direct naar inhoud van Regels

Sanjesreed 8e Oentsjerk

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.00BPXIV-VG01
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting bestemmingsplan Sanjesreed 8e Oentsjerk

 

 
Inhoudsopgave

 

Toelichting bestemmingsplan Sanjesreed 8e Oentsjerk

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Plangebied

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.2 Planvoornemen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.2 Provinciaal beleid

3.3 Gemeentelijk beleid

3.4 Conclusie

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

4.2 Geluid

4.3 Luchtkwaliteit

4.4 Geur

4.5 Externe veiligheid

4.6 Bodem

4.7 Natuur

4.8 Archeologie

4.9 Water

4.10 Kabels en leidingen

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Uitgangspunten

5.2 Inleidende regels

5.3 Bestemmingsregels

5.3.1 Algemeen

5.3.2 Enkelbestemmingen

5.3.3 Dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economisch

6.2 Maatschappelijk

Hoofdstuk 7 Overleg

7.1 Overleg

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een juridische-planologische regeling voor het perceel Sanjesreed 8e te Oentsjerk. Op deze percelen is een woon- en zorgaccommodatie van Moai Seldsum gevestigd. De onderhavige gronden behoren tot het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Tytsjerksteradiel. Voor deze woon/zorgactiviteiten biedt het vigerende bestemmingsplan echter geen adequate regeling. De gemeente Tytsjerksteradiel is in beginsel bereid planologische medewerking aan dit initiatief te verlenen.

 

 

1.2 Plangebied

 

De locatie ligt in het buitengebied aan de Sanjesreed, ten westen van het dorp Oentsjerk en ten noorden van Gytsjerk. Zie onderstaande figuur.

 [image]

Figuur 1: de locatie van het plangebied in rood omcirkeld.

In de figuur hieronder is de ligging van het plangebied weergegeven op grotere schaal. Het betreft de panden en gronden binnen het rode kader.

 [image]

Figuur 2: vogelvlucht met het plangebied (rood kader)

 [image]

Figuur 3: kadastrale uitsnede met het plangebied (rood kader)

 

 

Het perceel kent momenteel een bedrijfsbestemming in het bestemmingsplan Buitengebied. Zie onderstaande fragment van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.

 

 [image]

Figuur 4: huidige bestemmingsplan

 

 

1.3 Leeswijzer

 

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt het plan nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven waaraan de ontwikkelingen binnen het plangebied worden getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan en tenslotte wordt de uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 6 toegelicht.

 

 

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

 

2.1 Huidige situatie

 

Op de percelen ter plaatse van het plangebied en direct daar omheen was in het verleden – van 1962 tot 2002 – PTC+ (Praktijkschool Oenkerk) gevestigd. In 2014 is de praktijkschool door de zuivelorganisaties Royal Aware en Fonterra doorontwikkeld tot Dairy Academy Oenkerk. De percelen Sanjesreed 4, 6 en 8 zijn in die periode verkocht. In de bebouwing op deze twee percelen hebben zich in de loop der tijd andere bedrijven gevestigd.

Op de percelen 4 en 6 is tegenwoordig de Praktijkboerderij Oenkerk van Royal Aware gevestigd. De praktijkboerderij vormt een platform voor training en kennisversterking in de melkveehouderij en zuivelproductie met daarnaast boerderij- en zuivelbeleving. Op het perceel zijn een melkveebedrijf, een gebouw voor opleiding en training van melkveehouders en medewerkers op de boerderij en een kleinschalige zuivelafdeling voor kaas en yoghurt aanwezig. Op nummer 6 is een bijbehorende (agrarische) bedrijfswoning aanwezig, waar één van de bedrijfsleiders van de melkveehouderij woonachtig is.

