wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Nieuwstad 82, Burgum (wijziging ligging bouwperceel)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.00BPVIWP42-vg01 |
Plantype: | wijzigingsplan |
Toelichting wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan 'Buitengebied 2013, Nieuwstad 82 te Burgum (wijziging ligging bouwperceel)
2020
NL.IMRO.0737.00BPVIWP42
Inhoudsopgave
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
2.2.1 Streekplan en verordening Romte
2.3.1 Structuurvisie 'Finster op Romte' (2010 - 2020)
4.2 Landschap en Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Er is medewerking gevraagd aan een aanpassing van het bouwperceel van het agrarisch grondgebonden bedrijf op het perceel Nieuwstad 82 te Burgum ten behoeve van de bouw van een schuur. Om bedrijfstechnische redenen is het wenselijk om de ligging van het bouwperceel aan te passen.
Het is wenselijk (een compacte eenheid van bebouwing) om het bouwperceel in noordelijke richting te vergroten en in oostelijke richting te verkleinen. Daarom wordt met dit wijzigingsplan de vorm van het bouwvlak gewijzigd, waarbij de oppervlakte van 1,65 ha gelijk blijft. De planologische ruimte aan de oostzijde van het bedrijf wordt verschoven naar de noordzijde, zodat de nieuwe schuur ruimtelijk beter gepositioneerd kan worden.
1.2 Situatie
De locatie Nieuwstad 82 te Burgum ligt in het Woudenlandschap ten oosten van het dorp Burgum.
Bovenstaande afbeelding laat zien hoe het bestaande erf op dit moment is ingericht en functioneert.
- Vrachtvervoer nadert het erf voorwaarts vanaf de Nieuwstad.
Op het erf staat voor de loopstal een torensilo. Vrachtvervoer kan hier rondrijden en het erf weer voorwaarts verlaten. Vrachtauto’s hoeven niet te steken, hiermee is een verkeers- en erf veilige vervoersafwikkeling aanwezig.
- De oude loods stond tegenover de ligboxenstal naast de torensilo. Loop- en rijlijnen waren kort en overzichtelijk.
- De garage voor de bedrijfsauto’s stond aan de noordzijde ter hoogte van de achtergevel van de oude boerderij. Vanuit deze garage hoeft de bedrijfsauto niet onnodig over het erf.
- Naast de ligboxenstal voor de melkkoeien zijn de sleufsilo’s voor de ruwvoeders en de voerbijproducten aanwezig met daarachter een mestsilo. Op bovenstaande foto is het een en ander weergegeven, met de groene pijlen is de rijrichting aangeduid.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het voor dit wijzigingsplan relevante beleid besproken. In hoofdstuk 3
vindt een beoordeling van het project plaats. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridisch-bestuurlijke aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en de correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied liggen ten grondslag aan voorliggend wijzigingsplan. In dit bestemmingsplan is aandacht besteed aan het relevante beleid.
2.2 Provinciaal beleid- en regelgeving
2.2.1 Streekplan en verordening Romte
Op 13 december 2006 hebben Provinciale Staten van Fryslân het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de romte' vastgesteld. Hierin staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen. De beleidskaders zijn uitgewerkt in de Verordening Romte (geconsolideerde versie 4 maart 2015). Hierin geeft de provincie aan welke onderwerpen de provincie van provinciaal belang acht en op welke wijze de provinciale belangen moeten worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen.
Ruimtelijke kwaliteit
Volgens het Streekplan wordt in de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor landelijk gebied, een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen. In artikel 3.1.1, lid 1 van de Verordening Romte is deze procesvereiste opgenomen. De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf geeft een verantwoording over de wijze waarop het plan rekening houdt met en invulling geeft aan de ruimtelijke kwaliteit. Specifiek wordt hier verwezen naar de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.
