direct naar inhoud van Regels

Bestemmingsplan Kûpersstrjitte 4 -58, Burgum (herstructurering, vervangende nieuwbouw)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.01BPXVII-vg01
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting bestemmingsplan Kûpersstrjitte 4-58, Burgum (herstructurering, vervangende nieuwbouw)

 

 
Inhoudsopgave

 

Toelichting bestemmingsplan Kûpersstrjitte 4-58, Burgum (herstructurering, vervangende nieuwbouw)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Plangebied

1.3 Planinhoud

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciaal beleid

2.2 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Natuur

3.2 Archeologie en cultuurhistorie

3.2.1 Archeologie

3.2.2 Cultuurhistorie

3.3 Bodem

3.4 Water

3.5 Geluid

3.6 Externe veiligheid

3.7 Luchtkwaliteit en geurhinder

Hoofdstuk 4 Toelichting op de regels

4.1 Uitgangspunten

4.2 Inleidende regels

4.3 Bestemmingsregels

4.3.1 Algemeen

4.3.2 Bestemmingen

4.4 Algemene regels

4.5 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijk

5.2 Economisch

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 16 februari 2017 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Burgum 2016 vastgesteld. Dit plan betreft een actualisatie van het planologische regime voor Burgum en heeft een voornamelijk conserverend karakter. Bestaande woonwijken zijn op maat inbestemd. Nu ligt er een plan van WoonFriesland om ter plaatse van de Kûpersstrjitte 4-58 het bestaande woongebouw te vervangen door nieuwbouw (herstructurering). In dit bestemmingsplan wordt deze ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van de maatvoering van het woongebouw.

 

1.2 Plangebied

 

Het plangebied betreft het bestemmingsplan Kûpersstrjitte 4-58, Burgum (herstructurering, vervangende nieuwbouw).

 

1.3 Planinhoud

 

Er is sprake van een herziening van het geldende bestemmingsplan. Gelet op de beperkte omvang en de aard van deze herziening kan voor de toelichting van deze herziening grotendeels worden verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Burgum 2016. Het gaat dan om de beschrijving van de huidige situatie, het beleid, de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en de omgevingaspecten. Gelet op de geringe aanpassing waarop deze herziening betrekking heeft, is het niet noodzakelijk dat de toetsen en onderzoeken (met uitzondering van het ecologisch onderzoek en de wettertoets) die in het kader van het bestemmingsplan Burgum 2016 zijn gedaan worden aangevuld, danwel worden herhaald.

 

Hierbij merken wij nog op dat de welstandsnota voor het betreffende gebied niet wordt gewijzigd en van toepassing is en blijft.

 

Hoofdstuk 2 Beleidskader

 

Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Het beleidskader zoals dat is omschreven voor het bestemmingsplan Burgum 2016 is ook van toepassing op deze herziening.

 

2.1 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid verwoord in het streekplan Fryslân 2007 is in januari 2013 geëvalueerd. De evaluatie van het provinciaal beleid en de vertaling daarvan in de verordening Romte Fryslân 2014 dienden als uitgangspunt voor het bestemmingsplan Burgum 2016 en gelden ook voor dit bestemmingsplan. Hieronder wordt aangegeven wat in de evaluatie van het provinciaal beleid ten aanzien van het wonen is opgenomen.

 

De provinciale rol in het woonbeleid ligt met name in het maken van afspraken op hoofdlijnen met regio’s en gemeenten over het woningbouwprogramma, naar aantal en kwaliteit. In het streekplan staan hiervoor het ruimtelijk kader en de streefdoelen. Deze rol is een autonome, maar ook onderdeel van de afspraken die tussen het rijk en de provincies (IPO) zijn gemaakt. Het rijk trekt zich terug van de programmering en laat de regionale regie over de woningbouw over aan de provincies.

 

De sturing op de woningbouwverdeling vindt plaats via richtgetallen (paragraaf 2.1.2. streekplan) en via afspraken op regionaal niveau. De afspraken over de woningbouwprogramma’s komen tot stand in een regionaal samenwerkingsproces. Daarin wordt maatwerk toegepast. De afspraken maken deel uit van de met de VFG afgesproken bestuurlijke samenwerkingsagenda. De afspraken worden periodiek herijkt. In 2021 zal op grond van een bredere evaluatie van de afspraken, ontwikkelingen en nieuwe prognoses een herijking plaatsvinden. De Verordening Romte regelt niet zelf de verdelingsprincipes uit het streekplan en bevat geen normen en programmacijfers, maar borgt de gemaakte bestuurlijke afspraken.