In de voormalige bebouwing van PTC+ op het perceel Sanjesreed 8 worden in de huidige situatie diverse (bedrijfs)activiteiten uitgeoefend. Eén daarvan is de woon-zorglocatie van Moai Seldsum, gevestigd op het perceel Sanjesreed 8e. Deze locatie maakt onderdeel uit van de Zorgboerderij Moai Seldsum. De moederlocatie is aan de Sanjesreed 14 gevestigd. Op nr. 8e worden jongeren gehuisvest met een begeleiding- of zorgvraag (indicatie Jeugdwet). Het betreft jongeren beneden 18 jaar die in de weekenden en vakanties op deze locatie verblijven en begeleiding en zorg nodig hebben. Voor deze groep zijn 5 plaatsen beschikbaar. Daarnaast wonen ter plaatse ook volwassenen met een indicatie vanuit de WMO (Beschermd Wonen) of een WLZ-indicatie

Daarnaast biedt de locatie ook permanente woonruimte voor jongeren van boven de 18 die niet zelfstandig kunnen wonen. Voor dit doel is ruimte voor 15 personen. De dagbesteding van deze jongeren vindt elders plaats.

De overige aanwezige bedrijven en/of voorzieningen zijn:

Op het kaartje hieronder is een overzicht opgenomen van de diverse (bedrijfs)functies die op de percelen Sanjesreed 8a t/m f aanwezig zijn.

 [image]

Figuur 5: overzicht van aanwezige functies op de percelen Sanjesreed 8a t/m f

 

2.2 Planvoornemen

 

De woon-zorglocatie van Moai Seldsum is feitelijk al enkele jaren op de locatie 8e aanwezig en ‘in bedrijf’. Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, staat de vigerende bestemming van dit perceel deze functie niet toe. Het planvoornemen bestaat dan ook louter en alleen uit het legaliseren van dit gebruik in planologisch opzicht.

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Hieronder volgt een samenvatting.

 

3.1 Rijksbeleid

 

Het beleid van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit van Nederland tot 2040 is neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen acht het Rijk zich verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Buiten deze 13 nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vormt het juridisch kader om het rijksbeleid te borgen.

Het rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;

2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De 13 nationale belangen waarvoor het rijk zich verantwoordelijk acht, vloeien voort uit de hier voor genoemde 3 doelen. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In het SVIR is een eerste integrale afweging van deze belangen gemaakt. De benoemde rijksbelangen hebben geen betrekking op de ontwikkelingen die binnen het onderhavige plangebied zijn voorgenomen.

 

3.2 Provinciaal beleid

 

Het provinciaal omgevingsbeleid van de provincie Fryslân is neergelegd in de provinciale omgevingsvisie Streekplan 2007. Dit beleid heeft zijn juridische vertaling gekregen in de provinciale omgevingsverordening Romte (geconsolideerde versie d.d. 8 augustus 2018). In deze verordening zijn regels gesteld waarmee bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

In planologisch opzicht kan de woonzorglocatie van Moai Seldsum als nieuwe functie worden aangemerkt. In de Verordening Romte is bepaald dat zorgactiviteiten als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf kunnen worden uitgeoefend. Daarnaast biedt het provinciale beleid mogelijkheden voor nieuwe gebruiksvormen van vrijkomende agrarische bebouwing. De bebouwing op Sanjesreed 8 a t/m e is voormalige bedrijfsbebouwing die vrijgekomen is na het beëindigen van PTC+ . In het bestemmingsplan Buitengebied 2013 hebben deze gebouwen een nieuwe functie gekregen. Op grond van 1.2.1 lid 2 onder 1 van de Verordening Romte is hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing t.b.v. wonen en zorg toegestaan. Het plan past daarmee binnen het provinciale beleid.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan “Buitengebied 2013”, dat op 27 juni 2013 is vastgesteld. De gronden van het perceel 8e hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemming ‘Bedrijven-2’. Deze bedrijfsbestemming laat lichte vormen van bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 toe. Ook hebben deze gronden een dubbelbestemming ‘Waarde – landschap (open landschap). De uitoefening van de woonzorgactiviteiten, zoals op nr. 8e plaatsvindt, is niet toegestaan op grond van het bestemmingsplan.

