Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Aldemiede 10 Suwâld
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0737.00BPXXI-ow01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1 plan
het bestemmingsplan 'Aldemiede 10 Suwâld' te Noardburgum met identificatienummer NL.IMRO.0737.00BPXXI-ow01 van de gemeente Tytsjerksteradiel.

2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.00BPXXI-ow01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
 
3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
5 Agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden, verzorgen en/of trainen van dieren zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij, een dierenpension, een k.i.-station, een hondenkennel;
 
6 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;
 
7 archeologische waarden
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

9 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

10 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

12 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
 
13 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
    • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
    • het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval een van de bewoners van de woning;
    • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreed;
14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
15 bestaand
  1. bij bouwwerken
    bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
  2. bij overig gebruik
    het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak

17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;

19 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergro­ten;
 
20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;

21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

23 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;

24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

26 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

27 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

29 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenend instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

30 ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

31 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;

32 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

34 gebruiksgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;

35 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

36 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

37 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vast­gesteld;

38geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

39 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

40 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

41 Horecavloeroppervlakte
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

42 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

43 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor­keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

44 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

45 houtsingel
langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

46 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

47 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

48 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

49 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

50 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

51 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

52 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

53 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

54 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
 
55 peil
  1. indien op of in het land wordt gebouwd:
    1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, de hoogte 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
    2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdieping buiten beschouwing gelaten;
  2. indien op of in het water wordt gebouwd:
    1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
56 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

57 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

58 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

59 Restauratieve voorziening
een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een bedrijfskantine;

60 risicovolle functie
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

61 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grens­waarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

62 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

63 stacaravan
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

64 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
het bieden van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatie­wo­ning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recre­a­tieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijk­heden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d.(theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);

65 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

66 volumineuze detailhandel
detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

67 voorbouwgrens
zie voorgevelrooilijn;

68 voorgevelrooilijn
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

69 voorkeursgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

70 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

71 open landschap
Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
  1. grootschalig open (weide)landschap;
  2. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
  4. verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (v.m. eendenkooien, moeras­bosjes), rietvelden;
  5. relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
  6. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen, alsmede meren.
Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Methodiek
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
  1. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor­stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, en dergelijke worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
  6. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
    tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
  7. het bebouwde oppervlak:
    de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en over­kappingen;
  8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
2.2 Meetverschillen
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Aanverwant bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Aanverwant bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van:
    1. een hondenkennel, dierenpension en/of -opvangcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension / -opvangcentrum' ten behoeve van maximaal 14 honden;
  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combina­tie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  3. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. restauratieve voorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. wegen, straten en paden;
  6. water;
  7. openbare nutsvoorzieningen;
  8. productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 1 sub a onder 1, en artikel 3 lid 1 sub c genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
  3. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 1000 m² bedragen.
3.2.2 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 1 sub b genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van artikel 3 lid 2.1 van overeenkomstige toepassing;
  3. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
    2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 1 sub m genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
    2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 2.1 sub a en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
    2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
    3. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
  2. artikel 3 lid 2.2 sub c en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
  3. artikel 3 lid 2.3 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:
    1. de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.
3.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in artikel 3 lid 3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de woonsituatie;
  4. de landschappelijke waarden;
  5. de cultuurhistorische waarden;
  6. de archeologische waarden;
  7. de natuurwaarden;
  8. de verkeersveiligheid;
  9. de ontsluitingssituatie;
  10. de parkeersituatie;
  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de in artikel 3 lid 1 onder a.1., 2. en 3. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'bedrijfswoning' in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. het gebruik van de in artikel 3 lid 1 onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan een agrarisch aanverwant bedrijf;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
    • 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de aanduiding 'bedrijfswoning' op het bouwperceel, of
    • 50 m²;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, anders dan in de vorm van een aan een gebruiksgerichte paardenhouderij gerelateerde en ondergeschikte horeca met een horecavloeroppervlakte van:
    • ten hoogste 15% van het bebouwde deel van het bouwvlak van het bedrijf of de instelling, indien dat bouwvlak niet meer bedraagt dan 1500 m²;
    • ten hoogste 10% van het bebouwde deel van het bouwvlak van het bedrijf of de instelling, indien dat bouwvlak meer bedraagt dan 1500 m², met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m² zal bedragen;
  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m².

