direct naar inhoud van Regels

Wijzigingsplan Achterwei, Sumar (bedrijf naar wonen)

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0737.02BPIVWP01-vg01
Plantype: wijzigingsplan

Toelichting wijzigingsplan Achterwei, Sumar (bedrijf naar wonen)

 

 
Inhoudsopgave

 

Toelichting wijzigingsplan Achterwei, Sumar (bedrijf naar wonen)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 3 Beoordeling

3.1 Bouwplan

3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid

3.3 Functionele inpasbaarheid

3.4 Conclusie

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

4.2 Archeologie

4.3 Bodem

4.4 Water

4.5 Bedrijven en milieuzonering

4.6 Geluid

4.7 Externe veiligheid

4.8 Luchtkwaliteit

4.9 Vrijwaringszone - molenbiotoop

4.10 Conclusie

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economisch

6.2 Maatschappelijk

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

 

Op het kadastrale perceel Oostermeer I 728 gelegen tussen de Achterwei 17 en Achterwei 23 te Sumar is een parkeerplaats gesitueerd die tot voor kort in gebruik was genomen door het bedrijf aan de overzijde van de weg aan de Achterwei 18. Het bedrijf is verplaatst waardoor het parkeerterrein niet meer in gebruik wordt genomen. Er is medewerking gevraagd voor een bestemmingsplanwijziging voor het perceel van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Medewerking kan worden verleend via een wijziging ex. artikel 3.6 W.R.O. van het bestemmingsplan.

 

In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 vindt de beoordeling van het verzoek plaats. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Beleidskader

 

2.1 Gemeentelijk beleid

 

Aan het betreffende perceel is in het bestemmingsplan 'Sumar 2019' de enkelbestemming 'Bedrijf - 2', dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' en gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' toegekend. Verder rust er een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro op deze bestemming.

 

Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van het perceel worden gewijzigd in 'Vrijstaande woningen 1' en 'Tuin', mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met een geaccordeerd woonprogramma;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Beoordeling

 

3.1 Bouwplan

Het plan bestaat uit de bouw van een vrijstaande woning met een bruto vloeroppervlakte van 122 m² en een bruto inhoud van 628 m3. De woning wordt in jaren 30 stijl opgeleverd.

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 1: plattegrond woning

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 2: hoogte woning

 

 

 

 

3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid

 

Het bedrijfsparkeerterrein op de locatie is niet meer in gebruik aangezien het bedrijf is verplaatst.

 

Door de functiewijziging krijgt de bedrijfsbestemming de bestemmingen 'Vrijstaande woningen 1' en 'Tuin'. Op grond van deze bestemming mag er maximaal één woning op het perceel worden gevestigd.

 

Een zoneplichtige weg heeft aan weerszijden conform artikel 74 Wgh. een wettelijke

zonebreedte. Deze is zodanig bepaald dat er buiten de zone in het algemeen geen

geluidsniveaus vookomen van meer dan de vookeurswaarde van 48dB. De wegen waarvoor

een 30-km regime geldt zijn conform artikel 74 Wgh zonevrij. Het betreffende pand ligt in

een 30-km gebied en is daardoor zonevrij.

 

Een woonfunctie op het beoogde perceel past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk woningbouw beleid. Tevens maakt het perceel onderdeel uit van het woningbouwprogramma van de gemeente.

 

De woning sluit aan bij het karakter van de omgeving en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende percelen. De Achterwei bestaat zo goed als volledig uit vrijstaande woningen gelijk aan voorliggend plan.

 

Wij kunnen, gelet op het voorgaande, constateren dat het wijzigingsplan voldoet aan de in

de wijzigingsbevoegdheid gestelde criteria.

 

 

3.3 Functionele inpasbaarheid

Het perceel ligt in een gebied met zo goed als alleen maar woningen en slechts een enkele bedrijfsbestemming. Door de bestemmingsplanwijziging wordt een, voor de omgeving, belastende functie ingeruild voor een niet belastende functie.

 

 

3.4 Conclusie

Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past binnen het gemeentelijk beleid.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

 

4.1 Ecologie

De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet opgenomen. De Wet Natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvoudige regels ter bescherming van waardevolle natuur en in minder administratieve lasten.

 

Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het insrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevinsgwet.

 

Op donderdag 14 juli 2022 is door FaunaX een ecologische Quickscan uitgevoerd in het plangebied te Sumar.

