Kooiweg 2 en omgeving te Gytsjerk (wijziging bestemming)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.00BPXII-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting bestemmingsplan Kooiweg 2, Gytsjerk (wijzigen bestemming en aanbrengen nieuw bouwvlak)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Er is medewerking gevraagd aan het toepassen van de ruimte voor ruimte regeling voor het perceel Kooiweg 2 te Gytsjerk. Om gebruik te kunnen maken van de ruimte voor ruimte regeling wordt 1135m² aan agrarische opstallen gesloopt en de overige bouwwerken ten behoeve van het agrarische bedijf (silo en kuilbulten) worden verwijderd.
1.2 Plangebied
Het plangebied heeft betrekking op het perceel Kooiweg 2 en directe omgeving te Gytsjerk.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van dit wijzigingsplan wordt het plan nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige, gewenste situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan en tenslotte wordt de uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 6 toegelicht.
Hoofdstuk 2 Planbeschijving
2.1 Huidige situatie
Het perceel Kooiweg 2 te Gytsjerk heeft op dit moment de bestemming Agrarisch - bedrijf grondgebonden en is bebouwd met opstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Het agrarische bedrijf is gestopt en te koop aangeboden. Het betreft een karakteristieke boerderij. Behoud van deze karakteristiek vinden wij van belang. Door toepassing te geven aan de ruimte voor ruimte regeling blijft het pand behouden en wordt de karakteristieke boerderij geheel in oude luister gerestaureerd met oude materialen.
2.2 Toekomstige situatie
Het pand Kooiweg 2 te Gytsjerk krijgt in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming Wonen - A7 (vrijstaande woningen boerderijtype). Door 1135m² aan agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel te slopen en de karakteristieke boerderij weer in oude luister te restaureren zijn wij bereid medewerking te verlenen aan de bouw van één woning direct ten zuiden van het pand Kooiweg 2 te Gytsjerk. De locatie van de nieuw te bouwen woning maakt onderdeel uit van het huidige agrarische bouwperceel. Met het planologisch realiseren van de woning op de gevraagde locatie wordt dan ook geen verdere inbreuk op het buitengebied gedaan.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
Het beleid van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit van Nederland tot 2040 is neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen acht het Rijk zich verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Buiten deze 13 nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vormt het juridisch kader om het rijksbeleid te boren.
Het rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De 13 nationale belangen waarvoor het rijk zich verantwoordelijk acht, vloeien voort uit de hier voor genoemde 3 doelen. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In het SVIR is een eerste integrale afweging van deze belangen gemaakt.
De benoemde rijksbelangen hebben geen betrekking op de ontwikkeling die binnen het onderhavige plangebied is voorgenomen.
3.2 Provinciaal beleid
Het provinciaal omgevingsbeleid van de provincie Fryslân is neergelegd in het Streekplan 2007. Dit beleid heeft zijn juridische vertaling gekregen in de provinciale omgevings-verordening Romte 2014 (geconsolideerde versie d.d. 4 maart 2015). In deze verordening zijn regels gesteld waarmee bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
De zogenaamde ruimte voor ruimte regeling is opgenomen in voornoemde provinciale verordening. ln artikel 1.6.1 van de verordening staat het volgende.
Er kan, in afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid, maximaal één nieuwe woning in het landelijk gebied worden toegestaan op een bestaand solitair bouwperceel mits:
Minimaal 1000m² aan beeldverstorende bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf of minimaal 3000m² aan kassen van een voormalig glastuinbouwbedrijf in het landelijk gebied wordt gesloopt;
ln de plantoelíchting is onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving, en
De oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300m², of de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen. Artikel 3.1.1 van de provinciale verordening is mede van toepassing.
Op het betreffende perceel staat op dit moment 1750m² aan agrarische bijgebouwen. Er wordt 1135m² aan agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Dit betekent dat er, op basis van voornoemde regeling, in principe één nieuwe woning in het landelijk gebied kan worden toegestaan. Naast het voorgaande worden ook alle agrarische bouwwerken, zoals de silo en de kuilbulten opgeruimd.
Gelet op de aanvraag, waarin wordt aangegeven dat de karakteristieke boerderij geheel in oude luister zal worden gerestaureerd met oude materialen, menen wij dat ook aan lid b van artikel 1.6.1 van de verordening Romte kan worden voldaan. Hierbij merken wij nog op dat er geen agrarische bedrijven in de directe omgeving van het perceel liggen. Het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf ligt op een afstand van meer dan 250 meter. Door het wijzigen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming ontstaan dan ook geen beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.