De gemeente heeft in 2015 aangegeven dat men planologische medewerking aan legalisatie van deze specifieke vorm van bewoning wil toestaan, onder voorwaarde dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan bestaan en de Dairy Academy Oenkerk niet belemmerd zou worden in zijn activiteiten vanwege deze woonfunctie. In dat kader is destijds een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluiduitstraling van de praktijkboerderij. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat na het treffen van enkele maatregelen beide functies zonder problemen in elkaars nabijheid kunnen worden uitgeoefend. In hoofdstuk 4 (Omgevingsaspecten) zal hier nader op worden ingegaan.

 

 

 

3.4 Conclusie

Het initiatief is getoetst aan het rijksbeleid, het provinciale beleid en gemeentelijke beleid. Het plan is in strijd met het bestemmingsplan, maar past binnen de mogelijkheden voor vrijkomende agrarische bebouwing, waardoor medewerking aan het plan kan worden verleend.

 

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

 

De zorgfunctie die door middel van de onderhavige planherziening wordt gelegaliseerd en andere functies die in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn kunnen mogelijk onderling effect op elkaar hebben. Daarbij valt te denken aan hinder en/of overlast die mogelijk van bepaalde activiteiten uitgaat. In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op omgevingsaspecten die relevant kunnen zijn voor het plangebied.

 

4.1 Milieuzonering

 

Ter bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies noodzakelijk. Om die reden moet worden onderzocht of in de directe omgeving van het plangebied functies aanwezig zijn die hinder en/of overlast kunnen veroorzaken voor de beoogde zorgfunctie binnen het plangebied. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” zijn de meest voorkomende vormen van bedrijvigheid beoordeeld op grond van hun hinderlijkheid en aan de hand daarvan verdeeld in een zestal milieucategorieën. Op grond van de mate van milieuhinderlijkheid wordt geadviseerd een bepaalde afstand ten opzichte van gevoelige functies aan te houden, zoals woningen, scholen, e.d. Deze afstandsnormen zijn indicatief van aard en kunnen gemotiveerd worden toegepast.

De omgeving

Percelen Sanjesreed 8a t/m d

Zoals in hoofdstuk 2 al werd beschreven, maakt het plangebied onderdeel uit van het perceel dat in het verleden werd gebruikt door de praktijkboerderij Oenkerk (PTC+). Na het beëindigen van deze activiteiten, zijn de gronden en de daar op aanwezige gebouwen in de loop der tijd voor diverse andersoortige functies in gebruik genomen.

In de huidige situatie zijn op het perceel Sanjesreed 8 de volgende bedrijven en/of voorzieningen aanwezig:

Adres

Vestiging

Sanjesreed 8a

Bedrijfswoning en bijbehorende (leegstaande) gebouwen

Sanjesreed 8b

Manege paardensportvereniging Trynwâlden

Sanjesreed 8c

Dagbestedingscentrum Bûtenút

Sanjesreed 8d

Wolhandel

Sanjesreed 8e

Woon- zorglocatie Moai Seldsum

 

De (bedrijfs)activiteiten die op de percelen 8a t/m 8e worden uitgeoefend, worden geacht onderdeel uit te maken van één inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Volgens vaste jurisprudentie is er sprake van één inrichting wanneer er voldoende technische, functionele en organisatorische samenhang bestaat. Daarnaast mag de onderlinge afstand tussen de onderdelen niet te groot zijn.

In de onderhavige situatie is sprake van organisatorische en functionele bindingen tussen de diverse bedrijfsactiviteiten. Bij de uitoefening van de zorgactiviteiten wordt gebruik gemaakt van de overige bedrijven die op het perceel nr. 8 zijn gevestigd. Jongeren van Moai Seldsum alsook van dagbesteding Bûtenút worden in het kader van hun dag-besteding ingezet bij het verrichten van werkzaamheden voor de wolhandel en bij het verzorgen van paarden en ander werkzaamheden die ‘op en rond de boerderij’ voorkomen. Hierdoor kan men van elkaars diensten profiteren en bestaat er een onderlinge samenhang tussen activiteiten.

De overige bebouwing die op het perceel 8a aanwezig is, staat in de huidige situatie leeg en wordt, behalve de bedrijfswoning, niet gebruikt.

Voorts liggen de bedrijven op relatief korte afstand van elkaar. Omdat er sprake is van één inrichting, hoeven de milieueffecten van de diverse bedrijfsonderdelen onderling niet te worden beoordeeld.