 

Uit het veldbezoek is naar voren gekomen dat binnen en vlak buiten het plangebied vogelsoorten broeden en tot broeden kunnen komen waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, maar wel beschermd zijn wanneer er sprake is van een broedgeval. Het advies is daarom om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Het algemene broedseizoen loopt grofweg van 15 maart tot 15 juli. Indien de werkzaamheden niet buiten deze periode kunnen worden uitgevoerd, kunnen negatieve effecten op eventueel

aanwezige jaarrond beschermde nesten van huismussen in een naastgelegen woning niet op voorhand worden uitgesloten. Het advies is dan om nader onderzoek uit te voeren aan de hand van een tweetal gerichte veldbezoeken in de periode 1 april tot 15 mei.

 

Negatieve effecten op (verblijfplaatsen van) overige onder de Wet natuurbescherming beschermde soorten en soortgroepen binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden kunnen op voorhand worden uitgesloten.

 

Op licht beschermde of vrijgestelde soorten is de zorgplicht van toepassing. Deze schrijft voor dat men alles wat redelijkerwijs mogelijk is moet doen om schade aan wilde planten en dieren te voorkomen. Dit kan worden bewerkstelligd door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten en/of door bijvoorbeeld amfibieën binnen het plangebied te verplaatsen naar een locatie dicht bij het plangebied die niet onder invloed staat van de werkzaamheden.

 

Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor het planvoornemen. De ecologische quickscan is bijgesloten als bijlage met kenmerk BHB-QSSUMAR.

 

 

 

4.2 Archeologie

Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij het vaststellen van bestemmings- en wijzigingsplannen rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.

 

Ter beoordeling van het aspect archeologie is de FAMKE kaart geraadpleegd. Hier komt het volgende uit naar voren. Voor de IJzertijd - Middeleeuwen is het advies "karterend onderzoek 3". Voor de Steentijd - Bronstijd is het advies "onderzoek bij grote ingrepen". Dit betekent dat er onderzoek dient te worden gedaan bij respectievelijk ingrepen van meer dan 2500m² en van meer dan 2,5 hectare• Het verzoek is gericht op een deel van het perceel met een oppervlakte van 550 m². Gelet op de Famke kaart is onderzoek naar Archeologie niet aan de orde.

 

4.3 Bodem

In het kader van de Wet bodembescherming is onderzocht (verkennend bodemonderzoek) of in het plangebied sprake is van bodemverontreiniging. De onderzoeksresulaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek worden er geen belemmeringen verwacht ten aanzien van de beoogde nieuwbouw op de locatie.

 

Hergebruik en Toepassen van grond

Bij hergebruik en toepassen van grond is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Hergebruik en toepassen van grond is alleen toegestaan als het schone grond betreft (partijkeuring Besluit bodemkwaliteit) of als het voldoet aan de kwaliteitseisen zoals gesteld in de Nota Bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaarten van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

Wanneer er schone grond of baggerspecie > 50 m3, licht verontreinigde grond of baggerspecie wordt toegepast, of tijdelijk wordt opgeslagen dient u op basis van artikel 42. lid 1 en 2 van het Besluit Bodemkwaliteit dit te melden op de website bij het landelijke meldpunt bodemkwaliteit via Agentschap NL (https://www.meldpuntbodemkwaliteit.nl/Voorportaal.aspx).

 

Op de gemeentelijke website www.t-diel.nl onder zoekfunctie “bodem en grond”, product “bodemkwaliteit” kunt u onze bodembrochure en/of Nota Bodembeheer vinden. In aanvulling op de brochure zijn bodemkwaliteitskaarten (ontgravings- en toepassings- en functiekaart) aanwezig.

 

Via de interactieve website http://www.geosolutions.nl/sites/bkk-fryslan/ worden de diverse kaartlagen gecombineerd en kunt u snel in beeld krijgen waar grond wel of niet mag worden toegepast. Naar aanleiding van het aangeven van de herkomst en toepassingslocatie kan een rapportage geprint worden. Deze rapportage kan als bijlage bij de nodige melding Besluit bodemkwaliteit worden toegevoegd. Op de website is een link aanwezig naar het Meldpunt Bodemkwaliteit.