 

Regie op kwaliteit heeft vooral betrekking op zuinig ruimtegebruik (binnenstedelijk bouwen), duurzaamheid en herstructurering woningvoorraad en woonomgeving. De daadwerkelijke uitvoering daarvan ligt op lokaal niveau en is een verantwoordelijkheid van gemeenten, woningcorporaties en andere

bouwende partijen. De sturing op woningtypen en woonmilieus doen wij meer

terughoudend. Enerzijds omdat het planologisch instrumentarium daar minder in voorziet. Anderzijds omdat kennis van de lokale markt dichter bij gemeenten en corporaties ligt.

 

De vertaling van het woningbouwprogramma naar kernen en locaties vindt door gemeenten plaats: via woonplannen en/of structuurvisies, binnen het ruimtelijk kader van het streekplan en de Verordening Romte.

 

2.2 Gemeentelijk beleid

 

Op 4 juli 2019 heeft de gemeenteraad de nieuwe Woonvisie 2019-2024 vastgesteld. Deze Woonvisie is een visiedocument dat naast de wettelijke basis voor prestatieafspraken ook als basis dient voor o.a. de duurzaamheidsagenda, de woningbouwprogrammering (die separaat wordt vastgesteld door het college) en de Omgevingsvisie.

In de Woonvisie worden vijf speerpunten benoemd voor de komende jaren:

- Investeren in de bestaande woningbouwvoorraad

- Zorgvuldige inzet op nieuwbouw

- Voldoende betaalbare en beschikbare sociale huurwoningen

- Wonen met zorg

- Streven naar leefbare dorpen

 

Voor de bestaande sociale woningbouwvoorraad geldt als uitgangspunt dat wordt ingezet op het bereiken van gemiddeld energielabel B in 2025. Daarbij vindt de gemeente het belangrijk dat energetische investeringen zoveel mogelijk gespreid over de huurvoorraad plaatsvinden en dat investeringen een bijdrage leveren in het verlagen van de totale woonlasten.

 

Als richtlijn voor de benodigde kernvoorraad sociale huur gaat de gemeente uit van het minimaal op peil houden van de huidige voorraad. Samen met de corporaties zal de gemeente de vraagontwikkeling monitoren en wordt de opgave voor de sociale huurvoorraad zonodig jaarlijks bijgesteld bij de prestatieafspraken. Een uitbreiding van het aantal sociale huurwoningen dient met name plaats te vinden in Burgum, gelet op de grote vraagdruk aldaar.

 

Dit concrete bestemmingsplan voorziet in een nieuw appartementencomplex ten behoeve van de sociale verhuur op een bestaande woningbouwlocatie in het centrum van Burgum. Het bestaande appartementencomplex voldoet niet meer aan de huidige bouw- en wooneisen en aanpassing van de bestaande bouw is niet mogelijk. Er komen nieuwe all electric sociale huurappartementen voor terug. Dit draagt bij aan een verduurzaming van de bestaande woningbouwvoorraad. Er is sprake van een geringe toename (11 stuks) van het aantal sociale huurwoningen. Hiermee wordt rekening gehouden bij de lopende woningbouwafspraken. Al met al is er sprake van een ontwikkeling die past binnen zowel het provinciaal als het gemeentelijk woningbouwbeleid en de inmiddels gemaakte woninbouwafspraken met de provincie en regio.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

 

3.1 Natuur

Ten behoeve van dit project heeft in 2018 een ecologisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie van dit onderzoek was dat nader onderzoek nodig was naar de aanwezigheid van nestplaatsen van gierzwaluw en huismus en naar de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen.

 

In het voorjaar van 2019 heeft onderzoek naar nestplaatsen van huismussen plaatsgevonden. Er zijn geen nestplaatsen aangetroffen. In het najaarsonderzoek van 2018 zijn twee baltsverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis waargenomen. Vooruitlopend op nader onderzoek naar nestplaatsen voor gierzwaluwen en zomer-/kraamverblijfplaatsen voor vleermuizen is op basis van expert judgement een inschatting gemaakt van het aantal vaste rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten dat ter plaatse redelijkerwijs verwacht zou kunnen worden. Op basis van die inschatting is voorzien in tijdelijke compensatie in de vorm van vleermuiskasten, kraamkasten en triple gierzwaluwkasten. Bij de nieuwbouw zal worden voorzien in permanente compensatie op basis van daadwerkelijk waargenomen aantallen vaste rust- en verblijfsplaatsen van vleermuizen en gierzwaluwen.

