direct naar inhoud van Regels

Burgum, Burgemeester Steenhuisenlaan e.o. (aanpassen bouwvlakken en infrastructuur)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.01BPXV-vg01
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting bestemmingsplan Burgum, Burgemeester Steenhuisenlaan e.o. (aanpassen bouwvlakken en infrastructuur)

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 16 februari 2017 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Burgum 2016 vastgesteld. Dit plan betreft een actualisatie van het planologische regime voor Burgum en heeft een voornamelijk conserverend karakter. Bestaande woonwijken zijn op maat inbestemd. Nu ligt er een plan van WoonFriesland om ter plaatse van de Steenhuisenlaan de bestaande woningvoorraad te vervangen door nieuwbouw (herstructurering). In dit bestemmingsplan wordt deze ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van bouwvlakken aan de Burgemeester Steenhuisenlaan, één bouwvlak aan de Burgemeester Bothenius Lohmanlaan en één bouwvlak aan de Westersingel. Daarnaast wordt de infrastructuur gewijzigd om zo parkeren aan de achterzijde van de woningen mogelijk te maken.

 

1.2 Plangebied

 

Het plangebied betreft het bestemmingsplan Burgum, Burgemeester Steenhuisenlaan e.o. (aanpassen bouwvlakken en infrastructuur).

 

1.3 Planinhoud

 

Er is sprake van een herziening van het geldende bestemmingsplan. Gelet op de beperkte omvang en de aard van deze herziening kan voor de toelichting van deze herziening grotendeels worden verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Burgum 2016. Het gaat dan om de beschrijving van de huidige situatie, het beleid, de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en de omgevingaspecten. Gelet op de geringe aanpassing waarop deze herziening betrekking heeft, is het niet noodzakelijk dat de toetsen, onderzoeken (met uitzondering van het ecologisch onderzoek en de wettertoets) die in het kader van het bestemmingsplan Burgum 2016 zijn gedaan worden aangevuld, danwel worden herhaald.

 

Hierbij merken wij nog op dat de welstandsnota voor het betreffende gebied niet wordt gewijzigd en van toepassing is en blijft.

 

Hoofdstuk 2 Beleidskader

 

Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Het beleidskader zoals dat is omschreven voor het bestemmingsplan Burgum 2016 is ook van toepassing op deze herziening.

 

2.1 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid verwoord in het streekplan Fryslân 2007 is in januari 2013 geëvalueerd. De evaluatie van het provinciaal beleid en de vertaling daarvan in de verordening Romte Fryslân 2014 dienden als uitgangspunt voor het bestemmingsplan Burgum 2016 en gelden ook voor dit bestemmingsplan. Hieronder wordt aangegeven wat in de evaluatie van het provinciaal beleid ten aanzien van het wonen is opgenomen.

 

De provinciale rol in het woonbeleid ligt met name in het maken van afspraken op hoofdlijnen met regio’s en gemeenten over het woningbouwprogramma, naar aantal en kwaliteit. In het streekplan staan hiervoor het ruimtelijk kader en de streefdoelen. Deze rol is een autonome, maar ook onderdeel van de afspraken die tussen het rijk en de provincies (IPO) zijn gemaakt. Het rijk trekt zich terug van de programmering en laat de regionale regie over de woningbouw over aan de provincies.

 

De sturing op de woningbouwverdeling vindt plaats via richtgetallen (paragraaf 2.1.2. streekplan) en via afspraken op regionaal niveau. De afspraken over de woningbouwprogramma’s komen tot stand in een regionaal samenwerkingsproces. Daarin wordt maatwerk toegepast. De afspraken maken deel uit van de met de VFG afgesproken bestuurlijke samenwerkingsagenda. De afspraken worden periodiek herijkt. In 2012 zal op grond van een bredere evaluatie van de afspraken, ontwikkelingen en nieuwe prognoses een herijking plaatsvinden. De Verordening Romte regelt niet zelf de verdelingsprincipes uit het streekplan en bevat geen normen en programmacijfers, maar borgt de gemaakte bestuurlijke afspraken.