De nieuw te realiseren woning krijgt een bouwvlak van 150m². Naast het hoofdgebouw is dan nog ruimte voor de realisering van 150m² aan bijgebouwen.
Het perceel ligt in een gebied met de dubbelbestemming "Waarde - Landschap (open landschap)". Dit betekent dat de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open landschap. Het betreffende perceel krijgt ook in het voorliggende bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Landschap (open landschap)".
Met deze dubbelbestemming wordt het ter plaatse aanwezige landschap beschermd. Een verdere landschappelijke inpassing van het perceel via een landschappelijk inpassingsplan achten wij niet nodig. Dit ook mede gelet op de reeds bestaande beplanting rondom het perceel in de berm, op gemeentegrond.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Strucuurvisie Finster op Romte
De structuurvisie Finster op romte (2010) geeft de toekomstvisie weer van Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. In de visie staat het volgende met betrekking tot he wonen in het buitengebied.
"Het buitengebied gaat niet op slot. Voor ontwikkelingen zoals landgoedwonen, landelijk wonen of wonen op een boerenerf (geclusterd landelijk wonen) biedt de Structuurvisie de ruimte. Onder deze woonvormen kan een mengvorm van functies worden verstaan, zoals een bedrijf aan huis. Wel is het van belang dat deze zorgvuldig worden ingepast in het landschap, voldoet aan de regelgeving, en dat de (bedrijfs)ruimte voor de agrariër wordt gewaarborgd."
"Wonen in het buitengebied
Naast woningbouw in de kernen wordt in de gemeente ook enige gelegenheid geboden aan wonen in het buitengebied. Ook hier ligt de nadruk op inbreiding of het bouwen van woningen op bestaande bebouwde erven. Voorwaarde is dat de woningen passen in het landschap. Bij het ontwikkelen van eventuele nieuwe erven of landgoederen is substantiële versterking van het landschap en een toegevoegde waarde voor de natuur een voorwaarde. Bovendien zal per ontwikkeling worden bezien of de ontwikkeling gewenst is en of er maatwerk wordt geboden."
3.3.2 Woonvisie
In de geldende woonvisie Finster op wenjen (2010) is aangegeven welke ambitie de gemeente heeft op het gebied van wonen. In het kader van ‘wonen in het buitengebied’ kan gedacht worden aan mogelijkheden voor landelijk wonen. Het kan daarbij gaan om behoud van historische (karakteristieke) bebouwing.
De extra te bouwen woning wordt meegenomen in de, op dit moment in voorbereiding zijnde, woonvisie.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
De bestemmingswijziging van het huidige perceel en de voorgenomen bouw van de extra woning kan mogelijk effecten op de omgeving van het plangebied hebben. Er kunnen zich functies in de omgeving van het plangebied voordoen die mogelijk hindereffecten op de nieuwe woning hebben en waarvoor de woning belemmerend of beperkend kan werken. Daarbij valt te denken aan (agrarische) bedrijven of wegen. De bouw van een woning kan op zijn beurt weer effecten hebben voor beschermde plan- en diersoorten, en archeologische waarden die binnen het plangebied voorkomen, e.d. Voor vele van dergelijke aspecten zijn wettelijke regels en/of normen vastgelegd. In het onderstaande zal nader worden ingegaan op die omgevingsaspecten die relevant kunnen zijn voor het onderhavige plan.
4.1 Milieuzonering
Ter bescherming van de leefkwaliteit is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies noodzakelijk. Om die reden moet worden onderzocht of in de directe omgeving van het perceel hinderlijke functies aanwezig zijn en welke invloed deze functies op de woning kunnen hebben en omgekeerd. In de directe omgeving van het plangebied komen hoofdzakelijk woningen. Op een afstand van 75 meter is een zogenaamde categorie 2 bedrijf. Aangezien een categorie 2 bedrijf een afstand van maximaal 50 meter heeft vormt de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar een woonbestemming geen probleem. Het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf ligt op een afstand van ruim 250 meter. Ook hier zijn geen problemen te verwachten.
4.2 Geluid
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor de bouw van de woning is het wegverkeerslawaai van de Kooiweg een aspect waarmee rekening gehouden moet worden.
Toetsingskader Wet geluidhinder
Een in het kader van de Wet geluidhinder zoneplichtige weg heeft aan weerszijden een wettelijke zone (artikel 74 Wgh), met uitzondering van wegen waarvoor een 30 km-regime geldt.
