bestemmingsplan Lytsegeast 12 te Tytsjerk (wijzigen bestemming van wonen naar agrarisch)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.00BPXVI-vg01 |
Plantype: | wijzigingsplan |
Toelichting bestemmingsplan Lytsegeast 12, Tytsjerk (wijziging bestemming)
2021
NL.IMRO.0737.00BPXVI
Inhoudsopgave
Toelichting bestemmingsplan Lytsegeast 12, Tytsjerk (wijziging bestemming)
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
2.3.1 Structuurvisie 'Finster op Romte' (2010 - 2020)
3.2 Functionele en ruimtelijke inpasbaarheid
4.2 Landschap en Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Buitengebied 2013 vastgesteld. Dit plan betrof het merendeel van het buitengebied van de gemeente. In de tijd daarna kwamen enige fouten op de planverbeelding en een enkele omissie in de regelgeving aan het licht. Er is een correctieve herziening opgesteld en in procedure gebracht waarin de fouten op de planverbeelding zijn hersteld. Naast het herstel van fouten zijn de met een procedure verleende afwijkingen en wijzigingen van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 na de vaststelling op 27 juni 2013 in de correctieve herziening opgenomen. Onlangs is gebleken dat het perceel Lytsegeast 12 te Tytsjerk onterecht en ongewenst een woonbestemming heeft gekregen in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en dat het bestaande gebruik, nu dus onder het overgangsrecht valt. Deze correctie kon niet meer worden meegenomen in voornoemde correctieve herziening van het bestemmingsplan. Vandaar dat er nu een bestemmingsplan is opgesteld om de bestemming van het betreffende perceel te wijzigen naar de bestemming grondgebonden agrarisch bedrijf.
1.2 Situatie
Met het bestemmingsplan krijgt het perceel Lytsegeast 12 te Tytsjerk, overeenkomstig het bestemmingsplan Buitengebied 1997 (zie onderstaand fragment), weer een bouwperceel ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Mee naar aanleiding van de ingediende zienswijze en de aanwezige bedrijfssituatie zal dit wel een kleiner bouwperceel zijn (zie o.a. hoofdstuk 5 en 6 van deze toelichting).
1.3 Planologische regeling
Er is sprake van een correctieve herziening. Het gaat om een wijziging op perceelsniveau. Er is geen sprake van beleidswijzigingen. De eerder gemaakte fout wordt in dit plan hersteld.
Gelet op de beperkte omvang en de aard van deze partiële herziening kan voor de toelichting van deze herziening grotendeels worden verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 . Het gaat dan om de beschrijving van de huidige situatie, het beleid, de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en de omgevingsaspecten. Alleen daar waar de noodzaak tot aanvulling van de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 noodzakelijk is, wordt hierop ingegaan op enkele specifieke onderwerpen. Gelet op de omvang van deze herziening (één perceel) en het feit dat het om het bestaande gebruik gaat, is het niet noodzakelijk, dat de toetsen, onderzoeken en procedures die in het kader van het Bestemmingsplan Buitengebied 2013 zijn gedaan worden aangevuld, danwel worden herhaald.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is aandacht besteed aan het voor dit bestemmingsplan relevante beleid. In hoofdstuk 3 vindt een beoordeling van het project plaats. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridisch-bestuurlijke aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 ligt ten grondslag aan voorliggend bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is aandacht besteed aan het relevante beleid.
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
Het provinciaal beleid is in de jaren na de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 herhaaldelijk aangepast en uitgebreid. De veranderingen in het provinciaal beleid zijn niet van invloed op deze correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Hieronder wordt een korte samenvatting gegeven van de wijzigingen van het provinciaal beleid sinds 2013 met een ruimtelijke weerslag.
Op 26 maart 2014 is Grutsk op 'e Romte vastgesteld door Provinciale Staten als structuurvisie. Grutsk op ‘e Romte is een thematische structuurvisie (over landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang) en is voor dit thema een kader dat gebruikt wordt bij ruimtelijke afwegingen. Het is een zelfbindend document, dus alleen bindend voor de provincie zelf.
Grutsk op ‘e Romte is als procesvereiste in de verordening Romte opgenomen. Dat betekent dat vereist wordt dat bij het opstellen van een ruimtelijk plan een analyse wordt gemaakt van de aanwezige waarden in het plangebied, in het bijzonder van de landschappelijke en cultuurhistorische structuren. En dat afgewogen en gemotiveerd wordt op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de provinciale belangen uit Grutsk op ‘e Romte.