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • artikel 3 lid 4 onder g. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
    1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. het straat- en bebouwingsbeeld;
      2. de milieusituatie;
      3. de woonsituatie;
      4. de landschappelijke waarden;
      5. de cultuurhistorische waarden;
      6. de archeologische waarden;
      7. de natuurwaarden;
      8. de verkeersveiligheid;
      9. de ontsluitingssituatie;
      10. de parkeersituatie;
      11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Functieverandering
  1. aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension / -opvangcentrum' wordt gewijzigd in 'specifieke vorm van bedrijf - bijzondere paardenhouderij', mits:
    1. er sprake is van een volwaardige gebruiksgerichte paardenhouderij in omvang en oppervlakte grond;
    2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de gebruiksgerichte paardenhouderij;
    3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
    4. de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 1 hectare zal bedragen;
    5. de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;
    6. het bedrijfsperceel gelegen is in één van de gebieden die zijn weergegeven op de bijlagen bij de regels bijlage 2;
    7. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
3.6.2 Functieverbreding
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - {...}' ten behoeve van niet-agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:
    1. de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen het bouwperceel;
    2. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
    3. de niet agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten:
      1. betrekking hebben op toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven), met dien verstande, dat:
        1. recreatiewoningen uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mogen worden gerealiseerd;
        2. het aantal recreatiewoningen ten hoogste 15 bedraagt;
        3. trekkershutten uitsluitend mogen worden gebouwd indien het agrarisch aanverwant bedrijf is gevestigd in een voormalig agrarisch bedrijf;
        4. trekkershutten op het bouwperceel, aansluitend op bestaande bebouwing worden gebouwd;
        5. het aantal trekkershutten ten hoogste 10 bedraagt;
        6. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20 m² zal bedragen;
        7. de hoogte van een trekkershut ten hoogste 4 m zal bedragen;
  2. de aanduiding 'kampeerterrein' wordt aangebracht, mits:
    1. het agrarisch aanverwant bedrijf is gevestigd in een voormalig agrarisch bedrijf;
    2. het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente niet groter zal zijn dan 25;
    3. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden geplaatst;
    4. het kamperen niet gedurende de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;
    5. het kamperen direct aansluitend op de erven van de aanverwante agrarische bedrij­ven zal plaatsvinden;
    6. sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;
    7. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;
    8. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door (afhankelijk van het land­schapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende streekeigen erfbeplanting;
    9. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen.
3.6.3 Verruiming van de bestaande functie
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
    1. vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
  2. in een bouwvlak in een aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
    1. bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;
    2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
    3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
  3. de oppervlakte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 2000 m², mits:
    1.  rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
  4. de oppervlakte van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt gewijzigd, mits:
    1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
    2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  5. in een aanduiding 'maximale bouwhoogte' een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
    1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
3.6.4 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid artikel 3 lid 6.1, artikel 3 lid 6.2 en artikel 3 lid 6.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de woonsituatie;
  4. de landschappelijke waarden;
  5. de cultuurhistorische waarden;
  6. de archeologische waarden;
  7. de natuurwaarden;
  8. de verkeersveiligheid;
  9. de ontsluitingssituatie;
  10. de parkeersituatie;
  11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. cultuurgrond;
  2. sloten, bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt: 
  1. paden en kavelontsluitingswegen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. water;
  5. het recreatief medegebruik;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende: 
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in artikel 4 lid 1 sub j genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
artikel 4 lid 3 sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
  1. opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of
  2. de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;
  3. de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfs­woningen, ten minste 50 meter bedraagt;
  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de milieusituatie;
    2. de woonsituatie;
    3. de landschappelijke waarden;
    4. de cultuurhistorische waarden;
    5. de archeologische waarden;
    6. de natuurwaarden;
    7. de verkeersveiligheid;
    8. de ontsluitingssituatie;
    9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
  1. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;
  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavel­ont­sluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  3. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
  4. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
  5. het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;
  6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
4.5.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het bepaalde in artikel 4 lid 5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
4.5.3 Criterium
De in artikel 4 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden;
  • de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn in bijlagen bij de regels bijlage 3.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ ten behoeve van de verplaatsing van een bestaand grondgebonden agrarisch bedrijf, mits:
    1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond;
    2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
    3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
    4. de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 2 hectare per agrarisch bedrijf zal bedragen;
    5. de verplaatsing van het bedrijf noodzakelijk is omdat het bedrijf op de bestaande vestigingslocatie niet kan worden voortgezet als gevolg van:
      1. de uitvoering van een landinrichtingsproject;
      2. de realisering van een dorpsuitbreiding, een bedrijventerrein of een daarmee te vergelijken ontwikkeling van enige omvang;
      3. de realisering van een infrastructurele voorziening, zoals een weg, een vaarweg, een hoogspanningsleiding of buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen of een daarmee te vergelijken voorziening;
    6. de landschappelijke inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;
    7. de functie van het bestaande grondgebonden agrarisch bedrijf tegelijkertijd wordt gewijzigd in een andere bestemming dan 'Agrarisch bedrijf - grondgebonden';
