direct naar inhoud van Regels

Burgum 2016

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.01BPXII-vg02
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Regels Bestemmingsplan Burgum 2016

 
Inhoudsopgave

 

Regels Bestemmingsplan Burgum 2016

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf grondgebonden

Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond

Artikel 5 Bedrijf - 1

Artikel 6 Bedrijf - 2

Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen

Artikel 9 Bedrijventerrein - 2

Artikel 10 Bedrijventerrein - 3

Artikel 11 Centrum

Artikel 12 Detailhandel

Artikel 13 Detailhandel - Tuincentrum

Artikel 14 Gemengd

Artikel 15 Groen - Groenvoorzieningen

Artikel 16 Groen - Park

Artikel 17 Horeca - Dag en avondhoreca

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

Artikel 19 Maatschappelijk - Medisch en Zorg

Artikel 20 Maatschappelijk - Onderwijs

Artikel 21 Maatschappelijk - Opvangcentrum

Artikel 22 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie

Artikel 23 Recreatie - Jachthaven

Artikel 24 Sport

Artikel 25 Tuin

Artikel 26 Verkeer - Ontsluitingswegen

Artikel 27 Verkeer - Verblijf

Artikel 28 Water

Artikel 29 Wonen - Bouwstroken

Artikel 30 Wonen - Rijenbouw 1

Artikel 31 Wonen - Rijenbouw 2

Artikel 32 Wonen - Twee onder één kap 1

Artikel 33 Wonen - Twee onder één kap 2

Artikel 34 Wonen - Vrijstaande woningen 1

Artikel 35 Wonen - Vrijstaande woningen 2

Artikel 36 Wonen - Vrijstaande woningen 3

Artikel 37 Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen

Artikel 38 Wonen - Woongebouw

Artikel 39 Wonen - Woonwagens

Artikel 40 Leiding - Gas

Artikel 41 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 42 Leiding - Water

Artikel 43 Waarde - Archeologie

Artikel 45 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Artikel 44 Waarde - Woudenlandschap

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 46 Anti-dubbeltelregel

Artikel 47 Algemene bouwregels

Artikel 48 Algemene gebruiksregels

Artikel 49 Algemene aanduidingsregels

Artikel 50 Algemene afwijkingsregels

Artikel 51 Algemene wijzigingsregels

Artikel 52 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 53 Overgangsrecht

Artikel 54 Slotregel

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan Burgum 2016 NL.IMRO.0737.01BPXII van de gemeente Tytsjerksteradiel;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aanleggelegenheid

het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoopeld aan de wal direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het niet langer dan drie dagen aaneen aanleggen met recreatievaartuigen;

 

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

 

1.7 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;

 

1.8 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

 

1.9 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

 

1.10 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.12 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.14 bedrijfskantine

zie: restauratieve voorziening;

 

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

 

1.16 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

 

1.17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

1.18 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

  1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

  2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

  3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

 

1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.20 bestaand

  1. bij bouwwerken:

  1. bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  1. bij het overige gebruik:

  1. het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

 

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.24 bijzondere paardenhouderij

zie gebruiksgerichte paardenhouderij;

 

1.25 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

 

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.32 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.33 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

1.34 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

 

1.35 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

 

1.36 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

 

1.37 dagbesteding

een voorziening voor het opvangen, niet zijnde het huisvesten, van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of (geestelijk) gehandicapten, waarbij diverse aan de dagbesteding gerelateerde activiteiten mogelijk zijn, zoals het houden en verzorgen van dieren, het kweken/telen van gewassen en de kleinschalige productie/reparatie van goederen en daaraan gelieerde productiegebonden detailhandel en lichte horeca;

 

1.38 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

 

1.40 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

 

1.41 dobbe

zie: poel;

 

1.42 drinkpoel

een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;

 

1.43 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

 

1.44 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

 

1.45 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

1.46 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

 

1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.48 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

 

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.50 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij, waaronder een manege, die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;

 

1.51 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

 

1.52 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

 

1.53 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven

de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een militaire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

 

1.54 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

 

1.55 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

 

1.56 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

 

1.57 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

 

1.58 grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchthaven

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit militaire luchthavens;

 

1.59 groepsaccommodatie

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;

 

1.60 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

 

1.61 half open landschap

Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;

  2. afwisseling van water, land en drassige percelen;

  3. verspreid voorkomende petgaten en legakkers;

  4. vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;

  5. vage of verdwenen ontginningsrichting;

  6. verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;

 

1.62 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

 

1.63 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

 

1.64 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

 

1.65 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.66 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.67 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

1.68 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

 

1.69 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

1.70 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

 

1.71 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

 

1.72 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;

 

1.73 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

 

1.74 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

 

1.75 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

 

1.76 houtwal

zie dykswâl;

 

1.77 intensieve veehouderij

zie niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

 

1.78 jachthaven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het ligplaats innemen van recreatievaartuigen;

 

1.79 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.80 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

 

1.81 kampwinkel

een winkel ten behoeve van de gebruikers van een kampeerterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;

 

1.82 kantoor

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

 

1.83 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

 

1.84 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

 

1.85 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.86 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

1.87 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

1.88 landschappelijk inpassingsplan

een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;

  3. het bebouwingspatroon;

  4. een goede infrastructurele ontsluiting;

  5. de milieuhygiënische situatie;

  6. de lichtuitstoot;

  7. de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.

  8. Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

 

1.89 landschappelijk inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;

  3. de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;

  4. het bebouwingspatroon;

  5. een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

 

1.90 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

 

1.91 lichte horeca

de horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie , waarbij de oppervlakte beperkt wordt en er uitsluitend niet- alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt, zoals bijv. een theetuin

 

1.92 ligplaats

het gebruik van gronden voor het langer dan drie dagen aaneen aanleggen met een vaartuig. Op het korter aanleggen met een recreatief vaartuig is de APV van toepassing

 

1.93 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

 

1.94 manege

een voorziening met een publieksgericht karakter, waar, al dan niet bedrijfsmatig, gelegenheid wordt geboden voor het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;

 

1.95 medische voorziening

voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek, dierenkliniek;

 

1.96 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

 

1.97 milieuafstand

de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;

 

1.98 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

 

1.99 molen

een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;

 

1.100 molenbiotoop

de ruimte rondom een molen, die vrij wordt gehouden ten behoeve van een goede windvang en daarnaast de belevingswaarde van de molen in het landschap in stand houdt;

 

1.101 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

 

1.102 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

 

1.103 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

 

1.104 ondergeschikte horeca

Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

 

1.105 open landschap

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. grootschalig open (weide)landschap;

  2. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  4. verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (voormalige eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;

  5. relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

  6. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

 

Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

 

1.106 klei op veen landschap

het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. zeer grootschalig open (weide)landschap

  2. regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;

  3. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

  4. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  5. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  6. kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;

  7. grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;

  8. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;

 

1.107 meren- en kanalenlandschap

  1. het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  2. meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;

  3. grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;

  4. opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;

  5. perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;

  6. incidenteel voorkomende bebouwing;

 

1.108 veenweidelandschap

het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. grootschalig open (weide)landschap;

  2. hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;

  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  4. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  5. enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;

  6. verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;

  7. relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

  8. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

 

1.109 openbare nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie;

 

1.110 opvangcentrum

plaats waar van elders komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;

 

1.111 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.112 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

 

1.113 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

 

1.114 paramedische voorziening

voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;

 

1.115 parkeergelegenheid

het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;

 

1.116 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

 

1.117 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

 

1.118 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen, die vanwege de aard en/of de omvang van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;

 

1.119 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;

 

1.120 pingoruïne

overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;

 

1.121 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;

 

1.122 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

 

1.123 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

1.124 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

 

1.125 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

 

1.126 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

 

1.127 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

1.128 recreatievaartuig

een object, niet zijnde een (recreatie)woonschip of drijvend boothuis of daarmee gelijk te stellen voorziening, dat bedoeld is voor het vervoer over water ten behoeve van recreatief gebruik;

 

1.129 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

 

1.130 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

 

1.131 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners/gebruikers en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;

 

1.132 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

 

1.133 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

1.134 schiphuis

een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

 

1.135 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.136 slijterij

een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;

 

1.137 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

 

1.138 sociaal-medische voorziening

voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;

 

1.139 sportkantine

een voorziening ten dienste van een sportvereniging en/of -instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de leden, supporters en bezoekers van de sportvereniging en/of aan de reguliere gebruikers van die sportinstelling;

 

1.140 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;

 

1.141 stallinggelegenheid

het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;

 

1.142 steiger

het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal, direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het innemen van een ligplaats met recreatievaartuigen dan wel (recreatie)woonschepen;

 

1.143 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

 

1.144 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

het bieden van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);

 

1.145 tuincentrum

een bedrijf waarbinnen detailhandel in tuininrichtings- en daarmee verwante artikelen zoals genoemd in bijlage 3, bomen, heesters en andere siergewassen plaatsvindt en/of waar bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt;

 

1.146 tuininrichtingsartikelen

specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3;

 

1.147 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

 

1.148 verkavelingsstructuur

de manier waarop cultuurgrond in stukken (kavels) is verdeeld en wordt mede bepaald door het slotenpatroon en de houtsingels. Er is sprake van wijziging van de structuur als houtsingels geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en al dan niet in samenhang daarmee watergangen langs houtsingels worden gedempt, verbreed, verdiept of aangelegd;

 

1.149 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

 

1.150 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

 

1.151 verplaatsbaar bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.152 voetprint van de hoofdmassa

de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte

 

1.153 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

 

1.154 volumineuze goederen

goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

 

1.155 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

 

1.156 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

 

1.157 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

 

1.158 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.159 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

 

1.160 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

 

1.161 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

 

1.162 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

 

1.163 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

 

1.164 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

1.165 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

 

1.166 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

 

1.167 woonwagen

een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

 

1.168 woudenlandschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;

  2. de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);

  3. opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;

  4. plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;

  5. veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;

  6. met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);

  7. verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.