Een belangrijk inhoudelijk uitgangspunt van het Streekplan is dat de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen in Fryslân herkenbaar blijven. Daarom bepaalt lid 2 van artikel 3.1.1 Verordening Romte dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied, zonodig regels worden opgenomen die ertoe strekken dat de kernkwaliteiten per landschapstype herkenbaar blijven. Het Streekplan hecht tevens specifiek belang aan een zorgvuldige landschappelijke inpassing van uitbreidingslocaties en agrarische bedrijven. Deze inhoudelijke voorwaarde regelt het derde lid van artikel 3.1.1 Verordening Romte. Het ruimtelijk plan dient een zorgvuldige inpassing binnen de landschappelijke kernkwaliteiten te borgen.
In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd dat aan deze bepalingen kan worden voldaan.
Archeologie
In artikel 3.1.2 van de Verordening Romte is opgenomen dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Famke.
In paragraaf 4.4 wordt gemotiveerd dat aan deze bepaling kan worden voldaan.
2.2.2 Grutsk op 'e Romte
Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 de structuurvisie “Grutsk op ‘e Romte” vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.
In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd op welke wijze aan dit beleid wordt bijgedragen.
2.3 Gemeentelijk beleid
2.3.1 Structuurvisie 'Finster op Romte' (2010 - 2020)
In januari 2010 is de Structuurvisie 'Finster op Romte' door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft de toekomstvisie weer van Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen kernen. Naast grote kernen als Burgum en Hurdegaryp en recreatieve kernen als Earnewald bestaat de gemeente uit kleine kernen.
Landschap
Het landschap is de toetssteen voor alle ontwikkelingen. Ontwikkelingen zijn vaak nodig en essentieel, maar het landschap dient hieronder niet te lijden. Dit betekent dat bij ruimtelijke ingrepen zorgvuldig wordt omgegaan met de schaal en maat van de te realiseren ontwikkeling in het gebied. Om de mogelijkheden in het landschap aan te geven is de gemeente Tytsjerksteradiel verdeeld:
Het oostelijke (besloten) gedeelte, inclusief de Trynwâlden;
Het westelijke (open) gedeelte.
Deze tweedeling is de basis voor de zonering in dynamiek. Daarbinnen wordt overigens nog wel gedifferentieerd. De stelregel bij beide regimes is gelijk: ontwikkelingen in het landschap kunnen, maar alleen wanneer zij zich voegen naar en passen in maat en schaal van het landschap.
In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd op welke wijze aan dit beleid wordt bijgedragen.
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Project
Het wijzigingsplan heeft betrekking op een aanpassing van de ligging van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf op het perceel Nieuwstad 82 te Burgum.
3.2 Ruimtelijke inpasbaarheid
Bestemmingsplan
De noordelijke strook, waar de uitbreiding van het bouwvlak is gesitueerd, heeft in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “buitengebied 2103” de bestemming “Agrarisch % cultuurgrond” met de dubbelbestemming “waarde – landschap (woudenlandschap). Dit betekent dat de gronden bestemd zijn voor cultuurgrond.
Het bestemmingsplan beschikt over een wijzigingsbevoegdheid (art. 6.6.1 onder a.) waarmee de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Agrarisch – grondgebonden’, mits:
1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond;
2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;
3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;
4. bij vergroting van het bouwperceel de noodzaak daarvan is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het agrarisch bedrijf, als bedoeld onder a. 3. voor minimaal 3 jaar is aangegeven;
5. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen ten hoogste:
a. 1,5 hectare per grondgebonden of niet%grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf circa 1 hectare groot is;
b. 2 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf circa 1, 5 hectare groot is;
c. 3 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a.1. genoemde bedrijf meer dan 1,5 ha groot is en mits er sprake is van een grondgebonden melkveehouderijbedrijf;
6. het nieuwe bouwperceel aansluitend op of in de onmiddellijke nabijheid van het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde agrarische bedrijf wordt gesitueerd;
7. de landschappelijke inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het
bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;
Het oostelijke deel van het bouwvlak heeft in de correctieve herziening van het buitengebied de bestemming ‘agrarisch – bedrijf grondgebonden’. Deze gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf. Het bouwperceel is in de correctieve herziening meegenomen omdat er ten onrechte een bouwaanduiding met maatvoeringen op de planverbeelding van het perceel is opgenomen.