 

De boven- en ondergrond van de herkomstlocatie valt binnen de bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde van de bodemkwaliteitskaart. Op basis van het gemeentelijk bodembeleid blijkt dat de toe te passen grond voldoet aan de kwaliteit van de achtergrondwaarde (AW2000) en daardoor vrij toepasbaar is. De grond mag zonder beperkingen elders toegepast worden.

Aanvullende opmerking: Wanneer tijdens de werkzaamheden, waarnemingen gedaan worden (zoals dempingen, ophooglagen) die er op duiden dat de ontgraven grond niet gebiedseigen/oorspronkelijke grond betreft, dient de betreffende grond apart in depot gezet te worden en dient alsnog een partijkeuring uitgevoerd te worden.

 

Hergebruik en Toepassen van Bouwstoffen

Voor het toepassen van een bouwstof (steenachtige materialen, bijvoorbeeld asfalt (granulaat), puin (granulaat), beton, dakpannen en bakstenen) dient een milieuhygiënische verklaring volgens het Besluit bodemkwaliteit overlegd kunnen worden met het bevoegd gezag.

 

Het verkennend bodemonderzoek met kenmerk 220297 is als bijlage bijgesloten.

 

 

4.4 Water

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige as pecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

 

Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

 

Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het voorliggende plan via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Verder overleg met Wetterskip Fryslan is niet nodig. Wetterskip Fryslan geeft een positief wateradvies.

 

 

4.5 Bedrijven en milieuzonering

De Wet milieubeheer beoogt milieuhinder ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving of ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen zoveel mogelijk te voorkomen. Alle bedrijfsmatige activiteiten die in potentie hinder kunnen veroorzaken worden door middel van vergunningen of meldingen op basis van de Wet milieubeheer gereguleerd. In aanvulling op deze vergunningen of meldingen voorziet een 'goede ruimtelijke ordening' eveneens in het voorkomen van onvoorzienbare hinder bij gevoelige functies zoals wonen. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (bedrijven) en gevoelige functies (wonen) wordt hinder voorkomen. Met milieuzonering worden te allen tijde twee doelen gediend: niet alleen het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen, maar tevens het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven zodat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

 

Tegenover het plangebied, aan de Achterwei 18, is een bedrijfsbestemming gelegen met de mogelijkheid voor het vestigen van bedrijven met milieucategorie 1 en 2. In een gemengd gebied geldt hiervoor een richtafstand van 0 en 10 meter. Aan de richtafstand van 10 meter wordt ruim voldaan. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

 

 

4.6 Geluid

Zoals bij de ruimtelijke inpasbaarheid al is aangegeven wordt voldaan aan de voorschriften uit de Wet Geluidhinder.

 

 

4.7 Externe veiligheid

De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat

de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.

 

De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen). Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.

 

 

De ligging van de woningbouwlocatie maakt onderdeel uit van de reeds aangelegde nieuwbouwlocatie. De aanwezige brandkranen en ontsluiting is dan ook voldoende. Omdat de woningen bedoeld zijn voor volledig zelfredzame bewoners is de opkomsttijd van 12 minuten geen extra aandachtspunt.

 

Binnen het plangebied liggen geen gevaarlijke buisleidingen en bevinden zich ook geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Nabij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

 

4.8 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

 

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

(NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

 

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.

 

De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.

 

Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen, of zeer beperkte, sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.

 

 

4.9 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

Het plangebied maakt onderdeel uit van een molenbiotoop (De Hoop). Dit betekent het volgende:

Hx=X/n + c*z.

Waarin:

Hx = hoogte bouwwerk (op afstand x);

X = afstand in meters bouwwerk tot molen;

n = 140 (geldt voor onbebouwd gebied) of 50 (geldt voor bebouwd gebied);

c = 0,2 (constante);

z = askophoogte

 

Formule

Het plangebied ligt binnen de zone 100 m tot 400 m, om exact te zijn op een afstand van 280 m. Aangezien het een bebouwd gebied betreft geldt voor n 50. De constante betreft 0,2 (c). De askophoogte wordt bepaald door de helft van de vlucht. De vlucht bedraagt 21,10 m (www.molendatabase.nl), de askoophoogte derhalve 10,55 m.

 

Maaiveldhoogte

Voorts is aan de orde dat de molen op een lichte verhoging in het veld staat (2,71 m +NAP). Het plangebied waar de woning gerealiseerd wordt ligt lager (0,85 +NAP) (www.anh.nl). Het verschil in maaiveldhoogte mag worden opgeteld bij het resultaat van de biotoopformule.