 

Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

 

1.168.1 dykswâlenlandschap met blokverkaveling

 

het dykswâlenlandschap (houtwallen) met blokverkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. onregelmatige blokverkaveling;

  2. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,8 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 5,2 ha;

  3. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

  4. de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;

  5. de aanwezigheid van onverharde paden;

 

1.168.2 dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling

het dykswâlenlandschap (houtwallen) met opstrekkende verkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. sterk opstrekkende verkaveling;

  2. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 3,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,7 ha;

  3. relatief smalle percelen;

  4. de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;

  5. bebouwing is voornamelijk geconcentreerd in de bebouwingslinten;

  6. verspreid voorkomende pingoruïnes;

 

1.168.3 Friese essenlandschap

het Friese essenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. onregelmatige blokverkaveling of opstrekkende verkaveling;

  2. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 1,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,0 ha

  3. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

  4. relatief kleine percelen;

  5. de aanwezigheid van dykswâlen (houtwallen), houtsingels of hagen op de perceelscheidingen;

  6. de aanwezigheid van onverharde paden;

  7. langs vrijwel alle wegen en paden beplanting;

  8. verspreid voorkomende bebouwing aan wegen en paden over of aan de randen van de es;

1.168.4 hoogveen met wijkenlandschap

het hoogveen met wijkenlandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke

waarden:

  1. onregelmatig patroon van wijken en sloten;

  2. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,6 ha;

  3. opstrekkende verkaveling;

  4. herkenbare grenzen tussen ontginningsblokken;

  5. de aanwezigheid van houtsingels langs wijken en sloten;

  6. verspreid voorkomende bebouwing;

 

1.168.5 jonge heideontginningslandschap

het jonge heideontginninglandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. onregelmatige blokverkaveling;

  2. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,1 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,2 ha

  3. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

  4. relatief kleine percelen;

  5. de aanwezigheid van een informeel padensysteem, bestaande uit verharde, halfverharde en onverharde paden;

  6. verspreid voorkomende bosjes;

  7. relatief veel, verspreid voorkomende, vaak kleinschalige bebouwing;

 

1.168.6 singellandschap

het singellandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. veelal opstrekkende verkaveling;

  2. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,1 ha;

  3. herkenbare cultuurhistorische grenzen tussen gebieden met verschillende kavelrichting;

  4. op perceelsgrenzen meestal houtsingels, incidenteel dykswâlen (houtwallen);

  5. verspreid voorkomende pingoruïnes;

  6. verspreid voorkomende dobben, poelen;

  7. bebouwing voornamelijk gelegen langs wegen in de vorm van lintbebouwing;

  8. verspreid voorkomende landgoederen en bebossing;

 

1.169 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden;

 

1.170 zorginstelling

een accommodatie met bijbehorende (zorg)voorzieningen voor het huisvesten van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en daadwerkelijke verzorging behoeven en deze zorg ook daadwerkelijk afnemen, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).

 

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapelen;

 

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

 

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

 

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

 

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

 

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

 

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf grondgebonden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van

  1. een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf (al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer), met inbegrip van kassen en torensilo’s, al dan niet in combinatie met:

  1. een niet-agrarisch bedrijf als neventak in de vorm van een zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – zorgfunctie”, mits de bedrijfs-vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het bouwvlak;

  2. een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – pension”, mits de bedrijfs-vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het bouwvlak;

  3. een kampeerterrein, voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans of chalets, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot 1 november, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

  1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m² ;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 3.1 genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen;

  1. het aantal torensilo’s zal ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;

  2. de bouwhoogte van een torensilo zal ten hoogste 15 m bedragen;

  3. de oppervlakte van een torensilo zal ten hoogste 80 m² bedragen;

  4. de goothoogte van een kas zal ten hoogste 4 m bedragen;

  5. de bouwhoogte van een kas zal ten hoogste 7 m bedragen;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van kassen zal ten hoogste 1.000 m² bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 3.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 3.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

 

3.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;

  2. lid 3.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de goothoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

  3. lid 3.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;

  4. lid 3.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een torensilo de bouwhoogte ten hoogste 30 m zal bedragen;

  5. lid 3.2.2 onder B. en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:

  1. de oppervlakte van een bouwwerk, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.

 

3.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 3.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag in de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor het stallen, huisvesten of anderszins onderbrengen van vee;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van biomassavergisting;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zorgfunctie";

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - pension”;

  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 3.1 genoemde detailhandelsfunctie²;

  8. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein;

  9. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

 

3.5 Afwijking van specifieke gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.4 onder G. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

  2. en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Functieverruiming / -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding "bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de realisering van een 2e bedrijfswoning;

  2. de noodzaak van een 2e bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering voor een langere periode wordt aangetoond;

  3. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  1. de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is;

 

3.6.2 Functieverbreding bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - {...}” ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:

  1. de niet agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf bedragen;

  2. de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen het bouwperceel;

  3. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;

  4. de niet agrarische bedrijfsactiviteiten:

  1. overeenkomen met die van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

  2. betrekking hebben op zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven) met dien verstande dat:

  1. woonzorgeenheden uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mogen worden gerealiseerd;

  2. binnen de invloedsgebieden van risicovolle functies het aspect externe veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;

  1. betrekking hebben op toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven), met dien verstande, dat

  1. recreatiewoningen uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mogen worden gerealiseerd;

  2. het aantal recreatiewoningen ten hoogste 15 bedraagt;

  3. een pension uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mag worden gerealiseerd;

  4. trekkershutten op het bouwperceel, aansluitend op bestaande bebouwing worden gebouwd;

  5. het aantal trekkershutten ten hoogste 10 bedraagt;

  6. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20m² zal bedragen;

  7. de hoogte van een trekkershut ten hoogste 4 m zal bedragen;

  1. het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

  1. de aanduiding "kampeerterrein" wordt aangebracht, mits:

  1. het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente niet groter zal zijn dan 25;

  2. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden geplaatst;

  3. het kamperen niet gedurende de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;

  4. sanitare voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;

  5. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

  6. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap (afhankellijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende streekeigen beplanting;

  7. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen.

 

3.6.3 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - Vrijstaande woningen 1', 'Wonen - Vrijstaande woningen 2', 'Wonen - Vrijstaande woningen 3, 'Wonen - Vrijstaande woningen 4', ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, ten behoeve van de functieverandering van agrarische bedrijfsbebouwing en het daarbij behorende bouwperceel, mits:

  1. ter plaatse geen agrarische bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend;

  2. de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing;

  3. ten hoogste 1 woning is toegestaan;

  4. het bouwvlak van de onder 3. bedoelde woning wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het agrarisch bedrijf;

  5. erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;

  6. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

  1. de uitoefening van de betreffende bedrijfsfunctie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

  2. erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;

  3. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;

  4. de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

  5. het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch en Zorg’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, en/of ‘Maatschappelijk – Sociaal-cultureel en Religie’, mits:

  1. de uitoefening van de betreffende bedrijfsfunctie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

  2. erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;

  3. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;

  4. de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

  5. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  6. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is.

 

3.6.4 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de lid 3.6 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;

  2. bouwwerken met dak ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;

  3. bouwwerken met dak ten behoeve van (semi) agrarische en daarmee te vergelijken hobbyactiviteiten;

  4. volkstuinen en bouwwerken met dak ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

  5. een ijsbaan en bouwwerken met dak ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;

  6. een kampeerterrein en bouwwerken met dak ten behoeve van een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans of chalets, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot 1 november;

  7. sloten, bermen en beplanting;

  8. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

  9. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding “natuurzone - EHS”;

  10. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid";

  11. het tegengaan van te hoge bebouwing en beplanting, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. paden en kavelontsluitingswegen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water;

  5. het recreatief medegebruik;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, waaronder kunstwerken.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bouwwerken met dak t.b.v. een agrarisch bedrijf en t.b.v. (semi)agrarische hobbyactiviteiten

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder B. en C. genoemde bouwwerken met dak gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerk met dak zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een bouwwerk met dak ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een bouwwerk met dak ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

 

4.2.2 Bouwwerken met dak t.b.v. volkstuinen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder D. genoemde bouwwerken met dak ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerk met dak zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

  2. de oppervlakte van een bouwwerk met dak zal ten hoogste 3 m² bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk met dak zal ten hoogste 2,5 m bedragen;

  4. de afstand tussen de bouwwerken met dak zal ten minste 2 m bedragen;

  5. het aantal bouwwerken met dak zal ten hoogste 1 per volkstuin bedragen.

 

4.2.3 Bouwwerken met dak t.b.v. een ijsbaan

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder E. genoemde bouwwerken met dak ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerken met dak zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;

  2. het aantal bouwwerken met dak per ijsbaan zal ten hoogste 1 bedragen;

  3. de oppervlakte van een bouwwerk met dak zal ten hoogste 25 m² bedragen;

  4. de bouwhoogte van een bouwwerk met dak zal ten hoogste 4 m bedragen.