In de correctieve herziening houdt het perceel dezelfde enkel% en dubbelbestemming als in het bestemmingsplan “Buitengebied 2013”. Alleen de bouwaanduiding op de planverbeelding wordt verwijderd. Het ontwerp van de correctieve herziening heeft enige tijd geleden ter inzage gelegen. Op het plan zijn een aantal reacties binnengekomen. Deze reacties zijn inmiddels verwerkt in een raadsvoorstel voor de vaststelling van de correctieve herziening. De vaststelling staat gepland voor de raadsvergadering van 4 juli 2019. Het vastgestelde plan ligt vervolgens voor een periode van zes weken ter inzage.
De correctieve herziening beschikt over een wijzigingsbevoegdheid (4.6.3 onder A.) waarmee het college het bestemmingsplan kan wijzigen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie, in die zin dat de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
2. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
In de overige regels van de correctieve herziening wordt aangegeven dat de regels van het
bestemmingsplan ‘Buitengebied 2013’ van toepassing zijn voor toe te passen regels voor
wijzigingsbevoegdheden. Dit houdt in dat voornoemde wijzigingsbevoegdheden, juridisch gezien, toegepast kunnen worden ondanks dat de bevoegdheden in verschillende plannen zijn opgenomen.
Een toetsing van het verzoek aan de uitgangspunten van de wijzigingsbevoegdheid levert het volgende beeld op.
Art. 6.6.1 onder a van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2013’
Ad. 1. Het bedrijf heeft een milieu melding voor 170 st. melkrundvee (zoogkoeien), 90 st jongvee (vrouwelijk jongvee tot 2 jaar) en 80 schapen gedaan. Verder beschikt het bedrijf over ongeveer 494000m² grond. Met het oog op het voorgaande kan worden geconstateerd dat het om een volwaardig agrarisch bedrijf gaat.
Ad. 2. De aanvrager is eigenaar van het bedrijf en staat als melk/veehouderijbedrijf ingeschreven bij de kamer van koophandel.
Ad. 3. Door het toepassen van de gevraagde wijzigingsbevoegdheid neemt de oppervlakte van het bouwvlak en het aantal te houden dieren niet toe. Met de wijziging wordt een goede routing op het bedrijfsperceel en extra onderdak voor het materieel gefaciliteerd.
Ad. 4. Niet van toepassing.
Ad. 5. Het bouwvlak bedraagt ongeveer 1,6 hectare. Deze oppervlakte blijft gelijk.
Ad. 6. De noordelijke strook waar de nieuwe loods is gesitueerd sluit aan op het bestaande bouwvlak
Ad. 7. Bestaande situatie: het bedrijf ziet er netjes en compact uit. Het is gelegen op de overgang van de es van de Noardermar naar het singellandschap, richting de open Soestpolder en Burgumer Mar. Van de hogere naar de lager gelegen gronden. In dit landschapstype komen houtsingels / elzensingels voor.
Nieuwe situatie: het bouwvlak van het bedrijf wordt in noordelijke richting aangepast, daarvoor dient een sloot te worden gedempt en de bijbehorende houtsingel te worden verwijderd. Daar zijn wij zeer terughoudend in, maar we willen de bedrijfsaanpassing niet tegen houden. Daarom is landschappelijke inpassing aan noordzijde nodig, zodat ook de landschappelijke kamer aan deze kant weer “gesloten” wordt.
Inpassing: uitgangspunt nieuwe beplanting: aan noordzijde versterken / herstellen. inpassing is dan ook te verantwoorden voor dit project.