 

Regie op kwaliteit heeft vooral betrekking op zuinig ruimtegebruik (binnenstedelijk bouwen), duurzaamheid en herstructurering woningvoorraad en woonomgeving. De daadwerkelijke uitvoering daarvan ligt op lokaal niveau en is een verantwoordelijkheid van gemeenten, woningcorporaties en andere

bouwende partijen. De sturing op woningtypen en woonmilieus doen wij meer

terughoudend. Enerzijds omdat het planologisch instrumentarium daar minder in voorziet. Anderzijds omdat kennis van de lokale markt dichter bij gemeenten en corporaties ligt.

 

De vertaling van het woningbouwprogramma naar kernen en locaties vindt door gemeenten plaats: via woonplannen en/of structuurvisies, binnen het ruimtelijk kader van het streekplan en de Verordening Romte.

 

2.2 Gemeentelijk beleid

 

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in de structuurvisie en in de woonvisie Finster op Romte en Wenjen 2010 - 2020. Hierin is het volgende ten aanzien van het wonen opgenomen.

 

 

Structuurvisie en woonvisie Finster op Romte en Wenjen 2010 - 2020

Doordat de samenstelling van de bevolking waarschijnlijk verandert, wil de gemeente het beleid daarbij aanpassen. Tegelijkertijd blijft de leefbaarheid in de verschillende dorpen een punt dat altijd aandacht moet krijgen. Voor het thema wonen is er al een vertaling van de hoofdlijnen van de structuurvisie gemaakt naar concrete plannen voor de komende jaren. Dit wordt de woonvisie genoemd.

 

Verschillende ontwikkelingen zullen invloed hebben op de bouwplannen. Over bouwplannen moeten dan ook afspraken worden gemaakt met de provincie en in de regio. Burgum krijgt als hoofdplaats van de gemeente mogelijkheden om te groeien. Ook in de andere kernen mag gebouwd worden. In alle dorpen en vooral in de kleinere kernen zal vooral gebouwd worden binnen de bestaande dorpsbebouwing (inbreiding). Waar altijd werd uitgegaan van meer bouwen, zal kwaliteit en maatwerk nu belangrijker worden.

 

Woonplan

In de toelichting van het bestemmingsplan Burgum staat het volgende over het woonplan.

 

De gemeentelijke woonvisie dateert uit 2010 en is destijds voor een periode van 10 jaar (tot 2020) als beleidskader door de gemeenteraad vastgesteld.

Voor Burgum laat de woonvisie in beginsel volop ruimte om zich verder te ontwikkelen. Zowel binnenstedelijk als via uitbreiding. Het beleid is er op gericht dat Burgum als regiokern met een relatief hoog voorzieningenniveau kan profiteren van een veranderende woningmarkt.

 

Ontwikkelingen na 2016

De komende jaren zal moeten blijken in hoeverre het bestaande marktaanbod aansluit bij de feitelijke behoefte. Deze uitkomsten zijn mede bepalend voor zowel de kwantitatieve als ook de kwalitatieve vraag om nieuwbouw, de bijbehorende doelgroepen en niet in de laatste plaats voor de leefbaarheid van de dorpen. Een kwaliteitsslag van de bestaande woningvoorraad lijkt onvermijdelijk om leegstand op langere termijn te voorkomen. Zeker als er gestaag aan de vraag om nieuwbouw wordt voldaan. De gemeenteraad heeft eind 2015 zijn zorgen uitgesproken over het aantal beschikbare goedkope huurwoningen en een motie aangenomen waarbij het college van burgemeester en wethouders is opgedragen om met een plan van aanpak te komen voor minimaal het continueren van het bestaande aanbod. Onderdeel van het Plan van Aanpak is dat er eind 2016 een integraal onderzoek wordt

gedaan naar de (aanpassing van de) bestaande woningvoorraad en – gegeven alle ontwikkelingen - de behoefte aan (nieuwe) woningen en de daarbij behorende doelgroepen. Deze cijfers moeten er uiteindelijk toe bijdragen dat de gemeenteraad in 2017 de woonvisie uit 2010 grondig evalueert en mogelijk zelfs besluit tot een complete herziening daarvan.