 

4.2.4 Bouwwerken met dak t.b.v. een kampeerterrein

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder F. genoemde bouwwerken met dak ten behoeve van een kampeerterrein gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerk met dak zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein”;

  2. het aantal bouwwerken met dak per kampeerterrein zal ten hoogste 2 bedragen;

  3. de oppervlakte van een bouwwerk met dak zal ten hoogste 25 m² bedragen;

  4. de bouwhoogte van een bouwwerk met dak zal ten hoogste 4 m bedragen.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder S. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.3 onder A. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:

  1. opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of

  2. de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;

  3. de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;

  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;

  4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;

  5. het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;

  6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.

 

4.5.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

4.5.3 Criterium

De in lid 4.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Agrarisch – Grondgebonden bedrijf’ en/of ‘Agrarisch - Bedrijf intensieve veehouderij’, mits:

  1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond;

  2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

  3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

  4. bij vergroting van het bouwperceel de noodzaak daarvan is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het agrarisch bedrijf, als bedoeld onder a. 3., voor minimaal 3 jaar is aangegeven;

  5. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen ten hoogste:

  1. 1,5 hectare per grondgebonden of niet-grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf circa 1 hectare groot is;

  2. 2 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder A. 1. genoemde bedrijf circa 1, 5 hectare groot is;

  3. 3 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder A. 1. genoemde bedrijf meer dan 1,5 ha groot is en mits er sprake is van een grondgebonden melkveehouderijbedrijf;

  1. het nieuwe bouwperceel aansluitend op of in de onmiddellijke nabijheid van het bestaande bouwperceel van het onder A. 1. genoemde agrarische bedrijf wordt gesitueerd;

  2. de landschappelijke inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ ten behoeve van de verplaatsing van een bestaand grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:

  1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond;

  2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

  3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

  4. de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 2 hectare per agrarisch bedrijf zal bedragen;

  5. de verplaatsing van het bedrijf noodzakelijk is omdat het bedrijf op de bestaande vestigingslocatie niet kan worden voortgezet als gevolg van:

  1. de uitvoering van een landinrichtingsproject;

  2. de realisering van een dorpsuitbreiding, een bedrijventerrein of een daarmee te vergelijken ontwikkeling van enige omvang;

  3. de realisering van een infrastructurele voorziening, zoals een weg, een vaarweg, een hoogspanningsleiding of buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen of een daarmee te vergelijken voorziening;

  1. de landschappelijke inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan

  2. de functie van het bestaande grondgebonden agrarisch bedrijf tegelijkertijd wordt gewijzigd in een andere bestemming dan 'Agrarisch bedrijf - grondgebonden';

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf', 'Bedrijf 2' of 'Bedrijf 3', mits:

  1. er sprake is van een bestaand volwaardig dienstverlenend bedrijf of niet-agrarisch bedrijf, categorie 2 of 3;

  2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in dat bedrijf;

  3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

  4. bij vergroting van het bouwperceel de noodzaak daarvan is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het bedrijf, als bedoeld onder C. 3., voor minimaal 3 jaar is aangegeven;

  5. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen ten hoogste 150 % van de oppervlakte van het bestaande bouwperceel van het onder C.1 genoemde bedrijf zal bedragen;

  6. het nieuwe bouwperceel aansluitend op het bestaande bouwperceel van het onder C. 1. genoemde bedrijf wordt gesitueerd;

  7. de landschappelijke, milieuhygiënische en verkeerskundige inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Natuur’, mits:

  1. de wijziging passend is binnen het rijks- en provinciale beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;

  2. de wijziging betrekking heeft op gronden die:

  1. nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden, en/of;

  2. liggen in het traject van een ecologische verbindingszone, of

  3. particulier worden beheerd en waarvan de natuurfunctie duurzaam is geregeld;

  1. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerrein, zoals onder meer opgenomen in de Structuurvisie "Finster op romte" en de Woonvisie "Finster op wenjen";

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, mits:

  1. een afstand van ten minste 15 m tot naastgelegen agrarische productiegronden in acht wordt genomen, indien langs de betreffende rand geen houtsingels aanwezig zijn;

  2. indien het een wijziging in het open landschap betreft:

  1. de oppervlakte van het voor 'Bos' te bestemmen gebied ten hoogste 1 ha zal bedragen;

  2. ruime afstand zal worden gehouden ten opzichte van de voor weidevogels geschikte gebieden;

 

4.6.2 Functieverbreding

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

  1. er sprake is van een bestaand kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf, waarop wordt aangesloten;

  2. deze wijzigingsbevoegdheid in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid genoemd in de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’, lid 3.6.2 onder B., wordt toegepast;

  3. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden geplaatst;

  4. het kamperen uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot 1 november zal plaatsvinden;

  5. het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische bedrijven zal plaatsvinden;

  6. sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;

  7. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

  8. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende streekeigen erfbeplanting;

  9. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;

  1. de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is.

  2. de aanduiding “ijsbaan” wordt aangebracht;

  3. de aanduiding “ijsbaan” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen ijsbaan meer aanwezig is;

  4. de aanduiding “volkstuin” wordt aangebracht;

  5. de aanduiding “volkstuin” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen volkstuinen meer aanwezig zijn.

 

4.6.3 Verruiming van de bestaande functie

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond (reële agrarische bedrijfsvoering);

  2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

  3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

  4. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat de vergroting van het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;

  1. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

  1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond (reële agrarische bedrijfsvoering);

  2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

  3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

  4. de oppervlakte ten hoogste 100 m² zal bedragen;

  5. een afstand van ten minste 100 m tot het agrarisch bouwperceel wordt aangehouden;

  1. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.

 

4.6.4 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 4.6.1, 4.6.2 en 4.6.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:

  1. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  3. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de parkeersituatie;

  10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 5 Bedrijf - 1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  2. een wellnesscentrum, ter plaatse van de aanduiding “wellness”;

  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  4. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. bedrijfskantine;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 5.2.1 onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 5.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

5.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een niet-inpandige bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;

  2. lid 5.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

5.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.3 onder A. bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  1. Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.3 onder B. bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de criteria zoals genoemd onder 5.3.1. onder A. en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de ontsluitingssituatie;

  3. de parkeersituatie.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 5.3 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat

  1. de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

 

5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.4 onder D. sub 1. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

  1. lid 5.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

 

5.5.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.5 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.6.1 Functieverruiming/ - beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  2. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits de bestaande oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 15% kan worden vergroot.

  3. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

  2. de aanduiding “wellness” wordt verwijderd, mits:

  1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

 

5.6.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch en Zorg’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, en/of ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’, mits:

  1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  2. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen - Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen – Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

 

5.6.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.6 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 6 Bedrijf - 2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en 2, met uitzondering vangeluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. bedrijfskantine;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 6.1 genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 6.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 6.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

6.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

  1. Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een niet-inpandige bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;

  2. lid 6.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

6.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 6.3 onder A. bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  1. Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 6.3 onder B. bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de criteria zoals genoemd onder 6.3.1. onder A. en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de ontsluitingssituatie;

  3. de parkeersituatie.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 6.1 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

 

6.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.4 onder D. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

  1. lid 6.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

 

6.5.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 6.5 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.6.1 Functieverruiming/ - beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  2. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits de bestaande oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 15% kan worden vergroot.

  3. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.

 

6.6.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Medisch en Zorg’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, en/of ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’, mits:

  1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  2. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Vrisjtaande woningen boerderijtypen’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen - Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

 

6.6.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.6 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bouwwerken met een dak voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, bouwwerken met een dak voor de gasvoorziening, bouwwerken met een dak voor de waterhuishouding, zoals gemalen en watermolens, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een dak;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. wegen, straten en paden;

  4. water;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Bouwwerken met een dak

Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder A. genoemde bouwwerken met een dak gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerk met een dak zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van een bouwwerk met een dak zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder G. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

  2. een dak of overkapping is niet toegestaan.

 

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.3.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming(en) ‘Groen – Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’ of ‘Verkeer - Verblijf’.

 

7.3.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bouwwerken met en dak ten behoeve van:

  1. een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG;

  2. detailhandel in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen, mits de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;

  3. een kapsalon/schoonheidssalon, ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";

  4. een autowasserij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autowasserij";

  5. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. wegen, straten en paden;

  4. water;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Bouwwerken met een dak

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder A. genoemde bouwwerken met een dak gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerk met een dak zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een bouwwerk met een dak ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een bouwwerk met een dak ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder H. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. een dak of overkapping is niet toegestaan.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 8.1 onder A. genoemde bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan de in lid 8.1 onder A. sub 2. genoemde detailhandelsfuncties;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in lid 8.1 onder A. ;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van LPG;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken als vulpunt van LPG;

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken als afleverzuil LPG;

  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.4.1 Functieverruiming / -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

8.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 8.4 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 9 Bedrijventerrein - 2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  2. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer";

  3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  4. een autosloperij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autosloperij";

  5. een autoreparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf";

  6. opslag van gedemonteerde en gesorteerde metalen en auto-onderdelen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslag metalen en auto-onderdelen";

  7. een verkooppunt van motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstoffen";

  8. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ruimte voor beroeps of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;

  2. bedrijfskantine;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

  9. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte voor de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maxium van 25 m2;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de winning van zonne-energie.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder A. sub 1 t/m 3 genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

  3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke aanduiding - bebouwingsvrije zone" mogen geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

 

9.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder A. sub 4. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  2. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 9.2.1 van overeenkomstige toepassing;

  3. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;

  1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke aanduiding - bebouwingsvrije zone" mag geen bedrijfswoning worden gebouwd.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 9.2.2 onder C. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

9.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 9.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 9.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van perifere detailhandel, tenzij de gronden zijn aangeduid als "detailhandel perifeer";

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het ziet op productiegebonden detailhandel, zoals omschreven onder lid 9.1 onder J.;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, tenzij de gronden zijn aangeduid als "verkooppunt van motorbrandstoffen".