 

Vooruitlopend op die nadere onderzoeken is wegens de verstoring/vernieling van bovengenoemde vaste rust- en verblijfsplaatsen een aanvraag ontheffing Wet natuurbescherming ingediend bij de provincie Fryslân.

De ontheffing is verleend op 10 januari 2020 (bijlage 1).

 

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State d.d. 29 mei 2019 is vervolgens onderzocht of er als gevolg van de met dit bestemmingplan mogelijk te maken ontwikkeling stikstofdepositie kan optreden ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Hiertoe is een Aeriusberekening uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen sprake is van relevante effecten (bijlage 2).

 

Om te beoordelen wat voor effect het voorliggende plan op het milieu heeft is een vormvrij m.e.r. beoordeling opgesteld (zie bijlage 3).

 

3.2 Archeologie en cultuurhistorie

 

3.2.1 Archeologie

Voor het bestemmingsplan Burgum 2016 is de archeologische situtatie in kaart gebracht. In de toelichting van het voornoemde bestemmingsplan staat hierover het volgende.

 

Binnen het plangebied liggen meerdere locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.

 

Steentijd - bronstijd

Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd-bronstijd staan bijvoorbeeld ca. 20 vuursteenvindplaatsen en plm. 7 dobben vermeld, waarvan gezegd wordt dat, voordat een ingreep plaatsvindt, eerst nader onderzoek vereist is.

 

IJzertijd - middeleeuwen

De kaart ijzertijd-middeleeuwen bevat twee locaties die behoudenswaardig zijn, nl. een klein deel van het centrum van Burgum, waarvan aangenomen wordt dat het de oude kern van het dorp is en een gebied bij de Kruiskerk. Dat gebied maakte deel uit van het voormalige kloosterterrein van het Barraconvent.

 

Voorzover noodzakelijk hebben de beschermenswaardige locaties in het bestemmingsplan Burgum 2016 een passende archeologische dubbelbestemming gekregen. Geen van deze locaties bevindt zich binnen het nu aan de orde zijnde plangebied.

 

3.2.2 Cultuurhistorie

De aanpassingen op de planverbeelding raken geen cultuurhistorische waarden.

 

3.3 Bodem

Er heeft medio 2019 een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden op de planlocatie (bijlage 4). Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen nieuwbouw.

 

3.4 Water

Op 12 augustus 2019 is een digitale watertoets doorlopen (bijlage 5). Daaruit blijkt dat de korte watertoetsprocedure van toepassing is en daarom verwijst het Wetterskip naar de uitgangsnotitie.

 

Het nu voorliggende plan voorziet in vervangende nieuwbouw op een bestaande woningbouwlocatie. Voor dit plan zijn daarom met name de volgende aandachtspunten van belang.

 

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberg in een gebied in stand te houden. Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslân is het onder meer verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in het stedelijk gebied wordt bebouwd of verhard.

 

Het nu voorliggend plangebied wordt opnieuw ingericht. Dit leidt tot een toename van verharding met een oppervlakte van 77m². Er is dus geen sprake van een vergunningplicht.

 

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Demping van oppervlaktewater is in het plangebied niet aan de orde.

 

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op de website www.ruimtelijkeadaptatie.nl.

 

Waterwet

Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken is een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. Op de website www.wetterskipfryslan.nl treft men meer informatie aan over de Waterwet. Daar kan men onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden.

 

 

3.5 Geluid

3.5.1 Wegverkeerslawaai

 

De FUMO heeft akoestisch onderzoek gedaan naar de hoogte van de geluidsbelasting t.g.v. wegverkeerslawaai voor het nieuw te bouwen appartementencomplex (zie bijlage 6).

De locatie is gelegen binnen de akoestische invloedsfeer van de wegen Mr. W.M. Oppedijk van Veenweg en de Kûpersstrjitte. Op de Mr. W.M. Oppedijk van Veenweg is een snelheidsregime van 50 km/uur van toepassing. Op de Kûpersstrjitte geldt het 30 km-regime. Conform artikel 74 van de Wet geluidhinder heeft een 30 km weg geen geluidszone en zijn de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh.) in dat geval niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek naar de geluidsbelasting van dergelijke wegen in het geval akoestisch relevant, wel van belang. Om die reden is de Kûpersstrjitte toch opgenomen in het akoestisch onderzoek.