 

Op dit moment kan geconstateerd worden dat er nog geen aanpassing van de woonvisie heeft plaatsgevonden. Dit concrete bestemmingsplan voorziet echter in een aanpassing van de bestaande woningvoorraad. Het betreft dus een binnenstedelijke ontwikkeling in het sociale verhuurbestand. Er is sprake van een geringe toename (6 stuks) van het aantal sociale huurwoningen. Hiermee is rekening gehouden bij de lopende woningbouwafspraken. Daarom kan geconcludeerd kan worden dat het plan past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie en het woonplan.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

 

3.1 Ecologie

Ten behoeve van dit herstructureringsproject heeft in 2017 een ecologische quickscan plaatsgevonden waarbij de plannen zijn getoetst aan de vigerende ecologische wet- en regelgeving (Stoker 2017). De conclusie van dit onderzoek was dat de aanwezigheid van jaarrond beschermde nestplaatsen van de Huismus en de Gierzwaluw en verblijfplaatsen van vleermuizen niet op voorhand kon worden uitgesloten.

 

Om deze reden heeft WoonFriesland aan Altenburg & Wymenga gevraagd aanvullend onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nestplaatsen van Huismus en Gierzwaluw en verblijfplaatsen van vleermuizen. In het najaar van 2017 heeft onderzoek plaatsgevonden naar balts- en paarverblijfplaatsen van vleermuizen. In het voorjaar van 2018 is onderzoek uitgevoerd naar de jaarrond beschermde nestplaatsen van Huismus binnen en in de omgeving van het plangebied. In de zomer van 2018 is onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van kraam- of zomerverblijfplaatsen van vleermuizen.

 

De Fûgelwacht Burgum was ook op de hoogte van de beoogde plannen. Deze hebben om deze reden in de zomer van 2017 al een inventarisatie van nestplaatsen van Gierzwaluw uitgevoerd. A&W heeft in de zomer 2018 zelf nog onderzoek uitgevoerd naar de nestplaatsen van de Gierzwaluw. Hierbij is meer geconcentreerd op de directe omgeving van het plangebied. Dit was van belang om vast te stellen hoe groot de kolonie is en of er voldoende alternatief broedgelegenheid is voor de soort. Ook was dit nodig om vast te kunnen stellen waar de compensatie kan worden aangebracht.

 

Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied negen nestplaatsen van de Huismus aanwezig zijn. Daarnaast broedt in het plangebied jaarlijks een kolonie Gierzwaluwen van ongeveer 25 broedpaar. Ook zijn er vier baltsverblijfplaatsen en een zomerverblijfplaats van de Gewone dwergvleermuis aanwezig. Om knelpunten met de Wet natuurbescherming bij de uitvoering van het project tegen te gaan, is een ontheffing ten aanzien van het beschadigen en/of vernielen van de bovenstaande vaste rust- en verblijfplaatsen noodzakelijk. Om deze reden is een ontheffingsaanvraag bij de provincie Fryslân ingediend. De ontheffing is op 26 oktober 2018 verleend (bijlage 1).

 

 

3.2 Archeologie en cultuurhistorie

 

3.2.1 Archeologie

Voor het bestemmingsplan Burgum 2016 is de archeologische situtatie in kaart gebracht. In de toelichting van het voornoemde bestemmingsplan staat hierover het volgende.

 

Binnen het plangebied liggen meerdere locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.

 

Steentijd - bronstijd

Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd-bronstijd staan bijvoorbeeld ca. 20 vuursteenvindplaatsen en plm. 7 dobben vermeld, waarvan gezegd wordt dat, voordat een ingreep plaatsvindt, eerst nader onderzoek vereist is.

 

IJzertijd - middeleeuwen

De kaart ijzertijd-middeleeuwen bevat twee locaties die behoudenswaardig zijn, nl. een klein deel van het centrum van Burgum, waarvan aangenomen wordt dat het de oude kern van het dorp is en een gebied bij de Kruiskerk. Dat gebied maakte deel uit van het voormalige kloosterterrein van het Barraconvent.

