

  2. Lid 3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan..

 

Artikel 11 Slotregel

 

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het wijzigingsplan i.c. Bestemmingsplan Sumar, Master de Vrieswei 22 - 22A (wijziging bestemming) van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

 

Aldus vastgesteld d.d.