Het perceel Kooiweg 2 te Gytsjerk ligt niet in een 30-km zone. Er moet dan ook gekeken naar de geluidszone van het wegverkeerslawaai. Op basis van het akoestisch onderzoek in het kader van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" (zie fragment hieronder) kan worden geconstateerd dat de 48dB zone op de Kooiweg ligt. Dit betekent dat er geen extra maatregelen op basis van het wegverkeerslawaai nodig zijn om de huidige bedrijfswoning om te zetten in een woonbestemming en voor de bouw van een extra woning.
Bouwbesluit 2012
De nieuw te realiseren woning ten zuiden van het perceel Kooiweg 2 dient ook te worden getoetst aan de voorschriften en eisen van het Bouwbesluit 2012. Voor wat betreft het wegverkeer dienen de geluidsgevoelige verblijfsgebieden van het plan in eerste instantie te worden getoetst aan artikel 3.2.
Daarin wordt geregeld dat de karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied minimaal 20 dB dient te zijn. Indien er door de gemeente hogere waarden worden vastgesteld, dient vervolgens te worden voldaan aan de voorwaarden volgens artikel 3.3 lid 1.
Hierin is geregeld dat in geval van wegverkeerslawaai de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner is dan het
verschil tussen de in dat besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting en 33 dB. Voor de bepaling van de vereiste karakteristieke geluidwering dient dan te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidsbelasting van alle wegen gezamenlijk zonder de aftrek artikel 110g van de Wgh.
Omdat er in onderhavig geval geen hogere waarde hoeven te worden vastgesteld, dient het plan slechts te voldoen aan de basiseis artikel 3.2, waarbij een minimale geluidwering van 20 dB wordt geëist.
4.3 Luchtkwaliteit
In de Wet luchtkwaliteit (2007) zijn normen opgenomen voor de kwaliteit van de buitenlucht. Deze normen hebben betrekking op de concentraties in de buitenlucht van een aantal luchtverontreinigende stoffen. Het betreft de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxide, fijn stof (PM10 en PM2,5), lood, koolmonoxide en benzeen. Deze wetgeving vloeit voort uit normen voor luchtkwaliteit die door de Europese Unie zijn gesteld.
Om aan deze Europese normen te voldoen zijn in Nederland extra maatregelen nodig, met name voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De Nederlandse overheid heeft hiervoor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgesteld. Projecten die van dit NSL deel uit maken hoeven niet afzonderlijk aan de wettelijke normen te worden getoetst. De bouw van een nieuwe woning vormt geen NSL-project, zodat een afzonderlijke toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beginsel vereist is.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit moet worden aangetoond dat bij de uitvoering van dat plan:
de wettelijke grenswaarden voor de genoemde stoffen niet worden overschreden, dan wel
bij een beperkte toename van de concentratie van één of meer van de genoemde stoffen door een met het project samenhangende maatregel/effect de luchtkwaliteit per saldo verbetert, dan wel
het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen.
Het betreft in deze gevallen projecten die geen deel uitmaken van het Nationaal Samenwerkingsprogramma ter bevordering van de luchtkwaliteit in Nederland. Aangetoond zal moeten worden dat de oprichting van de derde stal geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit in en rondom het projectgebied en of als gevolg daarvan een overschrijding van de in de wet opgenomen grenswaarden plaatsvindt. Gezien de actuele situatie in Nederland, is met name de beoordeling van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) van belang. De overige in de wet genoemde stoffen zijn in verband met aard van de activiteiten niet relevant.
Het betreft hier de bouw van een enkele woning. De verkeersbewegingen die deze woning met zich meebrengt zijn zodanig beperkt dat deze de luchtkwaliteit ter plaatse nagenoeg niet beïnvloeden. Bovendien is de achtergrondsituatie van de luchtkwaliteit in Gytsjerk en omgeving dusdanig dat deze ver beneden de wettelijke grenswaarden blijft.
4.4 Externe veiligheid
Ter voorkoming van onveilige situaties is regelgeving vastgelegd met als doel om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dergelijke ongevallen kunnen ontstaan doordat binnen bedrijven wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee. Tenslotte kunnen ook buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen in dit verband risicovol zijn. De risico’s worden bepaald aan de hand van het zogenaamde plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen). Voor deze drie situaties is verschillende wet- en regelgeving van toepassing, waarop onderstaand zal worden ingegaan.