 

Voorzover noodzakelijk hebben de beschermenswaardige locaties in het bestemmingsplan Burgum 2016 een passende archeologische dubbelbestemming gekregen. Geen van deze locaties bevindt zich binnen het nu aan de orde zijnde plangebied.

 

3.2.2 Cultuurhistorie

De aanpassingen op de planverbeelding raken geen cultuurhistorische waarden.

 

3.3 Bodem

In het kader van het actualiseren van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Burgum (Burgum 2016) is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodeminformatie met betrekking tot het plangebied. Op basis van de beschikbare bodeminformatie is geconcludeerd dat de algemene bodemkwaliteit op basis van de bodemkwaliteitskaart voldoet aan de bestemming op de locatie. Uit de inventarisatie van de beschikbare bodeminformatie is naar voren gekomen dat binnen het plangebied Burgum diverse locaties aanwezig zijn die verdacht zijn voor de aanwezigheid van bodemverontreiniging op basis van de historische activiteiten en locaties waar reeds een verontreiniging is aangetoond. Tevens zijn een vijftal voormalige stortplaatsen en diverse gedempte watergangen binnen het plangebied Burgum aanwezig. De inventarisatie is als bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan Burgum 2016 opgenomen.

 

Aangezien er op de nu aan de orde zijnde locatie geen wijziging van gebruik heeft plaatsgevonden, zijn bovenomschreven conclusies nog voldoende actueel. Uit bestudering van genoemde bodeminventarisatie (bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan Burgum 2016) blijkt dat er geen aanleiding is om op voorhand een ernstige vorm van verontreiniging te verwachten voor het thans aan de orde zijnde plangebied. Er is dus geen bezwaar tegen de voorgenomen aanpassing van bouwvlakken ten behoeve van de nieuwe woningen. Na de sloop van de bestaande woningen zal overigens nog wel een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd voordat de nieuwe woningen gerealiseerd kunnen worden. Dit zal als voorwaarde in de omgevingsvergunning worden opgenomen.

 

3.4 Water

Op 2 november 2018 is een digitale watertoets doorlopen (bijlage 2). Daaruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is en daarom verwijst het Wetterskip naar de uitgangsnotitie. Op 14 november 2018 heeft het Wetterskip nog een aanvullende mail gestuurd, waarin zij verwijzen naar de uitkomsten van de klimaatstresstesten zoals die binnen de gemeente Tytsjerksteradiel is uitgerold en op de beheerfase van de aan te leggen sloot.

 

Het nu voorliggende plan voorziet in een herinrichting van bestaand woongebied (vervangende nieuwbouw). Voor dit plan zijn daarom met name de volgende aandachtspunten van belang.

 

Regionale en lokale waterkering

Ter plaatse van de Hornstrasingel - Burgemeester Bothenius Lohmanlaan ligt een regionale waterkering. Deze waterkering kent een beschermingszone van 5 meter. Bij de situering van de nieuwe (vervangende) woningen is hier rekening mee gehouden.

 

Toename verharding

Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslân is het onder meer verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond wordt bebouwd of verhard in het stedelijk gebied.

 

Het gebied wordt opnieuw ingericht. Dit leidt tot een toename van verharding met een oppervlakte van circa 2450m². Om deze versnelde hemelwaterafvoer te compenseren zal worden voorzien in de aanleg van een sloot van tenminste 245m² aan de achterzijde van de woningen aan de Burgemeester Steenhuisenlaan (oostzijde). De exacte locatie zal nog nader worden bepaald.

 

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Demping van oppervlaktewater is in het plangebied niet aan de orde.

 

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op de website www.ruimtelijkeadaptatie.nl.

 

Waterwet

Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken is een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. Op de website www.wetterskipfryslan.nl treft men meer informatie aan over de Waterwet. Daar kan men onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden.

 

Stresstest en beheerfase sloot

In reactie op de aanvullende mail d.d. 14 november 2018 kan worden opgemerkt dat in het voortraject juist ook over de wateraspecten uitvoerig overleg is gevoerd met aanvrager en dat hem is geadviseerd hier bij de uitvoering rekening mee te houden. Ten aanzien van de aan te leggen sloot zal op de plankaart en in de voorschriften worden vastgelegd dat deze moet worden aangelegd, moet voorzien in voldoende waterbergend vermogen en dat de sloot vervolgens ook kwalitatief en kwantitatief in stand moet worden gehouden.