  2. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Aanverwant bedrijf', 'Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf', 'Bedrijf 2' of 'Bedrijf 3', mits:
    1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch aanverwant of dienstverlenend bedrijf of niet-agrarisch bedrijf, categorie 2 of 3;
    2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in dat bedrijf;
    3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
    4. bij vergroting van het bouwperceel de noodzaak daarvan is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het bedrijf, als bedoeld onder c. 3., voor minimaal 3 jaar is aangegeven;
    5. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen ten hoogste 150 % van de opper­vlakte van het bestaande bouwperceel van het onder a.1 genoemde bedrijf zal bedragen;
    6. het nieuwe bouwperceel aansluitend op het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf wordt gesitueerd;
    7. de landschappelijke, milieuhygiënische en verkeerskundige inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;
    8. rekening wordt gehouden met een eventuele eerdere of gelijktijdige toepassing van de wijziging, als bedoeld in lid 7.5.1 onder d. van artikel 7 'Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf' of in lid 9.6.1 onder c. van artikel 9 'Bedrijf - 2' of in lid 10.6.1 onder c. van artikel 10 'Bedrijf - 3' van het bestemmingsplan Buitengebied 2013;
  3. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Natuur’, mits:
    1. de wijziging passend is binnen het rijks- en provinciale beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;
    2. de wijziging betrekking heeft op gronden die:
      1. nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden, en/of;
      2. liggen in het traject van een ecologische verbindingszone, of
      3. particulier worden beheerd en waarvan de natuurfunctie duurzaam is geregeld;
    3. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerrein, zoals onder meer opgenomen in de Structuurvisie 'Finster op romte' en de Woonvisie 'Finster op wenjen'";
  4. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, mits:
    1. een afstand van ten minste 15 m tot naastgelegen agrarische productiegronden in acht wordt genomen, indien langs de betreffende rand geen houtsingels aanwezig zijn;
    2. indien het een wijziging in het open landschap betreft:
      1. de oppervlakte van het voor 'Bos' te bestemmen gebied ten hoogste 1 ha zal bedragen;
      2. ruime afstand zal worden gehouden ten opzichte van de voor weidevogels geschikte gebieden;
  5. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning (zand)', mits:
    1. de gronden, waarop de wijziging betrekking heeft, onmiddellijk grenzen aan een bestaande zandwinning met de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning (zand)';
    2. door middel van een inrichtingsplan inzicht wordt gegeven
      1. op welke wijze, na afronding van de zandwinactiviteiten, de ontstane zandwinput landschappelijk wordt ingepast en
      2. welke functie(s) dan aan de put kunnen worden toegekend.
4.6.2 Functieverbreding
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'ijsbaan' wordt aangebracht;
  2. de aanduiding 'volkstuin' wordt aangebracht;
4.6.3 Verruiming van de bestaande functie
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
    1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond (reële agrarische bedrijfsvoering);
    2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
    3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
    4. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat de vergroting van het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
  2. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
    1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond (reële agrarische bedrijfsvoering);
    2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
    3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
    4. de oppervlakte ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    5. een afstand van ten minste 100 m tot het agrarisch bouwperceel wordt aangehouden;
  3. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.
4.6.4 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan artikel 4 lid 6.1artikel 4 lid 6.2 en artikel 4 lid 6.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:
  1. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;
  2. de bestaande verkeersafwikkeling niet onevenredig zal worden belast en het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;
  3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  4. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de milieusituatie;
    3. de woonsituatie;
    4. de landschappelijke waarden;
    5. de cultuurhistorische waarden;
    6. de archeologische waarden;
    7. de natuurwaarden;
    8. de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn in bijlagen bij de regels bijlage 3.
    9. de verkeersveiligheid;
    10. de ontsluitingssituatie;
    11. de parkeersituatie;
    12. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Waarde - Landschap (Open landschap)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Landschap (Open landschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open landschap.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.2.1 Omgevingsvergunningplicht
  1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende wer­ken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoe­ren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het kavelpatroon en/of de verkavelings- of ontginningsrichting en/of het sloten­pa­troon zoals die zijn weergegeven in de bijlagen bij de regels bijlage 4, met dien verstande dat:
      1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen of aanleggen van watergangen, indien dit een wijziging van het kavelpatroon en/of de verkavelings- of ontginningsrichting en/of het slotenpatroon tot gevolg heeft;
      2. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:
        1. de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven
          in de bijlagen bij de regels bijlage 4 'landschappelijke waarden';
    2. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven en verbreden van watergangen), egaliseren en ophogen van gron­den ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodem­struc­tuur van de kwelderwal, zoals weergegeven in de
      bijlagen bij de regels bijlage 4 'landschappelijke waarden open landschap';
    3. het aanplanten van houtopstanden over een oppervlakte van meer dan 100 m² en/of over een lengte van meer dan 50 m, met dien verstande dat:
      1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een land­schap­pelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:
        1. de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de
          bijlagen bij de regels bijlage 4 'landschappelijke waarden open landschap';
  2. In afwijking van het verbod onder a.1 is een omgevingsvergunning niet vereist voor het geheel of gedeeltelijk dempen van watergangen, voorzover gelegen binnen andere bestemmingen dan 'Agrarisch - Cultuurgrond, 'Agrarisch met waarde - Cultuurgrond', 'Bos' en 'Natuur';
  3. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen wor­den gevraagd en deze in één (landschappelijk inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken; 
  4. Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigen­ad­vies.
5.2.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
5.2.3 Criteria
De in artikel 5 lid 2.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan:
  1. de cultuurhistorische, landschappe­lijke en/of natuurwaarden van het gebied;
  2. de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn in bijlagen bij de regels bijlage 3.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