Er is een buisleiding met aardgas gelegen aan de noordkant van het perceel. Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico (PR). Daarnaast ligt de huidige bedrijfswoning niet in de belemmerende strook (onderhoudsstrook). De belemmerende strook heeft de dubbelbestemming “Leiding-Gas” gekregen.
Het perceel is gelegen binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Het gaat om een buisleiding van 8 inch en 40 bar. Binnen een afstand van 95 meter dient de bebouwing geïnventariseerd te worden om het groepsrisico te bepalen (handboek buisleiding in bestemmingsplannen, 2010). Het bouwvlak van de nieuwe woning zal gelegen zijn op 95 meter vanuit de hart van de buisleiding. Het groepsrisico neemt hierdoor niet toe. Er is tevens niet sprake van een functie voor niet-zelfredzame personen.
Externe veiligheid is geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.5 Bodem
In het kader van de Wet bodembescherming dient te worden onderzocht of in het plangebied sprake is van bodemverontreiniging. De kwaliteit van de bodem is een belangrijk aspect. Uit de provinciale Signaleringskaart (mogelijke) bodemverontreiniging blijkt dat voor het plangebied geen verdachte (dat wil zeggen mogelijk verontreinigde) locatie te vinden is. Gezien het historisch agrarische gebruik (grasland en paardenbak) van de gronden, zijn er geen belemmeringen te verwachten en lijkt de bodem geschikt voor de nieuwe woonfunctie.
In het kader van de voor de bouw aan te vragen omgevingsvergunning zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
4.6 Natuur
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet Natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvouwdige regels ter bescheming van waardevolle natuur en minder administratieve lasten.
Met deze wet worden de Europese natuurrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet Natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.
Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Als het wek zo kan worden ingericht dat er geen schade wordt toegebracht aan beschermde soorten, hoeft er vooaf niets geregeld te worden.
Soortenbescherming
Het deel van het perceel waarop de woning is gepland is op dit moment in gebruik als (zandplaat). Gelet op het voorgaande zijn beschermde soorten in het plangebied niet te verwachten. Een nader onderzoek naar beschermde soorten kan achterwege blijven.
Wel dient in het kader van de sloopvergunning/omgevingsvergunning van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing een quickscan te worden gedaan naar de aanwezige soorten en zo nodig ontheffing te worden gevraagd bij de provincie.
Gebiedsbescherming
Naast soortenbescherming, worden ook bepaalde natuurgebieden als geheel beschermd tegen negatieve invloeden. De voor de ontwikkeling meest relevante gebieden, zijn de Natura - 2000 - gebieden. In dit geval de Groote Wielen.
Het Natura 2000 gebied "De Groote Wielen" ligt op een afstand van bijna 400 meter vanaf de gewenste nieuwbouw locatie. De realisatie van één extra woning heeft geen negatieve invloed op het voornoemde natuurgebied.
4.7 Archeologie
Op grond van de Wet op Archeologische Monumentenzorg (WAMz) moet bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeenten hebben sinds de inwerkingtreding van deze wet de verantwoordelijkheid om waardevolle archeologische locaties niet te (laten) verstoren. Belangrijk instrument is het op een juiste wijze opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en de vergunningverlening. In de Verordening Romte is de verplichting opgenomen om archeologische waarden af te wegen in ruimtelijke plannen (art. 2.2.1).
De provincie Fryslân heeft het initiatief genomen om, zoveel mogelijk in samenwerking met het rijk en de gemeenten, het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE is in de eerste plaats gebaseerd op twee bestaande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt de FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de omvang van de bodemingreep. Dit alles bij elkaar is vertaald in provincie dekkende kaarten die aangeven hoe er het beste met het bodemarchief kan worden omgegaan.
Uit raadpleging van de FAMKE kaart komt het volgende voor het betreffende perceel naar voren.
Steentijd: Onderzoek bij grote ingrepen
Van deze gebieden wordt vermoed, op basis van eerder onderzoek dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd al ernstig verstoord zijn. Voor de meeste kleine ingrepen is hier dan ook geen verder onderzoek noodzakelijk. Diepere sporen en vondsten kunnen evenwel nog intact zijn. Een uitzondering maken wij daarom voor zeer omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare. Voor dergelijke grote ingrepen adviseert de provincie een karterend proefsleuvenonderzoek. Aanbevolen wordt om hiervoor contact op te nemen met de provinciaal archeoloog.
Middeleeuwen: Karterend onderzoek 2
In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten.
De nieuw te realiseren krijgt een woonperceel van ongeveer 3000m². Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat nader archeologisch onderzoek niet nodig is.