Op 18 februari 2015 is Romte foar Sinne door Provinciale Staten vastgesteld. Realisatie van zonneweides (opstellingen op de grond, in het ‘weiland’) had niet de voorkeur. Provinciale Staten denken nu dat de aanleg van zonneweides/zonneparken wel nodig zal zijn om tot de 500 MW doelstelling te komen. De provincie wil ook ruimte bieden voor initiatieven vanuit dorpen en wijken om in de eigen energiebehoefte te voorzien.
Voor het gebied aansluitend aan stads- en dorpsgebied geldt een ‘ja, mits-benadering’. De gemeente wordt gevraagd om onderbouwing van haar ambitie en keuze: motivering van de locatiekeuze, op basis van een analyse van mogelijkheden binnen en buiten bestaand stedelijk gebied. Ook is een ruimtelijk InpassingsPlan nodig. Het beleid is erop gericht dat omvang en vermogen van de opstelling zijn gekoppeld aan de energiebehoefte van dorp (of enkele kleinere samenwerkende dorpen), wijk of stad. Participatie van de inwoners in het park wordt sterk bepleit: ‘zonnepanelen voor en door het dorp’.
In het landelijk gebied is bij een combinatie van functies, zoals infrastructuur of nutsvoorzieningen, plaatsing mogelijk, onder kwalitatieve voorwaarden. Slechts bij uitzondering, na zorgvuldige afweging, zien GS ruimte voor zonnepanelen gekoppeld aan historische infrastructuur en (veelal groene gras) dijklichamen zoals benoemd in de Structuurvisie Grutsk op ‘e Romte. Historische en landschappelijke kwaliteiten moeten voorop staan.
In principe wordt geen ruimte gegeven voor opstellingen in het weiland op locaties die niet aansluiten op een kern, ter behoud van agrarisch productiegebied en landschappelijke waarden.
Met de vaststelling van de notitie is ook de Verordening Romte Fryslân 2014, zoals vastgesteld op 25 juni 2014, partieel aangepast aan dit nieuwe beleid. De aanpassing is per 7 maart 2015 in werking getreden.
In de Beleidsnotitie intensieve veehouderij van 25 juni 2014 staat het provinciale ruimtelijke beleid voor intensieve veehouderijen in Fryslân. Intensieve veehouderijen zijn veehouderijen die geen of weinig grond in de omgeving hebben voor het verbouwen van het veevoer of het afzetten van de mest. Het betreft vooral varkens- en pluimveehouderijen, maar soms ook veehouderijen met pelsdieren, vleeskalveren, geiten, schapen, rundveemesterijen of een combinatie hiervan.
De intensieve veehouderijsector in Fryslân kan zich ontwikkelen. Voornamelijk om te voldoen aan nieuwe eisen op het gebied van dierenwelzijn, gezondheid en milieu. Ontwikkeling is alleen mogelijk als er een zorgvuldige inpassing in het landschap plaatsvindt. Een maximum bouwperceel van 1,5 ha biedt voldoende ontwikkelingsruimte voor een bestaande intensieve veehouderij. Inclusief mestvergister of vergelijkbare voorziening is dit 2 ha. Alleen in bijzondere gevallen kan van deze maat worden afgeweken. Nieuwe bouwpercelen voor intensieve veehouderijen zijn niet gewenst.
Verder is het belangrijk dat per bedrijf goed wordt gekeken naar de inpassing in het landschap. Een team van deskundigen kan hier gezamenlijk over adviseren aan de gemeente (dit heet De Nije Pleats methode). Het beleid is geborgd in de Verordening Romte Fryslân 2014, zodat het beleid doorwerkt naar de ruimtelijke plannen van de Friese gemeenten.
Provinciale Staten van Fryslân hebben op 17 december 2014 een besluit genomen over windmolens in de provincie. Het voorstel van Gedeputeerde Staten is op enkele punten gewijzigd. Om de landelijke taakstelling te realiseren (530,5 Megawatt opgesteld vermogen aan windenergie in 2020) hebben Provinciale Staten gekozen voor:
- IJsselmeer/Afsluitdijk: 316 Megawatt
- Kop Afsluitdijk: 36 MW
- Bestaande molens op land: 160 MW
- Lemmer/Noordoostpolder: 18 MW
- Reservelocatie: Twee bedrijventerreinen Heerenveen
- Sanering oude molens – 65 Megawatt
Het nieuwe windbeleid van de Provincie raakt de gemeente Tytsjerksteradiel niet.