Beplantingsplan (aanleg houtsingel; zie ook onderstaande verbeelding) •
Plantafstand in de rij: maximaal 1,00 meter.
- Sortiment: zwarte els (80%), 20 % aanvullen met eik, es, berk, lijsterbes, vlier, meidoorn e.d.
- De uiteindelijke bedekking van een houtsingel dient tenminste 90% te bedragen.
Art. 4.6.3 onder A.
Ad. 1. Uit de hiervoor aangegeven informatie blijkt al dat het hier om een grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering gaat.
Ad. 2. Het bouwperceel is 1,65 ha. groot. Met de aanpassing van de ligging van het bouwperceel wordt het bouwperceel niet vergroot.
3.3 Functionele inpasbaarheid
Het wijzigingsplan heeft betrekking op aanpassing van een reeds bestaand en juridisch /planologisch toegestaan grondgebonden agrarisch bedrijf. De gemeente wil de agrarische sector ruimte bieden, ruimte om uit te breiden, maar binnen de stelregel van een zorgvuldige inpassing in het landschap.
3.4 Conclusie
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past ruimtelijk inpasbaar is.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
De toetsingscriteria uit het bestemmingsplan Buitengebied 2013 schrijven voor dat een wijzigingsplan onderbouwd dient te worden ten aanzien van de omgevingsaspecten. Er dient aangetoond te worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de bodem, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de milieuaspecten en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de verkeersaspecten, de geluidsaspecten, de luchtkwaliteit en de externe veiligheid. Daarnaast is het een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren.
4.2 Landschap en Cultuurhistorie
Sinds 2012 is het wettelijk verplicht om cultuurhistorische (cultuurlandschappelijke en bouwhistorische) waarden mee te nemen en af te wegen in ruimtelijke plannen (Bro art. 3.1.6). Daarnaast is in de Verordening Romte (art. 2.1.1) de verplichting opgenomen om aan te geven op welke wijze het plan rekening houdt met respectievelijk invulling geeft aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Deze zijn specifiek beschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte, het bestemmingsplan Buitengebied 2013, Landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten Grutsk op 'e Romte
In Grutsk op 'e Romte worden twee schaalniveaus gehanteerd:
het provinciale schaalniveau, met structuren die belangrijk zijn voor de provincie als geheel; dit zijn grote, regio overschrijdende eenheden die niet binnen bepaalde regionale en/of gemeentelijke grenzen onder te brengen zijn. De voorgenomen activiteit doet geen afbreuk aan deze gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang.
het deelgebied schaalniveau, met structuren die met name binnen een bepaald deelgebied representatief en van belang zijn; dit zijn structuren op regionale schaal, die gekoppeld zijn aan specifieke deelgebieden binnen de provincie. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Noordelijke Wouden. Ter plaatse van het plangebied zijn geen provinciale belangen aangeduid.
Landschap en ruimtelijke kwaliteit Bestemmingsplan Buitengebied 2013
In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is op hoofdlijnen in beeld gebracht welke cultuurhistorische waarden aanwezig zijn in het buitengebied. Het gaat daarbij vooral om ontginningspatronen, landschapselementen en bebouwingselementen. Voor het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische elementen of patronen aangegeven.
Het plangebied ligt in het oostelijke open gedeelte van de gemeente. Dit landschap is in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 aangemerkt met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)'. Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van het besloten karakter van deze gebieden en van de kenmerkende verkavelingstructuur.
Voor de inpassing van de nieuwe schuur is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie paragraaf 3.2 onder ad. 7) , waarmee rekening is gehouden met de kernkwaliteiten van het Woudenlandschap ter plaatse. Het inpassingsplan is geaccordeerd door het bevoegd gezag (de gemeente).
4.3 Bodem
In het geval er nieuwe gebouwen opgericht worden, waar mensen gemiddeld langer dan twee uur per dag verblijven, dient voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouw, de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt te zijn bevonden voor het toekomstig gebruik.