 

3.5 Geluid

In de toelichting van bestemmingsplan Burgum 2016 staat hierover het volgende:

 

Grote delen van Burgum zijn aangewezen als 30 km-zone. Voor de wegen binnen deze zone geldt geen geluidzone verkeerslawaai. Voor een aantal wegen binnen het plangebied geldt een 50 km/h regime. Deze wegen liggen binnen de bebouwde kom. Enkele wegen binnen het plangebied liggen (deels) buiten de bebouwde kom. Voor deze wegen geldt of gaat binnenkort een maximum snelheid van 60 km/h gelden. De Van Harinxmaweg blijft -voor zo ver gelegen buiten de bebouwde kom van Burgum- een 80 km/h weg.Voor de wegen met een 50, 60 en 80 km/h regime is de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer berekend. De rapportage is als bijlage 4 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidgevoelige bestemmingen vallen de meeste gebieden binnen de voorkeursgrenswaarde.

 

Ten opzichte van de bovenomschreven situatie hebben er geen significante wijzigingen plaatsgevonden. Er kan dus nog steeds van deze gegevens worden uitgegaan. Het plangebied waarop deze planherziening ziet, valt binnen de voorkeursgrenswaarde. Het geluidsaspect vormt dus geen belemmering voor deze planherziening.

 

3.6 Externe veiligheid

In het bestemmingsplan Burgum 2016 is onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid. Daaruit is gebleken dat zich binnen het plangebied Burgum geen objecten bevinden die in het kader van de externe veiligheid als risicoveroorzaker moeten worden aangemerkt. Ook in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen objecten die een risico vormen voor gevoelige functies in het plangebied.

 

Ten behoeve van het bestemmingsplan Burgum 2016 heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. In dit rapport wordt nader ingegaan op de risicobronnen die van invloed kunnen zijn binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Hierbij is gekeken naar inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaats vinden die onder het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen, transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door buisleidingen. Gebleken is dat er zowel vanuit het Plaatsgevonden Risico als vanuit het Groepsgebonden Risico geen belemmeringen aanwezig zijn ten aanzien van het bestemmingsplan Burgum.

 

De hiervoor genoemde uitgangspunten zijn niet veranderd. Wij achten nader onderzoek naar externe veiligheid voor het nu aan de orde zijnde plangebied dan ook niet nodig.

 

3.7 Luchtkwaliteit

Besluit nibm

Of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen)'. Deze nibm'-projecten' mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit en zonder luchtkwaliteits onderzoek uitgevoerd worden. Projecten zijn nibm als daarmee de 3 procent grens niet wordt overschreden. Dit is gedefinieerd als 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties van fijnstof (PM10) of stikstof dioxide (NO2).

 

Regeling nibm

Het Besluit nibm bevat tevens de grondslag voor een ministeriële regeling waarin categorieën van gevallen worden aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. In die gevallen behoeft geen verdere toets aan de 3 procent grens plaats te vinden. Tot deze categorieën behoren bepaalde landbouwinrichtingen en kantoor- en woningbouwlocaties. Zo worden woningbouwlocaties kleiner dan 1500 nieuwe woningen in geval van één ontsluitingsweg, of bouwlocaties tot 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, met name genoemd. Gelet op de beoogde ontwikkeling, herstructurering van een bestaande woningbouwlocatie, is hier sprake van een project dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Derhalve is een nadere verantwoording van het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de regels

 

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.

 

Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.

 

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het plan is leidend in geval van verschil tussen de digitale - en analoge versie.

 

4.1 Uitgangspunten

 

De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.

 

4.2 Inleidende regels

 

In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

4.3 Bestemmingsregels

 

4.3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.

 

Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de paragraaf hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

 

4.3.2 Bestemmingen

 

- Groen - Groenvoorziening -

 

Deze bestemming is gelegd op de grotere en / of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied.