 

9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 9.4 onder E. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

  1. lid 9.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

 

9.5.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 9.5 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.6.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding "detailhandel perifeer" wordt aangebracht, mits:

  1. de detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande winkelcentrum van Burgum;

  2. de detailhandel wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluit bij aard en schaal van Burgum.

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

  2. de aanduiding "detailhandel perifeer" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

  3. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  4. de aanduiding "specifieke aanduiding - bebouwingsvrije zone" wordt verwijderd, mits:

  1. deze in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid van artikel 21.4.1 onder A. wordt toegepast, en

  2. de ligging van het bouwvlak van het opvangcentrum op minimaal 30 meter afstand over de gehele lengte van de westelijke grens van het bestemmingsvlak van de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein - 2' komt te liggen.

 

9.6.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 10 Bedrijventerrein - 3

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  2. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer"

  3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  4. kantoren, ter plaatse van de aanduiding "kantoren";

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ruimte voor beroeps of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;

  2. bedrijfskantine;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

  9. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte voor de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maxium van 25 m2;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de winning van zonne-energie.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder A. sub 1. 2. en 4. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

 

10.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder A. sub 3. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  2. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 10.2.1 van overeenkomstige toepassing;

  3. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 10.2.2 onder C. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

10.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 10.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 10.1 onder a. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van perifere detailhandel, tenzij de gronden zijn aangeduid als "detailhandel perifeer";

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het ziet op productiegebonden detailhandel, zoals omschreven onder lid 10.1 onder J.;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

 

10.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 10.4 onder E. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

  1. lid 10.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruik ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, 2 en 3 mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

 

10.5.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 10.5 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.6.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding "detailhandel perifeer" wordt aangebracht, mits:

  1. de detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande winkelcentrum van Burgum;

  2. de detailhandel wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluit bij aard en schaal van Burgum.

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

  2. de aanduiding "detailhandel perifeer" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

  3. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

 

10.6.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 10.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 11 Centrum

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. detailhandel, waarbij de verkoopvloeroppervlak voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet meer bedraagt dan 250 m²;

  2. detailhandel in voedings- en genotsmiddelen waarbij de verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 1200 m², ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen”, tenzij de bestaande verkoopvloeroppervlak meer bedraagt, in welk geval de verkoopvloeroppervlak voor detailhandel in voedings- en genotsmiddelen ten hoogste de bestaande verkoopvloeroppervlak mag bedragen;

  3. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen;

  3. inrichtingen voor het opslaan of bewerken van vuurwerk;

  1. dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling;

  2. medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;

  3. educatieve en informatieve voorzieningen;

  4. sociaal-culturele voorzieningen;

  5. levensbeschouwelijke voorzieningen;

  6. horecabedrijven categorie 1 en 2;

  7. horecabedrijven categorie 3, ter plaats van de aanduiding "horeca van categorie 3";

  8. het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend individueel aaneen worden gebouwd;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 7 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  4. de hoofdgebouwen zullen over een afstand van ten minste 80% in de voorbouwgrens worden gebouwd;

  5. de dakhelling van een hoofdgebouw zal, binnen een afstand van 10 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten minste 30° en ten hoogste 80° bedragen

  6. de goothoogte en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen.

 

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder A. genoemde bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen.

 

11.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen, zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 11.2.2 onder c. en toestaan dat in geval een “hiem” groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

 

11.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 11.3 bedoelde mogelijkheid tot afwijking van de bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de verkeersveiligheid;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de parkeersituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel in voedings- en genotmiddelen met een groter vloeroppervlak dan 250 m2, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen" in welk geval de verkoopvloeroppervlak ten hoogste 1200 m2 mag bedragen, tenzij de bestaande verkoopvloeroppervlak meer bedraagt, in welk geval de verkoopvloeroppervlak voor detailhandel in voedings- en genotsmiddelen ten hoogste de bestaande verkoopvloeroppervlak mag bedragen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijven categorie 1 en 2;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven categorie 3, tenzij de gronden zijn aangeduid als "horeca van categorie 3";

  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft.

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 11.1 sub A. onder 2. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlak voor de detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel – voedings- en genotsmiddelen”, wordt vergroot, mits:

  1. dit niet meer bedraagt dan 1500 m²;

  1. lid 11.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd op bijlage 1 onder categorie 1 en 2, mits

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

 

11.5.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in 11.5 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.6.1 Functieverruiming/ - beperking bestaande functie(s) Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte aansluit bij de goot- en/of bouwhoogte van de aangrenzende bebouwing;

  1. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  1. de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen” wordt verwijderd, indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing;

  2. de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel – voedings- en genotmiddelen” voor bestaande detailhandel in voedings- en genotmiddelen wordt vergroot, zodat ter plaatse het vloeroppervlak voor deze detailhandel hoogstens 1500 m² bedraagt.

 

11.6.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’ en ‘Verkeer - verblijf’.

 

11.6.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 11.6 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 12 Detailhandel

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. detailhandel, waarbij de verkoopvloeroppervlak voor detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet meer bedraagt dan 250 m2;

  2. detailhandel in voedings- en genotmiddelen waarbij de verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 1200 m2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen", tenzij de bestaande verkoopvloeroppervlak meer bedraagt, in welk geval de verkoopvloeroppervlak voor detailhandel in voedings- en genotsmiddelen ten hoogste de bestaande verkoopvloeroppervlak mag bedragen;

  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 12.1 genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande, dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 12.2.1. onder A. sub 2. mogen bestaande hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 12.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande bouwwerk.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 12.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

12.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 12.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 12.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan detailhandel en anders dan de in lid 12.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel in voedings- en genotmiddelen met een groter vloeroppervlak dan 250 m2, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen" in welk geval de verkoopvloeroppervlak ten hoogste 1200 m2 mag bedragen, tenzij de bestaande verkoopvloeroppervlak meer bedraagt, in welk geval de verkoopvloeroppervlak voor detailhandel in voedings- en genotsmiddelen ten hoogste de bestaande verkoopvloeroppervlak mag bedragen;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;

  6. het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.

 

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 12.1 sub A. onder 2. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlak voor de detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel – voedings- en genotsmiddelen”, wordt vergroot, mits:

  1. dit niet meer bedraagt dan 1500 m².

 

12.5.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in 12.5 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

12.6.1 Functieverruiming / -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

  2. de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen” wordt verwijderd, indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing;

  3. de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel – voedings- en genotmiddelen” voor bestaande detailhandel in voedings- en genotmiddelen wordt vergroot, zodat ter plaatse het vloeroppervlak voor deze detailhandel hoogstens 1500 m² bedraagt.

 

12.6.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen - Rijenbouw 1’ en/of ‘Wonen – Rijenbouw 2’ alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. ter plaatse geen detailhandelsbedrijf meer wordt uitgeoefend;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  4. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

12.6.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 12.6 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 13 Detailhandel - Tuincentrum

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel – Tuincentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van;

  1. een tuincentrum, waaronder kassen;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsactiviteit niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;

  2. restauratieve voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 13.2.1. onder A. sub 2. mogen bestaande hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 13.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk.

 

13.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 13.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

13.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 13.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 13.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zij aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 13.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis en anders dan een tuincentrum;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in tuininrichtingsartikelen, zoals genoemd in bijlage 3.

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

13.5.1 Functieverruiming/ - beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  4. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  5. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  6. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.

 

13.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen - Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

 

13.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 13.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 14 Gemengd

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. dienstverlenende bedrijven en/of (openbare) dienstverlenende instellingen;

  2. medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;

  3. educatieve en informatieve voorzieningen;

  4. sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en kinderopvang;

  5. sport en sportieve recreatie;

  6. horecabedrijven tot en met categorie 2, voor zover het de eerste bouwlaag betreft, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie 2”;

  7. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

  8. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, ter plaatse van de aanduiding "wonen";

  9. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps-of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;

  2. restauratieve voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 14.2.1. onder A. sub 2. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 14.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 14.2.1. onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als "wonen";

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan die welke zijn genoemd in lid 14.1 onder A, 1. tot en met 7.;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “horeca tot en met categorie 2”;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als "detailhandel".

 

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.5.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.

 

14.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 14.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 15 Groen - Groenvoorzieningen

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Groenvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, die uitsluitend een aarden wal van minstens 2 meter hoog kan zijn indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van groen - aarden wal";

  2. speelvoorzieningen;

  3. bermen en beplanting;

  4. paden;

  5. water;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding “natuurwaarden”;

  2. het recreatief medegebruik;

  3. semi agrarisch medegebruik;

  4. paden en wegen;

  5. tuinen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstobjecten.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder N. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, palen, kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 10 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;

  3. een dak of overkapping is niet toegestaan.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding "natuurwaarden":

  1. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van beplanting;

  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het graven of geheel of gedeeltelijk dempen van waterlopen en/of waterpartijen.

  1. ter plaatse van de aanduiding "aarden wal":

  1. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aarden wal waardoor deze lager dan 2 meter wordt.

 

15.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 15.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

15.3.3 Criterium

  1. Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in 15.3.1 onder A. genoemde mogelijkheden om een omgevingsvergunning te verlenen, mits:

  1. op basis van ecologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden van de gronden.

  1. Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in 15.3.1. onder B. genoemde mogelijkheden om een omgevingsvergunning te verlenen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de landschappelijke waarden;

  2. de woonsituatie;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding “natuurwaarden” wordt aangebracht, mits op basis van ecologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er te behouden natuurwaarden aanwezig zijn;

  2. de aanduiding “natuurwaarden” wordt verwijderd, mits op basis van ecologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen te behouden natuurwaarden aanwezig zijn.