De te bebouwen grond is in het verleden alleen als agrarische grond (weide) in gebruik geweest. Er is geen reden om aan te nemen dat de bodemgesteldheid niet geschikt zou zijn voor de realisatie van een schuur.
4.4 Archeologie
Gemeenten hebben sinds de inwerkingtreding van deze wet de verantwoordelijkheid om waardevolle archeologische locaties niet te (laten) verstoren. Belangrijk instrument is het op een juiste wijze opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en de vergunningverlening. In de Verordening Romte is de verplichting opgenomen om archeologische waarden af te wegen in ruimtelijke plannen (art. 2.2.1).
Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Wet op Archeologische Monumentenzorg moet bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Voor het bureau-onderzoek hebben wij de FAMKE kaart geraadpleegd. De FAMKE kaart geeft de volgende adviezen. Voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten.
Voor de priode Steentijd - Bronstijd
Dit betreft reeds bekende vuursteenvindplaatsen. Een gedeelte hiervan is mogelijk al verstoord. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 50m² deze vindplaatsen middels een waarderend archeologisch onderzoek te onderzoeken. Op de Archeologische kwalitatieve verwachtingskaart en uit bijbehorend rapport voor de periode Steentijd tot en met vroege Bronstijd blijkt dat de vindplaats onderzocht en geheel verstoord is (zie onderstaand fragment).
Voor catalogusnummer 157 zijn onderstaande gegevens bekend.
De wijziging van de oppervlakte aanduiding heeft betrekking op ongeveer 3500 m². Gelet op de FAMKE kaart en de inventarisatie voor de vuursteenvindplaats kan nader archeologisch onderzoek achterwege blijven.
4.5 Natuur
Vanaf 1 januari 2017 is de nieuw Wet Natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvouwdige regels ter bescherming van waardevolle natuur en in minder administratieve lasten.
Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.
Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Als het werk zo kan worden ingericht dat er geen schade wordt toegebracht aan beschermde soorten, hoeft er vooraf niets geregeld te worden.
Soortenbescherming
Het gebied waar de uitbreidingis gepland, wordt op dit moment gebruikt als grasland. Beschermde soorten zijn daarom in het plangebied niet te verwachten. Een nader onderzoek naar beschermde soorten kan achterwege blijven.
Gebiedsbescherming
Naast soortbescherming, worden ook bepaalde natuurgebieden als geheel beschermd tegen negatieve invloeden. De voor de ontwikkeling meest relevante gebieden, zijn de Natura-2000-gebieden.
Het houden van rundvee resulteert in de uitstoot van onder andere ammoniak en daardoor neerslag van stikstof op Natura 2000-gebieden. Er is sprake van externe werking door de aard van het bedrijf en de effecten die kunnen optreden. De Wet Natuurbescherming is in dit kader het beoordelingskader. Zolang de werkzaamheden een voortzetting zijn van bestaand gebruik is een nieuwe passende beoordeling niet nodig.
Uit de Aerius berekening blijkt dat de uitbreiding van het bedrijf met een schuur geen extra stikstofuitstoot geeft (zie bijlage 1).
4.6 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf) en milieugevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen). Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld scholen).
Geurhinder
Geurhinder kan optreden door het houden van dieren, de opslag en bewerking van mest en door de opslag en bewerking van veevoer.
Het houden van landbouwhuisdieren
Geurhinder vanwege het houden van landbouwhuisdieren in stallen wordt in Nederland getoetst middels de regels in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Met minimumafstanden en maximale waarden voor geurbelasting krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen overmatige geurhinder. De voorschriften uit de Wgv zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit.
De meest nabije woonbestemming ligt aan de Nieuwstad 84 te Burgum. Dit perceel is het dichtstbijzijnde geurgevoelige object en moet in deze situatie beoordeeld worden.