Percelen Sanjesreed 4 en 6

In hoofdstuk 2 is beschreven dat op de percelen nummers 4 en 6 de Praktijkboerderij Oenkerk is gevestigd. Op deze praktijkboerderij wordt een melkveehouderij uitgeoefend. Melkveehouderijen worden in deze brochure gerangschikt onder de categorie ‘fokken en houden van rundvee (overige graasdieren)’ (SBI-0141/142). De grootste afstand die ten opzichte van gevoelige functies moet worden aangehouden bedraagt 100 meter. Deze afstand wordt geadviseerd in verband met geur.

Het gebied aan de Sanjesreed ter plaatse van de percelen 4, 6 en 8a t/m e kan worden getypeerd als een gemengd gebied vanwege de diversiteit aan functies die daarbinnen worden uitgeoefend. In de verdere omgeving komen ook afwisselend woningen in het buitengebied voor. Gelet op de aard van het gebied, kan de afstand korter zijn dan 100 meter en kan in beginsel met een afstand van 50 meter worden volstaan, blijkens de eerdergenoemde VNG-brochure.

De woonzorglocatie van Moai Seldsum op nr. 8e ligt, gerekend vanuit het eigen bouwvlak, op 50 meter van de bestemmings- en bouwgrens van de praktijkboerderij. Daarmee wordt voldaan aan de indicatieve afstandsnorm voor een adequate milieuzonering.

 

4.2 Geluid

 

Wegverkeerslawaai

In het kader van geluid door wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Op grond van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen gebieden die als woonerf zijn aangeduid en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen 250 m (125 meter aan weerszijden van de as van de weg). Wanneer geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone wordt gerealiseerd, moet akoestisch onderzoek plaats vinden naar de geluidimmissie op deze gevoelige objecten. De afstand van de woonzorglocatie tot aan de Sanjesreed bedraagt circa 140 meter. Daarmee valt het buiten de geluidszone van 250 meter (125 meter aan weerszijden van de weg). Het pad dat vanaf de Sanjesreed naar het perceel van de woonzorglocatie leidt, loopt over eigen terrein en is daarmee aan te merken als erf.

Geluid vanuit inrichtingen

In paragraaf 4.1 is geconstateerd dat de afstand tussen de woonzorglocatie van Moai Seldsum en de praktijkboerderij van Dairy Academy Oenkerk voldoet aan de door de VNG gehanteerde richtafstand voor gemengde gebieden.

In 2017 is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluiduitstraling van de praktijk-boerderij op de betreffende woonzorglocatie (bijlage 1). In het kader van dat onderzoek is bekeken of de Dairy Academy aan de geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer kan voldoen. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat aan de relevante geluidvoorschriften kan worden voldaan na het treffen van geluidbeperkende maatregelen. Deze maatregelen behelzen de aanleg van een geluidwal tussen de percelen Sanjesreed 4 en 8e. Deze geluidswal is als aanduiding op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen en als voorwaardelijke verplichting in de regels. Hieronder is de ligging van de te realiseren geluidswal weergegeven. De wal wordt veertig meter lang, acht meter breed en vier meter hoog met daarop een scherm van twee meter.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 6: locatie aan te leggen geluidswal

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 7: dwarsprofiel geluidswal

 

Voor wat betreft de indirecte hinder vanuit de inrichting van Aware die niet wordt veroorzaakt door activiteiten of installaties of andere geluidbronnen binnen de inrichting, maar die wel aan de inrichtingen zijn toe te rekenen, zoals verkeersbewegingen van en naar de inrichting, wordt verwacht dat deze bewegingen niet substantieel zullen toenemen.