 

Voor de Wet geluidhinder is sprake van vervangende nieuwbouw en zal moeten worden voldaan aan de grenswaarden. Omdat de maximumsnelheid op de Kûpersstrjitte 30 km/uur bedraagt, heeft deze weg conform artikel 74 van de Wgh geen zone en wordt wat betreft de Wgh alleen de zoneplichtige Oppedijk van Veenweg getoetst. Op basis van de berekeningsresultaten uit tabel 2 van het onderzoek blijkt dat als gevolg van het verkeer op de Oppedijk van Veenweg op geen van de rekenpunten de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.

 

Ondanks dat er geen hogere waarden worden vastgesteld, kan het voorkomen dat de gecumuleerde gevelbelasting als gevolg van wegverkeer hoger is dan 53 dB. Zonder aanvullende geluidwerende voorzieningen kan het binnenniveau van 33 dB worden overschreden en wordt de burger feitelijk onvoldoende bescherming geboden. Bij een nieuw woongebouw is dat niet wenselijk; uitgangspunt in de ruimtelijke ordening is het realiseren van een goed woon- en leefklimaat.

 

Uit het akoestisch onderzoek voor deze locatie blijkt dat de gecumuleerde gevelbelasting op alleen de oostgevel hoger is dan 53 dB. Er wordt daarom geadviseerd om voor de oostgevel geluidwerende voorzieningen aan te brengen. In het rapport wordt aangegeven dat bij het bepalen van de mogelijke geluidwerende voorzieningen bij de berekening moet worden uitgegaan van de gecumuleerde Lden-waarden van alle akoestisch relevante wegen (zie tabel 4 van het akoestisch onderzoek). Op deze wijze wordt rekening gehouden met de wegen waarop een snelheidsregime van 30 km/uur van toepassing is.

 

De gemeente heeft de initiatiefnemer gevraagd de noodzakelijke maatregelen te nemen en dit ter beoordeling aan haar voor te leggen. Deze beoordeling vindt plaats in het kader van de vergunningverlening.

 

3.5.2 Industrielawaai

 

Voor het industrieterrein Burgum - Sumar is in de jaren '80 van de vorige eeuw een geluidzone vastgesteld (zie figuur hieronder). De geluidbelasting vanwege het industrieterrein mag buiten de zone niet meer bedragen dan 50 dB(A). De bedrijven op het bedrijventerrein moeten (wat hun 'geluidproductie' betreft) dus rekening houden met deze zone. De 'bewaking' van de zone vindt plaats door de Fumo. Enerzijds dient de zone ter bescherming van de erbuiten gelegen geluidgevoelige objecten, zoals woningen. Anderzijds dient de zone er toe om te verhinderen dat daarbinnen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Dit om te voorkomen dat de bedrijven, als gevolg van de komst van zo'n object, in hun mogelijkheden worden beperkt. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in zijn geheel buiten deze geluidscontour. Dat

betekent dat de nieuwe woningen en de bedrijven op het bedrijventerrein Burgum - Sumar elkaar niet hinderen.

 

 

[image] 

 

3.6 Externe veiligheid

In het bestemmingsplan Burgum 2016 is onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid. Daaruit is gebleken dat zich binnen het plangebied Burgum geen objecten bevinden die in het kader van de externe veiligheid als risicoveroorzaker moeten worden aangemerkt. Ook in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen objecten die een risico vormen voor gevoelige functies in het plangebied.

 

Ten behoeve van het bestemmingsplan Burgum 2016 heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. In dit rapport wordt nader ingegaan op de risicobronnen die van invloed kunnen zijn binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Hierbij is gekeken naar inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaats vinden die onder het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen, transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door buisleidingen. Gebleken is dat er zowel vanuit het Plaatsgevonden Risico als vanuit het Groepsgebonden Risico geen belemmeringen aanwezig zijn ten aanzien van het bestemmingsplan Burgum.

 

De hiervoor genoemde uitgangspunten zijn niet veranderd. Wij achten nader onderzoek naar externe veiligheid voor het nu aan de orde zijnde plangebied dan ook niet nodig.