Op woensdag 21 januari 2015 is de Veenweidevisie met een meerderheid van 36 stemmen vastgesteld door Provinciale Staten. Daarnaast zijn 10 moties aangenomen. De moties worden meegenomen bij het opstellen van het uitvoeringsplan voor de Veenweidevisie. Voor het zomerreces moet het uitvoeringsplan van de Veenweidevisie worden vastgesteld.
Het is mogelijk dat in het kader van het uitvoeringsplan delen van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 moeten worden aangepast.
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân/werkwijze RO 2014 vastgesteld. Op grond van een aantal ontwikkelingen was aanpassing van de Verordening Romte Fryslân van 15 juni 2011 noodzakelijk:
Rijksbeleid en regelgeving (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, spoedwet reparatie Wro: beperking ontheffingsmogelijkheden in de provinciale verordeningen)
‘Tuskentiidse evaluaasje Streekplan Fryslân' (2012).
Totstandkoming van nieuw beleid voor veehouderij, weidevogels en herijking van de Ecologische hoofdstructuur.
De Verordening Romte Fryslân 2014 is in werking getreden per 1 augustus 2014. De verordening is alleen van toepassing op nieuwe bestemmingsplannen. Uit de verordening sec volgt dus niet de plicht om bestaande bestemmingsplannen aan te passen.
Op 21 februari 2018 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte gewijzigd vastgesteld. Op 1 november 2014 is een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. In deze wijziging van het Bor is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om met een reguliere (korte) procedure af te wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) juncto bijlage II, artikel 4 Bor (kruimelregeling) verruimd. Vanwege de bredere reikwijdte van bijlage II, artikel 4 Bor hebben provincies de bevoegdheid gekregen om de ruimtelijke verordening van toepassing te verklaren op dit onderdeel van het besluit omgevingsrecht. Met voorliggende wijziging van de Verordening Romte is gebruik gemaakt van deze bevoegdheid en komen de bepalingen uit bijlage II, artikel 4 van het Bor onder de werking van de verordening te vallen. Dit betekent dat ontwikkelingen die in strijd zijn met de regels van de Verordening Romte niet alsnog met een reguliere procedure vergund kunnen worden door gemeenten door gebruik te maken van bijlage II, artikel 4 Bor.
Naast het bovengenoemde zijn tevens enkele kleine ondergeschikte aanpassingen in de wijziging van de verordening meegenomen. De wijzigingen betreffen kleine verruimingen in de regels en enkele correcties.De verruimingen hebben met name te maken met het bieden van meer mogelijkheden om duurzame energie op te wekken binnen de regels van de Verordening Romte. Er is een algemene ontheffing voor functies die bijdragen aan het opwekken van duurzame energie (m.u.v. windturbines) opgenomen in de wijzigingsverordening om in voorkomend geval, bij uitzondering, mee te kunnen werken aan projecten die voldoende draagvlak hebben en bij voorbeeld van onderop worden ontwikkeld en ruimtelijk inpasbaar zijn maar die nu (net) niet passen binnen de Verordening Romte. Daarnaast zijn de regels in de verordening zodanig aangepast dat met een afwijking meegewerkt kan worden aan opstellingen voor zonne-energie ter plaatse van een (voormalige)zandwinlocatie. De regels voor kleine windturbines in het landelijk gebied zijn tevens aangepast. Dakturbines en kleine windmolens met een maximale tiphoogte van 10 meter konden tot nu toe in het landelijk gebied worden gerealiseerd door gebruik te maken van bijlage II artikel 4 Bor. Met voorliggende wijzigingsverordening komt dit artikel onder de werking van de verordening te vallen, waardoor alleen nog zou kunnen worden meegewerkt als sprake is van een pilot. Omdat dakturbines en kleine windturbines van maximaal 10 meter nauwelijks impact hebben op het landschap maar wel kunnen bijdragen aan de verduurzaming is in de wijzigingsverordening een regeling opgenomen voor het toestaan van dak-turbines en kleine turbines met een maximale hoogte van 10 meter, mits de energie wordt opgewekt voor de eigen behoefte, de windturbine op het bouwperceel (bedrijf, woning) wordt geplaatst en de kleine windturbine zorgvuldig wordt ingepast binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.
Op 8 augustus 2018 is de geconsolideerde versie van de Verordening Romte op ruimtelijkeplannen.nl geplaatst. Hierin zijn alle wijzigingen verwerkt.