 

 

4.3 Luchtkwaliteit

 

In de Wet luchtkwaliteit zijn normen opgenomen voor de kwaliteit van de buitenlucht. Deze normen hebben betrekking op de concentraties in de buitenlucht van een aantal luchtverontreinigende stoffen. Het betreft de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxide, fijn stof (PM10 en PM2,5), lood, koolmonoxide en benzeen. Deze wetgeving vloeit voort uit normen voor luchtkwaliteit die door de Europese Unie zijn gesteld. Om aan deze Europese normen te voldoen zijn in Nederland extra maatregelen nodig, met name voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De Nederlandse overheid heeft hiervoor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgesteld. Projecten die van dit NSL-deel uit maken hoeven niet afzonderlijk aan de wettelijke normen te worden getoetst.

De woon-zorgfunctie vormt geen NSL-project, zodat een afzonderlijke toetsing aan de Wet luchtkwaliteit vereist is. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit moet worden aangetoond dat bij de uitvoering van dat plan:

De woon-zorgfunctie heeft naar verwachting slechts een zeer beperkt effect op de luchtkwaliteit. Voor zover er sprake is van een meetbaar effect zal dit ontstaan door de verkeersbewegingen van en naar de locatie. Op de locatie zijn ongeveer 20 woon-zorgplaatsen en -appartementen aanwezig. De verkeersbewegingen die dit genereert zullen zeer beperkt zijn, zodat er geen sprake zal zijn van invloed op de luchtkwaliteit die van enige betekenis is.

 

 

4.4 Geur

 

Een veehouderij kan geurhinder veroorzaken voor woningen en andere geurgevoelige objecten in de directe omgeving van de veehouderij. De onderhavige woon-zorglocatie vormt een geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbsluit. De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor geur bij vergunningplichtige bedrijven en het Activiteitenbesluit bij een meldingsplichtige bedrijfsvoering. Deze wet en het Activiteitenbesluit geven normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object.

Voor melkrundveehouderijbedrijven worden in de wet en het besluit vaste afstanden gehanteerd die ten opzichte van geurgevoelige objecten moeten worden aangehouden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden die tot de bebouwde kom moeten worden gerekend en gebieden die daar niet toe behoren. Het begrip bebouwde kom is niet gedefinieerd in de wet en besluit, maar uit de Memories van Toelichting blijkt dat de aard van de omgeving bepalend is voor de ligging van een inrichting binnen of buiten de bebouwde kom. Gebieden met aaneengesloten bebouwing die in overwegende mate een woon- of verblijfsfunctie hebben en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen en/of verblijven kunnen worden getypeerd als bebouwde kom.

De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied kan niet als zodanig worden aangemerkt. Het gebied en zijn omgeving kunnen als buitengebied worden aangemerkt.

Voor melkveehouderijen die buiten de bebouwde kom zijn gelegen wordt in de wet en het besluit een afstand van 50 meter bepaald die ten opzichte van stankgevoelige objecten moet worden aangehouden. Aan deze norm wordt voldaan. In paragraaf 4.1. is reeds aangegeven dat de afstand tussen de melkveehouderij op nr. 4 en de woon-zorglocatie op nr. 8e, gemeten vanuit de bebouwings- c.q. bestemmingsgrenzen, minimaal 50 meter bedraagt.

 

 

4.5 Externe veiligheid

 

Ter voorkoming van onveilige situaties is regelgeving vastgelegd met als doel om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dergelijke ongevallen kunnen ontstaan doordat binnen bedrijven wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee. Tenslotte kunnen ook buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen in dit verband risicovol zijn. De risico’s worden bepaald aan de hand van het zogenaamde plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen). Voor deze drie situaties is verschillende wet- en regelgeving van toepassing, waarop onderstaand zal worden ingegaan.

Externe veiligheid inrichtingen

Op grond van het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) moet afstand worden aangehouden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Risicovolle functies betreffen hoofdzakelijk bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken, welke veiligheidsrisico’s opleveren voor hun directe omgeving. De inrichting Sanjesreed 8a t/m 8f valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi. Er zijn voorts geen inrichtingen in de nabije omgeving aanwezig die een risico kunnen vormen voor de (externe) veiligheid van de gevoelige c.q. (beperkt)kwetsbare functies binnen het plangebied. Om die reden zijn er geen aspecten aan de orde die de externe veiligheid betreffen.