 

15.4.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening' ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

  1. de oppervlakte ten hoogste 50m² zal bedragen

 

15.4.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in 15.4.1 en lid 15.4.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 16 Groen - Park

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Park’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. plantsoenen;

  3. waterlopen en waterpartijen;

  4. een dierenweide;

  5. bouwwerken met een dak ten behoeve van beheer en onderhoud van dierenverblijven;

  6. sportieve en recreatieve voorzieningen;

  7. bermen en beplanting;

  8. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "parkeren"

 

waarbij de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het park zoveel mogelijk in stand worden gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. speelvoorzieningen;

  2. openbare nutsvoorzieningen;

  3. paden en wegen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Bouwwerken met een dak

Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder E. genoemde bouwwerken met een dak gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerk met een dak zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%) zal de goothoogte van een bouwwerk met dak ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een bouwwerk met een dak ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in dieaanduiding aangegeven percentage bedragen.

 

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, palen, kunstobjecten en recreatieve- en sportvoorzieningen zal ten hoogste 10 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;

  4. een dak of overkapping is niet toegestaan.

 

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  2. het aanleggen en/of verharden van paden met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld;

  4. het graven of geheel of gedeeltelijk dempen van waterlopen en/of waterpartijen;

  5. het aanleggen van sportieve en recreatieve voorzieningen.

 

16.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

16.3.3 Criterium

De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de landschappelijke waarden;

  2. de natuurwaarden;

  3. de cultuurhistorische waarden.

 

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.4.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

  1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.

 

16.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 16.4 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 17 Horeca - Dag en avondhoreca

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca - Dag en avondhoreca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van

  1. horecabedrijven categorieën 1 en 2;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 17.2.1 onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 17.2.1 onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

17.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 17.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

17.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 17.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 17.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1 of 2;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 17.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.5.1 Functieverruiming / -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.

 

17.5.2 Functieverandering

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen – Rijenbouw 1’ en/of ‘Wonen – Rijenbouw 2’ alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. ter plaatse geen horecabedrijf meer wordt uitgeoefend;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  4. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen

  5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Centrum', mits:

  1. de aangrenzende gronden tevens zijn bestemd voor ‘Centrum’;

  2. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  3. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is.

 

17.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 17.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een begraafplaats;

  2. bouwwerken met een dak ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. wegen, straten en paden;

  4. water;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Bouwwerken met een dak

Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder B. genoemde bouwwerken met een dak gelden de volgende regels:

  1. het aantal bouwwerken met een dak zal ten hoogste 2 bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken met een dak zal ten hoogste 75 m² bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk met een dak zal ten hoogste 3,5 m bedragen.

 

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 meter zal bedragen;

  1. een dak of overkapping is niet toegestaan.

 

18.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.3.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

  1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m zal bedragen;

 

18.3.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 18.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 19 Maatschappelijk - Medisch en Zorg

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Medisch en Zorg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;

  2. een zorginstelling, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';

  3. dagbesteding;

  4. een winkel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”, mits het verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 200 m²;

  5. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. horeca, categorie 1 in combinatie met de in de onder a. sub 2. bedoelde voorziening, mits het horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 150 m2 zal bedragen;

  3. restauratieve voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. wegen, straten en paden;

  8. water;

  9. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerken zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 18.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 18.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

19.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder L. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 19.2.1 onder A. sub 5. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 19.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als ‘bedrijfswoning’;

  2. het gebruik van de in lid 19.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, anders dan bewoning door zorgbehoevenden, hetgeen ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 19.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan de in lid 19.1 onder C. bedoelde horeca;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 19.1 onder A. sub 4. bedoelde detailhandel.

 

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.5.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

  2. de aanduiding “detailhandel” wordt verwijderd;

  3. de aanduiding "dagbesteding" wordt verwijderd.

 

19.5.2 Functieverbreding bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. De aanduiding “detailhandel” wordt aangebracht, mits:

  1. de winkel wordt gevestigd in een zorginstelling;

  2. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;

  3. de winkel ten dienste staat van de bewoners en cliënten van de zorginstelling en hun bezoekers en van het personeel van de zorginstelling.

 

19.5.3 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk – Onderwijs’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’, en/of ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’, mits:

  1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  2. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen - Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen - Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – 1’ of ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitloper) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  2. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  3. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  4. de bestaande woonfunctie van de bedrijfswoning bij het bedrijf gehandhaafd blijft.

 

19.5.4 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 19.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 20 Maatschappelijk - Onderwijs

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang en bijbehorende (sport)terreinen;

  2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  3. een sociaal-medische voorziening, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - sociaal-medische voorziening";

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  2. restauratieve voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerken zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 20.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 20.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

20.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 20.2.1 onder a. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 20.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 20.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

20.5.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.

 

20.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) “Maatschappelijk – Medisch en Zorg’, ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’, ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’, mits:

  1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  2. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen - Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen - Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum.;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – 1’ of ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitloper) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  2. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  3. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  4. de bestaande woonfunctie van de bedrijfswoning bij het bedrijf gehandhaafd blijft.

 

20.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 20.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 21 Maatschappelijk - Opvangcentrum

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een opvangcentrum;

  2. bijbehorende bouwwerken, voor zover ten dienste van het opvangcentrum, ten behoeve van:

  1. educatieve voorzieningen;

  2. sociaal-/culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;

  3. medische doeleinden;

  4. dagrecreatieve doeleinden;

  5. restauratieve voorzieningen;

  6. kantoren;

  7. onderhoud en beheer;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder A. en B. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 21.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 21.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

21.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

21.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 21.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, anders dan bewoning door op te vangen personen;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

21.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

21.4.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3, ‘Wonen - Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen - Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

 

21.4.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 21.4 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

het straat- en bebouwingsbeeld;

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de parkeersituatie;

  10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 22 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. sociaal-culturele voorzieningen en kinderopvang;

  2. levensbeschouwelijke voorzieningen;

  3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  2. horeca, categorie 1 en 2 in combinatie met de in lid 22.1 onder A. sub 1. en 2. bedoelde sociaal-culturele en/of levensbeschouwelijke voorzieningen, mits het horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m2 zal bedragen;

  3. restauratieve voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. wegen, straten en paden;

  8. water;

  9. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal in een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 22.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 22.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

22.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 22.2.1 onder a. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 22.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zij aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 22.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan in de in lid 22.1 onder C. genoemde vorm van horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

 

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

22.5.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  3. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.

 

22.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Maatschappelijk- Medisch en Zorg’, ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ en/of ‘Maatschappelijk – Opvangcentrum’, mits:

  1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  2. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen - Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen - Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  2. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Woongebouw’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. de bouwhoogte van een woongebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  2. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Burgum;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – 1’ of ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

  1. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitloper) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  2. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;

  3. er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;

  4. de bestaande woonfunctie van de bedrijfswoning bij het bedrijf gehandhaafd blijft.

 

22.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 22.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 23 Recreatie - Jachthaven

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een jachthaven;

  2. een ligoever;

  3. schiphuizen;

  4. bouwwerken met een dak ten behoeve van beheer, onderhoud en toiletvoorzieningen;

  5. bouwwerken met een dak ten behoeve van het onderhoud en (winter)berging van recreatievaartuigen;

  6. een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans of chalets, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot 1 november;

  7. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  8. water;

  9. oevers en kaden;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. waterhuishouding;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden en recreatievaart gerelateerde detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige onder e. genoemde bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Bouwwerken met dak

  1. Voor het bouwen van de in lid 23.1 onder C., D., E. en G. genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een bouwwerk met dak zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, en zullen de goothoogte en de bouwhoogte van een bouwwerk met dak ten hoogste de in die aanduiding aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 23.2.1. onder A. mogen bestaande bouwwerken met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 23.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande bouwwerk.

 

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 23.1 onder S. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. een dak of overkapping is niet toegestaan.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 23.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden.

 

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 23.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatiewoonschepen;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 23.1 genoemde bedrijfsfuncties;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 23.1 genoemde detailhandelsfunctie;

  6. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein;

  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

 

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

23.5.1 Functie verruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bestaande bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

  2. de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is.

 

23.5.2 Functieverbreding bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:

  1. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans of chalets, worden geplaatst;

  2. het kamperen uitsluitend binnen de periode van 15 maart tot 1 november zal plaatsvinden;

  3. het kamperen direct aansluitend op de erven van bestaande bebouwing zal plaatsvinden;

  4. het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen.

 

23.5.3 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’, ‘Water’.

 

23.5.4 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 23.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie:

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 24 Sport

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

  2. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. sport en sportieve recreatie, waaronder sportzalen, verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, al dan niet in combinatie met horeca, categorie 1 of 2, mits de horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met een maximum van 200 m2;

  2. een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport - gebruiksgerichte paardenhouderij”, waaronder maneges, al dan niet in combinatie met horeca, categorie 1 of 2, mits de horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan:

  1. ten hoogste 15% van het bebouwde deel van het bouwvlak van het bedrijf of de instelling, indien dat bouwvlak niet meer bedraagt dan 1500 m2;

  2. ten hoogste 10% van het bebouwde deel van het bouwvlak van het bedrijf of de instelling, indien dat bouwvlak meer bedraagt dan 1500 m2, met een maximum van 400 m2;

  1. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;

  2. restauratieve voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

  9. productiegebonden en sport gerelateerde detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken, waaronder tribunes en lichtmasten.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

  1. Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder B. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:

  1. de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen;

  1. In afwijking van het gestelde in lid 24.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 24.2.1. onder A. sub 2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.