Een uitbreiding van het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf mag niet plaatsvinden indien de afstand tot het geurgevoelig object (woning van derden) buiten de bebouwde kom minder dan 50 meter bedraagt. Het gaat om de afstand vanaf het bouwvlak van het agrarisch bedrijf tot de grens van het bouwvlak van een geurgevoelig object.
Het perceel Nieuwstad 84 te Burgum ligt op ruim 75 meter afstand, gemeten vanaf het bouwvlak van de woning tot aan het nieuw te vormen bouwvlak van het agrarisch grondgebonden bedrijf. Er wordt daarmee voldaan de voorschriften.
Overige activiteiten
Overige activiteiten, zoals de opslag van mest en veevoer, kunnen lokaal geurhinder veroorzaken. Geurhinder kan worden voorkomen door voldoende afstand te houden tussen de geurbron en een geurgevoelige locatie. Er wordt voldaan aan de afstanden die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De afstanden tot en de geurbelasting op de geurgevoelige objecten staat de planontwikkeling niet in de weg.
4.7 Geluid
De uitbreiding heeft niet betrekking op een geluidsgevoelige functie. Er behoeft dan ook geen nader akoestisch onderzoek plaats te vinden.
4.8 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur.
Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.
De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.
Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.
4.9 Externe veiligheid
Ten aanzien van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn (Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen), transportroutes waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (thans de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en binnenkort het Besluit externe veiligheid trans-portroutes met bijbehorend Basisnet) en buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen). De belangrijkste risicomaten zijn het plaatsgebonden risico (grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten) en het groepsrisico (oriëntatiewaarde, waar aan moet worden getoetst bij ontwikkelingen in het invloedsgebied).
Er ligt een gasleiding ten zuiden van het bouwperceel. Door de wijziging van de ligging van het bouwvlak komt de nieuwe schuur op een afstand van 100 meter vanaf de belemmeringenstrook te liggen. Hiermee wordt voldoende afstand tot de aan de leiding aangehouden.
4.10 Water
Voor het plan Nieuwstad 82, Burgum is een watertoets aangevraagd waaruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.
Werkwijze watertoetsprocedure
Vanaf 2018 worden alle aanvragen uit de digitale watertoets digitaal afgehandeld. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de normale procedure standaard een wateradvies verstrekt. Wanneer noodzakelijk geacht volgt nog wateradvies nog een aanvulling per email.
Waterparagraaf
Dit wateradvies geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit. Het is de bedoeling dat op basis van dit document het plan wordt uitwerkt. Uit de waterparagraaf moet duidelijk blijken wat voor wateraspecten van toepassing zijn en hoe hier in het plan rekening mee wordt gehouden. Indien nodig verzoekt het wetterskip om de wateraspecten te borgen op de Verbeelding en in de Regels van het plan. Ruimtelijke plannen hebben soms een lange doorlooptijd. Tegelijkertijd ontstaan er soms veranderende inzichten in het beleid ten aanzien van de waterketen, waterkeringen en het watersysteem. Om te garanderen dat de juiste uitgangspunten worden toegepast in de planvorming hanteert het waterschap een uiterste houdbaarheidsdatum van maximaal 1 jaar. Wanneer deze termijn verstreken is kan u contact woden opgenomen met het waterschap voor een eventuele verlenging van nogmaals 1 jaar.
Leidraad Watertoets
De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee rekening moet worden gehouden en is informatie te vinden over de te nemen maatregelen. De leidraad is de te vinden via deze link: www.wetterskipfryslan.nl/vergunningen-wetten-en-regels/online-watertoets-voor-nieuwe-plannen.
Wateraspecten en aandachtspunten
Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied. Hier gelden de normen uit de Drinkwaterwet. Bepaalde risicovolle activiteiten zijn verboden op grond van de provinciale milieuverordening. De provincie is hier het bevoegd gezag. Voor meer informatie over eventuele beperkingen die gelden in dit gebied kunt u contact opnemen met de provinsje Fryslân.