Besluit transport externe veiligheid

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen wegen en/of spoorverbindingen aanwezig waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook in dit opzicht ontstaan geen veiligheidsrisico’s voor de woon-zorgfunctie.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving aanwezig die tot veiligheidsrisico’s voor het plangebied leiden.

 

 

 

4.6 Bodem

 

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Indien sprake is van een verdachte locatie, dient onderzocht te worden in welke mate de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Binnen het plangebied komen geen verdachte locaties voor. De panden zijn voorheen al in gebruik geweest als pension en ook als zodanig bestemd. Op voorhand wordt in het kader van dit bestemmingsplan uitvoering van een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.

 

4.7 Natuur

 

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in bescherming van gebieden en van soorten. Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van het Natuur Nerwerk Nederland (NNN) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.

Natura 2000

Om de natuur in Europa als geheel te beschermen en te ontwikkelen, werken de lidstaten van de Europese Unie samen aan een Europees netwerk van natuurgebieden, het Natura 2000- netwerk. De aanwijzing van Nederlandse natuurgebieden die deel uitmaken van dit netwerk is inmiddels in gang gezet. Natura 2000-gebieden in Nederland worden beschermd door de Wet natuurbescherming (Wnb).

Om schade aan natuurwaarden binnen Natura 2000-gebieden te voorkomen bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de aanwezige soorten niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied De Groote Wielen, dat op een afstand van (hemelsbreed) ca. 2 kilometer van het plangebied ligt. Overige gebieden liggen op veel grotere afstand.

Voor het project is een aerius-berekening uitgevoerd (bijlage 2). Uit de berekening blijkt dat het project niet leidt tot significante effecten door stikstofdepositie in Natura -2000 gebieden. Vanuit het onderdeel natuur levert het plan geen belemmeringen op.

Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Het plangebied ligt niet binnen het NNN van Fryslân. Twee gebieden liggen op een dusdanige afstand van het plangebied dat geen sprake zal zijn van negatieve beïnvloeding van aldaar voorkomende natuurwaarden.

In figuur 7 is een weergave van de betreffende gebieden weergegeven.

 

 [image]

Figuur 7: fragment kaart NNN in Fryslân

 

Flora- en fauna

Diverse dier- en plantensoorten worden op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Niet alleen de soorten zelf, maar ook hun holen, nesten, e.d. zijn beschermd. Voor een groot aantal soorten geldt een zorgplicht. Dit houdt in dat voldoende zorg in acht moet worden genomen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten en moet worden voorkomen dat deze worden gedood, verwond of gestoord. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht.

De aanwezigheid van dergelijke soorten lijkt op voorhand niet aannemelijk. De gronden binnen het plangebied en direct daar aan grenzend worden in de bestaande situatie al intensief gebruikt voor de woon-zorgfunctie en diverse vormen van bedrijvigheid, al dan niet van agrarische aard.

Bovendien is de beoogde functie van dien aard dat verstoring van de eventueel aanwezige faunasoorten niet aan de orde zal zijn.

 

 

4.8 Archeologie

 

Op grond van de Monumentenwet 1988 moeten gemeenten bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met archeologische waarden en verwachtingen (art. 38a). Op de archeologisch kaart van de provincie Fryslân (FAMKE) worden in verband met de archeologische verwachtingswaarde van gronden twee perioden onderscheiden, te weten de Steentijd-Bronstijd en de IJzertijd-Middeleeuwen. Voor de Steentijd-Bronstijd geeft FAMKE aan dat in gebieden waarbinnen het plangebied zich bevindt zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd kunnen bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 2500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren. Voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen geldt dat zich in deze gebieden archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.

Binnen het plangebied is in fysiek opzicht geen ruimte om ruimtelijke ingrepen van een dergelijke omvang als hiervoor genoemd te kunnen plegen. Nader (verkennend) onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

 

 

4.9 Water

 

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In de zogenaamde waterparagraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets.

Op 11 juni 2021 is een digitale watertoets doorlopen (bijlage 3). Daaruit blijkt dat er geen waterschapsbelangen worden geraakt.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberg in een gebied in stand te houden. Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslân is het onder meer verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in het stedelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Het nu voorliggend plangebied betreft enkel de wijziging van de functie, zonder toename van het verhard oppervlak.