 

24.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder M. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten en lichtmasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 24.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

 

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 24.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 24.1 genoemde bedrijfsfuncties;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 24.1 genoemde detailhandelsfuncties.

 

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

24.5.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bestaande bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

  2. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

  1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

  2. de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding “gebruiksgerichte paardenhouderij”;

  1. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.

 

 

24.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 25 Tuin

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. erkers en voorportalen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  1. een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

  2. de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:

  1. er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee, aaneen gebouwde hoofdgebouwen;

  2. er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een hoofdgebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

  1. een erker zal ten hoogste over 70% van de breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd.

 

25.2.2 Voorportalen

Voor het bouwen van voorportalen gelden de volgende regels:

  1. een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

  2. de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;

  3. de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.

 

25.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 25.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

25.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 in die zin dat:

  1. een tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd, mits:

  1. een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelsgrens wordt gebouwd;

  2. de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m² zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;

  3. het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare bijbehorend bouwwerk ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;

  4. de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare bijbehorende bouwwerken onderling en ten opzichte van andere bouwwerken, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;

  5. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de bouwwerken op de aangrenzende bouwpercelen;

  6. rekening wordt gehouden met:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden.

  1. een deel van het hoofdgebouw van de aangrenzende bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ of 'Wonen - Vrijstaaande woningen boerderijtypen' wordt gebouwd, mits:

  1. tegelijkertijd toepassing is gegeven aan het gestelde in artikel 32.3 onder A. of, artikel 33.3 onder A. of, artikel 34.3 onder A. of, artikel 35.3 onder A. of, artikel 36.3 onder A. of artikel 37.3 onder A.;

  2. de oppervlakte van het deel van het hoofdgebouw ten hoogste 15 m2 zal bedragen;

  3. rekening wordt gehouden met:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden.

 

25.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

25.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

25.4.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’ en/of ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:

  1. de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het hoofdgebouw;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel niet groter wordt dan ten hoogste 115% van de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de bouwwerken op de aangrenzende bouwpercelen.

 

25.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 25.4 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 26 Verkeer - Ontsluitingswegen

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Ontsluitingswegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ontsluitingswegen en -straten;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;

  4. bermen en beplanting;

  5. waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. geluidwerende voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. tuinen, erven en terreinen;

  4. water;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  2. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 26.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;

  2. de oppervlakte ten hoogste 50 m2 zal bedragen.

 

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

26.5.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’, mits:

  1. de functie van de betreffende weg is gewijzigd;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

26.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 26.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de ontsluitingssituatie;

  8. de parkeersituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 27 Verkeer - Verblijf

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, (woon)straten en pleinen;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. een landschappelijk waardevolle weg, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - landschappelijk waardevolle weg’;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garageboxen”;

  2. het recreatief medegebruik;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water;

  6. tuinen, erven en terreinen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 27.1 onder E. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. een garagebox zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “garageboxen”;

  3. per gebied dat ter plaatse is aangeduid als “garageboxen”, dienen de garageboxen aaneen te worden gebouwd;

  4. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

  5. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 20 m² bedragen.

 

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 27.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 27.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;

  2. de oppervlakte ten hoogste 50 m2 zal bedragen.

 

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

27.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 27.4 sub B. en toestaan dat de gronden direct grenzend aan de bestemming 'Centrum' worden gebruikt voor een terras ten behoeve van een horecabedrijf categorie 1 of 2, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de ontsluitingssituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het aanbrengen of veranderen van verhardingsmateriaal, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - landschappelijk waardevolle weg’. Onder aanbrengen van verhardingsmateriaal wordt tevens verstaan het verbreden of verlengen van een bestaande verharding.

 

27.6.2 Uitzondering op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 27.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

27.6.3 Criterium

De in lid 27.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de landschappelijke waarden van de gronden;

  2. de cultuurhistorische waarden van de gronden;

  3. de natuurwaarden van de gronden.

 

27.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

27.7.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - Ontsluitingswegen’, mits:

  1. de functie van de betreffende weg is gewijzigd;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

27.7.2 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. een nieuw bouwvlak in combinatie met de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen” wordt aangegeven, mits:

  2. de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

  3. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.

 

27.7.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 27.7 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de parkeersituatie;

  10. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 28 Water

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;

  2. kaden en oevers;

  3. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;

  4. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen”;

  5. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

  6. de waterhuishouding;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;

  3. het recreatief medegebruik;

  4. groenvoorzieningen;

  5. paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder:

  2. kunstwerken;

  3. steigers, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”, “specifieke vorm van wonen – ligplaats woonschepen” en “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

  4. aanleggelegenheid, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – aanleggelegenheid recreatievaartuigen”.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Bouwwerken

 

(Recreatie)woonschepen

Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder D. en E. genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een recreatiewoonschip zal uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

  2. een woonschip zal uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen”

  3. een (recreatie)woonschip zal binnen een bouwvlak worden gesitueerd;

  4. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal” zal ten hoogste het in die aanduiding genoemde aantal (recreatie)woonschepen worden gesitueerd;

  5. de bouwhoogte van een (recreatie)woonschip zal ten hoogste 4,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;

  6. de oppervlakte van een (recreatie)woonschip zal ten hoogste 100 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte van een (recreatie)woonschip indien deze meer bedraagt;

  7. de lengte van een (recreatie)woonschip zal ten hoogste 15 m bedragen en de breedte ten hoogste 6,5 m, dan wel de bestaande lengte en breedte indien deze meer bedraagt.

 

Gebouwen

Ten behoeve van de functies genoemd in lid 28.1 mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.

 

28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder M., N., O. en P. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. steigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”, “specifieke vorm van wonen – ligplaats woonschepen” en “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen”;

  2. de oppervlakte van een steiger zal ten hoogste 25% van het aanduidingsvlak “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”, “specifieke vorm van wonen – ligplaats woonschepen” en “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen” bedragen;

  3. aanleggelegenheden mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – aanleggelegenheid recreatievaartuigen”;

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 15 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van aanleggelegenheden ten hoogste 1 m zal bedragen.

 

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;

  2. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;

  3. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen"

  4. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van wonen - ligplaats woonschepen”.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld;

  2. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

  3. het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen.

 

28.4.2 Uitzondering op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

28.4.3 Criterium

De in lid 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de waarde van de gronden voor de waterhuishouding;

  2. de landschappelijke waarden van de gronden;

  3. de natuurwaarden van de gronden;

  4. de cultuurhistorische waarden van de gronden.

 

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

28.5.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”, mits:

  1. de ligplaats via openbaar vaarwater bereikbaar is;

  2. de ligplaats ten dienste staat van een aangrenzende woning of bedrijf;

  3. de oppervlakte ten hoogste 100 m2 bedraagt.

  1. de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”, “specifieke vorm van wonen – ligplaats woonschepen” of “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatiewoonschepen” wordt verwijderd;

  2. de gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – aanleggelegenheid recreatievaartuigen”, mits:

  1. de aanleggelegenheid via openbaar vaarwater bereikbaar is;

  2. de aanleggelegenheid een openbaar karakter heeft.

 

28.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming(en) ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, ‘Groen – Groenvoorziening’, ‘Groen – Park’, ‘Natuur’, ‘Recreatie – Jachthaven’, ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’.

 

28.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 28.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de nautische veiligheid;

  10. de ontsluitingssituatie;

  11. de parkeersituatie;

  12. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 29 Wonen - Bouwstroken

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Bouwstroken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak zal ten hoogste het in de aanduiding “maximum aantal hoofdgebouwen" aangegeven aantal bedragen;

  3. hoofdgebouwen kunnen vrijstaand of aaneen worden gebouwd;

  4. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal per bouwperceel ten hoogste

  1. 150 m² bedragen, indien het hoofdgebouw vrijstaand wordt gebouwd;

  2. 100 m² bedragen, indien de hoofdgebouwen als twee onder één kap worden gebouwd;

  3. 75 m² bedragen, indien meer dan twee hoofdgebouwen aaneen worden gebouwd;

  1. een hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat als het bouwvlak is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - voorbouwzone", tenminste 60% van de breedte van de voorgevel in deze zone wordt gebouwd op een denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevelrooijlijn;

  2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bestemmingsgrens, niet zijnde de voorgevelrooilijn, zal ten minste 3 m bedragen;

  3. de afstand van een zijgevel van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 3 m bedragen;

  4. ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte en bouwhoogte (m)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte en de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;

  5. ter plaatse van de aanduiding "minimale goothoogte", zal de goothoogte van een hoofgebouwd binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn ten minste de in die aanduiding aangegeven goothooogte bedragen

  6. de oppervlakte van de gezamenlijke bijbehorende bouwwerken per bouwperceel bedraagt ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel minus de in lid 29.2.1 onder d. genoemde oppervlakte van een hoofdgebouw, met een maximum van 150 m²;

  7. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.