De bermen en groenstroken langs wegen en sloten die een ondergeschikte functie hebben, zijn veelal onder de bestemmingshoofdgroep 'Verkeer' onder gebracht.

 

- Tuin -

 

Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan de op de gegroeide praktijk. Terwille van een zeker flexibiliteit mag een woning binnen deze bestemming wel uitbreiden met een erker of voorportaal. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod. Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel of iets dergelijks van geringe omvang wordt gebouwd. Daarnaast is het via afwijking mogelijk om een deel van de woning in de Tuinbestemming te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheid zal dan altijd toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de diverse woonbestemmingen om bouwen van de woning buiten het bouwvlak toe te staan.

 

 

- Verkeer - Verblijf -

 

De gronden die deze bestemming hebben zijn met name de openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Groenvoorzieningen (bermen, overhoeken) en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorend bouwwerken. Voor een aantal complexen van garageboxen geldt een specifieke aanduiding.

 

 

- Wonen - Rijenbouw -

 

Binnen de hoofdgroep 'Wonen' wordt in onze gemeente aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld.

 

Voor dit bestemmingsplan volstaat de categorie Rijenbouw. Deze categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd.

 

Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de rijenbouw-bestemming.

 

Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.

 

Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m² mag bedragen.

Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.

 

Om enige flexibiliteit te creëren is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:

- vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter;

- vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m² aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m² (met een maximum van 250 m²).

 

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 1 van de bestemmingsplanregels).

 

Binnen de woonbestemming is de aanleg van woonstraten en paden mogelijk gemaakt. Op deze wijze kan bij een groot deel van de woningen worden voorzien in parkeren op eigen (achter)erf. Voorts wordt op de plankaart en in de planregels door middel van een aanduiding vastgelegd dat zal worden voorzien in de aanleg en het behoud van een sloot ten behoeve van de waterberging.

 

 

 

4.4 Algemene regels

 

-Anti-dubbeltelregel -

Deze regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regelt dat grond niet twee keer mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.

 

- Algemene bouwregels -

Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens is hierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.

 

- Algemene gebruiksregels -

Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd met de diverse bestemmingen zijn. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.

 

- Voorwaardelijke verplichting parkeren-

Dit artikel regelt dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het gemeentelijk beleid zoals dit is vastgelegd in bijlage 2 van het GVVP.

 

 

 

 

 

 

4.5 Overgangs- en slotregels

 

- Overgangsrecht -

Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.

 

- Slotregel -

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

 

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

5.1 Maatschappelijk

Gelet op de aard en omvang van het voorliggende plan en de notitie Inwerkingtreding Verordening Romte Fryslân 2014 is het plan niet in het vooroverleg gebracht.

 

Het plan is tot stand gekomen in overleg met de zittende bewoners. De omgeving is door WoonFriesland geïnformeerd over de herstructureringsplannen.

 

De formele procedure van het bestemmingsplan start met de terinzagelegging van het ontwerpplan, overeenkomstig 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertoe wordt het plan gedurende zes weken ter visie gelegd, waarbij een ieder een zienswijze op het plan kan indienen.

Vanaf 22 november 2018 heeft het ontwerpplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

 

5.2 Economisch

In hoofdstuk 6 van de WRO zijn regels ten behoeve van de grondexploitatie opgenomen. Met de regels voor grondexploitatie heeft de gemeenteraad de regierol op het gebied van grondexploitatie en de mogelijkheden tot maximaal kostenverhaal.

 

Uitgangspunt is dat de gemeenteraad, voor gebieden waarin zich ontwikkelingen gaan voordoen, gehouden is om een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het kostenverhaal voor de gemeente op een andere wijze is verzekerd. Dat is hier het geval. Deze herstructurering betreft namelijk een project dat wordt gerealiseerd door en voor rekening komt van woningbouwcorporatie Woonfriesland. Aan Woonfriesland worden leges in rekening gebracht voor de onderhavige bestemmingsplanherziening en met Woonfriesland wordt een planschadeovereenkomst gesloten. De gemeenteraad zal dan ook gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.