 

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Demping van oppervlaktewater is in het plangebied niet aan de orde.

  

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op de website www.ruimtelijkeadaptatie.nl.

 

4.10 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied of in de buurt hiervan zijn geen kabels en leidingen aanwezig waar rekening mee gehouden dient te worden.

 

 

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

 

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

 

De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.

 

Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.

 

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het plan is leidend in geval van verschil tussen de digitale - en analoge versie.

 

5.1 Uitgangspunten

 

De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.

 

5.2 Inleidende regels

 

In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

 

5.3 Bestemmingsregels

 

 

5.3.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.

 

Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

 

Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

 

5.3.2 Enkelbestemmingen

 

- Maatschappelijk - Zorginstelling -

 

Binnen deze bestemming zijn woon-zorggerelateerde voorzieningen toegestaan. Het verzorgen van dagbesteding is ook binnen deze bestemming opgenomen.

 

 

5.3.3 Dubbelbestemmingen

 

- Waarde – Landschap (open landschap) -

 

Binnen de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (open landschap)’ is een beschermde regeling, gericht op het beschermen van het open karakter en de kenmerkende verkavelingsstructuur van het veenweidegebied opgenomen. Deze bestemming is op het hele plangebied van toepassing. De bescherming vindt plaats door middel van een vergunningstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zoals het veranderen van de verkavelingsstructuur en het aanbrengen van grotere oppervlakten met opgaande beplanting.

 

- Geluidswal -

 

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Geluidswal' geldt een voorwaardelijke verplichting voor het aanleggen van een aarden geluidswal met een lengte van 40 meter, een hoogte van 4 meter met daarop in de volle lengte een scherm van 2 meter hoogte.

 

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

 

 

6.1 Economisch

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

 

Financiële haalbaarheid

 

De ontwikkeling heeft betrekking op een particulier initiatief. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer, die hiervoor de financiële middelen heeft. Eventuele toekenning van tegemoetkoming in planschade als gevolg van de planologische wijziging komt voor rekening van de initiatiefnemer. Dit wordt via een planschadeovereenkomst vastgelegd.

 

Grondexploitatie

 

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiele haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenver-haal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van een overeenkomst. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

 

In dit bestemmingsplan worden bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn, of de aard of omvang van de kosten gering is (bagatelregeling). Dit laatste is hier het geval. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.

 

 

6.2 Maatschappelijk

 

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Vanaf 21oktober 2021 heeft het ontwerp bestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

 

 

Hoofdstuk 7 Overleg

 

 

 

7.1 Overleg

 

In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro is een reactie gevraagd aan de

provincie Fryslân. Van de provincie Fryslân hebben wij een reactie ontvangen.

 

Reactie Provincie Fryslân

U geeft aan dat de aanwezigheid van soorten op voorhand niet aannemelijk lijkt, omdat de

gronden binnen het plangebied en direct daaraan grenzend in de bestaande situatie al

intensief worden gebruikt voor de woon-zorgfunctie en diverse vormen van bedrijvigheid.

Op zichzelf kan met dit uitgangspunt worden ingestemd. Wel wordt opgemerkt dat in het plangebied een geluidswal zal worden aangelegd. Zo te zien zal de kap van enkele bomen aan de orde zijn om ruimte te maken voor de geluidswal. Dit is niet meegenomen in de ecologische beoordeling. Wij verzoeken u dit alsnog te doen.

 

Commentaar

Er staat één boom op de plek waar de nieuwe geluidswal is gesitueerd. Daarnaast wordt de breedte van de geluidswal ten opzichte van het voorontwerp verkleind van 13 naar 8 meter. Indien mogelijk wordt de boom gespaard door de grondwal eromheen aan te leggen. Dit zou bijvoorbeeld middels een bekisting mogelijk zijn. Indien dit niet mogelijk is, wordt de boom buiten het broedseizoen verwijderd. Als de stamomtrek op een hoogte van 130 cm groter is dan 75 cm moet een kapvergunning worden aangevraagd.