2.3 Gemeentelijk beleid
2.3.1 Structuurvisie 'Finster op Romte' (2010 - 2020)
In januari 2010 is de Structuurvisie 'Finster op Romte' door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft de toekomstvisie weer van Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen kernen. Naast grote kernen als Burgum en Hurdegaryp en recreatieve kernen als Earnewald bestaat de gemeente uit kleine kernen.
Landschap
Het landschap is de toetssteen voor alle ontwikkelingen. Ontwikkelingen zijn vaak nodig en essentieel, maar het landschap dient hieronder niet te lijden. Dit betekent dat bij ruimtelijke ingrepen zorgvuldig wordt omgegaan met de schaal en maat van de te realiseren ontwikkeling in het gebied. Om de mogelijkheden in het landschap aan te geven is de gemeente Tytsjerksteradiel verdeeld:
Het oostelijke(besloten) gedeelte, inclusief de Trynwâlden;
Het westelijke (open) gedeelte.
Deze tweedeling is de basis voor de zonering in dynamiek. Daarbinnen wordt overigens nog wel gedifferentieerd. De stelregel bij beide regimes is gelijk: ontwikkelingen in het landschap kunnen, maar alleen wanneer zij zich voegen naar en passen in maat en schaal van het landschap.
In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd op welke wijze aan dit beleid bijgedragen wordt.
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Project
Het bestemmingsplan heeft betrekking op de inpassing van een bestaand en onbedoeld onder het overgangsrecht gebracht grondgebonden agrarisch bedrijf op het perceel Lytsegeast 12 te Tytsjerk.
3.2 Functionele en ruimtelijke inpasbaarheid
Het betreft hier een correctie van het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Het gebruik is in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 ten onrechte onder het overgangsrecht gebracht. Met het voorliggende plan wordt de destijds passende bestemming weer inbestemd.
3.3 Conclusie
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek ruimtelijk inpasbaar is. In het volgende hoofdstuk worden de omgevingsaspecten nader onderzocht.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
De toetsingscriteria uit het bestemmingsplan Buitengebied 2013 schrijven voor dat een wijzigingsplan onderbouwd dient te worden ten aanzien van de omgevingsaspecten. Er dient aangetoond te worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de bodem, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de milieuaspecten en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de verkeersaspecten, de geluidsaspecten, de luchtkwaliteit en de externe veiligheid. Daarnaast is het een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren.
4.2 Landschap en Cultuurhistorie
Sinds 2012 is het wettelijk verplicht om cultuurhistorische (cultuurlandschappelijke en bouwhistorische) waarden mee te nemen en af te wegen in ruimtelijke plannen (Bro art. 3.1.6). Daarnaast is in de Verordening Romte (art. 2.1.1) de verplichting opgenomen om aan te geven op welke wijze het plan rekening houdt met respectievelijk invulling geeft aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Deze zijn specifiek beschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte, het bestemmingsplan Buitengebied 2013
Landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten Grutsk op 'e Romte
In Grutsk op 'e Romte worden twee schaalniveaus gehanteerd:
het provinciale schaalniveau, met structuren die belangrijk zijn voor de provincie als geheel; dit zijn grote, regio overschrijdende eenheden die niet binnen bepaalde regionale en/of gemeentelijke grenzen onder te brengen zijn. De voorgenomen activiteit doet geen afbreuk aan deze gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang.
het deelgebied schaalniveau, met structuren die met name binnen een bepaald deelgebied representatief en belang zijn; dit zijn structuren op regionale schaal, die gekoppeld zijn aan specifieke deelgebieden binnen de provincie. Ter plaatse van het plangebied zijn geen provinciale belangen aangeduid.
Landschap en ruimtelijke kwaliteit Bestemmingsplan Buitengebied 2013
In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is op hoofdlijnen in beeld gebracht welke cultuurhistorische waarden aanwezig zijn in het buitengebied. Het gaat daarbij vooral om ontginningspatronen, landschapselementen en bebouwingselementen. Voor het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen of patronen aangegeven.
Het westen van de gemeente, waar het betreffende perceel onder valt, wordt in merendeel gevormd door Laagveengebied dat zich kenmerkt door:
grootschalige open ruimten begrensd door bebouwings- en beplantinslinten langs wegen en vaarten, alsmede door beplantingselementen op de hogere zandgronden;
aanwezigheid van lineaire structuren van wegen en vaarten;
opstrekkende strokenverkaveling haaks op ontginningsassen;
incidentele groene verdichtingen door moerasgebieden (zoals bij Earnewâld, Ottema Wiersmareservaat), boselementen en verlande petgaten en zandkoppen c.a. (zoals Lytse Geast en Suwâld);
aanwezigheid van met name open grasland, grazige natuurgebieden en waterpartijen, waaronder petgaten.