5.3.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (Open landschap)’ wordt verwijderd.
5.3.2 Criterium
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in artikel 5 lid 2.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open ­land­schap.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

7.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:
  1. horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;
  2. de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitge­oefend;
  3. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
  4. uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;
  5. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. in een aanduiding 'maximale bouwhoogte' een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:
    1. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;
  2. de bestemming 'Verkeer - Verblijf' wordt aangebracht, mits:
    1. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg, of de kruispuntverbetering om verkeerstechnische redenen noodzakelijk is;
    2. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;
    3. de aanleg of de verlegging van een utilitair fietspad om verkeerstechnische redenen nodig is;
    4. de aanleg van een recreatief fietspad met het oog op het bevorderen van het recrea­tief medegebruik van het buitengebied, o.a. in het kader van gebiedsontwikkeling, wenselijk is;
    5. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woon­si­tu­atie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeolo­gische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangren­zende gronden;
    6. de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  3. de bestemming 'Water' wordt aangebracht, mits:
    1. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg om nautische redenen noodzakelijk is;
    2. de verbreding, verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;
    3. de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is voor het maken van een verbinding met een andere waterloop ten behoeve van de kleine vaarrecreatie;
    4. de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is ten behoeve van een goede waterhuishouding;
    5. de aanleg of verlegging van een waterloop ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;
    6. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woon­si­tu­atie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeolo­gische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangren­zende gronden;
  4. de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, indien:
    1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
    2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:
    1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ wordt aangebracht, indien:
    1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
    2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, indien:
    1.  hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  8. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:
    1. door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  9. de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ wordt aangebracht, indien:
    1. door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
  10. de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Open landschap)' wordt aangebracht, indien:
    1. door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
  11. de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' wordt aangebracht, indien:
    1. door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
  12. de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, indien:
    1. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;
  13. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' wordt aangebracht, indien:
    1. de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;
    2. de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.

Artikel 11 Overige regels

 

11.1 Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels van toepassing als bedoeld in bijlagen bij de regels bijlage 5.

11.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  4. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  5. sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Aldemiede 10 Suwâld'.