 

3.7 Luchtkwaliteit en geurhinder

 

3.7.1 Luchtkwaliteit

 

Besluit nibm

Of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen)'. Deze nibm'-projecten' mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit en zonder luchtkwaliteits onderzoek uitgevoerd worden. Projecten zijn nibm als daarmee de 3 procent grens niet wordt overschreden. Dit is gedefinieerd als 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties van fijnstof (PM10) of stikstof dioxide (NO2).

 

Regeling nibm

Het Besluit nibm bevat tevens de grondslag voor een ministeriële regeling waarin categorieën van gevallen worden aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. In die gevallen behoeft geen verdere toets aan de 3 procent grens plaats te vinden. Tot deze categorieën behoren bepaalde landbouwinrichtingen en kantoor- en woningbouwlocaties. Zo worden woningbouwlocaties kleiner dan 1500 nieuwe woningen in geval van één ontsluitingsweg, of bouwlocaties tot 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, met name genoemd. Gelet op de beoogde ontwikkeling, herstructurering van een bestaande woningbouwlocatie, is hier sprake van een project dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Derhalve is een nadere verantwoording van het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

 

3.7.2 Geurhinder

 

Buiten het plangebied liggen de bedrijven Rendac en de RWZI, beiden bij Sumar. Nadat er bij Rendac een aanzienlijke geurreductie heeft plaatsgevonden, is in juli 2006 de overeenkomst ‘Beleidslijn geur Burgum/Sumar’ getekend door de VROM - inspecteur Noord, de provincie Fryslân, en de gemeente Tytsjerksteradiel. In die overeenkomst is de geurcontour van Rendac vastgelegd. De ligging van de contour is hieronder weer gegeven. Binnen deze contour mogen geen nieuwe woonfuncties worden opgenomen. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt in zijn geheel buiten de geurcontour. Dat betekent dat geurhinder geen belemmering vormt

voor dit bestemmingsplan.

 

[image] 

Hoofdstuk 4 Toelichting op de regels

 

4.1 Uitgangspunten

 

De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.

 

4.2 Inleidende regels

 

In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

4.3 Bestemmingsregels

 

4.3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.

 

Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de paragraaf hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

 

4.3.2 Bestemmingen

 

- Wonen - Woongebouw -

Deze bestemming wordt gelegd op een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Deze bestemming is van toepassing op een flat, complex HAT woningen, en een appartementencomplex, e.d. -

 

 

4.4 Algemene regels

 

-Anti-dubbeltelregel -

Deze regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regelt dat grond niet twee keer mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.

 

- Algemene bouwregels -

Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens is hierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.

 

- Algemene gebruiksregels -

Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd met de diverse bestemmingen zijn. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.

 

 

4.5 Overgangs- en slotregels

 

- Overgangsrecht -

Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.

 

- Slotregel -

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

 

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

5.1 Maatschappelijk

Gelet op de aard en omvang van het voorliggende plan en de notitie Inwerkingtreding Verordening Romte Fryslân 2014 is het plan niet in het vooroverleg gebracht.

 

Het plan is tot stand gekomen in overleg met de zittende bewoners.

 

De formele procedure van het bestemmingsplan start met de terinzagelegging van het ontwerpplan, overeenkomstig 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertoe wordt het plan gedurende zes weken ter visie gelegd, waarbij een ieder een zienswijze op het plan kan indienen.

Vanaf 18 juni 2020 tot en met 30 juli 2020 heeft het ontwerpplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er is 1 zienswijze ingediend.

 

5.2 Economisch

In hoofdstuk 6 van de WRO zijn regels ten behoeve van de grondexploitatie opgenomen. Met de regels voor grondexploitatie heeft de gemeenteraad de regierol op het gebied van grondexploitatie en de mogelijkheden tot maximaal kostenverhaal.

 

Uitgangspunt is dat de gemeenteraad, voor gebieden waarin zich ontwikkelingen gaan voordoen, gehouden is om een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het kostenverhaal voor de gemeente op een andere wijze is verzekerd. Dat is hier het geval. Deze herstructurering betreft namelijk een project dat wordt gerealiseerd door en voor rekening komt van woningbouwcorporatie Woonfriesland. Aan Woonfriesland worden leges in rekening gebracht voor de onderhavige bestemmingsplanherziening en met Woonfriesland wordt een planschadeovereenkomst gesloten. De gemeenteraad zal dan ook gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.