 

Resultaat

 

Hx= (X/n + c*z) + verschil NAP

Waarin:

Hx = hoogte bouwwerk (op afstand x);

X = afstand in meters bouwwerk tot molen;

n = 140 (geldt voor onbebouwd gebied) of 50 (geldt voor bebouwd gebied);

c = 0,2 (constante);

z = askophoogte

9,57 = (280/50 + 0,2 * 10,55) + 1,86

 

De woning is 8,9 m hoog (zie figuur 2), dit is lager dan de maximale hoogte bouwwerk (9,57 m). Hiermee wordt voldaan aan de regels uit artikel 10.1 vrijwaringszone - molenbiotoop.

 

 

 

 

 

4.10 Conclusie

De diverse omgevingsaspecten staan de gewenste ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

 

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

 

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen, zoals die in dit wijzigingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels). Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

 

- Tuin -

 

Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan de op de gegroeide praktijk. Terwille van een zekere flexibiliteit mag een woning binnen deze bestemming wel uitbreiden met een erker of voorportaal. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod. Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel of iets dergelijks van geringe omvang wordt gebouwd. Daarnaast is het via afwijking mogelijk om een deel van de woning in de tuinbestemming te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheid zal dan altijd toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de diverse woonbestemmingen om bouwen van de woning buiten het bouwvlak toe te staan.

 

 

- Wonen - Vrijstaande woningen 1 -

 

Voor de bestemming Vrijstaande woningen 1 (W-V1) geldt een goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van 10 meter.

 

Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie, maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheden. I

 

Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.

 

Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het erf ('hiem') mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.

 

Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes, dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.

 

Om enige flexibiliteit te creëren is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:

 

 

Daarnaast geldt voor vrijstaande woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuinbestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.

 

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de bestemmingsplanregels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.

 

Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.

 

 

- Waarde - Landschap (Woudenlandschap) -

 

Voor een aantal onderdelen van het plangebied geldt deze dubbelbestemming die bedoeld is voor de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap, en meer specifiek, het coulissenlandschap. Met name het instandhouden van kenmerkende houtsingels en houtwallen (dykswâlen) is een belangrijk uitgangspunt.

 

Er wordt binnen deze regeling onderscheid gemaakt tussen twee typen houtsingels en houtwallen (dykswâlen).

 

De houtwallen (dykswâlen) en houtsingels 1 zijn op de planverbeelding voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)” (rood) of “specifieke vorm van waarde – houtsingel 1” (bruin) waarbinnen het niet toegestaan is om de verkavelingsstructuur te wijzigen. Onder wijziging van de verkavelingsstructuur moet worden verstaan het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen en/of houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels. Dit vanwege de landschappelijke waarden die zijn gelegen in de verkavelingsstructuur of vanwege de cultuurhistorische waarden die deze houtwallen en/of singels met zich meebrengen. Slechts na verwijdering van de aanduiding door wijziging van het bestemmingsplan kunnen er houtwallen verwijderd worden en/of houtsingels gerooid worden c.q. sloten gedempt worden.

 

Voor houtsingels 2 (groen) geldt een iets lichter beschermingsregime. Deze singels zijn niet voorzien van een specifieke aanduiding op de planverbeelding. Het is daarom mogelijk om hier de verkavelingsstructuur te wijzigen indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden verleent.

 

Indien er sprake is van een houtsingel die niet is opgenomen op de landschaps- en natuurwaardenkaart, dan is op basis van het bestemmingsplan geen toestemming nodig voor het rooien van houtsingels. Wel kan het zijn dat de kapvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening dan nog nodig is.

 

Overigens is het binnen de dubbelbestemming, zonder nadere vergunningverlening, voor zowel houtsingels als houtwallen (dykswâlen) bij recht toegestaan om ontsluiting van bouwpercelen te creëren.

 

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

6.1 Economisch

De wijziging wordt op verzoek van een private partij doorgevoerd. Realisatie vindt plaats binnen de randvoorwaarden die de gemeente onder meer met dit wijzigingsplan aangeeft.

Tussen de aanvrager en gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst worden gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

Hierbij merken wij nog op dat de kosten voor het voeren van een wijzigingsplanpocedure worden gedekt door de leges die door een wijzigingsplanprocedure door de initiatiefnemer moet worden betaald.

 

 

6.2 Maatschappelijk

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Het wijzigingsplan is, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.