Het betreffende landschap wordt beschermd met de dubbelbestemming "Waarde - open landschap. Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van het open karakter van dit gebied en van de kenmerkende verkavelingstructuur.
4.3 Archeologie
Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij het vaststellen van bestemmings- en wijzigingsplannen rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.
Het wijzigingsplan heeft geen betrekking op een uitbreiding van de bouwmogelijkheden. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Voor de volledigheid hebben wij de FAMKE kaart geraadpleegd.
De FAMKE kaart geeft de volgende adviezen. Voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen is het advies karterend onderzoek 3. Dit betekent dat de provinicie bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek aanbeveelt. Voor de periode Steentijd - Bronstijd is voor een deel karterend onderzoek 2 het advies. De aanbeveling van de provincie voor deze gebieden is om bij ingrepen van mee dan 2500m² archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Voor het andere deel is karterend onderzoek 3 het advies. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren. Het bouwvlak was ongeveer 1 hectare. Aangezien het gebruik van het perceel onder het overgangsrecht valt en het grootste deel van het perceel al bebouwd is achten wij nader archeologisch onderzoek niet nodig. Bovendien is de aanpassingen op de planverbeelding van beperkte omvang en niet gelegen in een gebied dat aangemerkt is als archeologisch waardevol.
4.4 Ecologie
De aanpassing op de planverbeelding is van dusdanige aard dat ze geen significante effecten hebben op de natuurwaarden van de Natura 2000-gebieden Alde Feanen en De Grootte Wielen en natuurgebieden binnen en buiten het Natuurnetwerk (voorheen ecologische hoofdstructuur). Ook gaat er geen natuurgebied verloren.
4.5 Milieu
Het bedrijf beschikt sinds juli 1992 over een AMvB melding op basis van het Besluit melkrundveehouderijen Hinderwet. Deze melding is in 2006 onder de werkingsfeer van het Besluit landbouw milieubeheer komen te vallen. Inpassing Wet natuurbescherming (stikstofdepositie)
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Hierna: Wnb) in werking getreden. Artikel 2.9 Wnb benoemt de situaties waarop het verbod van artikel 2.7, tweede lid, Wnb niet van toepassing is, oftewel wanneer er geen vergunningplicht ten aanzien van de Natura 2000-gebieden bestaat:
Het verbod is niet van toepassing op andere handelingen als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b, die op de referentiedatum bekend waren, of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn bij het bestuursorgaan dat bevoegd is voor de verlening van de vergunning, en zij sedertdien niet of niet in betekenende mate zijn gewijzigd. Als datum wordt 31 maart 2010 aangehouden, dan wel een latere datum als het gaat om een gebied dat later is aangewezen.
In de Wnb wordt niet verduidelijkt of de handeling ook moet zijn “toegestaan”. Volgens jurisprudentie van de Afdeling onder de Natuur beschermingswet (vgl. ABRVS 30 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9656) dient bij bestaand gebruik ook te worden bekeken of het gebruik daadwerkelijk was toegestaan (vergund) op de (Europeesrechtelijke) referentiedatum. Deze datum is 7 december 2004 voor Habitatrichtlijngebieden en 10 juni 1994 voor Vogelrichtlijngebieden.
Voor het bedrijf is op 16 juli 1992 een melding gedaan op grond van het Besluit melkrundveehouderijen Hinderwet. Deze melding is bij brief van 21 juli 1992 geaccepteerd. De handelingen zijn dan ook bekend en toegestaan.
Geconcludeerd wordt dat de Wnb niet aan de wijziging van het bestemmingsplan in de weg staat.
4.6 Luchtkwaliteit
Door de wijziging van de Wet Milieubeheer per 1 augustus 2009 (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen), is het NSL-programma in werking getreden. In het Besluit “niet in betekenende mate” (luchtkwaliteitseisen) is op grond van art. 5.16 lid 4 Wm, bepaald in welke omstandigheden de uitoefening van een bevoegdheid, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, zodat ook niet getoetst hoeft te worden aan de normen voor luchtkwaliteit. In het genoemde besluit is bepaald dat activiteiten waardoor de toename van verontreinigende concentraties van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) minder dan 3% van de grenswaarde is, niet in betekenende mate bijdragen aan afname van de luchtkwaliteit.