4.8 Water
Vanwege het belang van het water in de ruimtelijke ordening, moet bij nieuwe ruimtelijke plannen worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. De verplichting hiertoe vloeit voort uit het bepaalde hieromtrent in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Waterschappen moeten daarom in een vroeg stadium betrokken worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Op 12 maart 2018 is een watertoets voor het plan gedaan. De uitkomst is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan Kooiweg 2 e.o. te Gytsjerk heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets (zie bijlage 1).
4.9 Conclusie
Op grond van hetgeen in de voorgaande paragrafen over de diverse omgevingsaspecten aan de orde is gekomen, kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor de onderhavige wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van de bouw van een nieuwe woning.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Het onderhavige bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. Het gebruik van de gronden wordt vastgelegd in de bestemmingsregels en op een digitale verbeelding. Dit vormt het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt de keuze voor de bestemming gemotiveerd.
De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.
Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het plan is leidend in geval van verschil tussen de digitale - en analoge versie.
5.1 Uitgangspunten
De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.
5.2 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
5.3 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 van de bestemmingsplanregels worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.
Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.
Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.
5.3.1 Enkelbestemmingen
- Tuin -
Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming Tuin opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Het oprichten van bebouwing binnen deze bestemming is niet toegestaan. Dit sluit aan op de gegroeide praktijk. Ter wille van een zekere flexibliteit mag een woonhuis binnen deze bestemming wel met een erker uitgebouwd worden. Ook de erfafscheidingen zijn hier lager: maximaal 1,00 m hoog voor de voorbouwgrens en achter die grens maximaal 2,00 m hoog.
- Wonen - vrijstaande woningen 1-
Bij de bestemmingen 'Wonen - vrijstaande woningen 1' gaat het om vrijstaande woningen, waarbij de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 4 en 10 meter mag bedragen. De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels).
De oppervlakte van de beroeps- of bedrijfsruimte mag 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel bedragen, met een maximum van 50 m².
Binnen de bestemmingen is een bepaalde mate van flexibiliteit mogelijk. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag besluiten, onder bepaalde voorwaarden, wijzigingen uit te voeren die betrekking hebben op de ligging van een bouwvlak.
- Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen -
Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning en ten behoeve van de woonfunctie. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goot-hoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een grote bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. DIt betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies.
5.3.2 Dubbelbestemmingen
- Leiding - Gas -
In het noordelijke deel van het plangebied loopt een (aard)gastransportleiding. Deze leiding is voorzien van een de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Hierdoor ontstaat een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van het hart van de leiding. In de belemmeringenstrook zijn bouwactiviteiten en bepaalde grondbwerkingen niet toegestaan, tenzij door het bevoegd gezag - gehoord de leidingbeheerder - vergunning heeft verleend.
- Waarde – Landschap (open landschap)
De dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (open landschap) is gelegd op de relatief open veenweidegebieden en de kleigebieden in het westelijk deel van de gemeente.
Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van het open karakter van deze gebieden en van de kenmerkende verkavelingstructuur. Die bescherming vindt plaats door middel van een vergunningstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zoals het veranderen van de verkavelingstructuur en het aanbrengen van grotere oppervlakten met opgaande beplanting.
Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.
-Anti-dubbeltelregel -
Deze regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regelt dat grond niet twee keer mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.
- Algemene bouwregels -
Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens is hierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.
- Algemene gebruiksregels -
Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd met de diverse bestemmingen zijn. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.
- Algemene afwijkingsregels -
In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.
-Overige regels -
In dit artikel is de verwijzingsregeling opgenomen. Indien gewijzigd wordt naar een bestemming die niet direct in de bestemmingsplanregels is opgenomen dan gelden de regels zoals in de bijlage bij de planregels is opgenomen.
Overgangs- en slotregels
- Overgangsrecht -
Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.
- Slotregel -
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
6.1 Economisch
De gemeente is niet in financiële zin betrokken bij de realisering van de nieuwe woning. De gemeente is met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst aangaan. Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.
6.2 Maatschappelijk
De procedure van het bestemmingsplan start met de ter inzage legging van het ontwerpplan, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertoe wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd, waarbij belanghebbenden een zienswijze op het plan kunnen indienen. Het besemmingsplan wordt, afhankelijk van eventuele zienswijzen (gewijzigd) door de raad vastgesteld. Na vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan opnieuw gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarbij de indieners van een zienswijze de mogelijkheid hebben om in beroep te gaan bij de Raad van State.