 

29.2.2 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 29.2.1 onder A. en J. en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte gan de gezamenlijke bijbehorende bouwwerken per bouwperceel (zowel binnen als buiten het bouwvlak) ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel minus de in lid 29.1 onder d. genoemde oppervlakte van een hoofdgebouw, met een maximum van 150 m2, bedraagt en

  2. een bijbehorend bouwwerk dat als geluidsgevoelig object kan worden aangemerkt, voldoet aan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

  1. lid 29.2.1. onder E. en toestaan dat de voorgevels van de hoofdgebouwen ten hoogste 4 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  2. lid 29.2.1 onder F. en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bestemmingsgrens minder dan 3 m zal bedragen;

  3. lid 29.2.1 onder G. en toestaan dat de afstand van een zijgevel van een niet aaneengebouwd hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens minder dan 3 meter zal bedragen;

  4. lid 29.2.1 onder H. en toestaan dat de goothoogte en de bouwhoogte met ten hoogste 2 m wordt vergroot ten opzichte van de in de aanduiding “maximale goothoogte en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte, mits:

  1. de goothoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;

  1. lid 29.2.1 onder A. en J. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel (zowel binnen als buiten het bouwvlak) het maximum van 150 m2 wordt vermeerderd met 10% van het deel van het bouwperceel, minus de in lid 29.2.1 onder D. genoemde oppervlakte van een hoofdgebouw dat groter is dan 500 m2, mits:

  1. het bouwperceel, minus de in lid 29.2.1. nder D. genoemde oppervlakte van een hoofdgebouw groter is dan 500 m2;

  2. een bijbehorend bouwwerk dat als geluidsgevoelig object kan worden aangemerkt, voldoet aan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;

  3. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zowel binnen als buiten het bouwvlak nooit meer dan 250 m2 kan bedragen.

 

29.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 29.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 29.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

29.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goothoogte en bouwhoogte (m)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:

  1. de goothoogte en de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 12 meter zullen bedragen.

 

29.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’. ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, ‘Wonen – Rijenbouw 1’, ‘Wonen – Rijenbouw 2’ en/of ‘Tuin’, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

29.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 29.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de parkeersituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 30 Wonen - Rijenbouw 1

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Rijenbouw 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

30.2 Bouwregels

 

30.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. hoofdgebouwen zullen aaneen worden gebouwd;

  3. per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen:

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.

 

30.2.2 Bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 30.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 10 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

30.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 30.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 30.2.1onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  2. lid 30.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat in geval een “hiem” groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

 

30.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 30.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 30.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

30.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

30.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Rijenbouw 2’ en/of ‘Tuin’;

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’. ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

30.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 30.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de parkeersituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 31 Wonen - Rijenbouw 2

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Rijenbouw 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

31.2 Bouwregels

 

31.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. hoofdgebouwen zullen aaneen worden gebouwd;

  3. per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen:

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.

 

31.2.2 Bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 31.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

31.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 31.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 31.2.1 onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. lid 31.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat, in geval een “hiem” groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

 

31.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 31.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

31.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 31.1onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

31.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

31.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Rijenbouw 1’ en/of ‘Tuin’;

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’. ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

31.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 31.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de parkeersituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 32 Wonen - Twee onder één kap 1

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Twee onder één kap 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

32.2 Bouwregels

 

32.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste twee bedragen;

  3. per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.

 

32.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 32.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 10 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

32.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 32.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 32.2.1 onder B. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 32.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  3. lid 32.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat in geval een “hiem” groter is dan dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

 

32.3.1 Algemene criteria afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 32.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

32.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 32.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

32.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m², niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” groter dan 500 m², niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

32.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ en/of ‘Tuin’;

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’.

 

32.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 32.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de parkeersituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 33 Wonen - Twee onder één kap 2

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

33.2 Bouwregels

 

33.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd:

  2. het aantal woningen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;

  3. per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.

 

33.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 33.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

33.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 33.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 33.2.1 onder B. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 33.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. lid 32.2.2 onder A. sub 3. en toestaan dat in geval een “hiem” groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

 

33.3.1 Algemene criteria afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 33.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

33.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 33.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

33.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

33.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m², niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” groter dan 500 m², niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

33.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ en/of ‘Tuin’;

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, en/of ‘Tuin’.

 

33.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 33.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de parkeersituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 34 Wonen - Vrijstaande woningen 1

 

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, ter plaase van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - consumentenvuurwerk";

  3. water;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

34.2 Bouwregels

 

34.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. het hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

  3. het hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen met dien verstande dat:

  1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.

 

34.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 34.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 10 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

34.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 34.1 onder F. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

34.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 34.2.1 onder B. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 34.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  3. lid 34.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat, in geval een "hiem” groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

 

34.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 34.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

34.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 34.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

34.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

34.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m² niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” groter dan 500 m² niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

34.5.2 Functieverandering

 

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ en/of ‘Tuin’;

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

  2. de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

  5. de woningen op een adequate wijze worden ontsloten.

 

34.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de lid 34.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de parkeersituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 35 Wonen - Vrijstaande woningen 2

 

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

35.2 Bouwregels

 

35.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

  2. het hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. het hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen met dien verstande dat:

  1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.

 

35.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 35.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

35.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 35.1 onder F. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

35.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 35.2.1 onder B. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 35.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. lid 35.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat, in geval een “hiem” groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

 

35.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 35.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

35.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 35.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

35.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

35.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m² niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” groter dan 500 m² niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

35.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’. ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ en/of ‘Tuin’;

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

  2. de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

  5. de woningen op een adequate wijze worden ontsloten.

 

35.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de lid 35.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de parkeersituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 36 Wonen - Vrijstaande woningen 3

 

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

36.2 Bouwregels

 

36.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

  2. het hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. het hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 4 m;

tenzij de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 4 m bedragen.

 

36.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen.

  1. In afwijking van het gestelde in lid 36.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 4 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

36.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 36.1 onder F. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

36.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 36.2.1 onder B. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 36.2.2 onder A. sub 3. en toestaan dat, in geval een “hiem” groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

36.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 36.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

36.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 36.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

36.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

36.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m² niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” groter dan 500 m² niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

36.5.2 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ en/of ‘Tuin’:

  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;

  2. de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  4. het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

  5. de woningen op een adequate wijze worden ontsloten.

 

36.5.3 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de lid 36.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de parkeersituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 37 Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen

 

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen –Vrijstaande woningen boerderijtypen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van50 m²;

  2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”, mits de bedrijfs-vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het bouwvlak;

  3. een winkel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”, mits de winkel-vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het bouwvlak;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. wegen, straten en paden;

  8. water;

  9. openbare nutsvoorzieningen;

  10. productiegebonden detailhandel;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

37.2 Bouwregels

 

37.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. het hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

  3. het hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  4. de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, afhankelijk van het boerderijtype, ten hoogste de maat bedragen, genoemd in onderstaande tabel, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, afhankelijk van het boerderijtype, ten hoogste de maat bedragen, genoemd in onderstaande tabel, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  6. de dakhelling van een hoofdgebouw zal, afhankelijk van het boerderijtype, ten hoogste de helling bedragen, genoemd in onderstaande tabel, tenzij de bestaande helling meer bedraagt, in welk geval de dakhelling ten hoogste de bestaande helling mag bedragen;

  7. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk6 m bedragen.

 

Tabel

boerderijtype

bouwdeel

goothoogte

bouwhoogte

dakhelling

Stelp

woongedeelte

4

15

60o

Stelp

voormalig bedrijfsgedeelte

3

15

60o

 

 

 

 

 

Kop-hals-romp

kop

4

10

60o

Kop-hals-romp

hals

3

6

60o

Kop-hals-romp

romp

3

15

60o

 

 

 

 

 

Kop-romp

kop

4

8

60o

Kop-romp

romp

3

12

60o

 

 

 

 

 

Wâldpleatske

woongedeelte

4

10

60o

Wâldpleatske

voormalig bedrijfsgedeelte

3

10

60o

 

 

 

 

 

Bergumermeertype

woongedeelte

4

8 - 10

60o

 

Voormalig bedrijfsgedeelte

3

12

60o

 

 

 

 

 

 

37.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 4 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk6 m zal bedragen, tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van150 m², bedragen;

  1. In afwijking van het gestelde in lid 37.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

  1. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 4 m zal bedragen, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

  2. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

  3. de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.

 

37.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 37.1 onder M. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 37.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 37.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 1 m ten opzichte van de in de tabel genoemde goothoogte;

  3. lid 37.2.1 onder E. en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 20% ten opzichte van de in de tabel genoemde bouwhoogte, tot ten hoogste 15 m;

  4. lid 37.2.1 onder F. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 800;

  5. lid 37.2.2 onder A. sub 4. en toestaan dat, in geval van een “hiem” groter dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan500 m², tot een maximum van 250 m².

 

37.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 37.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

37.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 37.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”.

 

37.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

37.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m² niet groter wordt dan de bestaande oppervlakte van het bouwvlak, vermeerderd met 10% tot ten hoogste 250 m²;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” groter dan 500 m² niet groter wordt dan de bestaande oppervlakte van het bouwvlak, vermeerderd met 10%, tot ten hoogste 1000 m²;

  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

37.5.2 Functieverbreding bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” ten behoeve van bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:

  1. de bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van de woning bedragen;

  1. de aanduiding “detailhandel” ten behoeve van detailhandelsactiviteiten wordt aangebracht, mits:

  1. de detailhandelsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van de woning bedragen.

 

37.5.3 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf –1’, ‘Bedrijf –2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

  1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke;

  2. de uitoefening van de bedrijfsfunctie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

  3. de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft in de vorm van de aanduiding “bedrijfswoning”;

  4. het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ en/of ‘Tuin’.

 

37.5.4 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 37.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de ontsluitingssituatie;

  8. de parkeersituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 38 Wonen - Woongebouw

 

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woongebouwen en bijbehorende bouwwerken;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, woonstraten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

38.2 Bouwregels

 

38.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in lid 38.1 onder A. genoemde woongebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een woongebouw en bijbehorende bouwwerken zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een woongebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een woongebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat van vrijstaande bijbehorende bouwwerken de goot- en bouwhoogte ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen.