Aangezien ook in de huidige situatie geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde, zal ook als gevolg van de aanpassingen op de planverbeelding geen sprake zijn van een feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Aan de regels van de Wet Milieubeheer wordt daarom voldaan.
4.7 Externe veiligheid
Het huidige beleid met bijbehorende normstellingen op het gebied van externe veiligheid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Het Bevi is van toepassing op inrichtingen vallend onder de Wet milieubeheer die overlijdensrisico's voor personen buiten de inrichtingen veroorzaken als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Bij een bestemmingsplan(wijziging) moet volgens het Bevi het plangebied worden getoetst aan het vigerende beleid voor externe veiligheid. Om de ontwikkeling verder in procedure te kunnen brengen is het noodzakelijk aan te tonen dat:
het plangebied geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de omliggende bebouwing;
de omgeving geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het bevi is van toepassing op vergunningplichtige (op grond van de Wm) risicovolle bedrijven (inrichtingen) en de nabijgelegen gevoelige objecten. Zogenaamde 8.40 Wm- (meldingsplichtige) inrichtingen vallen niet onder de werking van het besluit. Het betreft in dit geval een reeds gevestigde meldingsplichtige inrichting. Het besluit externe veiligheid is, gelet op het voorgaande, dan ook niet van toepassing.
Daarnaast veroorzaakt de omgeving ook geen onaanvaardbare risico's voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.8 Water
De aanpassingen op de planverbeelding bevat, aangezien het bestaande gebruik onder het overgangsrecht valt, geen elementen die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de waterhuishouding (grond- en oppervlaktewater) en het watersysteem.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Algemeen
Op de locatie waar het agrarisch bouwvlak wordt gesitueerd is het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Tytsjerksteradiel van kracht (vastgesteld 27 juni 2013). Het plangebied heeft de volgende bestemmingen:
Agrarisch - Bedrijf grondgebonden;
Waarde - Landschap Open landschap)
De dubbelbestemming Waarde - Landschap (Open landschap) blijft gehandhaafd in dit wijzigingsplan. Het voorliggende wijzigingsplan maakt na het onherroepelijk worden deel uit van het moederplan.
Naar aanleiding van de zienswijzen is een voorwaardelijke bepaling in het planvoorschrift opgenomen m.b.t. de landschappelijke inpassing. Op grond van deze bepaling moet - wanneer het onbebouwde deel van het perceel t.b.v. de agrarische bedrijfsvoering als bedrijfsperceel in gebruik wordt genomen- via het procede Nije Pleats aandacht worden besteed aan de landschappelijke inpassing. De te treffen landschappelijke maatregelen zijn uiteraard afhankelijk van de ingreep die op dat moment plaatsvindt.
5.2 Verbeelding
Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Deze verbeelding vervangt de in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied 2013 opgenomen verbeelding. Op de verbeelding is het agrarisch bouwperceel aangegeven.
Voor de ondergrond van de plankaart is gebruik gemaakt van de meest actuele Basisregistratie grootschalige topografie (BGT). Na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.
5.3 Regels
De bestemmingen die op dit bestemmingsplan van toepassing zijn, zijn in de regels opgenomen. Omdat het bestemmingsplan aansluit op het bestemmingsplan Buitengebied 2013 bevat het voorliggende plan dezelfde bepalingen als de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
6.1 Economisch
Dit bestemmingsplan voorziet niet in een ontwikkeling die investeringen van overheidswege
vergen. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt zullen worden gefinancierd door de (particuliere) initiatiefnemers. Er is dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het plan biedt evenmin aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.
6.2 Maatschappelijk
Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn twee zienswijzen ingediend. In de zienswijzennotitie die als bijlage bij deze toelichting is gevoegd wordt nader op deze zienswijzen ingegaan.
De zienswijzen zijn aanleiding om:
in goed overleg met de eigenaar van het perceel een kleiner bouwperceel toe te kennen;
een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan op te nemen op grond waarvan het op dit moment kadastraal bekend perceel gemeente Hardegarijp, sectie F, nr. 2259 dat van een bouwvlak wordt voorzien pas overeenkomstig artikel 3.1 voor agrarische bedrijfsvoering in gebruik mag worden genomen indien er een geaccodeerd landschappelijk inpassingsplan conform het procede Nije Pleats is gerealiseerd en de voorgeschreven landschappelijke inpassing verplicht in stand wordt gehouden.
De raad heeft op 25 november 2021 besloten de zienswijzen deels gegrond te verklaren en het bestemmingsplan met bovenstaande wijzigingen vast te stellen.