Toename verharding
It wetterskip vraagt om de volgende passage op te nemen over het onderdeel toename verharding. Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m² in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Zie de Leidraad watertoets voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.
Demping van oppervlaktewater
Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping is een watervergunning nodig. Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderdeel Waterwet in deze uitgangsnotitie.
Relatie tussen Water en Ruimte
Het veiligheidsbeleid van het waterschap en de ruimtelijke ordening ontmoeten elkaar op verschillende momenten. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het bestemmen van reserveringszones achter primaire waterkeringen en bij het bestemmen van regionale voormalige zeedijken tot waterkering in de bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen nieuwbouw plaatsvindt op locaties boven 'maatgevend boezempeil, gemiddelde waterstand tijdens maatgevende omstandigheden' die eenmaal per 100 of 300 jaar kunnen optreden, wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen. Voor het bepalen van de hoogteligging van het plangebied wordt verwezen naar http://www.ahn.nl/index.html
Ruimtelijke adaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op De Friese klimaatatlas : www.frieseklimaatatlas.nl
Convenant Erfafspoeling, agrarische bedrijven
Vanaf het erf mogen geen verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Door mest en perssappen uit de voeropslagen kan verontreiniging worden veroorzaakt als deze naar de bodem of het oppervlaktewater (af)stromen. Per 1 januari 2018 is de Maatlat Schoon Erf van kracht, www.maatlatschoonerf.nl De maatlat is opgenomen in de MIA/Vamil regeling. Ook door afstromend regenwater dat in contact is geweest met een niet bezemschoon erf en een niet bezemschone voeropslag kan het oppervlaktewater verontreinigd worden. De initiatiefnemer dient deze erfafspoeling te allen tijde te voorkomen door bepaalde maatregelen te nemen. Voor informatie en advies over erfinrichting kan contact worden opgenomen met cluster Handhaving van Wetterskip Fryslân.
Informatie waterobjecten
Voor meer informatie over bijvoorbeeld de ligging en de beheer- en onderhoudsstatus van waterobjecten in het plangebied wordt verwezen naar leggerkaart op onze website: www.wetterskipfryslan.nl/kaarten/leggerkaart
Beleid Wetterskip Fryslân
En wat doen we morgen met water? In het Waterbeheerplan 2016 2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen voor de komende jaren, voor meer informatie zie onze website www.wetterskipfryslan.nl/waterbeheerplan-2016-2021
Waterwet
Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken is een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. Er kan worden gechecked wat nodig is. Op de website www.wetterskipfryslan.nl staat meer informatie aan over de Waterwet. Daar kan onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning worden gedownload.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Algemeen
Op de locatie waar het nieuwe bouwvlak wordt gesitueerd is het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Tytsjerksteradiel van kracht (vastgesteld 27 juni 2013). Het plangebied heeft de volgende bestemmingen:
Agrarisch - Bedrijf grondgebonden;
Waarde - Landschap (Woudenlandschap)
De dubbelbestemming Waarde - Landschap (Woudenlandschap) blijft gehandhaafd in dit wijzigingsplan. Het voorliggende wijzigingsplan maakt na het onherroepelijk worden deel uit van het moederplan.
5.2 Verbeelding
Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Deze verbeelding vervangt de in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied 2013 opgenomen verbeelding. Op de verbeelding is het nieuwe bouwperceel aangegeven.
Voor de ondergrond van de plankaart is gebruik gemaakt van de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN), waar nodig aangevuld met de kadastrale kaart. Na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.
5.3 Regels
Op het wijzigingsplan zijn de regels van het moederplan van toepassing. De bestemmingen die op dit wijzigingsplan van toepassing zijn, zijn in de regels opgenomen. Deze bevatten dezelfde bepalingen als de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en de correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
6.1 Economisch
De benodigde grond is in eigendom van de aanvrager. Tussen de aanvrager en gemeente zal, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst worden gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.
6.2 Maatschappelijk
Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er is geen geen zienswijze ingediend.