 

38.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 38.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

38.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 38.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

38.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

38.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen.

38.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 38.4 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de ontsluitingssituatie;

  8. de parkeersituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 39 Wonen - Woonwagens

 

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Woonwagens’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonwagens en bijbehorende bouwwerken;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

 

39.2 Bouwregels

 

39.2.1 Woonwagens en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van woonwagens en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een woonwagen zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woonwagens per bouwvlak zal ten hoogste het in de aanduiding "aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen;

  3. een woonwagen zal vrijstaand worden gebouwd;

  4. de onderlinge afstand tussen de woonwagens zal ten minste 5 m bedragen;

  5. de bouwhoogte van een woonwagen zal ten hoogste 4 m bedragen;

  6. bijbehorende bouwwerken zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  7. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zal per woonwagen ten hoogste 15 m² bedragen;

  8. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 2,50 m bedragen.

 

39.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 39.1. onder I. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorend bouwwerken zijnde, zal ten hoogste5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste15 m zal bedragen.

 

39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 39.2.1 onder E. en toestaan dat bouwhoogte van een woonwagen ten hoogste 6 m zal bedragen;

  2. lid 39.2.1 onder G. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonwagen ten hoogste 30 m² zal bedragen.

 

39.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 39.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

39.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan 5 woonwagens;

  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woonwagens als zelfstandige woning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

 

39.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

39.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

 

39.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 39.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de ontsluitingssituatie;

  6. de parkeersituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 40 Leiding - Gas

 

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse hogedruk (aard)gastransportleiding;

 

met de daarbij behorende:

  1. belemmeringenstrook;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

40.2 Bouwregels

 

40.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en)

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

40.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

40.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 40.1 onder C. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 meter bedragen.

 

40.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;

  2. geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

  3. het geen kwetsbare objecten betreft.

 

40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

40.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

  1. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen èn het aanleggen van drainage;

  3. het in de grond brengen van voorwerpen;

  4. het aanleggen van wegen en paden en het aanbrengen van (andere) oppervlakteverhardingen;

  5. het planten en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

40.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het bepaalde in lid 40.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

40.3.3 Criterium

De in lid 40.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

 

40.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

40.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ wordt verwijderd, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. de leiding permanent buiten gebruik is gesteld, dan wel is verwijderd.

 

Artikel 41 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een bovengrondse hoogspanningsleiding;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

41.2 Bouwregels

 

41.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

41.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

41.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten zal ten hoogste 40,00 m bedragen.

 

41.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

 

41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

41.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

 

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

  1. het planten en rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het in de grond brengen van voorwerpen;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimten of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen of het tijdelijk opslaan van brandbare goederen.

 

41.3.2 Uitzonderingen op vergunningsplicht

Het bepaalde in lid 41.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

41.3.3 Criterium

De in lid 41.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:

  1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

 

41.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

41.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt verwijderd, mits:

  1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. de leiding permanent buiten gebruik is gesteld, dan wel is verwijderd.

 

Artikel 42 Leiding - Water

 

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een hoofdwaterleiding;

 

met de daarbij behorende:

  1. belemmeringenstrook;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

42.2 Bouwregels

 

42.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomede bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

42.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

42.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 42.1 onder C. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 meter bedragen.

 

42.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 42.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;

  2. geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

 

42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

42.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

  1. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen èn het aanleggen van drainage;

  3. het in de grond brengen van voorwerpen;

  4. het aanleggen van wegen en paden en het aanbrengen van (andere) oppervlakteverhardingen;

  5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

42.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 42.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

42.3.3 Criterium

De in lid 42.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

 

42.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

42.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding – Water’ wordt verwijderd, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. de leiding permanent buiten gebruik is gesteld, dan wel is verwijderd.

 

Artikel 43 Waarde - Archeologie

 

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

 

43.2 Bouwregels

 

43.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en)

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd anders dan:

  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m² wordt uitgebreid;

  2. bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en).

 

43.3 Afwijken van de bouwregels

 

43.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 43.2.1 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  2. op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad; of

  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:

  1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of

  2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

43.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het mengen, diepploegen of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld;

  4. het verlagen van het waterpeil.

 

43.4.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 43.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  4. niet dieper gaan dan 0,30 m ten opzichte van het bestaande maaiveld en die niet betrekking hebben op het ontgronden of afgraven van terpen;

  5. betrekking hebben op een project met een oppervlakte van ten hoogste 50 m².

 

43.4.3 Criterium

De in lid 43.4.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:

  1. op grond van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.

 

43.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

43.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt verwijderd.

 

43.5.2 Criterium

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 43.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, mits op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen te behouden archeologische waarden aanwezig zijn.

 

 

Artikel 44 Waarde - Woudenlandschap

 

 

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Woudenlandschap' aangewezen gronden zijn:

  1. mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van het singellandschap binnen het woudenlandschap;

  2. uitsluitend bestemd voor het in stand houden van houtsingels, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - houtsingel 1" of "specifieke vorm van waarde - houtsingel 2";

 

met daaraan ondergeschikt

  1. de ontsluiting van bouwpercelen, door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de lange zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.

 

44.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de verkavelingsstructuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - houtsingel 1";

  2. het geheel of gedeeltelijk aantasten van de cultuurhistorisch waarden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - houtsingel 2".

 

44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

44.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  1. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de verkavelingsstructuur, op de locaties zoals die zoals die met "houtsingel 3" zijn weergegeven op de bij deze regels horende bijlage 4 (landschaps- en natuurwaardenkaart).

 

44.3.2 Uitzonderingen op de vergunningenplicht

Het bepaalde in lid 44.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

44.3.3 Criterium

De in lid 44.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:

  1. de aanvraag wordt voorzien van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:

  1. de uitgangspunten van het betreffende landschapstype singellandschap;

  2. de bij deze regels opgenomen bijlage 5 opgenomen "Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels";

  1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied.

 

44.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

44.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding "specifieke vorm van waarde - houtsingel 1" wordt verwijderd, mits het structuurbepalende karakter van de houtsingel, als gevolg van grootschalige ingrepen in het landschap in het kader van landinrichting, uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, spoorwegen, vaarwegen) niet kan worden gehandhaafd;

  2. de aanduiding "specifieke vorm van waarde - houtsingel 2" wordt verwijderd, mits de cultuurhistorische waarde van de houtsingel, als gevolg van ingrepen in het bestaande bebouwde gebied, niet kan worden gehandhaafd;

  3. de aanduiding "specifieke vorm van waarde - houtsingel 1" wordt aangebracht, mits de houtsingel een structuurbepalend karakter krijgt;

  4. de aanduiding "specifieke vorm van waarde - houtsingel 2" wordt aangebracht, mits de houtsingel cultuurhistorische waarde krijgt;

  5. de dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' wordt verwijderd.

 

44.4.2 Criterium

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan een in lid 44.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap.

 

Artikel 45 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken;

  2. het bevorderen van de nautische veiligheid op een (naastgelegen) vaarwater;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen en gemalen.

 

45.2 Bouwregels

 

45.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

45.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

45.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

 

45.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 45.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. vooraf is geadviseerd door de betreffende beheerder van de waterstaatkundige functie;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige (neven)functie van de gronden.

 

45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

45.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

  1. het ophogen en afgraven van de gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de toegelaten wegen en paden.

 

45.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 45.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

45.3.3 Criterium

De in lid 45.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:

  1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de waterstaatkundige (neven)functie van de gronden.

 

45.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

45.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ wordt verwijderd, mits:

  1. de waterstaatkundige functie van de gronden is vervallen.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 46 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 47 Algemene bouwregels

 

47.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in aritkel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

 

47.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

 

Artikel 48 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puien en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

Artikel 49 Algemene aanduidingsregels

 

49.1 geluidzone - industrie

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten.

 

49.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie”, de volgende regel:

  1. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

49.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

 

49.2 veiligheidszone - externe veiligheid

De functie van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.

 

49.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

49.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

 

49.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” wordt verwijderd, mits:

  1. de betreffende risicovolle functie ter plaatse niet meer aanwezig is;

  1. de omvang en situering van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” wordt gewijzigd, mits:

  1. de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;

  2. de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.

 

49.2.4 Geen onevenredige afbreuk

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 49.2.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

 

 

Artikel 50 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

  1. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

  2. de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m2 van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;

  3. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

  4. uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

  5. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;

 

en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de parkeersituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

Artikel 51 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, mits:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, mits:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de volksgezondheid, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, mits:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er te behouden archeologische waarden aanwezig zijn;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ al dan niet in combinatie met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - waardevol", "specifieke bouwaanduiding - beeldondersteunend", specifieke bouwaanduiding - boerderijvorm", wordt aangebracht, mits:

  1. de noodzaak hiertoe blijkt uit een cultuurhistorisch rapport of contra-expertise;

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' wordt aangebracht, mits:

  1. op basis van onderzoek blijkt dat in een gebied te behouden waarden van het woudenlandschap aanwezig zijn;

  1. de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, mits:

  1. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;

  2. dit noodzakelijk is voor het bevorderen van de nautische veiligheid op een (naastgelegen) vaarwater;

  1. de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid" wordt aangebracht, mits:

  1. de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;

  2. de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.

 

Artikel 52 Overige regels

 

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen.

 

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels voor die bestemmingen en/of aanduidingen, zoals opgenomen in bijlage 6, van toepassing als bedoeld in de bijlage.

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 53 Overgangsrecht

 

53.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid A. met maximaal 10 %.

  2. Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

53.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 54 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het

Bestemmingsplan 'Burgum 2016'

van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 februari 2017.

 

 

De voorzitter, De griffier,